Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, Scherpenbergsebaan 8a
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0840.9000B0003-VO01
1 Inleidende regels
  
Artikel 1 Begrippen
  
1.1 plan
 
het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 Scherpenbergsebaan 8a te Schijf van de gemeente Rucphen;
  
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.9000B0003-VO01 met bijbehorende regels en bijlagen;
  
1.3 -jaarszone kwetsbaar
gebied waarbinnen het grondwater een periode van 25 jaar nodig heeft om de pompputten te bereiken;
  
1.4 AAB
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;
  
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  
1.8 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie;
  
1.9 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie in de woning en de bijbehorende bouwwerken kunnen worden uitgeoefend door de hoofdbewoners dan wel eigenaren van de woning en de bijbehorende bouwwerken. Gebruik mag niet leiden tot afbreuk en belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing en geen belemmering opleveren voor de doorstroming van het verkeer op de openbare weg. De activiteit aan huis mag niet vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en daarop baseerde AMvB's. Er mag geen buitenopslag of bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen;
  
1.10 abiotische waarden
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);
  
1.11 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht;
  
1.12 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren;
  
1.13 agrarisch-technisch hulpbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;
  
1.14 agrarisch-verwant bedrijf
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven;
  
1.15 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
  
1.16 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;
  
1.17 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
  
1.18 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
  
1.19 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
  
1.20 attentiegebied ecologische hoofdstructuur
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;
  
1.21 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  
1.22 bebouwingscluster
een vlakvormige verzameling van gebouwen;
  
1.23 bebouwingsconcentratie
een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;
  
1.24 bebouwingslint
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies;
  
1.25 bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;
  
1.26 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Aanverwante voorzieningen, zoals speeltuintjes, stallingen, detailhandel, horeca en dergelijke zijn niet toegestaan;
  
1.27 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
  
1.28 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
  
1.29 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer dan wel exploitatie;
  
1.30 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
  
1.31 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
  
1.32 beperkt kwetsbaar object
onder een beperkt kwetsbaar object worden verstaan:
  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en;
  2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. kantoorgebouwen;
  4. hotels en restaurants;
  5. winkels;
  6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  8. bedrijfsgebouwen;
  9. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  10. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
 
1.33 bergbezinkbassin:
ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;
  
1.34 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
 
1.35 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
  
1.36 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  
1.37 bijbehorende bouwwerken
een bij een (bedrijfs)woning bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  
1.38 bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  
1.39 boerderijkamer / appartement
(deel van) een voormalig agrarisch gebouw dat wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers van beperkte omvang;
  
1.40 boringvrije zone
gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten slecht doorlaatbare kleilaag bevindt;
  
1.41 bos
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en extensieve recreatie;
  
1.42 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  
1.43 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
  
1.44 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  
1.45 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
  
1.46 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
  
1.47 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
  
1.48 camping
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  
1.49 caravan
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan;
  
1.50 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;
  
1.51 cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
  
1.52 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
een bouwwerk dat is opgenomen in bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan en overige gemeentelijke en rijksmonumenten. Bij verbouwing of vervanging van deze bouwwerken dient advies te worden ingewonnen bij een algemeen erkende organisatie op het gebied van cultuurhistorie, zoals stichting Brabantse Heem;
  
1.53 dagrecreatie
recreatieve activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, die plaats vinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;
  
1.54 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  
1.55 differentiatievlak
een als zodanig door differentiatiegrenzen omsloten vlak dat dient ter verbijzondering van een bestemming;
  
1.56 duurzame locatie
een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu-oogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwvlak voor een intensieve veehouderij;
  
1.57 ecologische hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
  
1.58 ecologische verbindingszone
een langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd (al dan niet aaneengesloten);
  
1.59 ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde of oorspronkelijke natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
  
1.60 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
  
1.61 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
  
1.62 extensieve (dag)recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en paardrijden;
  
1.63 extensief recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met inbegrip van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair;
  
1.64 extensiveringsgebied
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur;
  
1.65 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
  
1.66 glastuinbouwbedrijf
een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf, waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen of permanent aanwezige tunnels, met een hoogte van 1 meter of meer;
  
1.67 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  
1.68 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
  
1.69 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructies in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het bieden van huisvesting aan die paarden, het beoefenen van de paardensport, het organiseren van hippische evenementen en exploitatie van bijbehorende voorzieningen waaronder begrepen een kantine of soortgelijke ondersteunende horecavoorziening;
  
1.70 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  
1.71 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode (Lden) uitgedrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  
1.72 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
  
1.73 groenblauwe mantel
gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;
  
1.74 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Voorbeelden zijn onder andere akkerbouw- en fruitteeltbedrijven en melkveehouderijbedrijven;
  
1.75 hobbymatig houden van paarden
het niet bedrijfsmatig houden van paarden, zodat er geen sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en niet is gericht op het generen van winst;
  
1.76 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;
  
1.77 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
  
1.78 horecabedrijf
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
  
1.79 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
  
1.80 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij;
  
1.81 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
  
1.82 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
  
1.83 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  
1.84 kamperen bij de boer
kleinschalige recreatieve activiteit bij een agrarisch bedrijf in de periode van 1 maart tot en met 15 november per kalenderjaar voor ten hoogste 25 kampeermiddelen;
  
1.85 kantine
verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen;
  
1.86 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
  
1.87 kas
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;
  
1.88 kernrandzone
overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;
  
1.89 kleinschalig kamperen/minicamping
het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen;
  
1.90 kwetsbaar object
onder een kwetsbaar object worden verstaan:
  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  2. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m²;
      • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
 
1.91 kunstwerken
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;
  
1.92 landschapselementen
ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 hectare;
  
1.93 landschappelijke inpassing
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de structuur van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;
  
1.94 landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
  
1.95 LPG-doorzet
de doorzet van LPG in m3 per jaar;
  
1.96 maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
  
1.97 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
  
1.98 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
  
1.99 manege
een bedrijf kan als manege worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden. De meeste maneges hebben een kantine ingericht om klanten te ontvangen met de mogelijkheid voor het schenken van een drankje;
  
1.100 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
  
1.101 molenbiotoop
de omgeving waarmee een molen in relatie staat en van fundamenteel belang is voor de werking en het behoud van de molen;
  
1.102 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende, gewenste of oorspronkelijke waarden in verband met biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;
  
1.103 nevenactiviteit
een activiteit die als ondergeschikte functie bij het agrarisch bedrijf kan worden uitgevoerd om daarmee inkomsten voor het bedrijf kan genereren;
  
1.104 niet grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;
  
1.105 nieuwvestiging
projectie van een al dan niet gekoppeld bouwvlak op een locatie die niet is voorzien van de aanduiding 'bouwvlak';
  
1.106 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten in lijn met de bestemming dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd;
  
1.107 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  
1.108 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
  
1.109 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
  
1.110 ondergeschikte activiteit
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
  
1.111 ondersteunende horeca
horeca van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. Voor ondersteunende horeca geldt dat het horeca betreft ter ondersteuning van een andere hoofdfunctie / andere activiteit van het bedrijf. Het verstrekken van horeca aan derden is niet toegestaan, waarbij onder derden wordt verstaan: mensen / groepen die niet specifiek voor de hoofdfunctie van het bedrijf komen, zoals passanten. Het organiseren van feesten en partijen en dergelijke is tevens niet toegestaan;
  
1.112 omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm, dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm;
  
1.113 overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf
een niet grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;
  
1.114 overige teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen die niet vallen onder de categorieën teeltondersteunende kassen, permanente teeltondersteunende voorzieningen of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, zoals stellages met regenkappen bij grondgebonden teelt van zacht fruit en boomteelthekken. Boomteelthekken betreffen permanente voorzieningen buiten het bouwvlak;
  
1.115 paardenbak
een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;
  
1.116 peil
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
 
1.117 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf dan wel vaste woon- of verblijfplaats;
  
1.118 permanente teeltondersteunende voorzieningen
permanente voorzieningen zijn teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen) en containervelden (lage permanente teeltondersteunende voorzieningen). Permanente voorzieningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht. De uitstraling (ruimtelijke impact) en (economische) duurzaamheid van dit soort voorzieningen is dusdanig dat dit alleen binnen het bouwvlak thuishoort. Deze voorzieningen hebben geen directe relatie met het grondgebruik;
  
1.119 productiegerichte paardenhouderij
een bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden dan wel een bedrijf dat is gericht op het africhten, opleiden, trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's al dan niet in combinatie met het fokken van paarden en/of pony's. Voorbeelden van productiegerichte paardenhouderijen zijn: een paardenfokkerij, hengsten- en/of merriehouderij, paardenmelkerij met daaraan ondergeschikt een africhtingsstal, trainingsstal, handelsstal, stalhouderij en/of pensionstalling. Tevens is als ondergeschikte nevenactiviteit het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies toegestaan. Het exploiteren van een manege is niet toegestaan;
  
1.120 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  
1.121 recreatie
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;
  
1.122 recreatieve bewoning
bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie. Permanente bewoning en huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan;
  
1.123 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning. Onderbouwen dan wel onderkelderen van een dergelijk gebouw is niet toegestaan;
  
1.124 sanitaire voorziening
een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, welke ten dienste staat als sanitaire voorziening ten behoeve van het houden van een kampeerterrein;
  
1.125 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  
1.126 slopen
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;
  
1.127 Staat van Horeca-activiteiten
een als bijlage 3 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende Staat van horeca-activiteiten;
  
1.128 stacaravan
een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en dat door aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen;
  
1.129 standplaats
een kavel welke zich bevindt op een kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, stacaravan of vakantiebungalow;
  
1.130 statische opslag
opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  
1.131 teeltondersteunende kas
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (hoger dan 1,5 meter) worden beschouwd als een kas;
  
1.132 teeltondersteunende voorzieningen
een voorziening in, op of boven de grond die door de agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
  1. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  2. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  3. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water). Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten;
 
1.133 theeschenkerij
kleinschalige horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het tegen betaling verstrekken van niet-alcoholische dranken en kleine gerechten;
  
1.134 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten. Onder tijdelijk wordt verstaan dat deze teeltondersteunende voorzieningen op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik;
  
1.135 tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders:
het huisvesten van seizoenarbeiders(tijdelijke arbeidsmigranten), die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  
1.136 trekkershut
een kampeerhuisje bestaande uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;
  
1.137 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  
1.138 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
  
1.139 vakantiebungalow / chalet
een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd als onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;
  
1.140 verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
  
1.141 verkoop eigen vervaardigde producten
verkoop van op het agrarisch bedrijf geproduceerde of gefokte producten, zoals een vleesverkoop, kaasmakerij of ijsmakerij;
  
1.142 verkoop streekeigen en biologische producten
verkoop van streekeigen of biologische producten die op ambachtelijke wijze zijn vervaardigd;
  
1.143 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
  
1.144 verwevingsgebied
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur;
  
1.145 volumineuze goederen
goederen die vanwege hun omvang een grote oppervlakte nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, en dergelijke;
  
1.146 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;
  
1.147 voorgevellijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  1. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  2. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien de afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
 
1.148 voormalige agrarische bedrijfslocatie
een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan;
  
1.149 voormalige (agrarische) bedrijfswoning
voormalige (agrarische) bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf en/of van omliggende bedrijven;
  
1.150 vormverandering van een bouwvlak
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;
  
1.151 waterberging
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;
  
1.152 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals waterlopen en watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen en dergelijke;
  
1.153 waterwinbedrijf
een bedrijf gericht op het winnen van water uit het waterwingebied met bijbehorende voorzieningen zoals een retentievijver, een onthardingsinstallatie en kalk-opslag;
  
1.154 waterwingebied
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare watervoorziening door onttrekking van grondwater;
  
1.155 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;
  
1.156 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
  
1.157 woonunit
een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;
  
1.158 zomerseizoen
de periode van 1 maart tot 15 november.
  
Artikel 2 Wijze van meten
  
2.1 Algemeen
   
2.1.1 afstanden
 
van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw
2.1.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;
  
2.1.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en de zijgevel van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  
2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  
2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  
2.1.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  
2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  
2.1.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  
2.1.9 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.
  
2.2 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
  
2.3 Relatie
Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
  
2 Bestemmingsregels
  
Artikel 3 Wonen
  
3.1 Bestemmingsomschrijving
  
3.1.1 Bestemming
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met daaraan ondergeschikt een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. instandhouding van de in bijlage 2 van deze regels opgenomen cultuurhistorische waardevolle objecten voor zover deze niet reeds zijn beschermd op basis van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening.
  3. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens de bestaande caravanstalling;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens de bestaande hovenier;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens het bestaande kantoor;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': voor opslag;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens het bestaande aannemersbedrijf;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - montagebedrijf': tevens het bestaande montagebedrijf;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – stukadoor': tevens de bestaande stukadoor;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – visrokerij': tevens de bestaande visrokerij;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping', een minicamping gedurende het zomerseizoen, met maximaal 25 kampeermiddelen;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - expositieruimte', tevens een expositieruimte;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning;
  14. ter plaatse van de aanduiding 'verkoop eigen producten': tevens de bestaande verkoop van eigen producten;
  15. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
 
3.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 3 lid 1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
 
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 meter;
  2. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal woningen is toegestaan.
 
3.2.2 Hoofdgebouwen
 
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
  4. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt ter plaatse van de op de kaart aangegeven aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' de aangegeven goot- en/of bouwhoogte;
  5. de inhoud bedraagt maximaal 600 m³, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximale inhoud' maximaal 250 m³ bedraagt;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' bedraagt de oppervlakte maximaal ten behoeve van de caravanstalling 1.000 m².
  7. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  8. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  9. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter.
 
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
 
Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  5. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevellijn van de woning bedraagt minimaal 1 meter;
  6. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter.
 
3.2.4 Recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'
 
Recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
  2. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 meter;
  3. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 meter;
  4. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de op de kaart ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' aangegeven oppervlakte;
  5. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  6. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  7. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  8. maximaal één bijbehorend bouwwerk is bij een recreatiewoning toegestaan;
  9. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3 meter;
  10. de oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
 
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. bij een woning mag maximaal één niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. het zwembad binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak wordt opgericht;
    2. de afstand tot de voorgevellijn van de woning minimaal 3 meter bedraagt;
    3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter bedraagt;
    4. de afstand tot de woning maximaal 20 meter bedraagt;
  2. de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt maximaal 2,5 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Paardenbak
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:
  1. per woning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  2. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de woning;
  3. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  4. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 meter bedraagt;
  5. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  6. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 meter bedraagt.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen gebruik
 
In aanvulling op het bepaalde in artikel 5 lid 1.1 is tevens ondergeschikt aan deze bestemming toegestaan:
  1. het gebruik van de gronden voor het oprichten van een paardenbak.
 
3.4.2 Verboden gebruik
 
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;
  4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten dan wel een bed and breakfast;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Mantelzorg
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 3 lid 1.1 juncto lid artikel 3 lid 4 onder c voor:
  1. het inrichten van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
    2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijbehorend bouwwerk is gehuisvest;
    3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    4. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg maximaal 70 m² bedraagt. De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in lid artikel 3 lid 2.3;
    5. het betreffende bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend voor mantelzorg worden gebruikt indien het via minimaal één doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;
    6. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
  2. het plaatsen van één tijdelijke vrijstaande woonunit ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
    2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een tijdelijke woonunit is gehuisvest;
    3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    4. plaatsing van een tijdelijke woonunit is uitsluitend binnen het bouwvlak en minimaal 2 meter achter de voorgevel van de woning toegestaan;
    5. de goothoogte van een tijdelijke woonunit bedraagt maximaal 3 meter;
    6. de bouwhoogte van een tijdelijke woonunit bedraagt maximaal 5 meter;
    7. de oppervlakte van een tijdelijke woonunit bedraagt maximaal 70 m². De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in lid artikel 3 lid 2.3;
    8. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als van de tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de tijdelijke woonunit wordt verwijderd.
 
3.5.2 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 3 lid 1.1 juncto lid artikel 3 lid 4 sub d voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  2. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aangezien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken dat wordt gebruikt voor de activiteiten bedraagt maximaal 70 m²;
  4. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  5. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  6. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.
 
3.5.3 Bed and breakfast
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 3 lid 1.1 juncto lid artikel 3 lid 4 onder d voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een bed and breakfast, met dien verstande dat:
  1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
  2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
  3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;
  4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
  5. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
  6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  7. permanente bewoning niet is toegestaan;
  8. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  10. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, binnen het bestaande bouwvlak;
  11. er mogen geen aanverwante voorzieningen gerealiseerd worden;
  12. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vergroting maximale inhoud woning
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen voor het vergroten van de maximale inhoud van een woning tot 750 m³, met dien verstande dat wordt voldaan aan artikel 2.2. van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011, die als bijlage 4 behorende bij deze regels is opgenomen.
  
3.6.2 Woningsplitsing
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' voor de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, met dien verstande dat:
  1. het een karakteristieke boerderij betreft, die is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;
  2. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;
  3. de kenmerkende vorm blijft gehandhaafd;
  4. bestaande bijgebouwen die aan het hoofdgebouw vast zitten, mogen bij de woning betrokken worden;
  5. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  6. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;
  7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
  
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming
 
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch grondgebruik;
  2. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'glastuinbouw', tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    2. 'intensieve veehouderij', tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
    3. 'paardenhouderij', tevens een productiegerichte paardenhouderij is toegestaan met daaraan ondergeschikt een kantoor met een maximale vloeroppervlakte van 50 m²;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. het behoud, herstel of de ontwikkeling van de abiotische, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en kenmerken;
  5. het behoud van de cultuurhistorische waarde van objecten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  6. wonen: per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met daaraan ondergeschikt een aan huis gebonden beroep met een maximale vloeroppervlakte van 50 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens een caravanstalling;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - eierhandel', tevens een eierhandel;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pakstal', tevens een pakstal;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening': uitsluitend voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een aannemersbedrijf;
  15. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens één recreatiewoning;
  16. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zend-/ontvangsinstallatie;
  17. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
 
4.1.2 Toelaatbare bebouwing
 
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid artikel 4 lid 1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen binnen het bouwvlak
 
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen en van de op de kaart ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' aangegeven maximum oppervlakte, met dien verstande dat wanneer geen oppervlakte is aangeduid het bouwvlak in zijn geheel mag worden bebouwd. De afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, dient minimaal 3 meter te bedragen. Daarnaast gelden de onder sub a tot en met sub e specifieke regels.
  
4.2.1.1 Bedrijfsgebouwen
 
Bedrijfsgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 meter;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 meter;
  3. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  4. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 meter.
 
4.2.1.2 Kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'
 
Bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 meter;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt maximaal 3 hectare;
  3. de afstand van kassen tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter.
 
4.2.1.3 Teeltondersteunende kassen (permanent)
 
Permanente teeltondersteunende kassen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 meter;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt maximaal 5.000 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'teeltondersteunende kassen toegestaan' de gezamenlijke oppervlakte van kassen maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  3. de afstand van kassen tot het bestemmingsvlak van woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter.
 
4.2.1.4 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
 
Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan;
  2. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6,5 meter;
  3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 meter;
  4. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  5. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  6. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  7. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;
  8. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 meter;
  9. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  10. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning bedraagt minimaal 1 meter;
  11. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter.
 
4.2.1.5 Recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'
 
Recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. uitsluitend één recreatiewoning is toegestaan;
  2. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 meter;
  3. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 4 meter;
  4. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal de op de kaart ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' aangegeven oppervlakte;
  5. de afstand van een recreatiewoning tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  6. de afstand van een recreatiewoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  7. onderkeldering van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  8. maximaal één bijbehorend bouwwerk is bij een recreatiewoning toegestaan;
  9. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3 meter;
  10. de oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 10 m².
 
4.2.2 Gebouwen buiten het bouwvlak
 
Gebouwen buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt, voor een periode van maximaal van 6 maanden per jaar, of zoveel korter de teelt vereist.
  
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4.2.3.1 Binnen het bouwvlak
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het bouwvlak worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. bij de bedrijfswoning mag maximaal één niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning minimaal 3 meter bedraagt;
    2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter bedraagt;
    3. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 meter bedraagt;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  3. de bouwhoogte van lage permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 1 meter;
  4. de bouwhoogte van hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 5 meter;
  5. per agrarisch bedrijf is maximaal één paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 meter bedraagt;
    4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
  6. in afwijking van het bepaalde in sub e geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' meerdere paardenbakken zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbakken worden gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 meter bedraagt;
    4. per paardenbak maximaal 6 lichtmasten worden geplaatst waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
    5. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
  7. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 12 meter.
 
4.2.3.2 Buiten het bouwvlak
 
Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak worden opgericht:
  1. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van agrarisch grondgebruik, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt, zijn uitsluitend toegestaan voor een maximum van 6 maanden, of zoveel korter dan de teelt vereist;
  5. boomteelthekken en overige teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt, met dien verstande dat voor boomteeltstokken de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend-/ontvangsinstallatie, waarvan de bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Overschrijding bouwgrens
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 4 lid 2.1 en artikel 4 lid 2.3 voor het overschrijden van de bouwgrens, met dien verstande dat:
  1. de bouwgrens met maximaal 3 meter wordt overschreden;
  2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
  3. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  4. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Specifiek gebruik
 
In aanvulling op het bepaalde in lid artikel 4 lid 1.1 is tevens ondergeschikt aan deze bestemming toegestaan:
  1. het gebruik van bestaande bebouwing voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat de bebouwing toebehoort aan een bestaand agrarisch bedrijf;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verkoop van eigen vervaardigde producten, met dien verstande dat maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt daaronder niet begrepen de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten.
 
4.4.2 Verboden gebruik
 
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  2. het gebruik van meer dan één bouwlaag van gebouwen voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met uitzondering van voliére- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege of een paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  4. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  5. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;
  6. tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  7. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten dan wel nevenactiviteiten;
  8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wedstrijden of als sportterrein;
  10. het gebruik van gronden en bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen langer dan 6 maanden.
 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Mantelzorg
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 4 lid 1.1 juncto lid artikel 4 lid 4.2 sub e voor:
  1. het inrichten van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
    2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijbehorend bouwwerk is gehuisvest;
    3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    4. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg maximaal 70 m² bedraagt. De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in lid artikel 4 lid 2.1 sub d;
    5. het betreffende bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend voor mantelzorg worden gebruikt indien het via minimaal één doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;
    6. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als afhankelijke woonruimte beëindigd en worden de woonvoorzieningen verwijderd.
  2. het plaatsen van één tijdelijke vrijstaande woonunit ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
    2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een tijdelijke woonunit is gehuisvest;
    3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    4. plaatsing van een tijdelijke woonunit uitsluitend binnen het bouwvlak en minimaal 2 meter achter de voorgevel van de woning is toegestaan;
    5. de goothoogte van een tijdelijke woonunit maximaal 3 meter bedraagt;
    6. de bouwhoogte van een tijdelijke woonunit maximaal 5 meter bedraagt;
    7. de oppervlakte van een tijdelijke woonunit maximaal 70 m² bedraagt. De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in lid artikel 4 lid 2.1 sub d;
    8. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik van de tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte beëindigd en wordt de tijdelijke woonunit verwijderd.
 
4.5.2 Carnavals- of corsowagens
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 4 lid 1.1 juncto lid artikel 4 lid 4.1 sub a voor:
  1. het oprichten van statische opslag voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
    1. de opslag plaatsvindt binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
    2. de hoogte van de opslag maximaal 3 meter bedraagt;
  2. het oprichten van tijdelijke bouwwerken, dan wel een tent, voor het bouwen van een carnavals- of corsowagen, met dien verstande dat:
    1. deze worden opgericht binnen een bestaand bouwvlak bij een bestaand bedrijf;
    2. de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
    3. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 300 m² bedraagt;
    4. deze tijdelijke bouwwerken maximaal gedurende 5 maanden per jaar worden geplaatst en na afloop van die termijn worden verwijderd.
 
4.5.3 Tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 4 lid 1.1 juncto lid artikel 4 lid 4.2 sub f voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders op het eigen bedrijf, met dien verstande dat:
  1. huisvesting is toegestaan in agrarische bedrijfsgebouwen, in stacaravans of in tijdelijke woonunits;
  2. het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf 40 bedraagt;
  3. de huisvesting uitsluitend seizoensarbeiders betreft die binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, ook werkzaamheden verrichten;
  4. de huisvesting niet meer dan maximaal 2 perioden van gezamenlijk maximaal 8 maanden per kalenderjaar duurt. Na afloop van deze periode dienen de stacaravans en / of tijdelijke woonunits te worden verwijderd;
  5. per agrarisch bedrijf maximaal 10 stacaravans of tijdelijke woonunits mogen worden geplaatst;
  6. de stacaravans of tijdelijke woonunits binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
  7. de stacaravans of tijdelijke woonunits niet direct steun vinden in de grond of direct met de grond verbonden mogen zijn;
  8. de afstand tussen stacaravans of tijdelijke woonunits onderling minimaal 5 meter bedraagt;
  9. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  10. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, wat wordt aangetoond middels het overleggen van een landschapsplan.
 
4.5.4 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 4 lid 1.1 juncto lid artikel 4 lid 4.2 sub g voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  2. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 70 m² bedraagt;
  4. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  5. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  6. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.
 
4.5.5 Nevenactiviteiten
4.5.5.1 Algemeen
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 4 lid 1.1 juncto lid artikel 4 lid 4.2 sub g voor het gebruik van bebouwing voor de hieronder genoemde nevenactiviteiten, met dien verstande dat naast de per nevenactiviteit in lid artikel 4 lid 5.5 sub b tot en met sub f opgenomen specifieke regels, tevens de volgende algemene regels gelden:
  1. meerdere nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat elke nevenactiviteit afzonderlijk aan de in het betreffende lid gestelde voorwaarden dient te voldoen;
  2. om te waarborgen dat de nevenactiviteiten ondergeschikt blijven aan het bedrijf wordt bij een combinatie van nevenactiviteiten (twee of meer nevenactiviteiten per bedrijf) advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen (AAB);
  3. nevenactiviteiten mogen uitsluitend binnen bestaande bebouwing worden opgericht;
  4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  5. het bedrijf dient ten behoeve van de nevenactiviteit te voorzien in de parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestaande bouwvlak;
  6. de nevenactiviteiten mogen geen aanleiding vormen om het bouwperceel te vergroten, het bedrijf te splitsen of een extra bedrijfswoning toe te staan;
  7. de nevenactiviteit dient gelijktijdig met de hoofdactiviteit te worden beëindigd;
  8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  9. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.5.5.2 Dagrecreatieve nevenactiviteiten
 
Naast de in lid artikel 4 lid 5.5 onder a genoemde algemene regels geldt voor het gebruik van bebouwing voor dagrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:
  1. de bovengrens voor kleinschalige dagactiviteiten wordt gesteld op 45% van de bestaande bebouwing met een oppervlakte van maximaal 500 m², tenzij onder d tot en met g anders is bepaald;
  2. ondersteunende horeca is mogelijk tot 30% van de bestaande vloeroppervlakte met een minimum van 35 m² en een maximum van 100 m²;
  3. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan;
  4. voor dagrecreatie in de vorm van een theeschenkerij:
    1. maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
  5. voor dagrecreatie in de vorm van een congres- en/of vergaderruimte:
    1. deze nevenfunctie is uitsluitend toegestaan bij een cultuurhistorisch waardevol pand als opgenomen in bijlage 2 van deze regels.
  6. voor dagrecreatie in de vorm van verhuur:
    1. verhuur mag uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van extensieve dagrecreatie en de verhuurmiddelen zijn niet gemotoriseerd.
  7. voor dagrecreatie in de vorm van boerengolf / poldersport:
    1. maximaal 2 hectare van de aaneengesloten gronden direct grenzend aan het bouwvlak worden ten behoeve van boerengolf / poldersport gebruikt;
    2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van reclameborden en/of neonreclame, lichtmasten en/of lichtbakken is niet toegestaan;
    3. de benodigde attributen dienen verplaatsbaar te zijn.
 
4.5.5.3 Verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten
 
Naast de in lid artikel 4 lid 5.5 sub a genoemde algemene regels geldt voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten de volgende aanvullende specifieke regels:
  1. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  2. permanente bewoning is niet toegestaan;
  3. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan;
  4. voor verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen bij de boer:
    1. het aantal kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, bedraagt maximaal 25;
    2. kamperen is uitsluitend toegestaan in of aansluitend aan het bouwvlak;
    3. maximaal één sanitaire voorziening mag worden opgericht, met dien verstande dat:
      • de goothoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
      • de bouwhoogte maximaal 4,5 meter bedraagt;
      • de oppervlakte maximaal 50 m² bedraagt, met dien verstande dat indien de sanitaire voorziening in reeds bestaande bebouwing wordt gerealiseerd de oppervlakte maximaal 100 m² mag bedragen;
    4. kamperen is alleen toegestaan in het kampeerseizoen;
    5. deze nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'openheid'.
  5. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij / groepsaccommodatie:
    1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
    2. het maximum aantal toegestane woningen mag niet worden uitgebreid;
    3. speelvoorzieningen zijn toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.
  6. voor verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers / appartementen:
    1. maximaal 500 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt;
    2. het aantal boerderijkamers / appartementen bedraagt maximaal 4;
    3. de oppervlakte van één boerderijkamer / appartement bedraagt maximaal 60 m²;
  7. voor verblijfsrecreatie in de vorm van trekkershutten:
    1. de trekkershut dient te bestaan uit één ruimte, zonder verdieping, waar maximaal 4 personen in kunnen overnachten;
    2. de oppervlakte bedraagt per trekkershut maximaal 30 m².
  8. voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast:
    1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
    2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
    3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;
    4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
    5. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
    6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren.
 
4.5.5.4 Verkoop van streekeigen en / of biologische producten als nevenactiviteit
 
Naast de in lid artikel 4 lid 5.5 onder a genoemde algemene regels gelden voor het gebruik van bebouwing voor de verkoop van streekeigen en/of biologische producten als nevenactiviteit, de volgende aanvullende specifieke regels:
  1. er moet sprake zijn van een winkel die aan de agrarische functie is verbonden;
  2. in totaal mag maximaal 100 m² van de bestaande vloeroppervlakte van de bebouwing worden gebruikt voor de verkoop van zowel eigen producten als streekeigen en / of biologische producten, daaronder niet begrepen de be- en verwerkingsruimte van de eigen producten.
 
4.5.5.5 Zorglandbouw als nevenactiviteit
 
Naast de in lid artikel 4 lid 5.5 onder a genoemde algemene regels geldt voor het gebruik van bebouwing voor zorglandbouw als nevenactiviteit, de volgende aanvullende specifieke regels:
  1. ondersteunende horeca is niet toegestaan;
  2. inwoning is niet toegestaan.
 
4.5.5.6 Het houden van paarden als nevenactiviteit
 
Voor het niet-bedrijfsmatig houden van paarden als nevenactiviteit gelden geen specifieke regels en zijn uitsluitend de in lid artikel 4 lid 5.5 onder a genoemde algemene regels van toepassing.
  
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Permanente teeltondersteunende voorzieningen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen door middel van oprichting, vormverandering en / of vergroting van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening' al dan niet in combinatie met vormverandering en / of vergroting van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:
  1. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal:
    1. voor lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter: netto oppervlakte 4,5 hectare;
    2. voor hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter: netto oppervlakte 2 hectare;
    3. voor permanente teeltondersteunende kassen met een maximale bouwhoogte van 8 meter: netto oppervlakte 0,5 hectare;
    4. voor permanente teeltondersteunende kassen met een maximale bouwhoogte van 8 meter gelegen ter plaatse van de aanduiding 'teeltondersteunende kassen toegestaan': netto oppervlakte 1,5 hectare;
met dien verstande dat maximaal 1,5 hectare van het bouwvlak mag worden gebruikt voor bouwwerken, niet zijnde permanente teeltondersteunende voorzieningen, en dat het overige deel van het bouwvlak wordt voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening';
  1. vormverandering en / of vergroting van de aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening' dient direct aan te sluiten op het bestaande bouwvlak dan wel gescheiden door niet meer dan een weg, watergang of landschapselement met een maximale onderlinge afstand van 25 meter. Indien een scheiding plaatsvindt door een weg, watergang of landschapselement dient op de verbeelding een relatieteken te worden opgenomen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening' zijn uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen en erf- en terreinafscheidingen toegestaan;
  3. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  4. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.2 Vormverandering bouwvlak agrarische bedrijven
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen voor een vormverandering van een bouwvlak van agrarische bedrijven, met dien verstande dat:
  1. vormverandering ten behoeve van een intensieve veehouderij gelegen binnen aanduiding 'artikel 5 lid 14' niet is toegestaan;
  2. vormverandering ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  3. vormverandering ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  4. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  5. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan artikel 2.2. van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011, die als bijlage 4 behorende bij deze regels is opgenomen;
  6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.3 Vergroting bouwvlak agrarische bedrijven
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen voor het vergroten van een bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
  1. de omvang van het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal:
    1. voor een grondgebonden agrarisch bedrijf / bedrijfstak: 2 hectare;
    2. voor een overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf: 1,5 hectare;
    3. voor een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': 4 hectare, waarvan maximaal 3 hectare netto glas;
  2. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  3. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  4. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' slechts is toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  5. er geen sprake is van een toename van het aantal dieren, of van het wijzigen van de diersoort;
  6. zuinig ruimtegebruik als uitgangspunt geldt;
  7. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan artikel 2.2. van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011, die als bijlage 4 behorende bij deze regels is opgenomen;
  8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.4 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderij
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen voor het vergroten van een bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat:
  1. vergroting ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' niet is toegestaan;
  2. vergroting ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone- verwevingsgebied' is uitsluitend toegestaan voor zover het een duurzame locatie betreft voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 hectare tot een omvang van maximaal 1,5 hectare, met dien verstande dat:
    1. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;
    2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;
    3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie aanvaardbaar is;
    4. er geen sprake is van een toename van het aantal dieren, of van het wijzigen van de diersoort;
  3. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  4. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  5. vergroting ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan artikel 2.2. van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011, die als bijlage 4 behorende bij deze regels is opgenomen;
  7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.5 Hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agarisch bedrijf
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen voor de hervestiging van en omschakeling naar een overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, binnen een bestaand bouwvlak, met dien verstande dat:
  1. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  2. gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van het bedrijf dienen te worden geconcentreerd binnen het bouwvlak;
  3. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  4. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.6 Verwijderen aanduiding 'intensieve veehouderij'
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen door de op de kaart opgenomen aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen, indien de betreffende intensieve veehouderij ter plaatse is beëindigd.
  
4.6.7 Teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 ha
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen door het veranderen van de vorm of het vergroten van de aanduiding 'bouwvlak' voor de realisatie van teeltondersteunend glas tot maximaal 1,5 hectare, met dien verstande dat:
  1. wijziging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'teeltondersteunende kassen toegestaan';
  2. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  3. om gebruik te kunnen maken van de extra ruimte voor uitbreiding van permanente teeltondersteunende voorzieningen van 0,5 tot 1,5 ha geldt als randvoorwaarde voor het borgen van de ondersteunendheid:
    1. voor boomteeltbedrijven: dat de oppervlakte van de vollegrondsteelt en/of de pot- en containerteelt meer beslaat dan 80 % van de totale oppervlakte van op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende kassen;
    2. voor de overige bedrijven: dat de NGE's uit de vollegrond meer beslaan dan 30% van de NGE's uit de verschillende op het bedrijf aanwezige teeltondersteunende voorzieningen;
  4. binnen het bouwvlak een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening' wordt opgenomen waarmee wordt aangegeven welk gedeelte gebruikt zal worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  5. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;
  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps-,onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  7. er op de bedrijfslocatie hydrologisch neutraal wordt gebouwd;
  8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  10. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
 
4.6.8 Productiegerichte paardenhouderij
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen door de aanduiding 'paardenhouderij' toe te voegen, met dien verstande dat:
  1. het een productiegerichte paardenhouderij betreft;
  2. ondergeschikt aan een productiegerichte paardenhouderij in de vorm van een paardenfokkerij dan wel een hengsten- of merriehouderij is tevens toegestaan het opleiden, trainen en verhandelen van paarden en/of pony's uit eigen fokprogramma;
  3. het exploiteren van een manege is niet toegestaan;
  4. ondergeschikt aan de productiegerichte paardenhouderij een kantoorruimte is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m²;
  5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid artikel 4 lid 2;
  6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.9 Bergbezinkbassin
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' toe te voegen voor de realisatie een bergbezinkbassin, met dien verstande dat:
  1. de inhoud van zich beneden peil bevindende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bergbezinkbassin bedraagt maximaal 500 m³;
  2. de inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, boven peil bedraagt maximaal 3 m³;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1,5 meter;
  4. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.10 Bedrijfswoning
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' te wijzigen door het verwijderen van deze aanduiding voor de realisatie van een eerste bedrijfswoning, met dien verstande dat:
  1. advies ten aanzien van de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering wordt gevraagd aan de AAB;
  2. het een bedrijf betreft met minimaal één volwaardige arbeidskracht, waarvan de continuïteit op de langere termijn wordt gewaarborgd;
  3. het bedrijf zonder een agrarische bedrijfswoning redelijkerwijs op langere termijn niet te exploiteren is;
  4. er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf is gebouwd, of er nog niet een eerder gebouwde bedrijfswoning is afgestoten;
  5. voldaan wordt aan de bouwregels opgenomen in lid artikel 4 lid 2.1;
  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  9. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
 
4.6.11 Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrrijf' voor het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, met dien verstande dat:
  1. de omvang van een bestemmingsvlak voor een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  2. de activiteiten dienen te passen binnen de bestaande legale vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
  3. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorische waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  4. advies ten aanzien van de volwaardigheid van het te vestigen bedrijf wordt gevraagd aan de AAB;
  5. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  6. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  7. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  8. buitenopslag niet is toegestaan;
  9. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie niet is toegestaan;
  10. detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
  11. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  12. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  13. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  14. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  15. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  16. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
 
4.6.12 Bedrijf ten behoeve van kleinschalige niet-agrarische bedrijven
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de op de kaart opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' voor het vestigen van een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
  1. wijziging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie';
  2. de omvang van een bestemmingsvlak voor een niet-agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 5.000 m²;
  3. de oppervlakte van bebouwing voor een niet-agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 400 m²;
  4. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  5. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 van de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  6. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  7. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  8. buitenopslag niet is toegestaan;
  9. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie en detailhandel is niet toegestaan;
  10. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  11. uitbreiding van het bedrijf is na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet mogelijk;
  12. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  13. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  14. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  15. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  16. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
 
4.6.13 Bedrijf ten behoeve van statische opslag
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de op de kaart opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'opslag' voor de statische opslag van goederen, met dien verstande dat:
  1. de omvang van een bestemmingsvlak ten behoeve van opslag maximaal 5.000 m² bedraagt;
  2. de oppervlakte van bebouwing ten behoeve van statische opslag bedraagt maximaal 1.000 m²;
  3. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  4. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf niet is toegestaan;
  5. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  6. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  7. buitenopslag niet is toegestaan;
  8. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie en detailhandel is niet toegestaan;
  9. de opslag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  10. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  11. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  12. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  13. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  14. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
 
4.6.14 Recreatie ten behoeve van extensieve dagrecreatie of extensieve verblijfsrecreatie
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de op de kaart opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' dan wel de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voor extensieve dagrecreatie dan wel extensieve verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
  1. de omvang van een bestemmingsvlak voor extensieve dag- en/of verblijfsrecreatie bedraagt maximaal 5.000 m²;
  2. de oppervlakte van bebouwing bedraagt maximaal 500 m²;
  3. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  4. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Toerisme en Recreatie;
  5. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Ecologische hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  6. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  7. buitenopslag niet is toegestaan;
  8. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie niet is toegestaan;
  9. detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
  10. horeca uitsluitend is toegestaan als ondersteunende horeca met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  11. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  12. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  13. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  14. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  15. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  16. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
 
4.6.15 Sport ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de op de kaart opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'manege' voor een gebruiksgerichte paardenhouderij, met dien verstande dat:
  1. wijziging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', doorgaande wegen of binnen een straal van 250 meter van de grens van de bebouwde kom;
  2. de omvang van een bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' nauitbreiding maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  3. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  4. paardenbakken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  5. advies wordt gevraagd aan de Adviescommissie Toerisme en Recreatie;
  6. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Ecologsiche hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  7. wijziging ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Verbindingszone' is slechts toegestaan wanneer het functioneren van de ecologische verbindingszone niet wordt geschaad;
  8. buitenopslag niet is toegestaan;
  9. een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie en detailhandel is niet toegestaan;
  10. horeca uitsluitend is toegestaan als ondersteunende horeca met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  11. de vestiging van het bedrijf geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;
  12. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, binnen het bestaande bouwvlak;
  13. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en -beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  14. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  15. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  16. wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
 
4.6.16 Voormalige (agrarische) bedrijfswoning
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Agrarisch met waarden - LandschappelijkAgrarisch met waarden - Landschappelijk' met de op de kaart opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfswoning', met dien verstande dat:
  1. bij beëindiging van een agrarisch bedrijf de volgende voorwaarden gelden:
    1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
    2. het aantal woningen beperkt moet blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
    3. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ bedraagt of, indien de inhoud van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, de inhoud van de aanwezige woning;
    4. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt, met dien verstande dat aan bijgebouwen mag blijven behouden:
      • bij een perceel kleiner dan 1 hectare: maximaal 200 m²;
      • bij een perceel groter dan 1 hectare: maximaal 300 m²;
    5. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing;
    6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
    7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
  2. bij afsplitsing van de woning bij een bestaand agrarisch bedrijf de volgende voorwaarden gelden:
    1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van afsplitsing bestaande bedrijfswoning(en);
    2. het aantal woningen beperkt moet blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
    3. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ bedraagt of, indien de inhoud van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, de inhoud van de aanwezige woning;
    4. bij de voormalige (agrarische) bedrijfswoning is maximaal 100 m² aan bijgebouwen toegestaan;
    5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
    6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.17 Wonen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de op de kaart opgenomen aanduiding 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
  1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  2. het aantal woningen moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  3. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ bedraagt of, indien de inhoud van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, de inhoud van de aanwezige woning;
  4. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt, met dien verstande dat aan bijgebouwen mag blijven behouden:
    1. bij een perceel kleiner dan 1 hectare: maximaal 200 m²;
    2. bij een perceel groter dan 1 hectare: maximaal 300 m²;
  5. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing;
  6. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.18 Wonen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de op de kaart opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor de realisatie van één woning in een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, naast de bestaande en vergunde (bedrijfs)woning(en), met dien verstande dat:
  1. de locatie niet blijvend geschikt is/wordt geacht voor agrarisch hergebruik voor de opvang van agrarische bedrijven;
  2. het één bijgebouw betreft dat is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;
  3. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ bedraagt van het bestaande karakteristieke bijgebouw;
  4. wijziging dient te zijn gericht op het behoud of herstel van het karakteristieke bijgebouw, waarvoor in ieder geval geldt dat de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van het betreffende bijgebouw gehandhaafd blijven;
  5. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  6. na realisatie geen vergroting van de woning plaatsvindt;
  7. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.19 Woningsplitsing
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' met de op de kaart opgenomen aanduiding 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor de realisatie van twee wooneenheden middels woningsplitsing van een `met dien verstande dat:
  1. het een karakteristieke boerderij betreft, die is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels;
  2. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa heeft een inhoud van meer dan 1000 m3;
  3. wijziging dient te zijn gericht op het behoud of herstel van de karakteristieke boerderij, waarvoor in ieder geval geldt dat de kenmerkende vorm en de cultuurhistorische waarden van de betreffende karakteristieke boerderij gehandhaafd blijven;
  4. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
  5. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt, met dien verstande dat aan bijgebouwen mag blijven behouden:
    1. bij een perceel kleiner dan 1 hectare: maximaal 200 m²;
    2. bij een perceel groter dan 1 hectare: maximaal 300 m²;
  6. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing;
  7. na splitsing is geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk;
  8. er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de landschappelijke inpassing van het perceel, indien de sloop van de overtollige als bedoeld onder d niet voldoende is om te concluderen dat sprake is van een zorgvuldige, landschappelijke inpassing;
  9. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  10. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
4.6.20 Water
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van de realisatie van een waterberging, met dien verstande dat:
  1. het agrarisch gebruik van de gronden dient te zijn beëindigd;
  2. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
 
3 Algemene regels
Artikel 5 Algemene aanduidingsregels
5.1 Archeologische verwachtingswaarde middelhoog
5.1.1 Aanduidingsomschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde middelhoog' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van middelhoge archeologische verwachtingswaarden.
  
5.1.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.1.2.1 Omgevingsvergunningvereiste
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen van gronden en het aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,50 meter ten opzichte van het bestaande maaiveld;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere manier indrijven van voorwerpen in de grond;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  7. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.
 
5.1.2.2 Uitzonderingsregel
 
Het in lid artikel 5 lid 1.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:
  1. die behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  4. met een verstoring kleiner dan 750 m².
Het in lid artikel 5 lid 1.2 sub a verbod geldt evenmin wanneer kan worden aangetoond dat de grond zodanig is verstoord en geroerd door werkzaamheden deze niet omgevingsvergunningplichtig zijn tot de diepte waar de verstoring heeft plaatsgevonden.
  
5.1.2.3 Voorwaarden
 
Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 lid 1.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend nadat een archeologisch rapport is overlegt, waaruit blijkt dat de archeologische waarden voldoende worden geborgd, door de verstoring niet aantoonbaar onevenredig worden aangetast of dat er geen sprake is van de aanwezigheid van archeologische waarden.
  
5.1.3 Wijzigingsbevoegdheid
5.1.3.1 Aanduiding wijzigen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als 'archeologische verwachtingswaarde middelhoog' aangeduide gronden te wijzigen door de ligging van deze aanduiding te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  
5.1.3.2 Aanduiding verwijderen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als 'archeologische verwachtingswaarde middelhoog' aangeduide gronden te wijzigen door deze aanduiding geheel of gedeeltelijk van de kaart te verwijderen, met dien verstande dat:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming of veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
 
5.2 Bebouwingsconcentratie
5.2.1 Aanduidingsomschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor een bebouwingsconcentratie.
  
5.3 Beslotenheid
5.3.1 Aanduidingsomschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'beslotenheid' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van de beslotenheid in het landschap.
  
5.3.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.3.2.1 Omgevingsvergunningvereiste
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. houtgewas te vellen of te kappen.
 
5.3.2.2 Uitzonderingsregel
 
Het in lid artikel 5 lid 3.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. behoren tot de reguliere werkzaamheden ten behoeve van een boomteeltbedrijf;
  3. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
5.4 Milieuzone - boringvrije zone
5.4.1 Aanduidingsomschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening.
  
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
6.2 Overgangsrecht gebruik
 
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
6.3 Afwijking overgangsrecht (hardheidsclausule)
 
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
  
6.4 Bestaande maten en andere maten
6.4.1 Bestaande afstanden
 
Indien afstanden tot op de datum van terinzagelegging van de vaststelling van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  
6.4.2 Bestaande andere maten
 
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op de dag van de vaststelling van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  
Artikel 7 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012 Scherpenbergsebaan 8a te Schijf.