Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Heimolendreef 32 te Rucphen
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0840.90000B0037-VO01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Heimolendreef 32 te Rucphen met identificatienummer
NL.IMRO.0840.9000B0037-VO01 van de Gemeente Rucphen.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen.
 
1.3 aan- of uitbouw
Een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat
door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig het
gebruik van het hoofdgebouw.
 
1.4 aanduiding
en geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aaneengebouwd
blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
 
1.7 aan huis verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid
door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past
en waarbij de woonfunctie blijft behouden;
 
1.8 aan huis verbonden beroep
een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.9 achtergevel van een gebouw
het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;
 
1.10 afgewerkt bouwterrein
de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende
grond;
 
1.11 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1
van de Wabo;
 
1.12 Awb
de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een
dak;
 
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats;
 
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw en zolder;
 
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegestaan;
 
1.21 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.22 bouwverordening
bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;
 
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct,
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.25 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;
 
1.26 dakopbouw
ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals
noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties, balkonhekken, ornamenten, privacyschermen en
reclame-uitingen;
 
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen,
verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
 
1.28 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, wasserettes, auto-rijschool en
videotheek;
 
1.29 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw
en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
 
1.30 erker
de grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel;
 
1.31 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een
seksinrichting) wordt uitgeoefend;
 
1.32 garage
een gebouw dat bedoeld is voor het stallen van motorvoertuigen;
 
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
 
1.34 geluidwerende voorziening
voorziening ten behoeve van de wering of reducering van geluid(overlast), zoals een geluidwal en
een geluidscherm;
 
1.35 gestapeld
een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel
beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd
is;
 
1.36 gevellijn
denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw
loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;
 
1.37 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel
gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.38 kap
een constructie van één of meer dakvlakken;
 
1.39 landschappelijke inpassing
inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke
kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om
de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen;
 
1.40 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve
voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte
detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.41 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde
maatvoering geldt;
 
1.42 mantelzorg
alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden
aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening
rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar
overstijgt;
 
1.43 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers,
gemaalgebouwtjes en telefooncellen;
 
1.44 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
 
1.45 ondergeschikte nevenactiviteit
een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de
hoofdfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.46 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie,
bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
 
1.47 overkapping
een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;
 
1.48 peil
  1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.49 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
 
1.50 publieke dienstverlening
een met een winkel vergelijkbaar bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan diegene
die deze diensten afnemen voor publiek;
 
1.51 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de
aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.52 seksautomatenhal
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten
filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden
gegeven;
 
1.53 seksbioscoop en/of -theater
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of
pornografische aard kunnen worden gegeven;
 
1.54 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een
prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals die van deze regels onderdeel uitmaakt en is gebaseerd op
de VNG-brochure 2009 Bedrijven en milieuzonering;
 
1.56 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare
weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.57 twee-aaneen
blokken van twee-aaneen gebouwde woningen, waarbij de hoofdgebouwen met elkaar zijn
verbonden.
 
1.58 verblijfsdoeleinden
gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens
een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;
 
1.59 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
 
1.60 voorgevellijn
de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
 
1.61 vrijstaand
een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;
 
1.62 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding
van het plan;
 
1.63 weg
als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van
de inwerkingtreding van het plan;
 
1.64 Wgh
de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.65 Wgh-inrichtingen
bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer,
zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.66 Wm
De Wet milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.67 Ww
de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.68 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
 
1.69 woonunit
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten
dienste van het tijdelijke woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen;
 
1.70 Wro
de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
1.71 zijgevel van een gebouw
een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
Artikel 2 Wijze van meten
 
bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die
afstand het kortst is.
 
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
 
2.7 de horizontale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
 
2.8 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
 
2.9 meten:
bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit een lijn op de (digitale) verbeelding.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Bestemming
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch grondgebruik;
  2. extensief recreatief medegebruik;
  3. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening': een geluidwerende voorziening.
3.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen,
uitsluitend ten dienste van de in
artikel 3 lid 1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten een bouwvlak worden
opgericht:
  1. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van agrarisch grondgebruik, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt, zijn uitsluitend toegestaan voor een maximum van 6 maanden, of zoveel korter dan de teelt vereist;
  5. boomteelthekken en overige teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt, met dien verstande dat voor boomteeltstokken, de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Specifiek gebruik
In aanvulling op het bepaalde in
artikel 3 lid 1.1 is tevens ondergeschikt aan deze bestemming
toegestaan:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verkoop van eigen vervaardigde producten.
3.3.2 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege of een paardenhouderij met een grote publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  3. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  4. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;
  5. tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  6. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten dan wel nevenactiviteiten;
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wedstrijden of als sportterrein;
  9. het gebruik van gronden en bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen langer dan 6 maanden.
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, houtgewas, bermen en beplanting;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': uitsluitend landschappelijke inpassing;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
  6. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
Het is verboden om op deze gronden te bouwen.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
5.1.1 Bestemming
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met daaraan ondergeschikt een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de
in artikel 5 lid 1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 meter;
  2. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal woningen is toegestaan.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  4. de inhoud bedraagt maximaal 750 mH;
  5. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  6. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  7. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 200 m2;
  5. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevellijn van de woning bedraagt minimaal 1 meter;
  6. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende
regels:
  1. bij een woning mag maximaal één niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. het zwembad binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak wordt opgericht;
    2. de afstand tot de voorgevellijn van de woning minimaal 3 meter bedraagt;
    3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter bedraagt;
    4. de afstand tot de woning maximaal 20 meter bedraagt;
  2. de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt maximaal 2,5 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Paardenbak
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:
  1. per woning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  2. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de woning;
  3. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 800 mJ bedraagt;
  4. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 meter bedraagt;
  5. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  6. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 meter bedraagt.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
Het is verboden:
  1. bijgebouwen bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
5.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  2. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  3. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;
  4. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten dan wel een bed and breakfast;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
5.4.2 Voorwaardelijke gebruiksbepaling
Het gebruik van het hoofdgebouw als bedoeld in artikel 5.2.2 is alleen toegestaan:
  1. indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening' een geluidwerende voorziening is opgericht en duurzaam in stand wordt gehouden van 2,0 meter hoog met een kierdichte gesloten constructie en een minimale massa van 10 kg/m2;
  2. wanneer de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 4.1, lid b en conform het inpassingsplan, zoals weergegeven in bijlage 1, is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.5.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in artikel 5 lid 1.1 juncto artikel 5 lid 4.1 sub c voor:
  1. het inrichten van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
    2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijbehorend bouwwerk is gehuisvest;
    3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    4. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg maximaal 70 m2 bedraagt. De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in lid 25.2.3;
    5. het betreffende bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend voor mantelzorg worden gebruikt indien het via minimaal één doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;
    6. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
  2. het plaatsen van één tijdelijke vrijstaande woonunit ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
    2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een tijdelijke woonunit is gehuisvest;
    3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    4. plaatsing van een tijdelijke woonunit is uitsluitend binnen het bouwvlak en minimaal 2 meter achter de voorgevel van de woning toegestaan;
    5. de goothoogte van een tijdelijke woonunit bedraagt maximaal 3 meter;
    6. de bouwhoogte van een tijdelijke woonunit bedraagt maximaal 5 meter;
    7. de oppervlakte van een tijdelijke woonunit bedraagt maximaal 70 m2. De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in lid 25.2.3;
    8. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als van de tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de tijdelijke woonunit wordt verwijderd.
5.5.2 Uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in een woning
De uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende aanen
uitbouwen en bijgebouwen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  2. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aangezien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken dat wordt gebruikt voor de activiteiten bedraagt maximaal 70 m2;
  4. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  5. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  6. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.
5.5.3 Bed en breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1.1
juncto artikel 5 lid 4.1 sub d voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een bed and breakfast, met dien verstande dat:
  1. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
  2. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
  3. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;
  4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
  5. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
  6. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  7. permanente bewoning niet is toegestaan;
  8. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  10. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, binnen het bestaande bouwvlak;
  11. er mogen geen aanverwante voorzieningen gerealiseerd worden;
  12. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
  1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige ter plaatse van de aanduiding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
  2. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
7.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bouwdelen als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing
van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding
van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
 
7.3 Nadere eisen
 
7.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning, met
inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3.2 Voorwaarden
De in artikel 7 lid 3.1 bedoelde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld met het doel te
voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de
doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gronden, gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met calamiteiten.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Verboden ander gebruik
 
Het is verboden de binnen dit plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken
of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming.
 
8.2 Strijdig gebruik
 
Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 8 lid 1 wordt in ieder geval
begrepen:
  1. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  2. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1 Vrijwaringszone - radar
 
9.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het
radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te
voorkomen.
 
9.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de enkelbestemmingen in hoofdstuk 2 mogen geen bouwwerken
worden opgericht:
  1. binnen een afstand van 15 km van de radarantenne: hoger dan de denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf de radarantenne Vliegbasis Woensdrecht op 48 +NAP, oplopend met 0,25 graden tot een hoogte van 113 m + NAP;
  2. buiten de afstand van 15 km van de radarantenne: 113 m + NAP.
9.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 9 lid 1.2
voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met
dien verstande dat:
  1. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  2. schriftelijk advies is verkregen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.
9.2 Geluidzone - vliegveld
 
9.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - vliegveld' zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat
in verband met de geluidsbelasting van vliegveld Seppe.
 
9.2.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen dan wel
andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.
 
9.2.3 Afwijken bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 9 lid 2.2 voor het bouwen van een nieuwe woning dan wel een ander geluidsgevoelig
gebouw overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat de geluidsbelasting
vanwege het vliegveld van de gevels van deze woningen dan wel andere geluidsgevoelige
gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere
grenswaarde.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Algemeen
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
  1. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de inhoud van burgerwoningen binnen de bestemming 'Wonen';
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 meter bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangen/ of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 meter;
  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
met dien verstande dat:
  1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Algemeen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan wijzigen in de vorm van het
aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van
bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
  1. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, Heimolendreef 32 te Rucphen'.