direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom St. Willebrord, Dorpsstraat 71-77
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.2584k0023-DEF1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Kom St. Willebrord, Dorpsstraat 71-77' met identificatienummer NL.IMRO.0840.2584k0023-DEF1 van de gemeente Rucphen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond.

1.9 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo.

1.10 Awb

de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.18 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.24 extensieve dagrecreatie

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.28 KNA-conform archeologisch onderzoekrapport

een rapport dat verslag doet van het archeologisch onderzoek en voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.29 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen.

1.30 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.31 ondergeschikte nevenactiviteit

een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend.

1.32 peil
  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.
1.33 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.34 Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

1.35 weg

een weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

1.36 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.37 Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

1.38 zijgevel van een gebouw

een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;

2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bewoonbaar vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen);

2.9 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.10 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. centrumvoorzieningen zoals zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, detailhandel en kantoren;
  • b. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  • c. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag ten hoogste het aangegeven aantal woningen worden gebouwd;
  • c. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de verbeelding aangegeven (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter.

3.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht, waarbij de maximale bouwhoogte 2,00 meter bedraagt.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 sub d. mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erven en verhardingen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

4.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
    • 1. pergola's/tuinmeubilair maximaal 2,50 meter;
    • 2. speeltoestellen maximaal 2,50 meter;
    • 3. lichtmasten maximaal 2,50 meter;
    • 4. vlaggenmasten, één per erf maximaal 6,00 meter;
    • 5. erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,00 meter;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3,00 meter.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en nutsvoorzieningen;
  • b. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.

5.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat een groter oppervlak is toegestaan als daartoe een bouwvlak is opgenomen;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.

5.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:
    • 1. antennes maximaal 5,00 meter;
    • 2. openbare nutsvoorzieningen maximaal 3,00 meter;
    • 3. speeltoestellen maximaal 4,00 meter;
    • 4. masten maximaal 8,00 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2,50 meter.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  • b. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

6.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag ten hoogste het aangegeven aantal woningen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' mogen uitsluitend patiowoningen worden opgericht;
  • d. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de verbeelding aangegeven (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' bedraagt het bebouwingspercentage voor het perceel ten hoogste 80%.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' mogen bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% bedraagt;
  • b. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • c. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht.

6.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht, waarbij de maximale bouwhoogte 2,00 meter bedraagt.

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen voor de situering en afmeting van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor zover dit noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot het strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. aan huis verbonden bedrijven;
  • b. aan huis verbonden beroepen in bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

6.4.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep is als medegebruik toegestaan, mits de activiteiten plaatsvinden in de woning én de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep in bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 sub a en sub b voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in een woning en/of bijbehorende bouwwerken en een aan huis verbonden beroep in een bijbehorend bouwwerk, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
  • b. door de uitoefening van de activiteiten wijzigt het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. het gebruik heeft en behoudt een kleinschalig karakter en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
  • d. geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wm, Wabo of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  • e. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens gebruiker van de woning is. De gebruiker van de woning dient zelf de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uit te oefenen. Het inhuren van personeel voor het uitoefenen van de activiteiten is niet toegestaan;
  • f. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Nadere eisen
8.1.1 Plaatsbepaling, straatbeeld en dakhelling

Het bevoegd gezag kan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning tot bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen.

8.1.2 Voorwaarden

De in lid 9.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - radar
10.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.

10.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van 90 meter en meer.

10.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van de beheerder van het radarverstoringsgebied.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:

  • a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  • b. het oprichten van licht- en vlaggenmasten, respectievelijk antennes en overige masten met een bouwhoogte van maximaal 10,00 respectievelijk 15,00 meter;
  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bouwgrens met maximaal 2,50 meter toelaatbaar.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in dit plan te wijzigen voor:

  • a. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3,00 meter toelaatbaar.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeerregeling

Met betrekking tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid geldt de volgende regeling:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen' d.d. 31 mei 2017;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is bedoeld in sub a, daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • 3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kom St. Willebrord, Dorpsstraat 71-77'.