Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kom St. Willebrord, Lindestraat ong. achter 24 te St. Willebrord
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0840.2584K0041-VO01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan “Kom St. Willebrord, Lindestraat ong. achter 24 te St. Willebrord” met identificatienummer NL.IMRO.0840.2584K0041-VO01 van de gemeente Rucphen;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.6 achtergevel van een gebouw
het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;
 
1.7 afwijken
afwijken als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo;
 
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.9 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.10 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
 
1.11 bedrijfsmatig gebruik
bedrijfsmatig gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend;
 
1.12 begane grond
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
 
1.13 berging
bijbehorend bouwwerk bij een woning ten behoeve van de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen en als stalling van voertuigen;
 
1.14 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend.
 
1.15 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, mits dat bouwwerk legaal tot stand is gekomen, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, mits dat gebruik legaal tot stand is gekomen, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.18 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
 
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.21 bouwperceel
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
 
1.22 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.25 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;
 
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens internetbedrijven worden verstaan, waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden. Hieronder wordt niet verstaan volumineuze detailhandel.
 
1.27 dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals kapperszaken, schoonheidsinstituten, bankfilialen, reisbureaus en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
 
1.28 erf
al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk  opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
 
1.29 erker
de grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel;
 
1.30 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
 
1.31 extensieve recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
 
1.32 extensief recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met inbegrip van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair;
 
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.34 geluidwerende voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de wering of reducering van geluid(overlast), zoals een geluidwal en een geluidscherm;
 
1.35 gevellijn
denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;
 
1.36 grondgebonden woning
woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld;
 
1.37 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.38 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
 
1.39 kap
een constructie van één of meer dakvlakken;
 
1.40 kwetsbaar object
onder een kwetsbaar object worden verstaan:
  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  2. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2;
      2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaalbrutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in diecomplexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      3. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.41 nok
het snijpunt van twee hellende vlakken;
 
1.42 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.43 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
 
1.44 ondergeschikte activiteit
een activiteit van zeer beperkte beroepsmatige, bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
 
1.45 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
 
1.46 overkapping
een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;
 
1.47 peil
  1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.48 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.49 recreatie
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;
 
1.50 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een  rotischmassagesalon,
een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.51 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;
 
1.52 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
 
1.53 voorgevellijn
de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
 
1.54 vrijstaand
een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;
 
1.55 waterberging
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;
 
1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;
 
1.57 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.58 zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
 
1.59 zijgevel van een gebouw
een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstanden
van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;
 
2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
door de oppervlakten van alle op een bouwperceel/terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen niet meegerekend;
 
2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.7 het bewoonbaar vloeroppervlak
binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;
 
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.9 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.10 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
 
2.11 de verticale diepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.12 ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Bestemming
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. langzaamverkeersroutes, park, plantsoen, bermstroken, bermsloten, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen;
  2. extensief recreatief gebruik;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
3.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. speelvoorzieningen;
  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
3.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 4,00 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting bodem
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de met ‘Groen’ aangewezen gronden conform het bepaalde in artikel 3.1 is alleen toegestaan indien bodemsanering overeenkomstig een, door het bevoegd gezag, goedgekeurd saneringsplan binnen 3 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan volledig is uitgevoerd én de uitvoering hiervan door het bevoegd gezag akkoord is bevonden.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.4.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het aanleggen van parkeervoorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het stedenbouwkundig beeld wordt niet in onevenredige mate geschaad;
  2. het aanleggen van parkeervoorzieningen noodzakelijk is vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;
  3. de aanleg van de parkeervoorzieningen heeft geen zodanige invloed op de aanwezige groenvoorziening, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate wordt beperkt;
  4. er wordt rekening gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en - kwantiteit).
Artikel 4 Tuin
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Bestemming
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, erven en verhardingen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. bijbehorende bouwwerken;
  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Bijbehorende bouwwerken
er mogen erkers, balkons of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:
  1. de horizontale diepte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
  3. de oppervlakte van de erker niet meer bedraagt dan 6,00 m2.
4.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht waarvan de bouwhoogte voldoet aan de volgende regels:
  1. pergola's/tuinmeubilair maximaal 2,50 meter;
  2. speeltoestellen maximaal 2,50 meter;
  3. lichtmasten maximaal 2,50 meter;
  4. vlaggenmasten, één per erf maximaal 6,00 meter;
  5. erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,00 meter;
  6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting bodem
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de met ‘Tuin’ aangewezen gronden conform het bepaalde in artikel 4.1 is alleen toegestaan indien bodemsanering overeenkomstig een, door het bevoegd gezag, goedgekeurd saneringsplan binnen 3 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan volledig is uitgevoerd én de uitvoering hiervan door het bevoegd gezag akkoord is bevonden.
 
Artikel 5 Verkeer
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
5.1.1 Bestemming
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en nutsvoorzieningen;
  2. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.
5.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:
  1. gebouwen;
  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
5.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt:
    1. antennes maximaal 5,00 meter;
    2. openbare nutsvoorzieningen maximaal 3,00 meter;
    3. speeltoestellen maximaal 4,00 meter;
    4. masten maximaal 8,00 meter;
    5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2,00 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
 
5.3.1 Voorwaardelijke verplichting bodem
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de met ‘Verkeer’ aangewezen gronden conform het bepaalde in artikel 3.1 is alleen toegestaan indien bodemsanering overeenkomstig een, door het bevoegd gezag, goedgekeurd saneringsplan binnen 3 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan volledig is uitgevoerd én de uitvoering hiervan door het bevoegd gezag akkoord is bevonden.
 
Artikel 6 Wonen
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
6.1.1 Bestemming
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  2. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven in de verbeelding door middel van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  3. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de gevellijn;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  6. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  7. de afstand van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meegerekend, tot de zijdelingse perceelsgrens, bedraagt minimaal 2,00 meter.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m2, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen tevens binnen het bouwvlak van de hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  3. uitsluitend bij vrijstaande hoofdgebouwen mogen slechts aan één en dezelfde zijgevel bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  4. de breedte van een met de zijgevel van een hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6,00 meter;
  5. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 respectievelijk 6,00 meter;
  6. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º;
  7. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht;
6.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht waarbij de bouwhoogte voldoet aan de volgende regels:
  1. pergola's/tuinmeubilair maximaal 2,50 meter;
  2. speeltoestellen maximaal 2,50 meter;
  3. lichtmasten maximaal 2,50 meter;
  4. vlaggenmasten, één per erf maximaal 6,00 meter;
  5. erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,00 meter;
  6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 6.2.1, sub c, voor het oprichten van de voorgevel achter de (verlengde van de) gevellijn, mits
    1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden verstoord;
    3. bijbehorende bouwwerken minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel worden opgericht;
  2. lid 6.2.1, sub d en sub e, mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden;
  3. lid 6.2.1, sub g, voor een kleinere afstand.
6.4 Specifieke gebruiksregels
 
6.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast;
  2. het gebruik van gronden voor andere vormen van wonen dat de huisvesting van één afzonderlijk huishouden per woning, zoals bedrijfsmatige kamerverhuur of de huisvesting van (groepen) personen die geen huishouden vormen;
  3. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
6.5.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 sub a voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  2. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m² bedraagt;
  4. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig is (zijn) op grond van milieuwetgeving;
  5. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  6. de activiteit(en) niet leid(en) tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  8. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  9. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  10. de uitoefening van seksinrichtingen niet zijn toegestaan;
  11. de uitoefening van horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
  12. in afwijking van 6.5.1 sub k is een bed and breakfast accommodatie toegestaan, met dien verstande dat:
    1. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
    2. de vloeroppervlakte van de bed and breakfast bedraagt maximaal 40% van het totale woonoppervlak;
    3. er maximaal 4 bed and breakfast kamers gerealiseerd mogen worden. Hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden voor in totaal maximaal 4 personen;
    4. de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
    5. in een voormalige mantelzorgwoning kan een bed and breakfast gerealiseerd worden wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening verwijderd is waarbij een pantry wel toegestaan is;
    6. de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
6.6 Voorwaardelijke verplichting
 
6.6.1 Parkeren
De gronden mogen enkel worden gebruikt, zoals beschreven in artikel 6.1.1, onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen op het woonperceel 2 parkeerplaatsen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
 
6.6.2 Bodem
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de met ‘Wonen’ aangewezen gronden conform het bepaalde in artikel 6.1.1 is alleen toegestaan indien bodemsanering overeenkomstig een, door het bevoegd gezag, goedgekeurd saneringsplan binnen 3 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan volledig is uitgevoerd én de uitvoering hiervan door het bevoegd gezag akkoord is bevonden.
 
3 Algemene regels
   
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Ondergronds bouwen
 
8.1.1 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen de contouren van woningen;
  2. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter onder peil;
  3. in de berekening van de inhoud van woningen wordt de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet meegenomen.
8.1.2 Bouwen van zwembaden
Op een perceel is ten hoogste 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van een hoofdgebouw en op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en van de achterste perceelsgrens;
  2. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  3. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100 m² bedragen;
  4. de diepte van het zwembad bedraagt maximaal 3 meter onder peil.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Bestaand gebruik
 
9.1.1 Bestaand gebruik gronden en bouwwerken
In afwijking van hetgeen bepaald in Hoofdstuk 2 is bestaand gebruik van gronden en bouwwerken niet in strijd met dit bestemmingsplan.
 
9.1.2 Verleende vergunningen
Onder bestaand gebruik, waaronder eveneens bouwen is begrepen, wordt tevens verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken overeenkomstig de besluiten bij of krachtens artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening (Wro), dan wel artikel 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.
 
9.2 Verboden gebruik
 
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  2. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  3. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    1. een middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
 
10.1 geluidszone – luchtvaart 48 dB(A) Lden
 
10.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - luchtvaart 48 dB(A) Lden' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de ligging binnen de 48 dB(A) Lden geluidcontour vanwege het luchtverkeer.
 
10.2 luchtvaartverkeerzone
 
10.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de vliegveiligheid in verband met de ligging binnen de obestakelbeheervlakken vanwege het luchtvaartverkeer.
 
10.2.2 Bouwregels
Al dan niet in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6) mag de bouwhoogte van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 3' niet meer bedragen dan 54,14 m boven NAP.
 
10.3 milieuzone – boringsvrije zone
 
10.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
 
10.3.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 10 m bedragen.
 
10.3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 10 m, met dien verstande dat:
  1. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  2. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
10.3.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde,
en werkzaamheden
Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor de boringsvrije zone zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.
 
10.4 vrijwaringszone - obstakelbeheerzone
 
10.4.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht.
 
10.4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6):
  1. mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van meer dan 88 meter;
  2. geldt voor windturbines, in aanvulling op het bepaalde onder a en naast de bouwregels zoals opgenomen in de artikelen 3 tot en met 24, dat geen windturbines mogen worden opgericht met een tiphoogte hoger dan 90 m + NAP.
10.4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  2. de Minister van Defensie ingestemd heeft met de ontwikkeling.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Afwijken
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:
  1. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  2. het oprichten van licht- en vlaggenmasten, respectievelijk antennes en overige masten met een bouwhoogte van maximaal 10,00 respectievelijk 15,00 meter;
  3. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bouwgrens met maximaal 2,50 meter toelaatbaar.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
  1. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Overige regels
 
Met betrekking tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid geldt de volgende regeling:
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen' d.d. 31 mei 2017;
  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is bedoeld in sub a;
  3. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
  4. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van “Bestemmingsplan Kom St. Willebrord, Lindestraat ong. achter 24 te St. Willebrord”