Plan: | TAM-omgevingsplan Sprundel - Vissenberg III |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0840.2583KA001-ON01 |
Preambule
Dit plan beoogt woningen mogelijk te maken op de locatie Vissenberg III in Sprundel.
Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Rucphen. De in deze wijziging van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als afdelingen van hoofdstuk 22[a] van het omgevingsplan van de gemeente Rucphen. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22[a]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22[a]' gelezen worden.
artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken.
het omgevingsplan van de gemeente Rucphen.
het TAM-omgevingsplan Sprundel - Vissenberg III met identificatienummer NL.IMRO.0840.2583KA001-ON01 van de gemeente Rucphen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
het gebied waarop het TAM-omgevingsplan Sprundel - Vissenberg III van toepassing is.
blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.
het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.
de gemiddelde hoogte van de omringende grond van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten terrein waarop krachtens het omgevingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.
al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met inbegrip van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.
een functie geeft aan voor welk doel of welke doeleinden de als zodanig op de kaart aangegeven gronden mogen worden gebruikt.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.
en hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.
denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen.
woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld.
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
een op de kaart als zodanig aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
een ondergeschikte activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend.
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden.
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
voorzieningen inzake volksgezondheid (medisch en paramedisch) met daaraan ondergeschikte detailhandel.
blokken van twee-aaneen gebouwde woningen, waarbij de hoofdgebouwen met elkaar zijn verbonden.
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.
de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw.
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
een woning.
een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
In aanvulling op artikel 22.24 van dit omgevingsplan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:
van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw.
door de oppervlakten van alle op een bouwperceel/terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen niet meegerekend.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte ter plaatse van het bouwwerk.
binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.
De aanvraag vereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn
overeenkomstig van toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken anders dan overeenkomstig de in Hoofdstuk 2 aan een locatie toegedeelde functies.
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Groen'.
De als 'Groen' aangewezen locaties hebben de volgende functies:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor gebouwen:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het aanleggen van parkeervoorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als ‘Maatschappelijk'.
De als 'Maatschappelijk' aangewezen locaties hebben de volgende functies:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor hoofdgebouwen:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als ‘Verkeer'.
De als 'Verkeer' aangewezen locaties hebben de volgende functies:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor gebouwen:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Water'.
De als 'Water' aangewezen locaties hebben de volgende functies:
In het voor 'Water' aangewezen gebied zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als ‘Wonen'.
De als 'Wonen' aangewezen locaties hebben de volgende functies:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor hoofdgebouwen:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor bijbehorende bouwwerken:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken.
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bouwwerken uit te oefenen.
De omgevingsvergunning als bedoeld in 10.5.1 wordt alleen verleend als:
Het geluid op een geluidgevoelig gebouw vanwege gemeentewegen mag ter plaatse van de aanduiding 'overschrijding standaardwaarde' maximaal 54 Lden bedragen.
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als ‘Waarde - Archeologie’.
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bestemd de instandhouding, bescherming en het behoud van archeologische waarden of verwachtingswaarden.
Voor het bouwen ten behoeve van andere daar voorkomende functies (artikelen 6 tot en met 10), mag met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het plan betreft:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op of in de in Waarde - Archeologie bedoelde gronden de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren die dieper reiken dan 0,5 meter onder maaiveld en een oppervlakte van 500 m² of meer verstoren:
Geen omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder a, is benodigd voor werken en werkzaamheden:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 afwijken van de bouwregels uit hoofdstuk 2 als het gaat om:
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervoor gelden de volgende aanvullende beoordelingsregels:
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende functies, tevens bedoeld voor de bescherming van de vliegveiligheid in verband met de ligging binnen de obestakelbeheervlakken vanwege het luchtvaartverkeer.
Al dan niet in afwijking van het bepaalde bij de andere functies (Hoofdstuk 2) mag de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer bedragen dan:
In afwijking van het bepaalde in de regels uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan (het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020') is het toepassen van chemische gewasbeschermingsmiddelen ter plaatse van de gronden die zijn aangewezen als 'milieuzone - verbod chemische gewasbeschermingsmiddelen' niet toegestaan.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht.
In afwijking van het bepaalde bij de andere functies (artikelen 6 tot en met 11):