direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Sport- en Vrijetijdscentrum 'De Vijfsprong', Baanvelden 22
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.2581S0011-ON01

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Algemeen

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR vervangt verschillende nota’s, zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de MobiliteitsAanpak;
  • de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

Doelen Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Rol provincies en gemeenten bij ruimte en mobiliteit

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Daarmee is het beleid ten aanzien van landschap op landelijk niveau is niet langer een rijksverantwoordelijkheid.

Toetsing

Het project voldoet aan de hoofddoelen van het SVIR. Er zijn geen nationale belangen die met de realisering van het project worden benadeeld. De ruimtelijke inpassing wordt op provinciaal en gemeentelijk niveau beschouwd (zie hierna).

Boswet

Op 1 juli 1962 is, ter bescherming van bosgebieden, de Boswet in werking getreden. Het doel van deze wet is het totale oppervlakte bos in Nederland op peil te houden. Daartoe is in de wet de verplichting opgenomen tot het binnen 3 jaar 1 op 1 herplanten van te rooien bos.

Als herplanten op het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden problemen oplevert, kan toestemming tot compensatie worden verleend. Dit betekent dat toestemming wordt verleend om een ander perceel te beplanten. Bij aantasting van een boskern (aaneengesloten stuk bos groter dan 5 hectare) is herplant in of aansluitend aan de boskern verplicht. In andere gevallen mag compensatie ook op grotere afstand plaatsvinden.

Toetsing

Het te kappen deel van het bosperceel (2.814 m2) valt onder de Boswet. Kap heeft betrekking op minder dan 5 hectare bos. Aanplant van bos kan niet op de projectlocatie of grenzend aan de projectlocatie plaatsvinden. Ook in de directe omgeving zijn geen locaties beschikbaar voor herplant van het bosperceel. Overeenkomstig de boswet mag compensatie, gezien de oppervlakte van het te kappen bosperceel (kleiner dan 5 hectare), op grotere afstand plaats vinden. In overleg met de gemeente wordt een locatie voor compensatie gezocht. De herplant van het bos (locatie en financiën) is in een separate overeenkomst tussen de gemeente Rucphen en de schietvereniging Koningsschutters vastgelegd.