direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Rucphen, wijzigingsplan woonwijk Hofstede, fase II
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.2581K0024-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Kom Rucphen, wijzigingsplan woonwijk Hofstede, fase II, met identificatienummer NL.IMRO.0840.2581K0024-ON01 van de gemeente Rucphen.

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

De artikelen van het bestemmingsplan Hofstede, zoals vastgesteld op 6 november 2018 door de raad van de gemeente Rucphen met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000B0020-DEF1, zijn van overeenkomstige toepassing. In onderstaande artikelen zijn alleen de relevante gedeeltes voor het plangebied van het wijzigingsplan voor Hofstede fase 2 weergegeven.

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten van het bestemmingsplan Hofstede, zoals vastgesteld op 6 november 2018 door de raad van de gemeente Rucphen, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. park, plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen;
  • b. extensief recreatief gebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' (wb) dient waterberging gerealiseerd dan wel in stand gehouden te worden;
  • d. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.

3.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 4,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 meter.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erven en verhardingen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

4.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht;

  • a. bijbehorende bouwwerken;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels;

  • a. er mogen erkers, balkons of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:
      • de horizontale diepte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
      • de afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan 2,00 meter;
      • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
      • de oppervlakte van de erker niet meer bedraagt dan 6,00 m2.

4.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt
      • pergola's/tuinmeubilair, maximaal 2,50 meter;
      • speeltoestel, maximaal 2,50 meter;
      • lichtmasten, maximaal 2,50 meter;
      • vlaggenmasten, één per erf, maximaal 6,00 meter;
      • erf- en terreinafscheidingen, maximaal 1,00 meter;
      • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 meter.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en nutsvoorzieningen;
  • b. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.

5.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 5.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouw zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat een groter oppervlak is toegestaan als daartoe een bouwvlak is opgenomen;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.

5.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt:

antennes   maximaal 5,00 meter  
openbare nutsvoorzieningen   maximaal 3,00 meter  
speeltoestellen   maximaal 4,00 meter  
masten   maximaal 8,00 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 2,00 meter  

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden;
  • b. in het totale wijzigingsplan zijn maximaal 70 wooneenheden toegestaan;
  • c. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

6.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de verbeelding aangegeven (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen de minimaal en maximaal de op de verbeelding aangegeven maten;
  • d. de dakhelling bedraagt bij de toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65o.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m2, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen tevens binnen het bouwvlak van de hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden gebouwd;
  • c. uitsluitend bij vrijstaande hoofdgebouwen mogen slechts aan één en dezelfde zijgevel bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 respectievelijk 6,00 meter, tenzij anders op de verbeelding weergeven;
  • e. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65o;
  • f. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht;
  • g. de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, maximaal 15 meter. in afwijking hiervan is de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk net gemaximaliseerd, indien:
      • het bijbehorende bouwwerk geplaatst tegen een bestaand vrijstaand behorende bouwwerk, waardoor de bijbehorende bouwwerken worden verbonden met de achtergevel dan wel zijgevel van het hoofdgebouw;
      • het bijbehorende bouwwerk past inde stedenbouwkundige opzet van het gebied;
      • door de bouw van het bijbehorende bouwwerk geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit betekend onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
      • het maximaal bebouwde oppervlak niet wordt overschreden.

6.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen in het achtererfgebied worden opgericht, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt voor:
      • pergola's/tuinmeubilair: maximaal 2,50 meter;
      • speeltoestel: maximaal 2,50 meter;
      • lichtmasten: maximaal 2,50 meter;
      • vlaggenmasten, één per erf: maximaal 6,00 meter;
      • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: maximaal 2,00 meter.
6.3 Nadere eisen

het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen voor de situering en afmeting van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken
  • b. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter borging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.1 sub b voor het oprichten van maximaal 50% van de voorgevel achter de op de verbeelding aangegeven (het verlengde van de) gevellijn;
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. aan huis verbonden bedrijven;
  • b. aan huis verbonden beroepen in bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

6.5.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep is als medegebruik toegestaan, mist de activiteiten plaatsvinden in de woning én de woning in overwegende mate de woonfunctie behoud.

 

6.5.3 Parkeren

Er dient te worden voldaan aan de gestelde parkeernorm zoals is bepaald, en opgenomen als bijlage bij de regels, in de Nota Parkeernormen Rucphen 2017.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep in bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.5.1 sub a en artikel 6.5.1 sub b voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in een woning en/of bijbehorende bouwwerken en een aan huis verbonden beroep in een bijbehorend bouwwerk, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
  • b. door de uitoefening van de activiteiten wijzigt het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig, da de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. het gebruik heeft en behoudt een kleinschalig karakter en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m2 ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
  • d. geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wm, Wabo of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  • e. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijbehorende bouwwerk uitvoert tevens de gebruiker van de woning is. de gebruiker van de woning dient zelf de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uit te oefenen. Het inhuren van personeel voor het uitoefenen van de activiteiten is niet toegestaan;
  • f. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.

6.6.2 Mantelzorg

het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.5.1 sub c voor:

  • a. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte, ten behoeve van de huisvesting voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels
      • de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
      • er sprake is van één huishouden;
      • er ontstaat geen zelfstandige woning;
      • de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken in artikel 8 lid 2.2 dienen in acht te worden genomen, met dien verstande dat een omgevingsvergunning tot afwijking kan worden verleend voor een totaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken binnen het achtererfgebied tot 120 m2 mits niet meer dan 70 m2 wordt benut voor een aan te bouwen bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg én mits de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50% bedraagt;
      • het betreffende bijbehorende bouwwerk mag uitsluitend voor mantelzorg worden gebruikt indien het via minimaal één doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;
      • zodra de noodzaak van een mantelvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als afhankelijke woonruimte beëindigd en worden de woonvoorzieningen verwijderd.
  • b. het plaatsen van één tijdelijke vrijstaande woonunit, ten behoeve van de huisvesting voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:
      • de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
      • er sprake is van één huishouden;
      • er ontstaat geen zelfstandige woning;
      • de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken in artikel 6.2.2 mogen, na een omgevingsvergunning tot afwijking, worden overschreden mits de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50% bedraagt;
      • de goothoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,00 meter
      • de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 5,00 meter
      • het oppervlak van de woonunit mag maximaal 70 m2 bedragen;
      • de woonunit past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied en er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
      • zodra de noodzaak van een mantelvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als afhankelijke woonruimte beëindigd en wordt de woonunit verwijderd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Nadere eisen
8.1.1 Plaatsbepaling, straatbeeld en dakhelling

Het bevoegd gezag kan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen.

8.1.2 Voorwaarden

De in lid 8.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

8.2 Bestaande afstanden en andere maten
8.2.1 Bestaande afstanden

Indien afstanden op de datum van de ter inzage legging van de vaststelling van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge op basis van Hoofdstuk 2 van dit plan is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

8.2.2 Bestaande andere maten

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de dag van de vaststelling van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge de Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

8.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen de contouren van woningen en bedrijfswoningen;
  • b. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter onder peil;
  • c. in de berekening van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen wordt de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet meegenomen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Bestaand gebruik
9.1.1 Bestaand gebruik gronden en bouwwerken

In afwijking van hetgeen bepaald in Hoofdstuk 2 is bestaand gebruik van gronden en bouwwerken niet in strijd met dit bestemmingsplan.

9.1.2 Verleende vergunningen

Onder bestaand gebruik, waaronder eveneens bouwen is begrepen, wordt tevens verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken overeenkomstig de besluiten bij of krachtens artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening (Wro), dan wel artikel 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.

9.2 Verboden gebruik

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • c. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    • 1. een middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    • 2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - radar
10.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.

 

10.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van 63 meter en meer.

 

10.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen
  • a. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de vergroting van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen en vergroting van de oppervlakte van recreatiewoningen en enkel in de onderstaande gevallen waarbij aangetoond is dat afwijking noodzakelijk is:
    • 1. ten gevolge van de technische eisen als opgenomen in het Bouwbesluit;
    • 2. ten gevolge van een woningaanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
    • 3. ter optimalisering van de bedrijfsvoering.
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-/ontvangstinstallaties en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;

met dien verstande dat:

  • 1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • 3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:

  • a. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeerregeling

Met betrekking tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid geldt de volgende regeling:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen' d.d. 31 mei 2017;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is bedoeld in sub a;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaald onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als

Regels van het wijzigingsplan  Kom Rucphen, wijzigingsplan woonwijk Hofstede, fase II van de gemeente Rucphen.

Behorende bij het besluit van .................