Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Buitengebied 1998, Scherpenbergsebaan 55
’
van de gemeente Rucphen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2581B0007-VO01 met de bijbehorende regels;
1.3 verbeelding
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2581B0007-VO01;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven,waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan- of uitbouw
een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig het gebruik van het hoofdgebouw;
1.7 achtererf
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het hoofdgebouw is gelegen;
1.8 achtergevel van een gebouw
het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;
1.9 agrarische waarden
de waarden die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- enof bedrijfsexploitatie;
1.10 agrarische bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.11 Awb
de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.14 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.16 bedrijfsmatig gebruik
het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit
hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en
waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend;
1.17 bedrijfsvloeroppervlak
de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde
vloeroppervlakte;
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.19 bestaand
ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 Bevi
Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding
van het plan;
1.22 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.23 bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de
begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn
toegelaten;
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect
steun vindt in of op de grond;
1.31 cultuurhistorische waarde
de in het kader van dit plan aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft
gemaakt van dat bouwwerk of gebied;
1.32 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;
1.33 dagrecreatieve voorziening
speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;
1.34 druiplijn
Onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld bij een rieten dak.
1.35 ecologische waarden
de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun natuur;
1.36 erf
een deel van het bouwperceel ten dienste van het gebruik van de aanwezige gebouwen;
1.37 erfafscheiding
de grens van het erf;
1.38 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
1.39 extensieve recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.41 gesloten verharding
een verharding opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet zonder meer op te delen is;
1.42 gevellijn
denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;
1.43 grondgebonden agrarische bedrijven
- akkerbouw-, fruitteelt- en overig tuinbouwbedrijf, waaronder bloem- en boomkwekerij: een bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij inbegrepen);
- veeteeltbedrijf: een bedrijf dat zich toelegt op het houden van melkvee en/of overig vee, waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;
1.44 half verharding
een verharding opgebouwd uit onsamenhangend materiaal dat meer draagkracht levert dan de originele grond;
1.45 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te
merken;
1.46 intensieve veehouderij
een niet grondgebonden agrarische bedrijfstak, waarbij de bedrijfsuitoefening in hoofdzaak niet functioneel aan de grond gebonden is, omvattende onder meer
het houden van mestvarkens, mestkalveren, slachtkuikens, leghennen of overig pluimvee;
1.47 Ivb
het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.48 kap
een constructie van één of meer dakvlakken;
1.49 landschapswaarde
de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de
herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.50 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;
1.51 mantelzorg
alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe
omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.52 natuurwaarde
de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk
als in onderlinge samenhang;
1.53 niet grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in gebouwen, dan wel een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend onafhankelijk is van de grond;
1.54 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen;
1.55 ondergeschikte nevenactiviteit
een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend;
1.56 overkapping
een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;
1.57 peil
- voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.58 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prosti-tué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.59 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.60 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.61 verblijfsdoeleinden
gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;
1.62 voorerf
gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het hoofdgebouw is gelegen;
1.63 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.64 vrijstaand
een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;
1.65 Wed
de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.66 weg
als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.67 Wgh
de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.68 Wgh-inrichtingen
bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.69 Ww
de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.70 woning
een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;
1.71 Wro
de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.72 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen;
1.73 zijgevel van een gebouw
een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;