Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 14 (Hoge Dijk 82)
Status: geheel onherroeplijk in werking
Plan identificatie: NL.IMRO.0826.BSPhz14BG2014-OH01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 14 (Hoge Dijk 82) van de Gemeente Oosterhout;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0826.BSPhz14BG2014-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een daarbij behorend bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel (waaronder een showroom of afhaalpunt c.q. logistieke functie (internethandel) of vergelijkbare functies) is toegestaan. Wel is toegestaan detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit uit de uitoefening van het betrokken aan huis verbonden beroep of het hebben van een kantoorfunctie als onderdeel van een internethandel;

1.4 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van activiteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels 
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 afhankelijke woonruimte

een deel van de (bedrijfs)woning of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een (
bedrijfs)woning, dat qua ligging een ruimtelijke en planologische eenheid vormt met die woning en waarin een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;

1.8 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bed & breakfast:

een voorziening, die als doel heeft het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse met een recreatieve doelstelling verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid;

1.12 bedrijfsactiviteiten

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.14 bedrijfswoning

een woning, bij een bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die op dat bedrijf of instelling werkzaam is en al dan niet toezicht houdt;

1.15 bestaand

a.     t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b.     t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk, dat geen gebouw is;

1.27 boveninsteek oever

de bestaande snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat 
ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop en/of afhaalpunt c.q. distributiepunt, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; internethandel zonder de uitstalling ten verkoop en/of afhaalpunt c.q. distributiepunt is hieronder niet begrepen;

1.30 extensief dagrecreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals vogelobservatie, wandelen, fietsen, mountainbiken, picknicken, kano�n, survivaltochten, die niet bedrijfsmatig van aard is en qua omvang en ruimtelijke uitstraling, ondergeschikt is aan de overige, ingevolge de bestemmingsomschrijving toegestane gebruiken en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffende, al dan niet in combinatie met extensieve dagrecreatieve voorzieningen zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidsgevoelige objecten

woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;

1.33 grondgebonden agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt, waaronder een productiegerichte paardenhouderij;

1.34 grondgebonden woning

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat, rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein en toegankelijk is vanaf de weg;

1.35 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 horeca

het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en kleine eetwaren, zoals een hotel, restaurant, café, cafetaria of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, waaronder eveneens wordt begrepen het exploiteren van zaalaccommodatie, doch met uitzondering van een seksinrichting, onderscheiden in de volgende horecacategorieën:
  
1. horecacategorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel)-restaurant, pannenkoekhuis, eetcaf� en pizzeria, uitgezonderd een zelfstandig maaltijdafhaalcentrum;
  
2. horecacategorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon;
  
3. horecacategorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een caf�;
  
4. horecacategorie 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek;
 

1.37 intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, konijnen-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, niet zijnde een slakkenkwekerij, viskwekerij of een insectenkwekerij (zoals een wormenkwekerij);

1.38 kamerverhuur

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning;

1.39 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;

1.40 kampeerplaats

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.41 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf en daaraan gelieerde en (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikte vormen van dagrecreatie;

1.42 landschappelijke inpassing

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting;

1.43 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.44 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.45 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.46 nevenactiviteiten

het door de eigenaar / exploitant van het ter plaatse gevestigde bedrijf ontplooien van activiteiten bij de hoofdfunctie van de bestemming die niet rechtstreeks de uitoefening van de bedrijfsvoering betreffen, die ingevolge de geldende bestemming is toegestaan, maar wel daaraan (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt zijn;

1.47 niet-zelfstandige woonruimte

een woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een persoon of huishouden kan worden bewoond, zonder dat deze daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen - zoals sanitair, kookgelegenheid, wasgelegenheid - buiten die woonruimte;

1.48 nutsvoorzieningen

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d., zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.49 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.50 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  4. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil / of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;

1.51 ruimtelijke ontwikkeling

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;

1.52 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.53 sloopbonusregeling

Regeling die voorziet in het mogelijk maken van een grotere inhoudsmaat voor een bouwwerk

1.54 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa�s, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing;

1.55 teeltondersteunende voorziening

een ondersteunende voorziening in, op of boven de grond die een onderdeel is van een overwegend grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, gericht op het telen van (sier)gewassen (zoals tuinbouw, boomteelt of sierteelt) en wordt gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden en / of de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Teeltondersteunende voorzieningen kunnen zowel een gebouw als een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zijn. Te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
  1. laag / tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte lager dan of gelijk aan 1,5 m, welke niet langer dan 6 maanden per jaar aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de constructie die een dergelijke voorziening mogelijk maakt (bijvoorbeeld palen in de grond);
  2. hoog / tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte hoger dan 1,5 m, welke niet langer dan 6 maanden per jaar aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de constructie die een dergelijke voorziening mogelijk maakt (bijvoorbeeld palen in de grond);
  3. permanent: teeltondersteunende voorzieningen welke 6 maanden per jaar of langer aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de constructie die een dergelijke voorziening mogelijk maakt (bijvoorbeeld palen in de grond);
  4. teeltondersteunende kassen.

    Vraathekken (zoals boomteelthekken) en veekeringen worden niet gezien als teeltondersteunende voorzieningen;

1.56 tuincentrum

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden, zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden, gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, dierbenodigdheden, diervoeding, seizoensartikelen in geval van kerstmarkt, paasmarkt, kleinmeubelen, tuinzwembaden en tuinsauna's, tuin gerelateerd speelgoed, tuinartikelen(tuinmeubilair), koffiecorner, eventueel in combinatie met kweek;

1.57 veehouderij

agrarisch bedrijf, gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.58 vloeroppervlak(te)

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.59 voorgevel

De naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt

1.60 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.61 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;

1.62 watergang

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde sloot;

1.63 woning / wooneenheid

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

1.64 woningsplitsing

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouw(de) oppervlak(te) van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden;
  2. agrarisch gebruik, zowel bedrijfsmatig als hobbymatig;
  3. behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
  4. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  5. extensief dagrecreatief medegebruik;
  6. erfbeplanting;
  7. landschappelijke inpassing van bouwwerken en voorzieningen.
  8. de gronden, welke nader zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding "overige zone - landschappelijke inpassing" mogen alleen worden gebruikt als landschappelijke inpassing, ten behoeve van de op het bestemmingsvlak Wonen toegestane bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
In het algemeen geldt dat uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Gebouwen
Er zijn geen gebouwen toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen teeltondersteunende voorzieningen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:  
  1. buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in
ieder geval begrepen:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest of enige andere vorm van buitenopslag.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder artikel 3 lid 4.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
3.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder artikel 3 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke plaats vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het betreffen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een diepte van minder dan 0,50 m.;
  3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  4. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  5. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in artikel 3 lid 4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in artikel 3 lid 1. De in het kader van de belangenafweging te hanteren toetsingscriteria zijn in het schema onder artikel 3 lid 4.4 weergegeven
3.4.4 Schema omgevingsvergunnig voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige
werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening van de
omgevingsvergunning voor werken en
werkzaamheden

 


 

het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen groter dan
200 m2
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, het extensief recreatief medegebruik dan wel het
ecologisch, landschaps- en waterhuishoudkundig beheer;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet
onevenredig worden aangetast;
het diepwoelen, diepploegen,
afgraven, vergraven, ophogen en
egaliseren van de bodem met meer
dan 50 cm
- er mag geen onevenredige aantasting
plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke
waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone
- omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de
cultuurhistorische waarden;
het dempen van poelen, sloten en
greppels
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone
- omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak' mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de
cultuurhistorische waarden;
- het beplanten van gronden met
houtgewas hoger dan 1 meter
 
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid;
-
vellen of rooien van houtgewas

 
- er mag geen onevenredige aantasting
plaatsvinden van de landschaps- en
natuurwaarden;
     

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:  
  1. woningen;
  2. aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  3. behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
  4. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  5. extensief dagrecreatief medegebruik;
  6. erfbeplanting;
  7. landschappelijke inpassing van bouwwerken en voorzieningen;
Eén en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder tuinen, erven en perceelsontsluitingen en overeenkomstig de in artikel 4 lid 1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
4.1.2 Nadere detailering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 4 lid 1.1 :  
  1. Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf 
Voor aan huis verbonden beroep en/of bedrijf gelden de volgende bepalingen: 
  1. er moet sprake zijn van een bouwvlak, waarop minimaal één woning is toegestaan;
  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing, tot een maximum van 50 m2;
  3. het betreft een activiteit behorend tot milieucategorie 1 of 2, als opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten of een qua milieuhinder en ruimtelijke uitstraling vergelijkbare activiteit;
  4. buitenopslag ten dienste van de nevenactiviteit is niet toegestaan;
  5. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan;
  6. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  7. er dient op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak, te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  8. de activiteit is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig (w.o. afwikkeling verkeer) en milieukundig (w.o. geur) aanvaardbaar;
  9. de activiteit leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving, waaronder voor het aspect geur.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen: 
  1. er is maximaal één woning toegestaan per bestemmingsvlak;
  2. de inhoud van een woning bedraagt maximaal 750 m3, met dien verstande dat:
  1. bij het bepalen van de inhoud van een woning worden voor bewoning bestemde aangebouwde bijbehorende bouwwerken meegerekend; 
  1. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m., met dien verstande dat een bestaande grotere goothoogte als maximum geldt;
  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m., met dien verstande dat een bestaande grotere bouwhoogte als maximum geldt;
  3. de afstand van woningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m. Indien de perceelsgrens is gelegen in water, wordt deze maat gemeten vanuit de boveninsteek van de betreffende oever;
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
Bijbehorende bouwwerken bij de woning voldoen aan de volgende kenmerken: 
  1. de gezamenlijke oppervlakte van niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m2;
  2. deze gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m. achter de voorgevelrooilijn van de woning;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m., met dien verstande dat een bestaande hogere maatvoering als maximum geldt;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m., met dien verstande dat een bestaande hogere maatvoering als maximum geldt.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken: 
  1. voor of op de voorgevelrooilijn van de woning:
    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 1 m.; 
  1. achter de voorgevelrooilijn van de woning:
    1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen bedraagt maximaal 2 m.;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m. 
  2. met dien verstande, dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing', geen bouwwerken zijn toegestaan.
4.2.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het bouwen en het gebruik ten behoeve van de bestemming 'Wonen' is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaardelijke verplichting:
  1. de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot zijdelingse perceelgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1, teneinde af te wijken van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:  
  1. de situering stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig aanvaardbaar is;
  2. de situering niet leidt tot aantasting van rechten en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en de daarop aanwezige bouwwerken.
4.3.2 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2, teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken te vergroten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan: 
  1. een vergroting van de toegestane oppervlakte van niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken, kan alleen worden toegestaan, indien wordt overgegaan tot sloop van thans bij de betreffende woning aanwezige bebouwing;
  2. er mag maximaal 20 % van de gesloopte bebouwde oppervlakte worden teruggebouwd, tot een bebouwde oppervlakte van in totaal maximaal 200 m2;
  3. alle resterende bebouwing aan bijbehorende bouwwerken dient te worden gesloopt;
  4. sloop van monumentale en - blijkens een onafhankelijk deskundig advies daarover - cultuurhistorisch waardevolle gebouwen is niet toegestaan;
  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; hiertoe wordt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing' opgenomen;
  6. de situering van de bijbehorende bouwwerken leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  7. bij een gezamenlijk toepassing van artikel 4 lid 3.2 en artikel 4 lid 3.3 bedraagt de breedte van de bebouwing niet meer dan 70% van het bouwvlak, ter hoogte van de voorgevel;
4.3.3 Omgevingsvergunning inhoud woningen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1, onder b, teneinde een grotere inhoudsmaat mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. een vergroting van de toegestane inhoud kan alleen worden toegestaan, indien wordt overgegaan tot sloop van thans bij de betreffende woning aanwezige bebouwing;
  2. er mag maximaal 20 % van de gesloopte bebouwde inhoud worden teruggebouwd als onderdeel van de woning, tot een maximale inhoud van 900 m³;
  3. alle resterende bebouwing aan bijbehorende bouwwerken dient te worden gesloopt;
  4. sloop van monumentale en - blijkens een onafhankelijk deskundig advies daarover - cultuurhistorisch waardevolle gebouwen is niet toegestaan;
  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; hiertoe wordt de gebiedsaanduiding “overige zone - landschappelijke inpassing” opgenomen;
  6. de vergroting van de inhoud van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  7. bij een gezamenlijk toepassing van artikel 4 lid 3.2 en artikel 4 lid 3.3 bedraagt de breedte van de bebouwing niet meer dan 70% van het bouwvlak, ter hoogte van de voorgevel;
 

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen: 
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik, met dien verstande dat buitenopslag voor de voorgevel en het verlengde daarvan niet is toegestaan;
  2. detailhandel;
  3. horeca;
  4. het uitoefenen van bed & breakfast;
  5. buitenopslag ten behoeve van activiteiten naast het wonen;
  6. huisvesting van (seizoens) arbeiders en kamerverhuur;
  7. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Omgevingsvergunning kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1, teneinde kleinschalig kamperen en de daarbij behorende voorzieningen, zoals sanitaire, dagrecreatieve (slechtweer)voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 
  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestemming 'Wonen';
  2. voorzieningen worden gerealiseerd binnen de ingevolge de bestemming 'Wonen' toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  3. plaatsing van kampeermiddelen wordt  jaarrond toegestaan, met dien verstande dat vaste staanplaatsen (d.w.z. jaarrond gebruik door een en dezelfde persoon en/of plaatsing van een en hetzelfde kampeermiddel) niet is toegestaan;
  4. het betreft maximaal 25 plaatsen;
  5. de kampeerplaatsen dienen binnen 100 m. van het bijbehorende bestemmingsvlak Wonen gesitueerd te zijn;
  6. de minimale afstand van een nieuw kleinschalig kampeerterrein tot een reeds bestaand kleinschalig, regulier of natuurkampeerterrein dient in beginsel minimaal 500 m. te bedragen, ter voorkoming van een ongewenste concentratie aan kampeerterreinen. Van deze minimale afstandseis kan worden afgeweken, wanneer kan worden aangetoond, dat de draagkracht van het gebied daarmee niet onevenredig wordt aangetast;
  7. dagrecreatieve (slechtweer)voorzieningen en horecavoorzieningen worden mogelijk gemaakt, voor zover deze: 
    1. gelieerd en ondergeschikt zijn aan het kleinschalige kampeerterrein;
    2. actief zijn tussen zonsop- en ondergang;
    3. vorm krijgen binnen het totaal oppervlak aan gebouwen dat ingevolge de bestemming 'Wonen' als oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, waarbij ten dienste van deze functies, of een combinatie daarvan, maximaal 250 m2 aan binnen- en buitenruimte mag worden ingezet;
    4. de voorzieningen niet mogen worden opengesteld voor anderen, dan degenen die gebruik maken van de kampeervoorziening; 
  8. er dient op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak, te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  9.  de nevenactiviteit is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefmilieu) aanvaardbaar;
  10.  de nevenactiviteit leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur);
  11. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; hiertoe wordt de gebiedsaanduiding ´groen - landschappelijke inpassing' opgenomen.
4.5.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4.1, onder d., teneinde bed & breakfast toe te staan, mits aan de volgende bepalingen wordt voldaan: 
  1. er moet sprake zijn van een bouwvlak, waarop minimaal één woning is toegestaan;
  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing, tot een maximum van 100 m2;
  3. het maximaal aantal bedden is niet meer dan 10;
  4. een bed & breakfast is alleen toegestaan in de vorm van niet-zelfstandige woonruimte(n);
  5. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  6. er dient op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak, te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  7. de activiteit is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefmilieu) aanvaardbaar;
  8. de activiteit leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur).
4.5.3 Omgevingsvergunning huisvesting (seizoens)arbeiders en kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4.1, onder f., ten behoeve van huisvesting van (seizoens)arbeiders en/of kamerverhuur, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 
  1. huisvesting vindt uitsluitend plaats in de woning;
  2. er is sprake van huisvesting in een niet-zelfstandige woonruimte;
  3. per bewoner van het object is minimaal 24 m2 gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;
  4. in het object wordt aan maximaal 6 personen woonruimte geboden;
  5. er dient op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak, te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  6. de activiteit is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefmilieu) aanvaardbaar;
  7. de activiteit leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur);
  8. er dient een minimale afstand van een object waarin niet-zelfstandige woonruimte is toegestaan, tot andere (bedrijfs)woningen, waarin dat eveneens is toegestaan, van minimaal 250 m. te worden aangehouden. Van deze minimale afstandseis kan worden afgeweken, wanneer kan worden aangetoond, dat de draagkracht van het gebied daarmee niet onevenredig wordt aangetast.
4.5.4 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 
  1. de woonruimte is gelegen binnen een bestemmingsvlak 'Wonen';
  2. ingeval van een bijbehorend bouwwerk is de afhankelijke woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m. van de woning;
  3. de totaal toegestane oppervlakte, welke als afhankelijke woonruimte mag worden ingezet bedraagt maximaal 100 m2;
  4. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak hiertoe via een indicatiestelling is aangetoond;
  5. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht die zelfstandige bewoning mogelijk maken;
  6. de situering van de afhankelijke woonruimte is milieukundig (w.o. woon- en leefmilieu) aanvaardbaar;
  7. de situering van de afhankelijke woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur);
  8. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, 
danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 14 (Hoge Dijk 82).