Direct naar inhoud
Plan:Centrum 2017
Status:vastgesteld
Plantype:bestemmingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0826.BSPcentrum2017-VA01

Regels

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Bedrijf – Nutsvoorziening

Artikel 5 Centrum

Artikel 6 Detailhandel

Artikel 7 Gemengd - 1

Artikel 8 Gemengd - 2

Artikel 9 Groen

Artikel 10 Horeca

Artikel 11 Kantoor

Artikel 12 Maatschappelijk

Artikel 13 Recreatie

Artikel 14 Tuin

Artikel 15 Verkeer

Artikel 16 Wonen

Artikel 17 Waarde - Archeologie

Artikel 18 Waarde - Beschermd stadsgezicht

Artikel 19 Waarde - Monumentale bomen

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Artikel 21 Algemene bouwregels

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Artikel 25 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

Artikel 27 Slotregel

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan 'Centrum 2017' met identificatienummer NL.IMRO.0826.BSPcentrum2017-VA01 van de gemeente Oosterhout.

 

avondperiode:

de periode van 19.00 uur tot 24.00 uur.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen).

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

 

aan huis verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep op zakelijk, administratief, juridisch, financieel, therapeutisch, (para-)medisch, cosmetisch, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dan wel de uitoefening van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, voor zover deze behoren tot de milieucategorie 1 of 2, zoals bepaald in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een daarmee qua aard en invloed op de omgeving vergelijkbare activiteit, waarbij de uitoefening in of bij een woning wordt uitgeoefend.

 

achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

 

achtergevellijn:

de lijn waarin de achtergevel van een woning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

 

achtergevelrooilijn:

de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak.

 

ADR-geclassificeerde stoffen:

Gevaarlijke stoffen zoals geclassificeerd in de Europese overeenkomst ADR (Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route).

 

 
ambulante handel:

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel het aanbieden van diensten, op een openbare en in de open lucht gelegen locatie, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

 

archeologische waarden:

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

 

autodemontagebedrijf:

een bedrijf gericht op het demonteren / uit elkaar halen van gemotoriseerde voertuigen.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bed & breakfast:

een voorziening in een (bedrijfs)woning, die als doel heeft het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse met een recreatieve doelstelling verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke, seizoensgebonden of permanente werkzaamheden en/of arbeid.

 

bedrijf:

een inrichting gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, herstellen en/of vervoeren van goederen.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

 

bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

bedrijfswoning:

een woning, bij een (agrarisch) bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die op dat bedrijf of die instelling werkzaam is en al dan niet toezicht houdt.

 

begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

 

bestaand(e situatie):

bebouwing, zoals legaal aanwezig of in uitvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing, die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en/of opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

blinde gevel:

een gevel waarin geen ramen of balkons aanwezig zijn.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

 

bouwmarkt:

een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats met een (overdekt) verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf-producten wordt aangeboden in de vorm van detailhandel.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

cultuur en ontspanning:

voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals (kook)ateliers, sauna’s, musea, galeries, creatieve en culinaire workshops en yogastudio’s. Hieronder worden niet verstaan speelautomatenhallen.

 

cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

 

 

dagperiode:

de periode van 09.00 uur tot 19.00 uur.

 

dagrecreatie:

activiteiten overdag ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

 

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

dakopbouw:

een opbouw op een deel van een hellend dak, waarmee de goot- en/of bouwhoogte van het gebouw wordt verhoogd.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop) het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat postorderbedrijven en daarmee vergelijkbare internetwinkels niet worden aangemerkt als detailhandel, tenzij ter plaatse sprake is van fysiek klantcontact.

 

detailhandel, grootschalig:

detailhandel met een minimale bedrijfsvloeroppervlakte van 1.000 m2.

 

detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.

 

detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in goederen van volumineuze aard in een daarop afgestemde verkoopruimte, te weten auto’s en motoren, auto-onderdelen en banden, grootschalige kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen.

 

dienstverlening:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, bank, postkantoor, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, waaronder begrepen het dak, die bestaat uit:

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bij het bedrijf horende bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus e.d.).

 

evenement

elke voor publiek toegankelijke gebeurtenis of activiteit gericht op vermaak, met een tijdelijk, plaatsgebonden karakter, plaatsvindend in de openlucht of in al dan niet tijdelijke onderkomens.

Niet onder een evenement vallen:

 

Hierbij worden de volgende categorieën van evenementen onderscheiden:

 

extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals vogelobservatie, wandelen, fietsen, mountainbiken, picknicken, kanoën en survivaltochten, die niet bedrijfsmatig van aard zijn en qua omvang en ruimtelijke uitstraling, ondergeschikt zijn aan de overige, ingevolge de bestemmingsomschrijving toegestane gebruiken en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffen, al dan niet in combinatie met extensieve dagrecreatieve voorzieningen zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d..

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop en/of onderhoud en reparatie van motorvoertuigen of onderdelen daarvan, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

 

garagebox:

een gebouw dat gebruikt wordt voor het stallen van vevoermiddelen of als bergruimte.

 

 

 

 

gasontvangststation:

nutsvoorziening die de verbinding vormt tussen het hogedrukgasnet en het transportnet van een regionale netwerkbeheerder of het gasnet op een particulier (bedrijfs)terrein, waar de transportdruk wordt gereduceerd en de hoeveelheid geleverd aardgas wordt gemeten.

 

gastouderschap:

kinderopvang op het woonadres van een gastouder of de ouder(s) die tot stand komt door bemiddeling van een gastouderbureau en die betrekking heeft op ten hoogste 6 kinderen, naast eventuele eigen kinderen van de gastouder.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidgevoelig object:

een geluidgevoelig object bij of krachtens de Wet geluidhinder.

 

geluidzone van een industrieterrein:

zone rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde op de bouwperceelgrens is gebouwd en door middel van bijbehorende bouwwerken geschakeld is met een ander hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel.

 

gestapelde woning:

een woning in een gebouw waarin zich meerdere boven elkaar gelegen zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden.

 

gevel:

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

 

gevelvlak:

het verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden.

 

grondgebonden woning:

een woning die rechtstreeks contact heeft met het aangrenzende terrein.

 

groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf.

 

hogere waarde:

een door het bevoegd gezag vast te stellen maximale waarde voor de toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder van toepassing is.

hoofdfunctie:

de belangrijkste functie waarvoor een gebouw mag worden gebruikt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

 

horeca(bedrijf):

het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en kleine eetwaren, zoals een hotel, restaurant, café, cafetaria of een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, waaronder eveneens wordt begrepen het exploiteren van zaalaccommodatie, doch met uitzondering van een seksinrichting.

 

horeca categorie 1:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel)-restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een zelfstandig maaltijdafhaalcentrum.

 

horeca categorie 2:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.

 

horeca categorie 3:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.

 

horeca categorie 4:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek.

 

houtgewas:

bomen, struiken, houtopstanden, boomgaarden, knotbomen, singels en houtwallen.

 

houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

 

huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen kamerbewoning tot ten hoogste 2 personen in een deel van het hoofdgebouw en/of een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

 

huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

 

 

industrieterrein:

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

 

internetwinkel:

het bedrijfsmatig via website's te koop aanbieden van goederen, alsmede het opslaan, verkopen en/of (af)leveren van deze goederen, waarbij de goederen niet ten verkoop worden uitgestald.

 

kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning.

 

kangoeroewoning:

een complex van ruimten, bestaande uit een hoofdwoning en een daaraan in oppervlakte ondergeschikte buidelwoning, geschikt en bestemd voor de huisvesting van twee afzonderlijke huishoudens.

 

kantoor:

een gebouw of deel van een gebouw dat door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15º en maximaal 75º.

 

kinderdagverblijf:

een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen, niet zijnde gastouderschap.

 

kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat wordt aangemerkt als uiting van beeldende kunst.

 

kunstwerk:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en degelijke.

 

landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

 

lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het achtergrondniveau wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

 

maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, openbare dienstverlening, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen, al dan niet met ondergeschikte horeca en detailhandel.

 

 

 

maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor de toegestane bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

 

manege:

een dagrecreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

 

mantelzorg: 

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

 

nachtperiode

de periode van 24.00 uur tot 09.00 uur

 

natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

 

normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik, gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten, dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

 

nutsvoorzieningen:

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d., zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor (tele)communicatie.

 

omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.

 

ondergeschikte detailhandel:

detailhandelsactiviteiten die qua uitstraling passend bij en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

 

ondergeschikte horeca:

horeca, welke (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt en gelieerd is aan de functie die ingevolge de geldende bestemming ter plaatse is toegestaan.

 

ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf:

voorzieningen voor verkeer en verblijf die ondergeschikt en gelieerd zijn aan de functies die ingevolge de geldende bestemming ter plaatse zijn toegestaan, zoals in- en uitritten, langzaam verkeerspaden, onverharde paden, trottoirs en brandgangen. Hieronder worden in ieder geval geen wegen voor gemotoriseerd verkeer begrepen.

 

onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook tenten.

 

ontspannende voorzieningen:

voorzieningen ter ontspanning en vermaak van mensen, zoals een bioscoop, theater, sauna, dansschool, wellnesscentrum, e.d.

 

overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal één wand.

 

patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

parkeergarage:

al dan niet ondergrondse, openbare gebouwde parkeervoorziening voor het parkeren van meerdere voertuigen.

 

peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

 

pickuppoint:

een locatie waar de consument via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

 

productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf het openbaar toegankelijke gebied zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

 

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

risicovolle inrichting:

een inrichting waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

ruimtelijke kwaliteit:

waardering van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

 

scheidingslijn:

lijn die de grens dan wel scheiding tussen verschillende aanduidingen vormt.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in elk geval worden verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.

 

speelvoorziening:

openbaar toegankelijke voorziening in de open lucht bestemd voor sport, spel, vermaak of ontspanning, niet zijnde een sportvoorziening waar georganiseerde sportbeoefening plaatsvindt, waaronder in ieder geval speeltuinen en trapveldjes worden verstaan.

 

sportvoorziening:

voorziening ten behoeve van de uitoefening van binnen- en/of buitensport (met uitzondering van maneges).

 

standplaats:

gronden bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten.

 

stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing in relatie tot de omgeving.

 

straatprostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen, één en ander door passanten hiertoe te bewegen of uit te nodigen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze.

 

supermarkt:

een zelfbedieningszaak gericht op de dagelijkse artikelensector (levensmiddelen) met een verkoopvloeroppervlak van minimaal 600 m2.

 

tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden, zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden, gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, dierbenodigdheden, diervoeding, seizoensartikelen in geval van kerstmarkt, paasmarkt, kleinmeubelen, tuinzwembaden en tuinsauna's, tuingerelateerd speelgoed, tuinartikelen(tuinmeubilair), koffiecorner, eventueel in combinatie met kweek.

 

twee-aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het ophet aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

 

uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, het laten uitvoeren of in uitvoering geven.

 

verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief dag- en nachtverblijf door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut.

 

verkooppunt motorbrandstoffen:

een verkoopplaats voor het uitoefenen van detailhandel in motorbrandstoffen en voor serviceverlening aan motorvoertuigen, waarbij detailhandel in andere goederen als nevenactiviteit van ondergeschikt belang en ondergeschikte horeca in de categorie 1 en/of 2 is toegestaan.

 

verkoopvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

 

vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte van alle ruimten die voor een functie wordt gebruikt.

 

voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

voorkeursgrenswaarde:

de ten hoogste toelaatbare waarde voor de geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, zoals die rechtstreeks is toegestaan op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder.

 

voorzieningen voor verkeer en verblijf:

voorzieningen die verband houden met de afwikkeling van het verkeer en/of met het verblijfskarakter van de openbare ruimte, zoals wegen, straten, pleinen, langzaam verkeerspaden, inclusief daarbij behorende inrichtingselementen.

 

vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen.

 

 

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang, alsmede voorzieningen voor waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden en beschoeiingen.

 

windturbine:

bouwwerk, bestaande uit een mast met bijbehorende fundering en de rotor, bedoeld voor het opwekken van electriciteit door middel van windenergie.

 

winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel en/of showroom.

 

wonen:

het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woningsplitsing:

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;

 

woonunit:

een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning.

 

woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

 

zelfstandige woonruimte:

een woning met een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, waarbij de wasgelegenheid, kookgelegenheid en het toilet niet worden gedeeld met andere bewoners.

 

zijstrook:

de strook grond gelegen tussen de zijdelingse perceelsgrens en de denkbeeldige lijn op 3 meter afstand vanaf de zijdelingse perceelsgrens, over de volledige diepte van het bouwperceel.

 

zorgwonen:

het bewonen van zorgwoningen, al dan niet in combinatie met gemeenschappelijke (zorg)voorzieningen.

 

zorgwoning:

een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning of wooneenheid.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstanden:

van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

bovenkant spoorstaaf:

de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf.

 

dakhelling:

de hoek gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen.

 

hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergronds bouwen wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.

 

langtijdgemiddelde beoordelingsniveau:

het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten over een aaneengesloten periode van tenminste 10 minuten en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai, met dien verstande dat de bedrijfsduurcorrectie en de strafcorrectie voor muziekgeluid of tonaal geluid niet worden toegepast.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijven);

met uitzondering van:

  1. opslag van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;

  2. reclamevoorzieningen;

  3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning' (bw);

  4. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf;)

  5. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) / ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage(%)' is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt de volgende bepaling:

  1. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning'.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

  3. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen. De ondergrondse bebouwing wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.

  4. Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan 6 m respectievelijk 10 m.

  5. Bij een bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' danwel direct aansluitend aan de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd.

  6. Voor de bouw van de onder e bedoelde bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

  4. de bouwwerken mogen uitsluitend vanaf 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan worden opgericht.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van het bedrijfsproces mogen, indien gesitueerd binnen het aangegeven bouwvlak, niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het opwekken van energie mag niet meer bedragen dan 5 m.

  5. De bouwhoogte van silo’s, kranen, voorzieningen ten behoeve van een laad- en loskade en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m.

  6. De bouwhoogte van reclamemasten, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – reclamemast' (sba-rec), mag niet meer bedragen dan 40 m.

  7. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan bedragen dan 6 m.

  8. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

3.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor:

  1. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing;

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.3, sub d voor het toestaan van een hogere goothoogte voor de niet-inpandige bedrijfswoning, mits:

  1. de maximaal toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden;

  2. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  1. het bepaalde in lid 3.2.4, sub i voor het bouwen van reclamemasten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming tot een bouwhoogte van maximaal 30 m, mits:

  1. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

 

3.5.2 Niet-zelfstandige kantoren

  1. Bij bedrijven zijn uitsluitend niet-zelfstandige kantoren toegestaan;

  2. De vloeroppervlakte van niet-zelfstandige kantoren mag per bedrijf niet meer bedragen dan 1.500 m2. Indien de bestaande vloeroppervlakte meer bedraagt dan 1.500 m2, geldt deze oppervlakte als maximale oppervlakte.

 

3.5.3 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2;

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.1 sub a voor bedrijven die niet voorkomen op de Staat van bedrijven, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijven onder de categorieën zoals toegestaan op grond van het bepaalde onder 3.1 sub a, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het bepaalde in lid 3.1 sub a voor bedrijven in één milieucategorie hoger dan is toegestaan, mits deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijven, met uitzondering van:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  2. risicovolle inrichtingen;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het bepaalde in lid 3.1, ten behoeve van:

  1. het uitoefenen van detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte en herstelde goederen, als ondergeschikte en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;

  2. het uitoefenen van detailhandel in goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met de hiervoor onder 1 bedoelde goederen, mits deze detailhandel als een ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de onder 1 omschreven bedrijfsvoering plaatsvindt;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

3.6.2 Omgevingsvergunning pickuppoint

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub a ten behoeve van een pickuppoint, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2;

  2. er zijn hiertegen geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

3.6.3 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de bedrijfswoning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de bedrijfswoning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m2;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

3.6.4 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een bedrijfswoning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 100 m2;

  2. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

3.6.5 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en toestaan dat één bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning;

  2. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

Artikel 4 Bedrijf – Nutsvoorziening

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. antennemasten, ter plaatse van de aanduiding ‘antennemast' (am);

  3. erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien een zodanige aanduiding niet is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

4.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  3. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van het opwekken van energie mag niet meer bedragen dan 5 m.

  4. De bouwhoogte van antennemasten, ter plaatse van de aanduiding ‘antennemast' mag tot 45 m bedragen.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

Artikel 5 Centrum

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, op de begane grond;

  2. dienstverlening, op de begane grond;

  3. horeca in de horecacategorieën 1, 2 en 3, op de begane grond;

  4. maatschappelijke voorzieningen, op de begane grond;

  5. wonen;

  6. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage (pg)’;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. evenementen – I;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) /‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

5.2.3 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 3 m.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

5.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.2.4 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;

  2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

  3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

 

5.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2;

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

5.5.3 Evenementen

Voor het houden van evenementen – I zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. het aantal evenementen binnen deze bestemming bedraagt maximaal 30 per jaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 2 dagen bedragen;

  3. het evenement mag alleen plaatsvinden in de dag- en avondperiode;

  4. op- en afbouwactiviteiten mogen plaatsvinden direct voorafgaand of volgend op het evenement;

  5. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan 60 dB(A) en 75 dB(C) (etmaalwaarde);

  6. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege de op- en afbouwactiviteiten voor het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan 50 dB(A) (etmaalwaarde).

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Omgevingsvergunning andere functies

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en (één van) de voor de begane grond toegelaten functies ook op de verdieping(en) toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het volkshuisvestingsbelang wordt niet onevenredig geschaad;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

  3. er is geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten;

  4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

5.6.2 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de bedrijfswoning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m2;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

5.6.3 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m2;

  2. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

5.6.4 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. huisvesting vindt plaats in de woning;

  2. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

Artikel 6 Detailhandel

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;

  2. de aan sub a ondergeschikte horeca;

  3. de aan sub a ondergeschikte dienstverlening;

  4. erven en verhardingen;

  5. groenvoorzieningen

  6. nutsvoorzieningen;

  7. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage' (pg);

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm)/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

6.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

6.2.3 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 3 m.

 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouwd niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

6.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 6.2.4 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;

  2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

  3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. een supermarkt;

  2. grootschalige detailhandel;

  3. een tuincentrum;

  4. een bouwmarkt.

 

 

Artikel 7 Gemengd - 1

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' (-w);

  2. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. dienstverlening, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening (dv)';

  2. culturele en ontspannende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning (co)';

  3. maatschappelijke voorzieningen, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijke voorzieningen (m)';

  4. bedrijf tot en met categorie 2, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' (b=2);

  5. detailhandel, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'( dh);

  6. horeca in horecacategorie 1 of 2., op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca' (h);

  7. kantoor, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' (k);

  8. tuinen, erven en verhardingen;

  9. groenvoorzieningen;

  10. nutsvoorzieningen;

  11. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  12. parkeervoorzieningen;

  13. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage' (pg);

  14. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) /‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

7.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak geldt de volgende bepaling:

  1. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

7.2.3 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

  1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de de op het betreffende bouwperceel toegestane functies.

  2. Gebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

  4. De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 80% worden bebouwd.

 

7.2.4 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 3 m.

 

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

7.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 7.2.5 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;

  2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

  3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

 

7.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

 

7.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2;

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.6.1 Omgevingsvergunning andere functies

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 om (één van) de voor de begane grond toegelaten functies ook op de verdieping(en) toe te staan, mits:

  1. realisering c.q. handhaving van de woonfunctie op de verdieping(en) redelijkerwijs van de belanghebbende niet kan worden gevergd;

  2. het volkshuisvestingsbelang niet onevenredig wordt geschaad;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is;

  5. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan he bepaalde in artikel 25.2.

 

7.6.2 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m2;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

7.6.3 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 100 m2;

  2. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

7.6.4 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. huisvesting vindt plaats in de woning;

  2. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de onder 7.1 genoemde aanduidingen worden verwijderd dan wel worden vervangen door een andere toegestane functies, mits:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  2. geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is;

  3. de bestaande voorzieningenstructuur niet onevenredig wordt verstoord;

  4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan he bepaalde in artikel 25.2.

 

Artikel 8 Gemengd - 2

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (zorg)wonen;

  2. woonzorgvoorzieningen;

  3. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. ondergrondse) parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ (pg);

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm)/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen geldt de volgende bepaling:

  1. Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, met uitzondering van bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (gs).

 

8.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' (vrij) mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' (tae) mogen twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' (aeg) mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ (gs) mogen gestapelde woningen worden gebouwd.

  1. De voorgevel van een woning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt bij:

  1. vrijstaande woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van de zijdelingse perceelsgrenzen de bepalingen onder 8.2.3 (gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn;

  2. twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van één van beide zijdelingse perceelsgrenzen de bepalingen onder 8.2.3 (gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn.

 

8.2.3 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.

  2. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.

  3. Bij vrijstaande woningen dient een der zijstroken vrij van gebouwen en overkappingen te blijven.

  4. De gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag, met inachtneming van het bepaalde onder e:

  1. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd;

  2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² niet meer bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd;

  3. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd.

  1. De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat in ieder geval 25 m2 aan gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd.

  2. Indien in afwijking van het bepaalde onder a en c ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan legaal een kleinere afstand aanwezig was dan wel de betreffende zijstrook niet (geheel) vrij van gebouwen en overkappingen was, mag die afstand respectievelijk situatie worden gehandhaafd.

  3. Indien in afwijking van het bepaalde onder b en d ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan legaal een grotere goot- of bouwhoogte of oppervlakte aanwezig was, mag die bestaande goot- of bouwhoogte respectievelijk oppervlakte worden gehandhaafd c.q. bij uitbreiding worden aangehouden.

 

8.2.4 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 3 m.

 

8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

8.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aaneengebouwd’ ook twee-aaneengebouwde, geschakelde of vrijstaande woningen toestaan;

  2. ‘twee-aaneen’ ook vrijstaande woningen toestaan;

  3. ‘gestapeld’ ook grondgebonden woningen toestaan;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder c voor het bouwen van een dakopbouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een gebouw binnen het bouwvlak;

  3. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een kapconstructie;

  4. de maximaal toegestane bouwhoogte wordt niet overschreden;

  5. de breedte van de dakopbouw niet meer dan 2/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2.3 onder b voor een grotere bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2.3 onder c voor het bouwen van een vrijstaand gebouw of een vrijstaande overkapping in de vrij van gebouwen en overkappingen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. deze bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;

  2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige beeld van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. lid 8.2.5 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van een woning staat, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m;

  2. de afwijking passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. er zijn geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

8.5 Specifieke gebruiksregels

 

8.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van platte daken als dakterras;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een (zorg)woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

 

8.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2;

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m2;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

 

8.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m2;

  2. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

8.6.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. huisvesting vindt plaats in de woning;

  2. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

 

Artikel 9 Groen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. inritten;

  4. voorzieningen voor langzaam verkeer;

  5. een pad ten behoeve van bestemmingsverkeer ter plaatse van de aanduiding 'pad';

  6. speelvoorzieningen;

  7. geluidwerende voorzieningen;

  8. straatmeubilair;

  9. kunstobjecten;

  10. kunstwerken;

  11. ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;

  12. (voorzieningen voor) ambulante detailhandel;

  13. vlonders, steigers en (voetgangers)bruggen;

  14. evenementen - I;

  15. nutsvoorzieningen;

  16. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' (sv-p);

  17. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sb-rm)/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sb-gm) aangegeven gebouwen;

  2. de instandhouding en bescherming van de waardevolle groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - historische groenstructuur' (sg - hg);

  3. de instandhouding en bescherming van een waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging' (wb).

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen ten behoeve van ontmoetingsplaatsen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;

  1. Voor het overige mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m.

  2. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling voor verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 4 m.

  4. De bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 15 m.

  5. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  6. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

9.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - historische groenstructuur’ aangegeven waardevolle groenvoorzieningen.

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 voor het bouwen van kunstobjecten met een bouwhoogte van maximaal 8 m, mits

  1. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. hiertegen geen bezwaren zijn vanuit oogpunt van verkeersveiligheid.

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

 

9.5.1 Evenementen

Voor het houden van evenementen – I zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. het aantal evenementen binnen de percelen met deze bestemmingbedraagt maximaal 30 per jaar ;

  2. de duur per evenement mag maximaal 2 dagen bedragen;

  3. het evenement mag alleen plaatsvinden in de dag- en avondperiode;

  4. op- en afbouwactiviteiten mogen plaatsvinden direct voorafgaand of volgend op het evenement;

  5. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan 60 dB(A) en 75 dB(C) (etmaalwaarde);

  6. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege de op- en afbouwactiviteiten voor het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan 50 dB(A) (etmaalwaarde).

 

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het aanleggen van parkeervoorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het stedenbouwkundig beeld wordt niet in onevenredige mate geschaad;

  2. het aanleggen van parkeervoorzieningen is noodzakelijk is vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;

  3. de aanleg van de parkeervoorzieningen heeft geen zodanige invloed op de aanwezige groenvoorziening, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate wordtbeperkt;

  4. er wordt rekening gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).

 

Artikel 10 Horeca

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca in de horecacategorieën 1, 2 en 3;

  2. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  3. gastouderschap;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) /‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

10.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

10.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

  3. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen. De ondergrondse bebouwing wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.

  4. Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m respectievelijk 10 m.

  5. Bij een bedrijfswoning behorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' danwel direct aansluitend aan de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd.

  6. Voor de bouw van de onder e bedoelde bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.;

  4. de bouwwerken mogen uitsluitend vanaf 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.

 

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

10.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

 

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 10.2.4 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;

  2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

  3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.

 

10.5 Specifieke gebruiksregels

 

10.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van platte daken als dakterras;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

 

10.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2.;

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.6.1 Omgevingsvergunning horeca categorie 4

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.1 sub a voor het exploiteren van een horecabedrijf in horecacategorie 4, mits:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  2. geen onevenredige hinder voor de (woon)omgeving te verwachten is;

  3. een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd;

  4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2;

 

10.6.2 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de bedrijfswoning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de bedrijfswoning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m2;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

 

Artikel 11 Kantoor

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. dienstverlening;

  3. erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage' (pg);

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) / ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

11.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

11.2.3 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 3 m.

 

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

 

11.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing en voor de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone representatief front (sba - zrf)'.

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 11.2.4 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;

  2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

  3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.

 

 

Artikel 12 Maatschappelijk

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. gastouderschap;

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) / ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

12.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

12.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

  3. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen. De ondergrondse bebouwing wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.

  4. Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m respectievelijk 10 m.

  5. Bij een bedrijfswoning behorende bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' danwel direct aansluitend aan de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd.

  6. Voor de bouw van de onder e bedoelde bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.;

  4. de bouwwerken mogen uitsluitend vanaf 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.

 

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

12.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

 

12.3.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 12.2.4 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;

  2. dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

  3. dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. hiertegen geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid.

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

 

12.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

 

12.4.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2.;

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.5.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de bedrijfswoning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de bedrijfswoning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m2;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

 

Artikel 13 Recreatie

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. aan verblijfsrecreatie ondergeschikte horeca;

  3. aan verblijfsrecreatie ondergeschikte detailhandel;

  4. dagrecreatief medegebruik;

  5. speelvoorzieningen;

  6. terrassen;

  7. erven en verhardingen;

  8. groenvoorzieningen;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  11. parkeervoorzieningen;

  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) / ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

13.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  3. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 6 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

13.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

 

13.4.1 Horeca

De netto vloeroppervlakte aan horecavoorzieningen per recreatievoorziening mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.

 

13.4.2 Detailhandel

De netto vloeroppervlakte aan detailhandelsvoorzieningen per recreatievoorziening mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'

 

 

Artikel 14 Tuin

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en groenvoorzieningen bij woningen;

  2. inritten;

  3. parkeren.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder 14.2.2 .

  2. Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan al gebouwen of overkappingen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen of overkappingen in de huidige omvang en situering worden gehandhaafd.

 

14.2.2 Uitbreiding van een woning

Voor het bouwen van uitbreidingen aan een woning op de aangrenzende bestemming 'Wonen' gelden de volgende bepalingen:

  1. De diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;

  3. De breedte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan tweederde van de voorgevelbreedte van de woning;

  4. indien de uitbreiding wordt uitgevoerd in combinatie met een luifel, dan dient deze luifel een open constructie te zijn met een breedte van niet meer dan eenderde van de voorgevelbreedte en mag de uitbreiding inclusief luifel over de gehele breedte van de voorgevel worden gebouwd in verhouding tweederde - eenderde.

 

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkapingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overig tuinmeubilair, zoals pergola's, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  3. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het deel van een woning, dat gezien de bouwhoogte, als belangrijkste onderdeel van de woning kan worden aangemerkt.

 

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.3 voor het parkeren van motorvoertuigen voor de voorgevel van een woning, mits:

  1. het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad;

  2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. het aantal parkeerplaatsen op de openbare weg niet wordt verminderd.

 

 

Artikel 15 Verkeer

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox' (gab);

  4. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage' (pg);

  5. een ondergrondse waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' (wb);

  6. kunstobjecten;

  7. kunstwerken;

  8. speelvoorzieningen;

  9. geluidwerende voorzieningen;

  10. straatmeubilair;

  11. ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;

  12. terrassen;

  13. (voorzieningen voor) ambulante detailhandel;

  14. groenvoorzieningen;

  15. nutsvoorzieningen;

  16. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  17. evenementen - I;

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) /‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder 15.2.2 en 15.2.3.

  2. Indien in afwijking van het bepaalde onder a ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan al gebouwen aanwezig zijn, dan mogen deze gebouwen in de huidige vorm en situering worden gehandhaafd.

 

15.2.2 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 3 m.

 

15.2.3 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende bepalingen:

  1. Garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘garageboxen’.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.

  3. De oppervlakte per autobox mag niet meer bedragen dan 30 m².

 

15.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’/‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

 

15.4.1 Evenementen

 

Voor het houden van evenementen – I zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. het aantal evenementen binnen de percelen met deze bestemming bedraagt maximaal 30 per jaar per locatie, met uitzondering van het gebied met de nadere aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – evenementen’ (voetgangersgebied Kerkstraat, Keiweg, Nieuwstraat en Arendstraat), waar maximaal 20 evenementen extra per jaar zijn toegestaan;

  2. de duur per evenement mag maximaal 2 dagen bedragen;

  3. het evenement mag alleen plaatsvinden in de dag- en avondperiode;

  4. op- en afbouwactiviteiten mogen plaatsvinden direct voorafgaand of volgend op het evenement;

  5. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan 60 dB(A) en 75 dB(C) (etmaalwaarde);

  6. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege de op- en afbouwactiviteiten voor het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan 50 dB(A) (etmaalwaarde).

 

 

Artikel 16 Wonen

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten in de vorm van:

  1. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;

  2. gastouderschap;

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. ondergeschikte voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  5. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage' (pg);

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. de instandhouding en bescherming van een cultuurhistorisch waardevol element ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - cultuurhistorie' (sg - ch);

 

alsmede voor:

  1. de bescherming en instandhouding van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ (sba-rm) / ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ (sba-gm) aangegeven gebouwen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  1. Per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, met uitzondering van bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (gs).

  2. Voor het bouwen van woonwagens is het bepaalde in lid 16.2.6 van toepassing.

 

16.2.2 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' (vrij) mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' (tae) mogen twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' (aeg) mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ (gs) mogen gestapelde woningen worden gebouwd.

  1. De voorgevel van een woning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  2. De goothoogte respectievelijk bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt bij:

  1. vrijstaande woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van de zijdelingse perceelsgrenzen de bepalingen onder 16.2.3 (gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn;

  2. twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen, dat voor de gronden binnen 3 m van één van beide zijdelingse perceelsgrenzen de bepalingen onder 16.2.3 (gebouwen en overkapppingen buiten het bouwvlak) van toepassing zijn.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – onderdoorgang' (sba-odd) dient een onderdoorgang behouden te blijven, waarbij tot minimaal de hoogte van de eerste bouwlaag geen bebouwing is toegestaan;

 

16.2.3 Gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.

  2. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.

  3. Bij vrijstaande woningen dient een der zijstroken vrij van gebouwen en overkappingen te blijven.

  4. De gezamenlijke oppervlakte voor gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag, met inachtneming van het bepaalde onder e:

  1. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd;

  2. voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² niet meer bedragen dan 150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd;

  3. voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 2.000 m² niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat maximaal 150 m² als vrijstaand(e) gebouw(en) buiten het bouwvlak mag / mogen worden gebouwd.

  1. De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat in ieder geval 25 m2 aan gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd.

  2. Indien in afwijking van het bepaalde onder a en c ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan legaal een kleinere afstand aanwezig was dan wel de betreffende zijstrook niet (geheel) vrij van gebouwen en overkappingen was, mag die afstand respectievelijk situatie worden gehandhaafd.

  3. Indien in afwijking van het bepaalde onder b en d ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan legaal een grotere goot- of bouwhoogte of oppervlakte aanwezig was, mag die bestaande goot- of bouwhoogte respectievelijk oppervlakte worden gehandhaafd c.q. bij uitbreiding worden aangehouden.

 

16.2.4 Parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mogen (ondergrondse) parkeervoorzieningen worden gebouwd tot een verticale diepte van niet meer dan 3 m.

 

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van de woning staat niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  4. De op de verbeelding aangeduide dove gevel 1, zijnde een (gesloten) stenen muur, dient minimaal 15,60 m lang en minimaal 2,10 m hoog te zijn en dient gehandhaafd te blijven.

  5. De op de verbeelding aangeduide dove gevel 2, zijnde een (gesloten) stenen muur, dient minimaal 31,50 m lang en minimaal 4,00 m hoog te zijn en dient gehandhaafd te blijven.

  6. De op de verbeelding aangeduide dove gevel 3, zijnde een (gesloten) stenen muur, dient minimaal 5,55 m lang en minimaal 4,00 m hoog te zijn en dient gehandhaafd te blijven.

  7. De bouwhoogte van kunstwerken, kunstobjecten, palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.

  8. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

16.2.6 Parkappartementen

 

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkappartementen' mogen uitsluitend 3 woongebouwen met appartementen en de daarbij behorende (half)verdiepte overdekte parkeervoorzieningen worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  1. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 90% van het bouwvlakj;

  2. De bouwhoogte mag over een oppervlakte van maximaal 70% van het bouwvlak niet meer bedragen dan 20 m, verdeeld over 3 woongebouwen; voor het overige oppervlak mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m, ten behoeve van (half)verdiepte en overdekte parkeervoorzieningen;

  3. De afstand tussen de woongebouwen, zoals bedoeld onder b, mag niet minder bedragen dan 20 m.

 

16.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing op het bouwperceel.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ / ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangegeven bebouwing.

 

16.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.2.2 onder a voor het afwijken van de toegestane bebouwingstypologie en ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘aaneengebouwd’ ook twee-aaneengebouwde, geschakelde of vrijstaande woningen toestaan;

  2. ‘twee-aaneen’ ook vrijstaande woningen toestaan;

  3. ‘gestapeld’ ook grondgebonden woningen toestaan;

mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.2.2 onder c voor het bouwen van een dakopbouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  2. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een gebouw binnen het bouwvlak;

  3. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een kapconstructie;

  4. de maximaal toegestane bouwhoogte wordt niet overschreden;

  5. de breedte van de dakopbouw bedraagt niet meer dan 2/3 van de breedte van het dakvlak.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.2.3 onder b voor een grotere bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van het oprichten van een kapconstructie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  4. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.2.3 onder c voor het bouwen van een vrijstaand gebouw of een vrijstaande overkapping in de vrij van gebouwen en overkappingen te blijven zijstrook, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bebouwing wordt gerealiseerd op een afstand van 1 m of meer achter de achtergevelrooilijn;

  2. de afwijking past binnen het stedenbouwkundige beeld van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. de mogelijkheden van belendende bouwpercelen worden niet onevenredig aangetast en er wordt geen onevenredige hinder ondervonden.

  1. lid 16.2.5 onder b voor het toestaan van hogere erf- en terreinafscheidingen vóór de lijn waarin de naar de weg gekeerde gevel van een woning staat, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,5 m;

  2. de afwijking past binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het plaatselijk straatbeeld;

  3. er zijn geen bezwaren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

 

16.5 Specifieke gebruiksregels

 

16.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van platte daken als dakterras;

  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning, of ten behoeve van mantelzorg.

 

16.5.2 Aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  1. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  2. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m2;

  3. buitenactiviteiten, waaronder opslag, ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf zijn niet toegestaan;

  4. machinale productie en machinale reperatie- en herstelwerkzaamheden alsmede het verrichten van herstelwerkzaamheden aan gemotoriseerde voertuigen zijn niet toegestaan;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2;

  6. horeca en detailhandel (w.o. showroom en/of afhaalpunt c.q. logistieke functie, al dan niet t.b.v. internethandel) zijn niet toegestaan.

 

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

16.6.1 Omgevingsvergunning huisvesting in verband met mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een deel van de woning gebruikt wordt ten behoeve van huisvesting in verband met mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. ingeval van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is de woonruimte gelegen op een maximale afstand van 15 m van de woning;

  2. de totale toegestane oppervlakte, welke ten behoeve van de huisvesting mag worden ingezet, bedraagt maximaal 100 m2;

  3. de huisvesting moet ten dienste staan van het verlenen van mantelzorg aan een zorgbehoevende, waarvan de noodzaak via een indicatiestelling is aangetoond;

  4. ten behoeve van de huisvesting van een zorgbehoevende mogen die voorzieningen worden aangebracht, die zelfstandige bewoning mogelijk maken;

  5. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonruimte;

  6. de situering van de woonruimte leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  7. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg vervalt. Daarbij dienen de voorzieningen, die zelfstandige bewoning mogelijk maakten, dusdanig verwijderd te worden, dat zelfstandige bewoning niet meer mogelijk is.

 

 

16.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een woning gebruikt wordt ten behoeve van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de activiteit bedraagt niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m2;

  2. het aantal bedden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. een bed & breakfast is alleen toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. de activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door een bewoner van de woning;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

16.6.3 Omgevingsvergunning meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.1 en toestaan dat één woning wordt gebruikt ten behoeve van meerdere huishoudens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. huisvesting vindt plaats in de woning;

  2. het aantal personen waaraan woonruimte wordt geboden mag niet meer bedragen dan 6;

  3. de extra huishoudens mogen uitsluitend worden gehuisvest in niet-zelfstandige woonruimte(n);

  4. in geval van kamerverhuur is per bewoner minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte, zoals gedefinieerd in de bouwverordening en het bouwbesluit, aan gezamenlijke woonruimten en eigen woonruimten aanwezig;

  5. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

16.6.4 Omgevingsvergunning toevoegen woning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde binnen deze bestemming teneinde woningsplitsing toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Splitsing is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. de extra woning komt in een pand met een monumentenstatus of in een langgevelboerderij. Over het aspect, of sprake is van een langgevelboerderij wordt onafhankelijk deskundig advies ingewonnen;

  2. de extra woning is uitsluitend toegestaan, indien dit mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische waardevolle bebouwing als bedoeld onder 1; hieromtrent wordt deskundig advies ingewonnen;

  3. het pand mag (ten behoeve van de extra woning) niet worden uitgebreid.

  1. Overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, met uitzondering van monumenten. Er is in die situatie maximaal 20% van het te slopen bebouwde oppervlakte aan niet voor bewoning bestemde bijbehorende bouwwerken toegestaan, tot een bebouwde oppervlakte van in totaal maximaal 200 m2;

  2. de toevoeging van de woning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefmilieu) aanvaardbaar;

  3. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 25.2.

 

16.6.5 Omgevingsvergunning gebruik dakterras

 

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat een plat dak wordt gebruikt als dakterras, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. tenzij er toestemming is verleend door de eigenaar van het naburig erf, het dakterras niet binnen een afstand van 2 meter is gelegen van de grenslijn van het naburig erf;

  2. er voorzieningen op het dakterras worden aangebracht, zodat er geen uitzicht is op het naburig erf, ingeval het dakterras op een kortere afstand dan 2 meter is gelegen van de grenslijn van het naburige erf.

 

 

 

Artikel 17 Waarde - Archeologie

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

17.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m2;

  3. de bouw van een bouwwerk, dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 0,50 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en).

  2. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de aanvrager aan de hand van een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport heeft aangetoond, dat door de oprichting van het gebouw het archeologische bodemarchief niet wordt verstoord;

  3. Voor zover het oprichten van het in lid 17.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

  3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren, voor zover deze 0,50 meter onder het maaiveld plaats vinden en een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:

  1. het slopen van bouwwerken;

  2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  3. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

  5. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  6. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

  7. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;

  8. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  9. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

  1. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  2. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, is vereist indien:

  1. uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast;

  2. het betreft onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;

  3. het betreft een eerste aanleg van drainage en latere vervanging ervan op dezelfde plaats;

  4. het betreft het aanbrengen van heipalen, waarbij het totaal oppervlak aan heipalen minder dan 5 % van het te bebouwen oppervlak betreft en er tussen de heipalen minimaal 2 meter ruimte over blijft.

 

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin, dat de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie' voor een nader aangegeven gebied vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

17.5.2 Advies

Alvorens de in lid 17.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door burgemeester en wethouders in te schakelen deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.

 

 

Artikel 18 Waarde - Beschermd stadsgezicht

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het aan de gronden toegekende beschermd stadsgezicht.

 

18.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen van deze gronden, mag aan de gronden en de bebouwing, voor zover gelegen binnen deze bestemming, geen verandering worden aangebracht in de bestaande situatie ten aanzien van de volgende karakteristieken en kenmerken:

  1. rooilijnen;

  2. (minimale en maximale) goothoogte van gebouwen, de bouwhoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. bouwmassa van gebouwen;

  4. dakhelling van gebouwen.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2, mits de door de aanwijzing tot beschermd stads- en dorpsgezicht te waarborgen belangen niet onevenredig worden aangetast.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de commissie voor welstand en monumenten.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden gelegen bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen, verhardingen aan te leggen en bestaande paden en wegen te verleggen.

 

18.4.2 Toelaatbaarheid

  1. De in sub 18.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk voor het in de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke sloop, indien door de sloopwerkzaamheden en/of aanlegwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarde en het beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing en de karakteristieke inrichting van het aangewezen gebied.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 wordt advies ingewonnen bij de commissie voor welstand en monumenten omtrent de mogelijke aantasting van de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.

 

18.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in sub 18.4.1 is niet van toepassing op:

  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig die bestemmingen;

  2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, legaal in uitvoering zijn.

 

 

Artikel 19 Waarde - Monumentale bomen

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Monumentale bomen‘ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor monumentale bomen.

 

19.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen de bestemming ‘Waarde - Monumentale bomen'.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2, mits uit een bomeneffectrapportage blijkt, dat de bouwactiviteiten geen onevenredige nadelige effecten hebben voor de levensverwachting en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom

 

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

19.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen deze bestemming de volgende werkzaamheden te verrichten:

  1. kappen van bomen of houtopstanden;

  2. aanleggen en verharden van wegen, paden en aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. verlagen van de bodem en afgraven, verlagen, ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het slopen van bouwwerken;

  5. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  6. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van deze bomen tot gevolg hebben of kunnen hebben.

 

19.4.2 Toelaatbaarheid

  1. De in sub 19.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien wordt aangetoond dat door het gebruik van de gronden als hiervoor aangegeven de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)-kwaliteit van de ter plaatse aanwezige boom of bomen niet onevenredig worden aangetast.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in sub 19.4.1 kan het bevoegd gezag een rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom of bomen.

  3. Het bevoegd gezag is tevens bevoegd bij het verlenen van de omgevingsgvergunning nadere eisen te stellen ter bescherming van de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom of bomen.

 

19.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in sub 19.4.1 is niet van toepassing op:

  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, legaal in uitvoering zijn.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 21 Algemene bouwregels

 

21.1 Algemeen

Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald, mag deze afwijkende maatvoering worden gehandhaafd.

 

21.2 Ondergronds bouwen

 

21.2.1 Algemeen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Op plaatsen waar bestaande bovengrondse gebouwen zijn of nieuwe bovengrondse gebouwen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; eveneens en direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3 m.

 

21.2.2 Niet-overdekte zwembaden

Voor het bouwen/aanleggen van niet-overdekte zwembaden gelden de volgende bepalingen:

  1. Zwembaden mogen uitsluitend worden gebouwd/aangelegd bij woningen.

  2. Zwembaden dienen op minimaal 3 m achter de voorgevellijn van een woning te worden gebouwd/aangelegd.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 21.2.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder een gebouw mits:

  1. de oorspronkelijk functie op maaiveldniveau gehandhaafd blijft;

  2. hierdoor de eventueel in het gebied aanwezige waarden en functies (conform de dubbelbestemmingen in de artikelen 17 t/m 19) niet onevenredig worden aangetast;

  3. er geen bezwaren zijn uit milieutechnisch oogpunt;

  4. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van waterhuishouding.

 

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

 

22.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;

  2. het gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  3. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  4. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede voor de groothandel in smart-, grow- en/of headproducten;

  5. het gebruik van gronden en gebouwen voor een belwinkel;

  6. het gebruik van gronden en gebouwen als risicovolle inrichting, voor de opslag van propaan of een ander ontvlambaar gas in een ondergrondse of bovengrondse tank of voor het opslaan of bewerken van gevaarlijke stoffen, in die gevallen dat het plaatsgebonden risico op een perceel van derden 10-6/jaar of meer bedraagt, tenzij dit gebruik ingevolge de regels in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan expliciet is toegestaan.

 

 

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

 

 

23.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

 

23.1.1 Aanduiding milieuzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

 

23.1.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen en de ligging van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' te wijzigen of de aanduiding te verwijderen, teneinde de begrenzing van de aanduiding in overeenstemming te brengen met de gewijzigde begrenzing, zoals die volgt uit een provinciaal besluit.

 

23.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen ten behoeve van de realisering van een uitbreiding van het gebouw ten dienste van de bestemming 'Kantoor' onder de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte mag niet meer dan 8 meter bedragen.

  2. De bouwhoogte mag niet meer dan 11,5 meter bedragen.

  3. Bij wijziging mag de bruto-vloeroppervlakte van het kantoor met niet meer dan 800 m² worden vergroot.

  4. Bij wijziging dient rekening te worden gehouden met de in het gebied aanwezige archeologische waarden.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Er dient aangetoond te worden dat de uitbreiding inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk standpunt.

  7. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).

 

23.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen ten behoeve van de realisering van een uitbreiding van de gebouwen ten dienste van de bestemming 'Gemengd-1' ter plaatse van de aanduiding 'Horecacategorie kleiner of gelijk dan 1", onder de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan één bouwlaag.

  2. Bij wijziging mag de bruto-vloeroppervlakte van het hotel met niet meer dan 550 m² worden vergroot.

  3. Bij wijziging dient rekening te worden gehouden met de in het gebied aanwezige archeologische waarden.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Er dient aangetoond te worden dat de uitbreiding inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk standpunt.

  6. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).

 

 

 

23.4 Overige zone - voorwaardelijke verplichting parkeren

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting parkeren' mogen bouwwerken pas in gebruik genomen worden ten behoeve van wonen, nadat per woning op eigen terrein is voorzien in 2 parkeerplaatsen.

  2. De parkeerplaatsen als bedoeld onder a dienen in stand te worden gehouden.

 

23.5 Overige zone - evenementen

 

23.5.1 Overige zone - evenementen 1 (Markt)

 

23.5.1.1 Toegelaten evenementen

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – evenementen 1’ zijn, naast hetgeen in de overige regels is bepaald, evenementen toegestaan, waarbij voldaan dient te zijn aan de volgende voorwaarden:

  1. alleen evenementen in de categorieën II, III en IV zijn toegestaan;

  2. het totaal aantal evenementen mag niet meer bedragen dan 16 evenementen per kalenderjaar;

  3. het totaal aantal evenementendagen mag niet meer bedragen dan 24 dagen per kalenderjaar, aangevuld met ten hoogste 24 dagen gedurende een aaneengesloten periode per jaar in de winter-, kerst- en nieuwjaarsperiode ten behoeve van een evenement voor het plaatsen van een (mobiele) ijsbaan;

  4. een evenement mag alleen plaats vinden in de dag- en avondperiode;

  5. tussen de afzonderlijke te houden evenementen dient een tijdsbestek van minimaal 5 dagen te zitten. De op- en afbouwdagen worden bij het bepalen van dit aantal dagen niet meegeteld;

 

Per categorie van evenementen gelden daarnaast de volgende voorwaarden:

  1. voor evenementen in categorie II:

  1. maximaal 10 evenementen per kalenderjaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 3 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen, met uitzondering van het evenement voor het plaatsen van een (mobiele) ijsbaan in de winter-, kerst- en nieuwjaarsperiode, waar het aantal evenementendagen (exclusief op- en afbouwdagen) maximaal 24 dagen gedurende een aaneengesloten periode per jaar bedraagt;

  3. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan maximaal 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde);

  1. voor evenementen in categorie III:

  1. maximaal 6 evenementen per kalenderjaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 3 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  3. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan maximaal 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde);

  1. voor evenementen in categorie IV:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 2 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  3. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan maximaal 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde);

 

 

 

23.5.2 Overige zone - evenementen 2 (Heuvel)

 

23.5.2.1 Toegelaten evenementen

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – evenementen 2’ zijn, naast hetgeen in de overige regels is bepaald, evenementen toegestaan, waarbij voldaan dient te zijn aan de volgende voorwaarden:

  1. alleen evenementen in de categorieën II, III en IV zijn toegestaan;

  2. het totaal aantal evenementen mag niet meer bedragen dan 8 evenementen per kalenderjaar;

  3. het totaal aantal evenementendagen mag niet meer bedragen dan 12 dagen per kalenderjaar;

  4. een evenement mag alleen plaats vinden in de dag- en avondperiode;

  5. tussen de afzonderlijke te houden evenementen dient een tijdsbestek van minimaal 5 dagen te zitten. De op- en afbouwdagen worden bij het bepalen van dit aantal dagen niet meegeteld;

 

Per categorie van evenementen gelden daarnaast de volgende voorwaarden:

  1. voor evenementen in categorie II:

  1. maximaal 5 evenementen per kalenderjaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 3 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  3. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan maximaal 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde);

  1. voor evenementen in categorie III:

  1. maximaal 3 evenementen per kalenderjaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 3 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  3. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan maximaal 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde);

  1. voor evenementen in categorie IV:

  1. maximaal 2 evenementen per kalenderjaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 2 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  3. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan maximaal 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde).

 

23.5.3 Overige zone - evenementen 3 (Slotpark)

 

23.5.3.1 Toegelaten evenementen

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – evenementen 3’ zijn, naast hetgeen in de overige regels is bepaald, evenementen toegestaan, waarbij voldaan dient te zijn aan de volgende voorwaarden:

  1. alleen evenementen in de categorieën II, III en IV zijn toegestaan;

  2. het totaal aantal evenementen mag niet meer bedragen dan 5 evenementen per kalenderjaar;

  3. het totaal aantal evenementendagen mag niet meer bedragen dan 8 dagen per kalenderjaar;

  4. een evenement mag alleen plaats vinden in de dag- en avondperiode;

  5. tussen de afzonderlijke te houden evenementen dient een tijdsbestek van minimaal 10 dagen te zitten. De op- en afbouwdagen worden bij het bepalen van dit aantal dagen niet meegeteld;

 

Per categorie van evenementen gelden daarnaast de volgende voorwaarden:

  1. voor evenementen in categorie II:

  1. maximaal 10 evenementen per kalenderjaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 3 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  3. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan maximaal 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde);

  1. voor evenementen in categorie III:

  1. maximaal 6 evenementen per kalenderjaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 3 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  3. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan maximaal 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde);

  1. voor evenementen in categorie IV:

  1. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar;

  2. de duur per evenement mag maximaal 2 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  3. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan maximaal 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde).

 

23.5.4 Overige zone - evenementen kermis

 

23.5.4.1 Toegelaten evenementen

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – evenementen kermis’ is, naast hetgeen in de overige regels is bepaald, een evenement bestaande uit de kermis toegestaan, waarbij voldaan dient te zijn aan de volgende voorwaarden:

  1. het aantal evenementendagen (exclusief de op- en afbouwdagen) bedraagt maximaal 5 dagen per jaar gedurende een aaneengesloten periode;

  2. voor het op- en afbouwen ten behoeve van dit evenement zijn maximaal 6 dagen toegestaan;

  3. een evenement mag alleen plaats vinden in de dag- en avondperiode;

  4. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) vanwege het evenement mag gemeten op de gevel van een geluidgevoelig object niet meer bedragen dan 75 dB(A) en 90 dB(C) (etmaalwaarde).

 

 

23.5.5 Op-en afbouwdagen

  1. Op- en afbouwactiviteiten mogen plaatsvinden in de dag-, avond- en nachtperiode;

  1. indien op- en afbouwactiviteiten plaatsvinden in de nachtperiode, geldt dat per evenement maximaal 2 opeenvolgende nachten mogen worden gebruikt voor opbouwactiviteiten en maximaal 2 nachten mogen worden gebruikt voor afbouwactiviteiten.

 

23.5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 23.3.3.1, onder lid h, sub 2 en 3, om een evenement met een hogere geluidbelasting toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de hogere geluidsbelasting alleen is toegestaan voor 1 evenement per jaar;

  2. dit evenement uitsluitend mag plaatsvinden in de periode van mei tot en met september;

  3. de duur per evenement mag maximaal 3 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  4. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (Lar, LT) vanwege het evenement gemeten op de gevels van de vermelde geluidgevoelige objecten niet meer mag bedragen dan in tabel 1 is aangegeven;

 

Tabel 1: geluidnormen Heuvel (hoogte = 5 m)

 

Gevel van het object

dB(A)

dB(C)

Heuvel 16

93,7

108,7

Heuvel 4

89,3

94,3

Heuvel 15

91,4

106,4

 

 

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 23.3.2.1, onder lid h, sub 2 en 3, om een evenement met een hogere geluidbelasting toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de hogere geluidsbelasting alleen is toegestaan voor 1 evenement per jaar;

  2. dit evenement uitsluitend mag plaatsvinden in de periode van mei tot en met september;

  3. de duur per evenement mag maximaal 3 dagen (excl. op- en afbouwdagen) bedragen;

  4. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (Lar, LT) vanwege het evenement gemeten op de gevels van de vermelde geluidgevoelige objecten niet meer mag bedragen dan in tabel 2 is aangegeven;

 

Tabel 2: geluidnormen Slotpark (hoogte = 5 m)

 

Gevel van het object

dB(A)

dB(C)

Bouwlingplein 51 t/m 100

80,2

95,2

Ridderstraat 72

80,2

95,2

Kastanjedreef 130 t/m 286

75,6

90,6

De Braak 130 t/m 46

81,3

96,3

 

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

 

24.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van de in de planregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk percentages;

  2. van de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. van de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 3 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;

  4. van de planregels en toestaan dat de binnen de diverse bestemmingen aangegeven begrenzing van de maatvoeringsaanduidingen voor maximale goot- en bouwhoogte wordt overschreden, waarbij een overschrijding van deze begrenzing van maximaal 5 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;

  5. van de planregels en toestaan dat nutsvoorzieningen en openbare voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  1. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot:

  1. ten behoeve van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer tot niet meer dan 35 m;

  2. ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 40 m;

  3. ten behoeve van signalerings- en telecommunicatiemasten tot minder dan 40 m.

  4. ten behoeve van kunstobjecten tot niet meer dan 35 m;

  5. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;

  1. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw;

  1. van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte door zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2 m.

  2. van de planregels en toestaan dat de achtergevelrooilijn wordt overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 5 m is toegestaan, mits:

  1. er een tuindiepte van minimaal 10 m resteert;

  2. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn of het verlengde daarvan voor maximaal 50% mogen zijn bebouwd.

 

24.2 Voorwaarden afwijking

De omgevingsvergunning voor het afwijken, als bedoeld in lid 24.1 kan slechts worden verleend, indien:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 25 Overige regels

 

25.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

 

25.2 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  2. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  3. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.

  4. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Oosterhout, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

  5. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 26 Overgangsrecht

 

26.1 Overgangsrecht bouwen

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 27 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Centrum Oosterhout 2017