direct naar inhoud van Regels
Plan: Oirschotseweg 50 te Moergestel
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.WPOirschotseweg50-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan

het wijzigingsplan “Oirschotseweg 50 te Moergestel” van de gemeente Oisterwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.0824.WPOirschotseweg50-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • 1. (vollegronds) teeltbedrijf: bedrijfsvoering gericht op de teelt van gewassen die (nagenoeg) niet in gebouwen plaatsvindt;
  • 2. niet-intensieve veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  • 3. paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie, handel en / of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
  • 4. glastuinbouw: bedrijfsvoering (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • 5. overig agrarisch bedrijf: het telen van vissen, wormen, insecten en gewassen met een bedrijfsvoering die (nagenoeg) geheel in gebouwen –niet zijnde kassen– plaatsvindt;
  • 6. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang waarbij de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  • 7. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen met een bedrijfsvoering die (nagenoeg) niet in gebouwen plaatsvindt;
1.9 agrarische deskundige

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.10 agrarische hulp- en nevenbedrijf
  • a. een bedrijf dat is gericht op het opslaan van en leveren van goederen aan uitsluitend of overwegend agrarische bedrijven en / of het opslaan en verwerken van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestopslagruimten met een regionale functie maar met uitzondering van mestbewerking;
  • b. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of –apparatuur (zoals loonbedrijven).
1.11 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied in het bodemarchief voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.16 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 beperkt kwetsbare objecten

als beperkt kwetsbare objecten worden aangemerkt:

  • a. (agrarische) bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. woningen in lintbebouwing (zijnde een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig).
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.31 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar / dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.32 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.33 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid.

1.34 dagrecreatie

vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen, paardrijden of het houden van een evenement; er is daarbij geen sprake van verblijfsrecreatie.

1.35 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.36 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.40 dierenpension

een bedrijf gericht op het in pension houden van dieren, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende ondergeschikte activiteiten of voorzieningen: het verzorgen van dieren (zoals bij een trimsalon) en het trainen van dieren.

1.41 discotheek of dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.42 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 gebruiksgerichte paardenhouderij

alle vormen van paardenhouderij die niet zijn gericht op agrarische productie.

1.45 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.46 hobbymatig houden van vee

het houden van vee in geringe aantallen ten behoeve van eigen genot en gebruik.

1.47 hobbymatige paardrijactiviteiten

het hobbymatig houden van paarden en / of pony's hoofdzakelijk ten behoeve van eigen gebruik en ondergeschikt ten behoeve van verhuur en het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en / of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.48 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.49 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.50 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.51 kampeerboerderij

een (deel van) een (voormalig) agrarisch bedrijfsgebouw, ingericht voor het verlenen van tijdelijk recreatief verblijf aan steeds wisselende personen die in groeps- of verenigingsverband in het gebouw verblijven.

1.52 kampeermiddelen

tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.53 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.54 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 meter of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.55 kwetsbare objecten

als kwetsbare objecten worden aangemerkt:

  • a. woningen, voor zover geen beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in 1.17;
  • b. verblijfsrecreatieve voorzieningen bestemd voor recreatief nachtverblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.56 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.57 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.58 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.59 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en / of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het opfokken en trainen van paarden en/of pony's, het in pension houden van paarden en / of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.60 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt; bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.

1.61 milieudeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieuhygiëne.

1.62 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.63 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.64 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.65 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een geheel gesloten dak.

1.66 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de bestemming Verkeer - Railverkeer: de bovenkant van de spoorstaaf;
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.67 permanente standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.

1.68 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.

1.69 ruimtelijke kwaliteitswinst

ruimtelijke meerwaarde die ontstaat door de verbeterde inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie.

1.70 seizoensgebonden standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.71 seksinrichting

het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.

1.72 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Oisterwijk.

1.73 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Oisterwijk.

1.74 standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.75 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen of constructies die bij agrarische bedrijven worden toegepast om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te bevorderen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van producten te verbeteren, nader te onderscheiden in:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst, te onderscheiden in:
    • 1. lage tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals afdekfolies, acryldoek, insectengaas, tunnels met een bouwhoogte van niet meer dan 1.50 meter;
    • 2. hoge tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1.50 meter;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen, te onderscheiden in:
    • 1. lage permanente voorzieningen: voorzieningen zoals containervelden;
    • 2. hoge permanente voorzieningen; voorzieningen zoals kassen, tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, stellingen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1.50 meter.
1.76 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.77 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen, de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.

1.78 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.79 voorzieningen voor opslag

voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voedersilo's, sleufsilo's, watertanks en CO2-opslagtanks;
  • b. geen bouwwerken zijnde, zoals mestzakken, verhardingen of foliebassins.
1.80 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.81 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.82 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.83 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.84 zorgdeskundige

een als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen op het gebied van zorg en indicatiestelling.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan het hoogste punt dat de rotorbladen kunnen innemen.

2.4 bouwhoogte van andere bouwwerken

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.10 bouwdiepte van gebouwen bij ondergronds bouwen

vanaf het peil tot de bovenkant van de ondergronds en laagstgelegen vloer;

2.11 oppervlakte en inhoud bij ondergronds bouwen

de oppervlakte dan wel inhoud van ondergrondse gebouwen wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen maximaal toelaatbare oppervlakte – dan wel inhoudsmaten meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Wonen - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, op voormalige agrarische bedrijfslocaties;
  • b. het behoud, beheer en herstel van cultuurhistorische waardevolle bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een kampeerterrein voor ten hoogste 15 seizoensgebonden standplaatsen met bijbehorende voorzieningen voor dienstverlening en beheer;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' en 'specifieke bouwaanduiding - 1': verblijfsrecreatie in groepsaccommodaties en één vakantiewoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' en 'specifieke bouwaanduiding - 2': ten hoogste 8 verblijfsrecreatieve eenheden met bijbehorende voorzieningen voor dienstverlening en beheer;
  • f. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het wonen met inachtneming van 3.4 en 3.5;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': de opslag van goederen, vergelijkbaar met op- en overslag behorende tot maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningenw water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • j. hoofdgebouwen dienen gebouwd te worden overeenkomstig de bouwwijze, zoals binnen het vlak is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aeg'.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals hieronder en binnen het bouwvlak is aangegeven ter plaatse van de aanduiding:
Aanduiding   Bouwwijze  
aeg   aaneen gebouwde woningen  

waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is geduid;

  • b. op de gronden met de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • c. bijgebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding 'erf' mogen niet worden vergroot;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte   inhoud  
hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen) en aangebouwde overkappingen   7 m   11 m     bestaande inhoud  
bijgebouwen en overkappingen (vrijstaand of aangebouwd aan een bijgebouw)   3,5 m   6 m   ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum per woning van 100m²    
groepsaccommodaties en één vakantiewoning op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'       vergroting is niet toegestaan   vergroting is niet toegestaan  
verblijfsrecreatieve eenheden met bijbehorende voorzieningen voor dienstverlening en beheer op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'       500m²    
erfafscheidingen voor de voorgevel     1m, tenzij het een transparante erf- of terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 2m betreft      
erfafscheidingen elders     2m      
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3m      

  • e. de goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 meter bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de woning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
  • f. met dien verstande dat voor de bijbehorende overkappingen bij hoofdgebouwen de volgende regels gelden:
    • 1. de diepte van overkappingen aan de voor- en zijgevel mag ten hoogste 2m bedragen;
    • 2. de diepte van overkappingen aan de achterzijde mag ten hoogste 4m bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het karakter van de cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn in het hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen) en in bijgebouwen toegestaan; de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 40 % van de vloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen met een maximum van 80 m²;
  • b. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. zelfstandige bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • d. permanente bewoning van verblijfsrecreatieve eenheden is niet toegestaan;
  • e. bij een paardenbak is het gebruik maken van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten niet toegestaan;
  • f. de handel en/of verkoop van goederen, het ter plaatse uitvoeren van onderhoud en/of reparatie alsmede de be- of verwerking van goederen is ter plaatse van de aanduiding 'opslag' niet toegestaan;
  • g. met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 3.1 onder f, is tabel 3.1 van toepassing, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan waarbij uitsluitend de bestaande bebouwing – al dan niet met inpandige bouwactiviteiten - benut mag worden tot de omvang zoals vermeld in tabel 3.1;
    • 2. op de gronden met de aanduiding 'erf' zijn geen nevenfuncties toegestaan met uitzondering van hobbymatige paardrijactiviteiten en hobbymatig houden van vee;
    • 3. nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan;
    • 4. voor nevenfuncties aangeduid met een O of O* het bepaalde in 3.4.2 van toepassing is;
    • 5. nevenfuncties aangeduid met een O* uitsluitend op percelen met monumenten of cultuurhistorische waardevolle gebouwen zijn toegestaan;
    • 6. nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan;
    • 7. per nevenfunctie is aangegeven in welke 'wro-zone - ontheffingsgebied' deze is toegestaan;
    • 8. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties aangegeven in tabel 3.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen en werktuigen met andere nevenfuncties, ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.

Tabel 3.1

Nevenfunctie   op de gronden met de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 1.1 t/m 5.1'   op de gronden met de aanduiding 'wro-zone - ontheffings-
gebied 6.3'  
op de overige gronden   maximale omvang binnen bestaande bebouwing  
recreatieve functies          
kinderboerderij / speelboerderij   O
1.1,4.1,5.1  
O   O*   500m²  
hobbymatige paardrijactiviteiten   +
1.1 t / m 5.1  
+   +   500m²  
hobbymatig houden van vee   +
1.1 t / m 5.1  
+   +   500m²  
manege / rijschool   O
1.1 t / m 5.1  
O   -   500m²  
kano- of roeibootverhuur   -   O   O*   500m²  
fietsenverhuur   O
1.1 t / m 5.1  
O   O   500m²  
wandel,- fiets,- of ruiterpaden over het terrein   +
1.1 t / m 5.1  
+   +   -  
kleinschalige horecagelegenheid (waaronder theetuin, boerderijterras)   O
1.1 t / m 5.1  
O   O*   100m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 4 kamers)   +
1.1 t / m 5.1  
+   +
met dien verstande dat deze nevenactiviteit niet is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied 3'  
100m²  
verblijfsrecreatieve eenheden in (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing tot maximaal 4 kamers per gebouw   O
4.1,5.1  
O   O
met dien verstande dat afwijking niet verleend kan worden voor de gronden met aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied 3'  
200m²  
georganiseerde activiteiten (zoals survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf)   +
1.1 t / m 5.1  
+   +   500m²  
kampeerboerderij   O
4.1,5.1  
O   O*   500m²  
overige dienstverlening          
verzorging van mens of dier (zoals kapsalon, schoonheidssalon, trimsalon)   O
1.1 t / m 5.1  
-   -   100m²  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   +   +   +   100m²  
museum / tentoonstellingsruimte   O
1.1 t / m 5.1  
O   O*   500m²  
niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst- en antiekhandel)   O
1.1 t / m 5.1  
-   O*   200m²  
dierenpension, hondenfokkerij   -   -   O   500m²  
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijking mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3 voor het bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw, met in achtneming van het volgende:

  • a. afwijking wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • b. afwijking wordt slechts verleend indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is;
  • c. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als ruimte voor mantelzorg toegestaan;
  • d. de afstand van de woning tot het bijgebouw dat voor mantelzorg wordt gebruikt bedraagt niet meer dan 30 meter;
  • e. in samenhang met de afwijking voor het gebruik is bouwen toegestaan mits in overeenstemming met het bepaalde in 3.2;
  • f. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
3.4.2 Afwijking ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het gebruik van gronden voor de in tabel 3.1 voor de betreffende gronden met een O of O* aangegeven nevenfuncties met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestaande bebouwing – al dan niet met inpandige bouwactiviteiten - mag worden benut tot de omvang zoals vermeld in tabel 3.1 waarbij de overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • b. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • e. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • f. zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • g. zorg wordt gedragen voor het behoud van het monument of het cultuurhistorische waardevolle gebouw zoals vermeld in bijlage 4 behorende bij de regels;
  • h. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • i. de opslag van goederen, anders dan in gebouwen is niet toegestaan;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i is voor de nevenfuncties agrarisch loonbedrijf en hoveniersbedrijf een buitenopslag van 100 m² toegestaan;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in de tabel, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen en werktuigen met andere nevenfuncties, ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut;
  • l. afwijking wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.
3.4.3 Afwijking ten behoeve van uitbreiding kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van de uitbreiding van kleinschalig kamperen voor de gronden met de aanduiding 'kampeerterrein' gelegen aan de Oirschotseweg, met inachtneming van het volgende:

  • a. er zijn ten hoogste 25 seizoensgebonden standplaatsen toegestaan;
  • b. ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt, al dan niet gecombineerd met inpandige bouwactiviteiten;
  • c. nieuwbouw ten behoeve van het kleinschalig kamperen tot maximaal 100 m² is uitsluitend toegestaan indien de bestaande bebouwing niet geschikt is;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • f. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien tevens is veilig gesteld en vastgelegd dat voldaan wordt aan de Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • h. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • i. er wordt op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid voorzien, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt.
3.5 Wijzigingsregels

Hervestiging agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen - 2 en de aansluitende bestemmingen wijzigen in een bouwvlak met de bestemming Agrarisch, of Agrarisch met waarden - Landschap, natuur en cultuurhistorie-1 ten behoeve van de (her)vestiging van een (vollegronds) teeltbedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • b. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf met uitsluiting van een veehouderij; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien tevens is veilig gesteld en vastgelegd dat voldaan wordt aan de Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • d. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • e. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden;
  • f. indien sprake is van een wijziging naar deindien sprake is van een wijziging naar de bestemming Agrarisch met waarde – Landchap, natuur en cultuurhistorie – 1, dient er een positieve bijdrage te worden geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de aanwezige ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

Artikel 4 Waarde – Archeologie - 4

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Bouwen
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
4.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 4.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 4.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 4.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

4.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 4.2.1 onder b, 4.2.2 en 4.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 meter van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,50 meter onder peil.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
4.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 4.3.1 in acht is genomen;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 4.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. de bestemming Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. aan gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming Waarde - Archeologie - 4 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 5 Waarde – Natuur - Attentiegebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Natuur - Attentiegebied aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de natte natuurparel.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met bestemming Waarde – Natuur - Attentiegebied en de bestemming Natuur, Agrarisch of Agrarisch met waarden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen - afgraven en ontginnen – tot een diepte van meer dan 0,60 meter;
  • c. het aanbrengen van drainage tenzij ter vervanging van reeds bestaande drainage;
  • d. het verlagen van de waterstand – anders dan door het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen – met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. uitgevoerd worden op bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te beslissen wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
7.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in lid 7.1 niet van toepassing.
7.3 Afstanden van woningen tot wegen en spoorwegen
7.3.1 Aan te houden afstanden tot wegen bij planwijziging

Ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg – ter beperking van geluidhinder – in geen geval minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstanden.

    48 db- contour (in meters uit de wegas)    
A58 (tussen A65 en gemeentegrens Oirschot)     400    
A65 (A58 en aansluiting Burg. Bechtweg)     400    
A65 (tussen aansluiting Burg. Bechtweg en Heukelomseweg/Bosscheweg)     400    
Pannenschuurlaan (tussen N65 en Bedrijfsweg)     135    
Bedrijfsweg (tussen Pannenschuurlaan en Kerkhovenselaan)     95    
Laarakkerweg (tussen Haarenseweg en Oisterwijksedreef)     65    
Heukelomseweg (tussen Tilburgseweg en Driehoevenweg)     85    
Heukelomseweg (tussen Driehoevenweg en Steenstraat)     85    
Heukelomseweg (tussen Steenstraat en A65)     100    
Tilburgseweg (tussen Baksevenweg en bebouwde komgrens)     160    
Moergestelseweg (tussen Burg. Vogelslaan en Europalaan)     75    
Moergestelseweg (tussen Europalaan en Hoevenseweg)     70    
Moergestelseweg (tussen Hoevenseweg en Hondsbergselaan)     65    
Moergestelseweg/Oisterwijkseweg (tussen Hondsbergselaan en restaurant Keyzer Palace)     65    
Moergestelseweg/Oisterwijkseweg (tussen restaurant Keyzer Palace en Heukelomsebaan)     75    
Oisterwijkseweg/Akkerweg (tussen Heukelomsebaan en Tilburgseweg)   70    
Akkerweg (tussen Tilburgseweg en De Sonman)     60    
Vennelaan (tussen Gemullehoekenweg en Zwartewegje)     7    
Vennelaan (tussen Zwartewegje en Posthoornseweg)     10    
Kievitslaan (tussen Zwarteweg en Gemullenhoekenweg)     18    
N65 (tussen Heukelomseweg/Bosscheweg en gemeentegrens Haaren)     400    
Oirschotseweg (tussen De Stappert en Heiligenboom)     65    
Oirschotseweg (tussen Heiligenboom en Heikant)     75    
Oirschotseweg/Spoordonkseweg (tussen Heikant en Beekersberg)     60    
Oirschotseweg/Spoordonkseweg (tussen Beekersberg en Oirschotsebaan)     120    
Oirschotsebaan (tussen Spoordonkseweg en Kollenburgsebaan)     55    
Oirschotsebaan (tussen Kollenburgsebaan en Fransebaan)     60    
Oirschotsebaan (tussen Heikant en Rosepdreef)     55    
Gemullehoekenweg (tussen Rosepdreef en Vennelaan)     50    
Gemullehoekenweg (tussen Vennelaan en Heisteeg)     60    
Heusdensebaan     50    
Haarenseweg     50    
Molenbaan (tussen Kerkhovenbaan en Tulderbaan)     30    
Molenbaan (tussen Tulderbaan en Pannenschuurlaan)     14    
Tulderbaan     26    
Kerkhovenbaan (tussen Tulderbaan en Driehoevenweg)     26    
Steenstraat     26    
Laag Heukelomseweg (tussen Heukelomseweg en Oisterwijksebaan)     27    
Laag Heukelomseweg (tussen Oisterwijksebaan en Baaneind)     16    
Laag Heukelomseweg/Sparrendreef (tussen Baaneind en Hoevenseweg)     20    
Hoevenseweg (tussen Sparrendreef en Moergestelseweg)     15    
Oisterwijksebaan (tussen Apollolaan en Laag Heukelomseweg)     18    
Oisterwijksebaan (tussen Laag Heukelomseweg en Baaneind)     27    
Baaneind (tussen Oisterwijksebaan en Laag Heukelomseweg)     14    
Baksevenweg     75    
Eindhovenseweg/Tilburgseweg (tussen Baksevenweg en Torentjeshoeve)     125    
Vinkenberg (tussen A58 en Aboomsestraat)     55    
Broekzijde (tussen Aboomsestraat en Heuvelstraat)     45    
Broekzijde (tussen Heuvelstraat en Donkhorst)     32    
Heikant     24    
Fransebaan (tussen Oirschotsebaan en Zandstraat)     25    
Kollenburgsebaan     45    
Oostelvoortjes (tussen De Stappert en Stokske)     17    
Stokske (tussen Oostelvoortjes en Waterhoefstraat)     18    
Waterhoefstraat (tussen Stokske en Molenstraat)     18    
Waterhoefstraat (tussen Molenstraat en Oisterwijkseweg)     18    
Heisteeg (tussen Gemullehoekenweg en Bosweg)     10    
Bosweg (tussen Graaf Bernadottelaan en Heisteeg)     10    
Hoevenseweg (tussen Baksevenweg en Heukelomsebaan),
Oisterwijksebaan parallel aan rijksweg 65, Kanaaldijk (ten westen van Heuvelstraat).    
27    
Overige wegen buitengebied     12    
7.3.2 Verkleining van de afstand tot wegen bij planwijziging

Nieuwe woningen ingevolge planwijziging mogen op een kleinere afstand tot de weg worden gebouwd dan in de tabel van lid 7.3.1 is aangegeven, indien blijkt dat op die afstand aan de hogere grenswaarde, voor zover hiervoor ontheffing is verleend bij de vaststelling van het plan, uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.

7.3.3 Afstand tot wegen bij herbouw

Ingeval van herbouw van een woning elders binnen een bouwvlak of een bestemmingsvlak mag de afstand van de voorgevel van de nieuwe woning tot de wegas van de wegvakken zoals genoemd in lid 7.3.1, niet minder worden dan de afstand genoemd in de tabel. Indien de afstand van de bestaande woning tot de wegas al minder is dan de afstand genoemd in de tabel, dan mag de te herbouwen woning niet dichter naar de weg worden gebouwd.

7.3.4 Aan te houden afstanden tot spoorwegen bij planwijziging

Ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de spoorweg – ter beperking van geluidhinder – in geen geval minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstanden.

spoorwegvak     55 db - contour (in meters uit het hart van de spoorbaan)    
trajectnummer 710
(Tilburg - Eindhoven)    
525    
7.3.5 Verkleining van de afstand tot spoorwegen bij planwijziging

Nieuwe woningen ingevolge planwijziging mogen op een kleinere afstand tot de weg worden gebouwd dan in de tabel van lid 7.3.4 is aangegeven, indien blijkt dat op die afstand aan de hogere grenswaarde, voor zover hiervoor ontheffing is verleend bij de vaststelling van het plan, uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.

7.3.6 Afstand tot spoorwegen bij herbouw

Ingeval van herbouw van een woning elders binnen een bouwvlak of een bestemmingsvlak mag de afstand van de voorgevel van de nieuwe woning tot het hart van het spoorwegvak zoals genoemd in lid 7.3.4, niet minder worden dan de afstand genoemd in de tabel. Indien de afstand van de bestaande woning tot het hart van het spoorvak al minder is dan de afstand genoemd in de tabel, dan mag de te herbouwen woning niet dichter naar de spoorbaan worden gebouwd.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels luiden als volgt:

  • a. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels;
  • b. het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor afwijken van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Veiligheidszone - leiding

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' geldt dat kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat een omgevingsvergunning voor afwijken niet wordt verleend voor afwijkingen van de voorgeschreven inhoudsmaten van woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  • c. afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen


11.2 Nieuwe natuur


11.3 Veiligheidszone leiding

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

11.2 Nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden wijzigen in de bestemming Natuur of Water met in achtneming van het volgende:

  • a. wijzing kan worden toegepast voor de realisering van de natte ecologische verbindingszone de Reusel, de Voorste Stroom, de Achterste Stroom, (het verlengde van de) Ruysbossche waterloop of het Wilheminakanaal zoals aangegeven in de Verordening Ruimte;
  • b. wijzing kan worden toegepast voor herstel van het beeksysteem van de Reusel, de Voorste Stroom, de Achterste Stroom, de Essche Stroom, de Rosep, de Beerze of het Wilheminakanaal zoals aangegeven in de Verordening Ruimte;
  • c. wijziging kan worden toegepast voor de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur zoals aangegeven in de Verordening Ruimte;
  • d. wijziging wordt slechts toegepast als de gronden gebruiksvrij zijn verworven ten behoeve van het water- of natuurbeheer.
11.3 Veiligheidszone leiding

Burgemeester en wethouders wijzigen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding':

  • indien de wetgeving ten aanzien van de externe veiligheid van buisleiding of buisleidingstroken daartoe aanleiding geeft en/of;
  • indien een aanpassing van de plaatsgebonden risicocontour daartoe aanleiding geeft.

Artikel 12 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: “Regels van het wijzigingsplan Oirschotseweg 50 te Moergestel” van de gemeente Oisterwijk.