direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22a Noenes
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.TAMDeNoenes-ON01

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie De Noenes en vorm juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) van het omgevingsplan van de gemeente Oisterwijk. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Oisterwijk. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a.' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie De Noenes, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0824.TAMDeNoenes-ON01, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
  • 2. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l, of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het eerste lid.
  • 3. De volgende regels uit hoofdstuk 22 van het omgevingsplan gemeente Oisterwijk zijn van toepassing op de locatie zoals bedoeld in het eerste lid:
    • a. afdeling 22.2, paragraaf 22.2.1 tot en met paragraaf 22.2.6;
    • b. afdeling 22.2, paragraaf 22.2.7, tenzij dit specifiek in de regels van dit hoofdstuk anders is bepaald;
    • c. afdeling 22.3.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Begripsbepalingen uit de Omgevingswet en AMvB's

De begripsbepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet onder A (begrippen), bijlage I van het Omgevingsbesluit, bijlage I van het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving en bijlage I van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in 2.2 een afwijkende begripsomschrijving is opgenomen.

2.2 Aanvullende en afwijkende begrippen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden, in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde in 2.1, de volgende begripsbepalingen:

Omgevingsplan

Omgevingsplan gemeente Oisterwijk.

Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf.

Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

Bed and breakfast

Bed and breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten (maximaal 1 week) een onderkomen zoeken. Typerend voor bed and breakfast is:

  • a. de kleinschaligeheid en de uitvoering is eenvoudig;
  • b. bed and breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van de keuken van de woning.

Bedrijf aan huis

Een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

Beroep aan huis

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

Bestaand gebruik

gebruik zoals dat rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit hoofdstuk.

Bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object

bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit hoofdstuk.

Bijzondere woonvorm

Een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving. Opvang van personen met een problematiek op het gebied van verslaving of psychische situatie worden hier niet onder begrepen.

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens dit hoofdstuk een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

Cultuurhistorische waarden

Waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen een internetwinkel en afhaalpunten.

Extensieve dagrecreatie

Niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

Gebouwgebonden teeltbedrijf en -kwekerij

Teelt en kweek van gewassen en dieren die alleen in een gebouw plaatsvindt, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen, wormenkwekerijen en insectenkwekerijen, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf.

Gevoelige functie voor gewasbeschermingsmiddelen

Gronden en percelen waar geregeld en gedurende langere periode mensen kunnen verblijven of samenkomen zoals (bedrijfs)woningen, tuinen, erven, zorgfuncties en kampeerterreinen.

Groen dak

Een plat of hellend dak dat is voorzien van vegetatie zoals grassen, kruiden of mossen.

Halfverharde weg

Een weg die bestaat uit bijvoorbeeld puinverharding, gravel, schelpen of grauwacke.

Handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009

Handleiding met lijsten met richtafstanden voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen).

Hobbymatig houden van dieren

Het houden van dieren in geringe aantallen ten behoeve van eigen genot en gebruik.

Horeca

Plaats waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor nuttiging ter plaatse.

Huishouden

De bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, logies voor arbeidsmigranten of een bijzondere woonvorm, van een woning.

Kamerverhuur

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

Kampeermiddel

Tenten, vouwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf.

Landschappelijke waarden

Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

Logies voor arbeidsmigranten

Het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

Minicamping

Kleinschalig kampeerterrein met maximaal 5 kampeerplaatsen voor kampeermiddelen die uitsluitend tijdens het kampeerseizoen (15 maart tot 1 november) gebruikt mogen worden.

Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, waaronder een luifel, afdak of carport.

Paardenbak

Een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

Peil

  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

Permanente bewoning

Het gebruik als hoofdverblijf.

Recreatief nachtverblijf

Recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

Recreatiewoning

Een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en een caravan of andere constructie op wielen zijnde, bestemd voor recreatief nachtverblijf.

Retentievoorziening

Een voorziening waarbij in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen te voorkomen.

(teelt)ondersteunende voorzieningen

Boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/ of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten.

Theetuin

Een kleinschalig koffie- en theehuis waar uitsluitend niet-alcoholische dranken worden geschonken voor gebruik ter plaatse.

Veehouderij

Agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

Verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, door mensen die hun hoofdverblijf elders hebben.

Voorgevel

De naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.

Waterbassin

Een opslagreservoir, geen bouwwerk zijnde, voor water.

Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

  • a. al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
  • b. alle voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.

Wonen

Het gehuisvest zijn in een woning.

Woning

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden, in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24, de volgende meet- en rekenbepalingen:

Afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • b. indien zich - ingeval van een lessenaarsdak - aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 2 Regels over activiteiten

Artikel 5 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde activiteiten.

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2'.

6.2 Toegestane gebruiksactiviteiten

Binnen 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2'mogen de volgende gebruiksactiviteiten worden verricht:

  • a. het exploiteren van grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. het hobbymatig houden van dieren;
  • c. het behouden en herstellen van landschapswaarden;
  • d. het behouden, herstellen en/ of ontwikkelen van de natuurwaarden;
  • e. het in stand houden van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • f. recreatieve activiteiten in de vorm van landschappelijke en extensieve dagrecreatie.
6.3 Gebruik en inrichting van gronden

Binnen 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2' mogen gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt en ingericht voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen.
6.4 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterhuishouding bedraagt niet meer dan 10 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1 m; en
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen, zijnde bedraagt niet meer dan 6 m.
6.5 Regels gebruiksactiviteiten
6.5.1 Verboden gebruik

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken voor:

  • a. glastuinbouw, gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. paardenbakken;
  • d. opslag van hooirollen;
  • e. de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf;
  • f. open teelten van sierplanten en bomen en boomgaarden binnen een afstand van 30 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen, uitgezonderd en voor zover:
    • 1. het bestaande en vervanging van bestaande open teelten van sierplanten en bomen betreft;
    • 2. aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen; gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat voor bestrijdingsmiddelen
  • g. het plaatsen van retentievoorzieningen en waterbassins;
  • h. de aanleg van mestbassins;
  • i. het houden van dieren wanneer dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van dit hoofdstuk feitelijke en planologische legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning of een melding, of indien een vergunning of melding ontbreekt, de bestaande planologische legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
6.6.1 Aanwijzing vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • b. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
  • c. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
  • d. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  • f. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • g. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
  • h. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
  • i. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
  • j. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
  • k. het omzetten van grasland naar boomteelt.
6.6.2 Uitzonderingen

Het verbod zoals bedoeld in 6.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/ of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit hoofdstuk.
6.6.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 6.6.1 wordt verleend indien er geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden zoals bedoeld in 6.2.

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2'.

7.2 Toegestane gebruiksactiviteiten

Binnen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2' mogen de volgende gebruiksactiviteiten worden verricht:

  • a. het exploiteren van grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. bestaande nevenactiviteiten;
  • c. het hobbymatig houden van dieren;
  • d. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden;
  • e. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • f. het in stand houden van de aldaar voorkomende zandwegen.
7.3 Gebruik en inrichting van gronden

Binnen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2' mogen gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt en ingericht voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen.
7.4 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding bedraagt niet meer dan 10 m;
  • e. de bouwhoogte van eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken bedraagt niet meer dan 3 m;
  • f. boomteelthekken en regenkappen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond middels een AAB-advies;
    • 2. de hoogte van boomteelthekken niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 3. de hoogte van regenkappen niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 4. er geen sprake is van een onevenredig effect op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
7.5 Regels gebruiksactiviteiten
7.5.1 Verboden gebruik

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken voor:

  • a. glastuinbouw;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken;
  • c. hooirollen;
  • d. meerdere agrarische bedrijven;
  • e. open teelten van sierplanten en bomen en boomgaarden binnen 30 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen, uitgezonderd en voor zover:
    • 1. het bestaande en vervanging van bestaande open teelten van sierplanten en bomen betreft;
    • 2. aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen;
    • 3. het woon- en leefklimaat en/of verblijfsklimaat voor bestrijdingsmiddelen van gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. het plaatsen van retentievoorzieningen en waterbassins;
  • g. de aanleg van mestbassins;
  • h. Het houden van dieren is uitsluitend toegestaan indien dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van dit hoofdstuk feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, dan wel een ten tijde van de vaststelling van dit hoofdstuk geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt.
7.6 Kampeerterreinen
7.6.1 Aanwijzing vergunningplicht kampeerterrein

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken voor kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans.

7.6.2 Beoordelingsregels kampeerterrein

De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 7.6.1, wordt verleend indien:

  • a. er een afstand van 100 m ten opzichte van gevoelige functies wordt aangehouden;
  • b. de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het kampeerterrein niet leidt tot onevenredige publieks- en/ of verkeersaantrekkende werking;
  • d. de parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het kampeerterrein niet leidt tot een onevenredige beperking van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. het kampeerterrein plaatsvindt op of aangrenzend aan een bouwvlak;
  • g. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.7.1 Aanwijzing vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:

  • a. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • b. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie;
  • c. de aanleg van retentievoorzieningen.
7.7.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in 7.7.1, geldt niet voor werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit hoofdstuk.
7.7.3 Beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 7.7.1, wordt verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud , het herstel en de ontwikkeling van de in artikel 7.1 opgenomen waarden.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt dat de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 7.7.1 wordt verleend indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschapsplan.

Artikel 8 Bos

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Bos'.

8.2 Toegestane gebruiksactiviteiten

Binnen 'Bos' mogen de volgende gebruiksactiviteiten worden verricht:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van bos en bebossing;
  • b. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • c. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de landschapswaarden;
  • d. recreatieve activiteiten in de vorm van extensieve openluchtrecreatie.
8.3 Specifieke gebruiksactiviteiten
  • 1. Binnen de aanduiding 'wonen' is, in afwijking van het bepaalde in 8.2, tevens wonen in woningen toegestaan.
  • 2. Binnen de aanduiding 'recreatie' mogen, in afwijking van het bepaalde in 8.2, tevens recreatieve activiteiten worden verricht in de vorm van verrblijfsrecreatie in recreatiewoningen en andere recreatieverblijven.
  • 3. Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bos - minicamping' mogen, in afwijking van het bepaalde in 8.2, tevens recreatieve activiteiten worden verricht in de vorm van een minicamping.
  • 4. Binnen de aanduiding mogen, in afwijking van het bepaalde in 8.2, tevens horeca-activiteiten worden verricht in de vorm van een kleinschalige horecavoroziening in de vorm van een koffie- en theehuis.
8.4 Gebruik en inrichting van gronden

Binnen 'Bos' mogen gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt en ingericht voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. (behoud van) (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. tuinen en erven.
8.5 Specifiek gebruik en inrichting van gronden

Binnen de aanduiding 'tuin' mogen gronden en bouwwerken, in afwijking van het bepaalde in 8.4, uitsluitend worden gebruikt en ingericht als tuin.

8.6 Toepassingsbereik afdeling 22.2 bij bouwen van bouwwerken

Artikel 22.36 onder a. en b. en artikel 22.27a. t/m c en f. zijn niet van toepassing op de locatie zoals bedoeld in lid 8.1.

8.7 Bouwen 'Bos'
8.7.1 Algemene regels bouwen van erf- of terreinafscheidingen

Het is zonder omgevingsvergunning toegestaan, buiten de aanduidingen'wonen' en 'recreatie', een erf- of terreinafscheiding te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. bij (recreatie)woningen:
    • 1. de erf- of terreinafscheiding staat op een erf of perceel waarop al een(recreatie)woning staat en waarmee de afscheiding in functionele relatie staat;
    • 2. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding achter de (voor)gevel bedraagt niet meer dan 2 m; en
    • 3. de bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding vóór de (voor)gevel bedraagt niet meer dan 1 m.
  • b. overig:
  • 1. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding bedraagt maximaal 1 m.
8.7.2 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, buiten de aanduidingen 'wonen' en 'recreatie' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. erf- of terreinafscheidingen die niet voldoen aan het bepaalde in lid 8.7.1 zijn niet toegestaan;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, zijn toegestaan mits:
    • 1. geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden; en
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
8.8 Bouwen 'wonen'
8.8.1 Beoordelingsregels bouwen van een woning

Voor het bouwen van een woning, geen recreatiewoning zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:

  • a. een woning mag uitsluitend binnen de aanduiding 'wonen' worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken in de vorm van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan 90 m2;
  • c. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 480 m3;
  • d. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • f. woningen dienen te zijn voorzien van een kap met een helling van niet minder dan 0° en niet meer dan 50°;
  • g. de afstand tot enige perceelsgrens is minimaal 2,5 m;
  • h. de oppervlakte van een kelder mag niet meer bedragen dan 12 m2.
8.8.2 Afwijkende beoordelingsregels bouwen van een woning
  • 1. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning ook in afwijking van het bepaalde in 8.8.1 onder a, waarbij maximaal 20% van de oppervlakte van de woning buiten de aanduiding 'wonen' mag worden gerealiseerd indien:
    • a. dit ten behoeve van een betere stedenbouwkundige plaatsing van het hoofdgebouw op een perceel noodzakelijk is; en
    • b. maximaal 1,5 meter buiten de aanduiding 'wonen' wordt gebouwd.
  • 2. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning ook in afwijking van het bepaalde in 8.8.1 onder d om een goothoogte toe te staan van maximaal 5,5 meter ten behoeve van de realisering van een groen dak.
8.8.3 Beoordelingsregels ondergronds bouwen

Voor ondergrondse bouwwerken bij een woning, geen recreatiewoning zijnde, binnen de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:

  • a. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'wonen';
  • c. het oppervlakte aan ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer 90 m2.
8.8.4 Beoordelingsregels bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning, geen recreatiewoning zijnde, binnen de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, inclusief aangebouwde overkappingen aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken of vrijstaande overkappingen, mag niet meer bedragen dan 25 m2, bij een bouwperceel van minder dan 1.000 m2;
  • b. de totale oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, inclusief aangebouwde overkappingen aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken of vrijstaande overkappingen, mag niet meer bedragen dan 30 m2, bij een bouwperceel van 1.000 m2 tot en met 2.000 m2;
  • c. de totale oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, inclusief aangebouwde overkappingen aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken of vrijstaande overkappingen, mag niet meer bedragen dan 40 m2, bij een bouwperceel van meer dan 2.000 m2;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen op een afstand van maximaal 10 meter van de woning worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • g. de afstand tot enige perceelsgrens is minimaal 2,5 m; en
  • h. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet worden voorzien van een kelder.
8.8.5 Afwijkende beoordelingsregels bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning ook in afwijking van het bepaalde in 8.8.4 onder d voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een grotere afstand van de woning, niet zijnde een recreatiewoning, indien:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en de ontwikkeling van de waarden zoals bedoeld in 8.2;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan:
      • het bestaande bebouwingsbeeld en de ruimtelijke structuur;
      • het bestaande landschapsbeeld;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
  • c. de afwijking vanuit het oogpunt van een doelmatige inrichting van het perceel wenselijk is.
8.8.6 Algemene regels bouwen van erf- of terreinafscheidingen

Het is zonder omgevingsvergunning toegestaan een erf- of terreinafscheiding binnen de aanduiding 'wonen' bij een woning te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de erf- of terreinafscheiding staat op een erf of perceel waarop al een(recreatie)woning staat en waarmee de afscheiding in functionele relatie staat;
  • b. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding achter de (voor)gevel bedraagt niet meer dan 2 m; en
  • c. de bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding vóór de (voor)gevel bedraagt niet meer dan 1 m.
8.8.7 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:

  • a. erf- of terreinafscheidingen die niet voldoen aan het bepaalde in lid 8.8.6 zijn niet togestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 2 meter.
8.9 Bouwen 'recreatie'
8.9.1 Beoordelingsregels bouwen van een recreatiewoning

Voor het bouwen van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning mag uitsluitend binnen de aanduiding 'recreatie' worden gebouwd;
  • b. het oppervlak van een perceel waarop een recreatiewoning wordt gebouwd dient ten minste 375 m2 groot te zijn;
  • c. het oppervlak van een recreatiewoning is minimaal 35 m2 en maximaal 60 m2;
  • d. de goothoogte is niet meer dan 3 m;
  • e. de nokhoogte is niet meer dan 4,5 m;
  • f. de inhoud van een recreatiewoning is maximaal 225 m3;
  • g. recreatiewoningen dienen te zijn voorzien van een kap met een helling van niet minder dan 0° en niet meer dan 50°;
  • h. de oppervlakte van een kelder mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • i. de verticale diepte mag bij bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m; en
  • j. de afstand tot enige perceelsgrens is minimaal 2,5 m.
8.9.2 Beoordelingsregels terras aan een recreatiewoning

Aan een recreatiewoning is een terras, al dan niet verhoogd of gedeeltelijk verhoogd, toegestaan tot maximaal de lengte van de recreatiewoning en tot maximale een breedte van 3 meter.

8.9.3 Afwijkende beoordelingsregels bouwen van een recreatiewoning

In afwijking van de regels in 8.9.1 en 8.9.2 gelden de regels in 8.8.1, 8.8.2, 8.8.4, 8.8.5 en 8.8.7 indien een omgevingsvergunning is verleend voor het gebruiken van een recreatiewoning voor permanente bewoning zoals bedoeld 8.15.2.

8.9.4 Beoordelingsregels bouwen van bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte is niet meer dan 12 m2;
  • b. de bouwhoogte is niet meer dan 2,75 m; en
  • c. de afstand tot enige perceelsgrens is minimaal 2,5 m; en
  • d. het bijbehorend bouwwerk mag niet worden voorzien van een kelder.
8.9.5 Algemene regels erf- of terreinafscheidingen

Het is zonder omgevingsvergunning toegestaan om erfafscheidingen binnen de aanduiding 'recreatie' bij een recreatiewoning te bouwen mits voldvolgende regels:

  • a. de erf- of terreinafscheiding staat op een erf of perceel waarop al een recreatiewoning staat en waarmee de afscheiding in functionele relatie staat;
  • b. erf- of terreinafscheidingen achter de (voor)gevel van de recreatiewoning met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m; en
  • c. erf- of terreinafscheidingen vóór de (voor)gevel van de recreatiewoning die naar de weg is gekeerd met een bouwhoogte van niet meer dan 1 m.
8.9.6 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen de aanduiding 'recreatie' gelden de volgende regels:

  • a. erf- of terreinafscheidingen die niet voldoen aan het bepaalde in lid 8.9.5 zijn niet togestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 2 meter.
8.10 Bouwen 'specifieke vorm van bos - minicamping'
8.10.1 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - minicamping' gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een sanitaire en ondersteunende voorziening ten behoeve van de minicamping bedraagt maximaal 7 m2;
  • b. de bouwhoogte van sanitaire en ondersteunende voorziening ten behoeve van de minicamping bedraagt maximaal 2,6 m;
  • c. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
8.11 Aanvullende beoordelingsregel waterberging

In aanvulling op het bepaalde in artikel 8.8 en 8.9 geldt voor het bouwen van nieuwe gebouwen en/of overkappingen met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 10 m2 dat de omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien op eigen terrein wordt voorzien in de aanleg en duurzame instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterberging, ter grootte van 60 mm per m2 verhard oppervlak, waarbij onder verhard oppervlak zowel bestaand als nieuw toe te voegen verhard oppervlak wordt verstaan.

8.12 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Het gebruik van nieuwe gebouwen en/of overkappingen met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 10 m2 overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.8 en 8.9 is uitsluitend toegestaan nadat op eigen terrein wordt voorzien in de aanleg en duurzame instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterberging, ter grootte van 60 mm per m2 verhard oppervlak, waarbij onder verhard oppervlak zowel bestaand als nieuw toe te voegen verhard oppervlak wordt verstaan.

8.13 Aanvullende beoordelingsregel parkeren
  • 1. De gronden zoals aangewezen in dit hoofdstuk mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarden dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  • 2. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen voor auto's en fiets in de 'Nota Parkeernormen 2016' bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
  • 3. In afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 kan de omgevingsvergunning ook worden verleend indien wordt afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (onder 1) en de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen 2016' (onder 2), mits wordt voldaan aan de in de 'Nota Parkeernormen 2016' opgenomen regels en voorwaarden, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels wijzigen, rekening wordt gehouden met die wijziging.
8.14 Regels gebruiksactiviteiten 'Wonen'
8.14.1 Verboden gebruik
  • 1. Het is binnen de aanduiding 'wonen' verboden gronden of bouwwerken te gebruiken voor:
    • a. een bed and breakfast aan huis;
    • b. de zelfstandige bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • c. recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die hun vaste woon- en verblijfplaats elders hebben; en
    • d. een bedrijf aan huis.
  • 2. Het verbod, zoals bedoeld onder 1, onder c, geldt niet voor het gebruik van de woning als een tweede woning, waaronder wordt verstaan het verblijf in de woning door de eigenaar die elders hoofdverblijf heeft.
8.14.2 Aanwijzing vergunningplicht beroep aan huis

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beroep aan huis te hebben ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

8.14.3 Beoordelingsregels vergunningplicht beroep aan huis

De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 8.14.2 wordt verleend indien:

  • a. maximaal 20 m2 van de woning wordt gebruikt voor het beroep aan huis;
  • b. de bewoner van de woning tevens degene is die het beroep aan huis uitoefent;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • d. er geen afbreuk wordt gedaan aan de omgeving;
  • e. het aantal verkeersbewegingen niet onevenredig toeneemt;
  • f. het beroep aan huis passend is binnen de omgeving; en
  • g. parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
8.14.4 Voorwaardelijke verplichting kwaliteit- en landschapsverbetering

Het gebruik van een woning voor permanente bewoning ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is slechts toegestaan als de financiële bijdrage ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap voor deze woning, inhoudende € 3.614,90, aan de gemeente Oisterwijk is gedaan ten behoeve van het daarvoor ingerichte (groen)fonds.

8.15 Regels gebruiksactiviteiten 'recreatie'
8.15.1 Verboden gebruik

Het is binnen de aanduiding 'recreatie' verboden gronden of bouwwerken te gebruiken voor:

  • a. de zelfstandige bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. recreatief nachtverblijf van vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
8.15.2 Vergunningplicht permanente bewoning

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een recreatiewoning te gebruiken voor permanente bewoning.

8.15.3 Beoordelingsregels permanente bewoning

De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 8.15.2, wordt verleend indien:

  • a. het aantal woningen gelijk blijft;
  • b. een onderbouwing wordt aangeleverd dat met de beoogde ontwikkeling sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, hetgeen onder meer een toetsing aan de relevante beleidskaders en relevante (milieu)aspecten voor de fysieke leefomgeving omvat;
  • c. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. de omzetting niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waarden zoals bedoeld in 8.2;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in de aanleg en duurzame instandhouding van voldoende parkeergelegenheid conform de 'Beleidsregels Parkeernormen gemeente Oisterwijk 2024' van de gemeente Oisterwijk dan wel conform het meest recente gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen;
  • g. op eigen terrein is voorzien in de aanleg en duurzame instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterberging, ter grootte van 60 mm per m2 per verhard oppervlak, waarbij onder verhard oppervlak zowel bestaand als nieuw toe te voegen verhard oppervlak wordt verstaan;
  • h. veilig is gesteld en vastgelegd is dat voldaan wordt aan de Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant. Dit omvat dat minimaal een kwaliteitsbijdrage van € 3.614,90 gestort dient te worden in het gemeentelijk (groen)fonds.
8.16 Algemene regels gebruiksactiviteiten minicamping

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - minicamping' is zonder omgevingsvergunning een minicamping toegestaan, met maximaal 5 standplaatsen.

8.17 Algemene regels gebruiksactiviteiten theetuin

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - theetuin' is zonder omgevingsvergunning een kleinschalig koffie- en theehuis toegestaan, waarvoor de volgende regels gelden:

  • a. er zijn maximaal 22 bezoekers gelijktijdig toegestaan;
  • b. er mogen slechts niet-alcoholische dranken worden geschonken voor gebruik ter plaatse;
  • c. als nevenactiviteit is het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren toegestaan; en
  • d. de horeca mag uitsluitend open zijn van 1 april tot 1 oktober op zaterdagen en zondagen van 10:00 tot 17:00.
8.18 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
8.18.1 Aanwijzing vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de grond binnen de locatie 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • b. het aanbrengen van meer dan 100 m2 aan nieuwe verharding door oppervlakteverhardingen en bebouwing;
  • c. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
  • d. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
  • e. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • f. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • g. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/ greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • h. het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van dit hoofdstuk aanwezig waren;
  • i. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
  • j. het aanbrengen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 per perceel.
8.18.2 Uitzonderingen

Het verbod zoals bedoeld in 8.18.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/ of gebruik betreffen; of
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit hoofdstuk.
8.18.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 8.18.1 wordt verleend indien:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden zoals bedoeld in 8.2; en
  • b. voldoende hemelwaterberging wordt gerealiseerd op eigen terrein conform het huidige beleid.

Artikel 9 Natuur

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Natuur'.

9.2 Toegestane gebruiksactiviteiten

Binnen 'Natuur' mogen de volgende gebruiksactiviteiten worden verricht:

  • a. het behouden, herstellen en/of ontwikkelen van bos, natuur en bijbehorende groeiplaats;
  • b. het behouden, herstellen en/of ontwikkelen van landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  • c. recreatieve activiteiten in de vorm van extensieve openluchtrecreatie.
9.3 Gebruik en inrichting van gronden

Binnen 'Natuur' mogen gronden tevens worden gebruikt en ingericht voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. behoud van (onverharde) paden en wegen.
9.4 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheer en natuurbeheer is niet meer dan 20 m2; en
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheer en natuurbeheer is niet meer dan 3 m.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Aanwijzing vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
  • b. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels
  • e. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • f. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • g. het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van dit hoofdstuk aanwezig waren;
  • h. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
9.5.2 Uitzonderingen

Het verbod zoals bedoeld in 9.5.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden verricht op het tijdstop van het van kracht worden van dit hoofdstuk.
9.5.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 9.5.1 kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden zoals genoemd in 9.2.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Verkeer'

10.2 Toegestane gebruiksactiviteiten

Binnen 'Verkeer' mogen gebruiksactiviteiten worden verricht die zien op het behouden, beschermen en verbeteren van de verkeersafwikkeling van gemotoriseerd en langzaam verkeer.

10.3 Gebruik en inrichting van gronden

Binnen 'Verkeer' mogen gronden worden gebruikt voor:

  • a. (verharde) wegen met bijbehorende voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.4 Beoordelingsregels bouwen van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 20 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
10.5 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties bedraagt niet meer dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 m.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Aanwijzing vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het beplanten van gronden met struiken of bomen.
10.6.2 Uitzonderingen

Het verbod zoals bedoeld in 10.6.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit hoofdstuk.
10.6.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 10.6.1 kan worden verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersafwikkeling van gemotoriseerd en langzaam verkeer.

Artikel 11 Verkeer - Zandwegen

11.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Verkeer - Zandwegen'.

11.2 Toegestane gebruiksactiviteiten

Binnen 'Verkeer - Zandwegen'mogen gebruiksactiviteiten worden verricht die zien op het behouden, beschermen en verbeteren van de hier aanwezige landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden.

11.3 Gebruik en inrichting van gronden

Binnen 'Verkeer - Zandwegen' mogen, in afwijking van 11.2, gronden ook worden gebruikt en ingericht voor:

  • a. zandwegen en andere on- of halfverharde wegen en instandhouding daarvan als zodanig;
  • b. on- of halfverharde fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.4 Beoordelingsregels bouwen van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 20 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
11.5 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties bedraagt niet meer dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 m.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Aanwijzing vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verharden van wegen;
  • b. het vellen of rooien van struiken of bomen;
  • c. het beplanten van gronden met struiken of bomen.
11.6.2 Uitzonderingen

Het verbod zoals bedoeld in 11.6.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit hoofdstuk.
11.6.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 11.6.1 kan worden verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden zoals genoemd in 11.2.

Artikel 12 Wonen

12.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Wonen'.

12.2 Toegestane gebruiksactiviteiten

Binnen 'Wonen' is het toegestaan om te wonen.

12.3 Gebruik en inrichting van gronden

Binnen 'Wonen' mogen gronden tevens worden gebruikt en ingericht voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. landschappelijke inpassing;
  • c. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.4 Beoordelingsregels bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
12.5 Beoordelingsregels bouwen van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend op de bestaande fundering worden gebouwd met de voorgevel(s) op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg;
  • c. de inhoud van een woning bedraagt niet meer dan 750 m3;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van woningen mogen ten hoogste 2 m meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte, waarbij geldt dat:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m.
12.6 Beoordelingsregels bouwen van bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken moeten worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m.
12.7 Afwijkende beoordelingsregels bouwen van bijbehorende bouwwerken
  • 1. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning ook in afwijking van het bepaalde in 12.6 onder b indien:
    • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 200 m2;
    • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing; en
    • c. er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik.
  • 2. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning ook in afwijking van het bepaalde in 12.6 onder d indien:
    • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
    • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheersplan; en
    • c. er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik.
12.8 Regels gebruiksactiviteiten
12.8.1 Verboden gebruik

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken voor:

  • a. recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die hun vaste woon- en verblijfsplaats elders hebben;
  • b. het zelfstandig bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
12.8.2 Aanwijzing vergunningplicht bedrijf of beroep aan huis

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bedrijf of beroep aan huis uit te oefenen.

12.8.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 12.8.2 kan worden verleend indien:

  • a. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 60 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing;
  • b. het te vestigen bedrijf of beroep aan huis naar aard passend is binnen de omgeving;
  • c. het geen detailhandel betreft;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • e. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid conform de 'Beleidsregels Parkeernormen gemeente Oisterwijk 2024'; en
  • f. normale afwikkeling van het verkeer mogelijk blijft en de verkeersveiligheid niet in het geding komt.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

13.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2'.

13.2 Oogmerk

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

13.3 (aanvullende) Aanvraagvereisten
  • 1. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 22.26 van dit omgevingsplan, wordt een archeologisch onderzoek van een ter zake deskundige overlegd.
  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 1 indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
13.4 Algemene regels voor het bouwen
13.4.1 Algemene regels bouwen van bouwwerken

In aanvulling op hetgeen elders in dit hoofdstuk is bepaald ten aanzien van het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. met het archeologisch onderzoek zijn naar oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord voldoende vastgesteld.
13.4.2 Vergunningvoorschriften

Indien uit het archeologische onderzoek zoals bedoeld in 13.3 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord dan kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:

  • a. het voorschrift tot het treffen van technische maatregen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het voorschrift tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.4.3 Uitzonderingen
  • 1. Het bepaalde in artikel 13.3, 13.4.1 en 13.4.2 geldt niet, indien het bouwplan betrekking heeft op bouwwerken met een oppervlakte van 100 m2 of minder.
  • 2. Het bepaalde in artikel 13.3, 13.4.1 en 13.4.2 geldt niet ter plaatse van het bouwvlak.
13.5 Omgevingsvergunning voor het aanleggen en uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
13.5.1 Aanwijzing vergunningplicht voor het aanleggen en uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Het is ter plaatse van 'Waarde - Archeologie 2' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
  • b. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
13.5.2 Aanvraagvereisten
  • 1. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, als bedoeld in 13.5.1 van dit omgevingsplan, wordt een archeologisch onderzoek van een ter zake deskundige overlegd.
  • 2. Een onderzoek zoals bedoeld in lid 1 is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een onderzoek beschouwd.
13.5.3 Uitzonderingen

Het verbod zoals bedoeld in 13.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/ of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit hoofdstuk;
  • c. gelegen zijn binnen het bouwvlak.
13.5.4 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 13.5.1 wordt verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 15 Gebiedsaanwijzingen

15.1 milieuzone - borgingsvrije zone
15.1.1 Toepassingsbereik

De regels in 15.1 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'milieuzone - borgingsvrije zone'.

15.1.2 Oogmerk

De regels in 15.1 zijn gesteld met het oog op de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorzieningen.

15.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning boringen of grondwerkzaamheden te verrichten of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, als de diepte meer is dan 10 m beneden maaiveld.

15.1.4 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 15.1.3 wordt verleend indien de werkzaamheden de beschermde kleilaag niet kunnen aantasten.

15.2 milieuzone - waterwingebied
15.2.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'milieuzone - waterwingebied'.

15.2.2 Oogmerk

De regels in 15.2 zijn gesteld met het oog op de bescherming van de grondwaterwinning in verband met de openbare drinkwatervoorziening.

15.2.3 Afwijkende beoordelingsregels bouwen

In afwijking van het bepaalde elders in dit hoofdstuk gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de productie van drinkwater;
  • b. de oppervlakte van een gebouw c.q. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m.
15.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zonder omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden te verrichten:

  • a. het aanleggen of verharden van interne bedrijfsontsluitingswegen of paden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • c. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het vellen of rooien van houtgewas.
15.2.5 Uitzonderingen

Het verbod zoals bedoeld in 15.2.4 geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/ of het gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit hoofdstuk.
15.2.6 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 15.2.4 wordt verleend indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan het waterwingebied dan wel de mogelijkheden tot het herstel van het waterwingebied niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

15.3 overige zone - attentiezone waterhuishouding
15.3.1 Toepassingsbereik

De regels in 15.3 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'overige zone - attentiezone waterhuishouding'

15.3.2 Oogmerk

De regels in 15.3 zijn gesteld met het oog op:

  • a. het behoud en herstel van het bodem- en watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken, biodiversiteit en landschappelijke waarden en kenmerken; en
  • b. de duurzame ontwikkeling van het bodem- en watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken, biodiversiteit en landschappelijke waarden en kenmerken.
15.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van artikel 5.1 lid 1 onder c van de Omgevingswet;
  • b. de aanleg van een drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten.
15.3.4 Uitzonderingen

Het verbod zoals bedoeld in 15.3.3 geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit hoofdstuk;
  • c. bedoeld zijn ter uitvoering van de landbouw- en kwaliteitsverbetering van het gebied.
15.3.5 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 15.3.3 wordt verleend indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de waterhuishouding en de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

15.4 overige zone - cultuurhistorische vlak
15.4.1 Toepassingsbereik

De regels in 15.4 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'overige zone - cultuurhistorische vlak'.

15.4.2 Oogmerk

De regels in 15.4 zijn gesteld met het oog op:

  • a. het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden en kenmerken; en
  • b. de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorisch waarden en kenmerken.
15.4.3 Aanvullende beoordelingsregels bouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorische vlak' geldt in aanvulling op de beoordelingsregels voor het bouwen elders in dit hoofdstuk dat een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwen uitsluitend kan worden verleend indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de wezenlijke cultuurhistorische waarden en kenmerken van het betreffende gebied, zoals opgenomen in de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant.

15.5 overige zone - groenblauwe waarden
15.5.1 Toepassingsbereik

De regels in 15.5 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'overige zone - groenblauwe waarden'.

15.5.2 Aanduidingsomschrijving

De regels in 15.5 zijn gesteld met het oog op:

  • a. het behoud, herstel van het bodem- en watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken, biodiversiteit en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • b. de duurzame ontwikkeling van het bodem- en watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken, biodiversiteit en landschappelijke waarden en kenmerken.
15.5.3 Aanvullende beoordelingsregels bouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe waarden' geldt in aanvulling op de beoordelingsregels voor het bouwen elders in dit hoodfstuk dat een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwen uitsluitend kan worden verleend indien:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan de ecologische-, landschappelijke- en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied; en
  • b. een positieve bijdrage wordt gebracht aan het versterken van biodiversiteit en de bescherming en ontwikkeling van ecologische-, landschappelijke- en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied.
15.6 overige zone - Natuur Netwerk Brabant
15.6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant'.

15.6.2 Oogmerk

De regels in 15.6 zijn gesteld met het oog op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan.

15.6.3 Afwijkende beoordelingsregels

In afwijking op hetgeen elders in dit hoofdstuk is bepaald, is uitsluitend bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toegestaan zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd.

15.7 overige zone - regionale waterberging
15.7.1 Toepassingsbereik

De regels in 15.7 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'overige zone - regionale waterberging'.

15.7.2 Oogmerk

De regels in 15.7 zijn gesteld met het oog op het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

15.7.3 Aanvullende beoordelingsregels bouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regionale waterberging' gelden in aanvulling op de beoordelingsregels voor het bouwen elders in dit hoofdstuk, de volgende regels:

  • a. het bouwen van bouwwerken slechts is toegestaan wanneer is aangetoond dat:
    • 1. de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft;
    • 2. reële alternatieven voor de bouwactiviteit ontbreken;
    • 3. maatregelen worden genomen waardoor het waterbergend vermogen van het gebied gelijk blijft; en
    • 4. wanneer uit overleg met het waterschap blijkt dat hiertegen geen bezwaren bestaan;
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienste van de waterberging mag niet meer bedragen dan 2 m.
15.7.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regionale waterberging' gelden in aanvulling op de gebruiksregels elders in dit hoofdstuk, dat het gebruik van bouwwerken slechts toegestaan indien:

  • a. de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft;
  • b. reële alternatieven voor de bouwactiviteit ontbreken;
  • c. maatregelen worden genomen waardoor het waterbergend vermogen van het gebied gelijk blijft; en
  • d. wanneer uit overleg met het waterschap blijkt dat hiertegen geen bezwaren bestaan.
15.7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen of wijzigen van kaden.
15.7.6 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in 15.7.5, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van normaal beheer en onderhoud.

15.7.7 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 15.7.5, wordt verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend vermogen van de gronden.

15.8 overige zone - reservering waterberging
15.8.1 Toepassingsbereik

De regels in 15.8 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'overige zone - reservering waterberging'.

15.8.2 Oogmerk

De regels in 15.8 zijn gesteld met het oog op het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied.

15.8.3 Aanvullende beoordelingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' geldt in aanvulling op de beoordelingsregels voor het bouwen elders in dit hoofdstuk, dat het bouwen van bouwwerken slechts is toegestaan wanneer aangetoond is dat:

  • a. de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft;
  • b. reële alternatieven voor de bouwactiviteit ontbreken;
  • c. maatregelen worden genomen waardoor het waterbergend vermogen van het gebied gelijk blijft; en
  • d. wanneer uit overleg met het waterschap blijkt dat hiertegen geen bezwaren bestaan.
15.8.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' gelden in aanvulling op de gebruiksregels elders in dit hoofdstuk dat het gebruik van bouwwerken slechts is toegestaan indien:

  • a. de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft;
  • b. reële alternatieven voor de bouwactiviteit ontbreken;
  • c. maatregelen worden genomen waardoor het waterbergend vermogen van het gebied gelijk blijft; en
  • d. wanneer uit overleg met het waterschap blijkt dat hiertegen geen bezwaren bestaan.

Artikel 16 Bestaande afwijkende maatvoering

16.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in artikel 5 tot en met 11 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in artikel 5 tot en met 11 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt; en
  • d. op een bouwwerk als hiervoor is bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in artikel 17 niet van toepassing.
16.2 Omgevingsvergunning afwijkende maten

Het is verboden zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 16.1 onder c voor het toestaan van:

  • a. de herbouw van een gebouw met dezelfde inhoud dan wel oppervlakte of kleiner; of
  • b. de uitbreiding van een gebouw tot ten hoogste de maximum diepte, inhoud of oppervlakte.
16.3 Beoordelingsregels afwijkende maten

De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 16.2 kan worden verleend indien:

  • a. de afstand tot de perceelsgrenzen gelijk blijf of wordt verkleind bij een maximummaat;
  • b. de afstand tot de perceelsgrenzen gelijk blijft of wordt vergroot bij een minimummaat; en
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid; en
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangsbepalingen

Artikel 17 Overgangsrecht bouwwerken

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bepaalde in dit hoofdstuk mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met de regels die op grond van dit omgevingsplan golden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, daaronder begrepen de op dat moment geldende overgangsbepalingen.
17.2 Omgevingsvergunning afwijken met 10%

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de inhoud van een bouwwerk, zoals bedoeld in 17.1 lid 1, te vergroten met maximaal 10%.

17.3 Beoordelingsregels afwijken met 10%

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 17.2 wordt verleend indien:

  • a. geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 16; en
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid; en
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met dit hoofdstuk strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit hoofdstuk strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld onder 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de regels die op grond van dit omgevingsplan golden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, daaronder begrepen de op dat moment geldende overgangsbepalingen.