direct naar inhoud van Regels
Plan: Zandstraat 18 Moergestel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPZandstraat18MG-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Zandstraat 18 Moergestel' met identificatienummer NL.IMRO. 0824.BPZandstraat18MG-ON01 van de gemeente Oisterwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.6 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

Bijlage 2 Camping Irene Hoeve

1.7 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.8 aan-huis-gebonden beroepen

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- en uitbouw, maar geen bouwwerk, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 abiotische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, hydrologische en/of bodemkundige elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.10 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningenterrein of een kampeerterrein, gericht op het bieden van – permanent wisselend – recreatief nachtverblijf.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen - of tot stand kunnen komen - op basis van een verleende omgevingsvergunning voor bouwen.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats/ of bouwperceel.

1.23 bouwgrens

de grens van het bouwvlak

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 perceelsgrootte

de oppervlakte van een bouwperceel

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.28 Bouwwerk ten behoeve van recreatiefnachtverblijf

Een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf zoals een stacaravan, chalet en trekkershut, niet zijnde een recreatiewoning.

1.29 centrale voorzieningen

gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve bedrijfsuitoefening, zijnde sanitaire

voorzieningen, kantines, kantoren, recepties, zalen, beheerloodsen, overdekte zwembaden en overige overdekte sport-, spel en speelvoorzieningen.

1.30 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 extensief dagrecreatief medegebruik

die vormen van openluchtrecreatie waarbij in het algemeen het verlangen naar rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 groepsaccommodatie

een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf door meerdere personen in groepsverband.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.37 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.38 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.39 kampeermiddel

Tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf.

1.40 Kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.42 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.43 kwaliteitsverbetering

verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en bestaat uit meerdere van onderstaande componenten:

  • a. tegengaan permanente bewoning;
  • b. saneren van oude kampeermiddelen, bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, recreatiewoningen en/of gebouwen voor voorzieningen;
  • c. saneren van illegaal gebruik;
  • d. vergroten minimale oppervlakte van standplaatsen en/of bouwpercelen;
  • e. moderniseren en eventueel toevoegen van voorzieningen;
  • f. aanbrengen van een heldere groenstructuur afgestemd op de landschappelijke en ecologische waarde uit de omgeving;
  • g. verbeteren algemene onderhoud van het terrein;
  • h. ordenen van parkeergelegenheid;
  • i. verbeteren van de brandveiligheid.
1.44 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.45 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.46 nevenfunctie

activiteiten die in ruimtelijk opzicht, functioneel of anderszins ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bestemmings- of bouwvlak.

1.47 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.48 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, waaronder een luifel, afdak of carport.

1.49 Overstek

Het overhangende gedeelte van het dak en/of de gootconstructie van een bouwwerk.

1.50 permanente bewoning

Het gebruik als hoofdverblijf.

1.51 parkwinkel

kleinschalige zelfbedieningswinkel waar levensmiddelen van uiteenlopende aard en huishoudelijke artikelen verkocht worden.

1.52 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.53 recreatiebedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfsrecreatie tot doel heeft.

1.54 recreatieve poort

de ingang van een natuur- en bosgebied, bestaande uit een terrein waar de bezoeker de auto kan parkeren, informatie over het gebied kan zien en/of krijgen en vervolgens te voet of per fiets of per paard het gebied kan gaan verkennen, met de daarbijbehorende startplaatsen van diverse typen wandel- en fietsroutes, alsmede een horecavoorziening en parkeermogelijkheden.

1.55 recreatief nachtverblijf

Recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.56 recreatiewoning

Een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en een caravan of andere constructie op wielen zijnde, bestemd voor recreatief nachtverblijf.

1.57 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.58 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

1.59 standplaats

Het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel en/ of bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.60 standplaatsgrens

een grens van een standplaats.

1.61 standplaatsgrootte

de oppervlakte van een standplaats.

1.62 perceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.63 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.64 verkoopvloeroppervlakte

de verkoopruimte, dat wil zeggen de voor het winkelpand publiek toegankelijke ruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbanken en kassa's.

1.65 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.66 woning

een hoofdgebouw met daarbij behorende bijgebouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van andere bouwwerken

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, waarbij overstekken tot een halve meter niet meegerekend worden.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': voor verblijfsrecreatie in een kampeermiddel en/of bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': voor verblijfsrecreatie in een recreatiewoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor een bedrijfswoning
  • e. centrale voorzieningen voor gezamenlijk gebruik ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  • f. spel-, sport- en speelvoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • g. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen;
  • h. kampeermiddelen voor de tijdelijke huisvesting van op het bedrijf werkzaam zijnde recreatiepersoneel.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mag worden gebouwd:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak:
    • 1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van alle voorzieningen;
    • 2. recreatiewoningen met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. ter plaatse van het bouwvlak op een standplaats;
    • 1. bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerk, geen gebouwen zijnde;
  • c. buiten het bouwvak:
    • 1. bouwwerk, geen gebouwen zijnde.

Met inachtneming van het volgende:

3.2.2 Maatvoeringen

Afstanden

  • a. de afstand van gebouwen tot aan de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m;
  • b. de afstand van een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf en/ of een recreatiewoning tot aan de standplaatsgrens bedraagt 0 of ten minste 1 m;
  • c. de afstand tussen een bijgebouw en een standplaatsgrens en/ of de perceelsgrens van een recreatiewoning bedraagt ten minste 1 m.

Oppervlakten, inhoud, goot- en bouwhoogten

  • d. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf bedragen ten hoogste de navolgende maten:

gebouw en/of bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf     oppervlakte     Inhoud   goothoogte    bouwhoogte   
Bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf inclusief aan-, uit- en bijgebouwen en (vrijstaande of aangebouwde) overkappingen   54 m2   -   3,5 m   3,5 m  
recreatiewoning inclusief aan-, uit- bijgebouwen en (vrijstaande of aangebouwde) overkappingen     60 m3     -   3,5 m     7 m    
Bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en (vrijstaande of aangebouwde) overkappingen   -     750 m3   7 m     11 m    
Bijgebouw bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen (vrijstaand of aangebouwd aan een bijgebouw)   100 m2       3,5 m     6 m    
Gebouwen en overkappingen ten behoeve van de voorzieningen   25% bestemmingsvlak       4 m     8 m    

  • e. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de bedrijfswoning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de bedrijfswoning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • f. met dien verstande dat voor de bijbehorende aangebouwde overkappingen bij bedrijfswoningen de volgende regels gelden:
    • 1. de diepte van overkappingen aan de voor- en zijgevel mag ten hoogste 2 m bedragen;
    • 2. de diepte van overkappingen aan de achtergevel mag ten hoogste 4 m bedragen.

met dien verstande dat:

  • g. voor de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf ten hoogste de navolgende maten gelden:

Standplaatsgrootte/ perceelsgrootte     tot 150 m²     150-300 m²     300-500 m²     groter dan 500 m²    
maximum oppervlakte bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf inclusief aan- , uit-, bijgebouwen en (vrijstaande of aangebouwde) overkappingen      54 m²     72 m²     82 m²     95 m²    
maximum oppervlakte
recreatiewoning inclusief aan-, uit, bijgebouwen en (vrijstaande of aangebouwde) overkappingen     
63 m²     66 m²     82 m²     95 m²    

  • h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de navolgende maten:

bouwwerk, geen gebouwen zijnde     bouwhoogte    
licht- en vlaggenmasten     10 m    
erf- en terreinafscheidingen op gronden die zijn gekeerd naar de openbare weg en die liggen buiten een bouwvak     1 m    
erf- en terreinafscheidingen elders     2 m    
speeltoestellen     5 m    
pergola's     2,75 m    
vrijstaande antennemasten     18 m    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     2 m    

3.2.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het is verboden om gronden en bouwwerken met de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie te gebruiken ten behoeve van de bestemming, indien de kwaliteitsverbetering van het landschap zoals weergegeven in het inrichtingsplan (bijlage 1) binnen twee jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet volledig is gerealiseerd dan wel niet volledig in stand wordt gehouden.

3.2.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Het is verboden om gronden en bouwwerken met de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie te gebruiken ten behoeve van de bestemming, indien de aanleg van de wadi zoals weergegeven in het inrichtingsplan (bijlage 1) binnen twee jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet volledig is gerealiseerd dan wel niet volledig in stand wordt gehouden.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder d voor het toestaan van een hogere goot en/of bouwhoogte met inachtneming van het volgende:

  • a. de goot en/of bouwhoogte mag ten hoogste met 1 m worden verhoogd;
  • b. de bebouwing dient aan te sluiten bij de bebouwingselementen uit de omgeving.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

3.4.1 Algemeen
  • a. permanente bewoning of laten bewonen van kampeermiddelen, bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoningen met bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen is niet toegestaan;
  • b. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. kampeermiddelen zijn alleen toegestaan ter plaatse van een standplaats;
  • d. het gebruik of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  • e. het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor:
    • 1. de opslag van voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen met een hoogte en een oppervlakte van respectievelijk meer dan 1,5 m en 50 m²;
    • 2. als uitstallings- opslag- en standplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en boten;
    • 3. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
    • 4. bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
3.4.2 Aantallen
  • a. het maximale aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen' aangegeven aantal;
  • b. het maximale aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangegeven aantal;
  • c. het aantal bijgebouwen op een standplaats of bij een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 1;
  • d. per bouwvak met de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan
3.4.3 Voorzieningen
  • a. een parkwinkel is niet toegestaan;
  • b. daar waar horeca is toegestaan is dit alleen toegestaan ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatieterrein;
  • c. een onoverdekt zwembad is niet toegestaan
3.4.4 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

is uitsluitend toegestaan in een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende

regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, dus niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het gebouw en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag neemt;
  • c. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  • i. door de aard van de werkzaamheden of de persoonlijke omstandigheden van de bewoner(s) de activiteit niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend;
  • j. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Aanleg onoverdekt zwembad

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder c voor de aanleg van een onoverdekt zwembad met inachtneming van het volgende:

  • a. het zwembad mag uitsluitend ten dienste zijn aan het ter plaatste gevestigde recreatiebedrijf;
  • b. een onoverdekt zwembad is alleen toegestaan ter plaatse van het bouwvak;
  • c. de oppervlakte van het zwembad dient afgestemd te zijn op de omvang van het recreatiebedrijf en bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • e. bij het bij een omgevingsvergunning afwijken is het bevoegd gezag bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van het zwembad alsmede met betrekking ten aanzien van voorzieningen ter afscherming van het zwembad, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, danwel voor een verantwoorde en evenwichtige inpassingen van het zwembad in de omgeving.
3.5.2 Realiseren parkwinkel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder a voor het realiseren van een parkwinkel met inachtneming van het volgende:

  • a. de parkwinkel mag uitsluitend ten dienste zijn aan het ter plaatse gevestigde recreatiebedrijf;
  • b. per bouwvak is ten hoogste 1 parkwinkel toegestaan;
  • c. de verkoopvloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • d. vooraf dient uit onderzoek te blijken dat de parkwinkel vanuit oogpunt van exploitatie van het desbetreffende recreatiebedrijf noodzakelijk is;
  • e. een parkwinkel is alleen toegestaan ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatieterrein;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'wellness' is een parkwinkel niet toegestaan.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Uitbreiding of verandering van gebruiksfuncties en/of bouwmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het veranderen van de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie zonder functieaanduiding in de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie met een functieaanduiding (uitsluitend de aanduidingen zoals genoemd in lid 3.1 en 3.4) en omgekeerd alsmede het veranderen van een aanduiding in een andere of extra aanduiding teneinde wisseling en uitbreiding van gebruiksfuncties mogelijk te maken;
  • b. het veranderen van de contouren en/of situering van de bouwvlakken;
  • c. het vergroten van het aantal bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en/of recreatiewoningen.

Met inachtneming van het volgende:

  • d. op het verblijfsrecreatieterrein is geen sprake van illegaal gebruik in de vorm van permanente bewoning;
  • e. de betrokken ondernemer dient aan de van een ondernemingsplan aan te tonen dat een (verdere)uitbreiding of verandering van gebruiksfuncties en/of bouwmogelijkheden noodzakelijk is vanuit een oogpunt van een goede bedrijfsexploitatie;
  • f. een verzoek tot wijziging dient vergezeld te gaan van een kwaliteitsverbeteringsplan, dat tevens inzicht verschaft omtrent de mogelijke gevolgen van de voorgestane ontwikkelingen voor de omgeving (ontsluiting, verkeersaantrekkende werking, parkeervoorzieningen, gevolgen voor natuur en landschap, groenvoorzieningen);
  • g. voorzieningen zijn alleen toegestaan ten dienste van het ter plaatse gevestigde recreatieterrein;
  • h. de wijziging mag geen onevenredige schade tot gevolg hebben voor omringende recreatieve, natuur, abiotische en/of landschappelijke waarden en/of de belangen van derden, ook niet door cumulatie van activiteiten;
  • i. voor zover de wijziging betrekking heeft op nieuwe bouwmogelijkheden dient:
    • 1. er steeds een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden, afgestemd op de landschappelijke en/of ecologische waarden uit de omgeving;
    • 2. de bebouwingen zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande bebouwingselementen;
  • j. de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing mag bij wijziging niet meer bedragen dan 20% van het huidige toegestane bebouwingspercentage;
  • k. een uitbreiding van het aantal verblijfseenheden mag niet meer bedragen dan 20% van het maximum aantal dat op basis dat ingevolge de regels is toegestaan;
  • l. wijziging leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk;
  • m. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend mogelijk indien op het verblijfsrecreatieterrein sprake is van verblijfsrecreatie met een bedrijfsmatige exploitatie of deze bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid krijgt;
  • n. de wijziging geen onevenredige nadelige gevolgen mag hebben voor het waterbeheer en indien nodig voldoende extra waterberging wordt gerealiseerd;
  • o. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • p. er is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten met de gemeente waarin in ieder geval toepassing wordt gegeven aan:
    • 1. (het behoud van) de kwaliteitsverbetering;
    • 2. afspraken ten aanzien van aanleg en onderhoud van de landschappelijke inpassing;
    • 3. afspraken ten aanzien van eventuele benodigde waterberging.

Artikel 4 Waarde – Archeologie 4

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Bouwen
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
4.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 4.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 4.2.1 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 4.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

4.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 4.2.1 onder b, 4.2.2 en 4.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 meter van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,50 meter onder peil.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem te verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
4.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 4.2 in acht is genomen;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 4.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. aan gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 5 Waarde - Natuur - Attentiegebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Natuur - Attentiegebied aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de natte natuurparel.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met bestemming Waarde – Natuur - Attentiegebied en de bestemming Natuur, Agrarisch of Agrarisch met waarden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen - afgraven en ontginnen – tot een diepte van meer dan 0,60 meter;
  • c. het aanbrengen van drainage tenzij ter vervanging van reeds bestaande drainage;
  • d. het verlagen van de waterstand – anders dan door het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen – met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. uitgevoerd worden op bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te beslissen wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
7.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvak;

het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak boven het peil;

  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen oppervlaktematen meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels luiden als volgt:

  • a. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels;
  • b. het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor afwijken van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
8.2 Waarborgen voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid

Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid, gelden de volgende regels:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de op 24 augustus 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Oisterwijk;
  • b. in het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden, dient ten behoeve van het parkeren van voertuigen te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de op 24 augustus 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Oisterwijk;
  • c. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
  • d. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. en b. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a. of b., daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;
  • e. indien het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen ofwel laden en lossen als bedoeld onder a., b. en c. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
8.2.1 parkeergelegenheid die gerealiseerd is om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dient in stand te worden gehouden.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 10 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • 2. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan Zandstraat 18 Moergestel.