Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Uitbreiding kampeerboerderij Heukeloms Hoefke
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0824.BPLgHeukelomseweg5-ON01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Uitbreiding kampeerboerderij Heukeloms Hoefke’ met identificatienummer NL.IMRO.0824.BPLgHeukelomseweg5-ON01 van de gemeente Oisterwijk;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (nummer NL.IMRO.0824.BPLgHeukelomseweg5-ON01) met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.6 aan-huis-gebonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
 
1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.11 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
 
1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen - of tot stand kunnen komen - op basis van een verleende omgevingsvergunning voor bouwen.
 
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.15 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.20 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.21 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
 
1.22 dagrecreatie
vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen, paardrijden of het houden van een evenement; er is daarbij geen sprake van verblijfsrecreatie.
 
1.23 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.25 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.26 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
 
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.28 hoofdfunctie
functie die gelet op de bestemming en ook feitelijk in ruimtelijk en functioneel opzicht als hoofdfunctie op een perceel kan worden aangemerkt.
 
1.29 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.30 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning of een bijgebouw bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
1.31 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
 
1.32 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
 
1.33 milieudeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundige inzake milieuhygiëne.
 
1.34 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
 
1.35 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
 
1.36 nevenfunctie
activiteiten die in ruimtelijk opzicht, functioneel of anderszins ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bestemmings- of bouwvlak.
 
1.37 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.38 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (nagenoeg) geheel gesloten dak.
 
1.39 peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de bestemming Verkeer - Railverkeer: de bovenkant van de spoorstaaf;
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 
1.40 seksinrichting
het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.
 
1.41 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.42 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
 
1.43 verblijfsrecreatie
een vorm van recreatief verblijf, waarbij sprake is van overnachtingen door personen die elders hun hoofd-woonverblijf hebben, in kampeermiddelen of recreatie nachtverblijven.
 
1.44 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.45 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.46 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
1.47 wonen hieronder wordt verstaan:
  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve nachtverblijven;
  2. huisvesting van personen in een verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvestiging en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden beroep'. 
1.48 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. 
2.3 bouwhoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan het hoogste punt dat de rotorbladen kunnen innemen.
 
2.4 bouwhoogte van andere bouwwerken
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
  1. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  2. indien zich - ingeval van een lessenaarsdak - aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
 
2.10 bouwdiepte van gebouwen bij ondergronds bouwen
vanaf het peil tot de bovenkant van de ondergronds en laagstgelegen vloer.
 
2.11 oppervlakte en inhoud bij ondergronds bouwen
de oppervlakte dan wel inhoud van ondergrondse gebouwen wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen maximaal toelaatbare oppervlakte - dan wel inhoudsmaten meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Natuur
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bos en natuur, heidevelden en vennen;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  3. extensief agrarisch gebruik in de vorm van beweiding en voederwinning;
  4. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  5. onverharde wegen en paden;
  6. water, (natuurvriendelijke) oevers en bijbehorende voorzieningen zoals aanlegsteigers. 
3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
  1. binnen bouwvlakken mogen gebouwen ten behoeve van natuurbeheer worden gebouwd met een goothoogte van 4 m en een bouwhoogte van 10 m;
  2. buiten bouwvlakken mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage tenzij ter vervanging van reeds bestaande drainage;
  3. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  5. het aanleggen van dammen, kades, duikers, vlonders, schoeiingen of aanlegplaatsen voor recreatievaartuigen;
  6. het aanleggen van opslag-, stort-, of bergplaatsen waaronder baggerdepots.
3.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
 
Het verbod van artikel 3 lid 3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de realisering, instandhouding en beheer van het landschappelijk inpassingsplan zoals weergegeven in bijlage 2 bij de regels;
  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
 
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor:
  1. de natuur-, landschaps- en/of cultuurhistorische waarden zoals omschreven in artikel 3 lid 1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
 
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsrecreatieve eenheden met voorzieningen voor dienstverlening en beheer gronden alsmede een kampeerterrein voor ten hoogste 50 seizoensgebonden standplaatsen met bijbehorende voorzieningen voor dienstverlening en beheer;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' en 'specifieke bouwaanduiding - 1': verblijfsrecreatie in groepsaccommodaties, 1 vakantiewoning en 7 verblijfsrecreatieve eenheden;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' en 'specifieke bouwaanduiding - 2': facilitair gebouw t.b.v. aan camping ondergeschikte voorzieningen, zoals sanitaire en wasvoorzieningen;
  4. kleinschalige en aan de verblijfsrecreatie ondergeschikte nevenfuncties:
    1. vergaderen en zakelijke bijeenkomsten;
    2. horeca, uitsluitend in horecacategorie 1a, van maximaal 100 m2 met buitenterras;
    3. verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten van maximaal 100 m2;
    4. dagrecreatieve voorzieningen;
    5. receptie;
    6. informatiepunt;
    7. speel- en sportvoorzieningen;
  5. een bedrijfswoning;
  6. de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  1. het aantal, de goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen bedragen, met in acht name van het bepaalde onder b en c, ten hoogste:
  
  1. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt
    2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de bedrijfswoning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de bedrijfswoning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  2. met dien verstande dat voor de bijbehorende aangebouwde overkappingen bij bedrijfswoningen de volgende regels gelden:
    1. de diepte van overkappingen aan de voor- en zijgevel mag ten hoogste 2 m bedragen;
    2. de diepte van overkappingen aan de achtergevel mag ten hoogste 4 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn ten hoogste 1 m mag bedragen tenzij het een transparante erf- of terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 2 m betreft;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het is verboden om de in artikel 4 lid 1 sub b genoemde kleinschalige en aan de verblijfsrecreatie ondergeschikte nevenfuncties als zelfstandige- of hoofdfuncties uit te oefenen. Uitgezonderd hiervan is een kleinschalige wellness voorziening. Deze mag tot een oppervlakte van 100 m2 wel zelfstandig worden uitgeoefend.
  2. het is verboden om gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie te gebruiken voor (permanente) bewoning (zie artikel 1.46 Wonen) en niet-recreatief gebruik;
  3. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn in de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) en in bijgebouwen bij de bedrijfswoning toegestaan; de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huisgebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 80 m2;
  4. het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', indien de landschappelijke inpassing/kwaliteitsverbetering van het landschap conform het landschappelijk inpassingsplan, zoals weergegeven in bijlage 2 bij de regels, binnen een jaar na inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan niet volledig is uitgevoerd dan wel niet volledig in stand wordt gehouden, zo lang als de instandhouding van de kwaliteitsverbetering van het landschap in alle redelijkheid kan worden geëist.
4.4 Voorwaardelijke verplichting regenwaterberging
 
Het realiseren van nieuwe gebouwen, bouwwerken of verhardingen ten behoeve van de bestemming is alleen toegestaan wanneer voldoende regenwaterberging wordt gerealiseerd en in stand gehouden conform de geldende gemeentelijke en/of waterschapsnormen voor regenwaterberging.
 
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Bouwen
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
5.2.2 Voorwaarden
 
Indien uit het in artikel 5 lid 2.1 sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.3 Bouwverbod
 
Indien uit het in artikel 5 lid 2.1 sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 5 lid 2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
 
5.2.4 Uitzonderingen
 
Het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 sub b, artikel 5 lid 2.2 en artikel 5 lid 2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  1. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 m van de bestaande fundering;
  2. een bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
  3. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,5 m onder peil.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  6. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem te verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  7. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  8. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
 
Het in artikel 5 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 5 lid 2 in acht is genomen;
  3. noodzakelijk zijn voor de realisering, instandhouding en beheer van het landschappelijk inpassingsplan, zoals weergegeven in bijlage 2 bij de regels;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  5. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  1. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 5 lid 3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  2. voor zover de in artikel 5 lid 3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door:
  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4'geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  2. aan gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.2 Bestaande maten
 
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  4. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in artikel 12 lid 1 niet van toepassing.
7.2.1 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2 sub c voor:
  1. het toestaan van herbouw van een gebouw met dezelfde inhoud dan wel oppervlakte of kleiner, indien de afstand tot pereelsgrenzen:
    1. gelijk blijft of wordt verkleind bij een maximummaat;
    2. gelijk blijft of wordt vergroot bij een minimummaat;
  2. het toestaan van uitbreiding van een gebouw tot ten hoogste de maximum diepte, inhoud of oppervlakte, indien de afstand tot perceelsgrenzen:
    1. gelijk blijft of wordt verkleind bij een maximummaat;
    2. gelijk blijft of wordt vergroot bij een minimummaat;
  3. afwijking is toegestaan voor zover geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    1. de woonsituatie;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3 Afstanden van woningen tot wegen en spoorwegen
 
7.3.1 Aan te houden afstanden tot wegen bij planwijziging
 
Ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg - ter beperking van geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstanden.
   
  
7.3.2 Verkleining van de afstand tot wegen bij planwijziging
 
Nieuwe woningen ingevolge planwijziging mogen op een kleinere afstand tot de weg worden gebouwd dan in de tabel van lid 7.3.1 is aangegeven, indien blijkt dat op die afstand aan de hogere grenswaarde, voor zover hiervoor ontheffing is verleend bij de vaststelling van het plan, uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.
 
7.3.3 Afstand tot wegen bij herbouw
 
Ingeval van herbouw van een woning elders binnen een bouwvlak of een bestemmingsvlak mag de afstand van de voorgevel van de nieuwe woning tot de wegas van de wegvakken zoals genoemd in lid 7.3.1, niet minder worden dan de afstand genoemd in de tabel. Indien de afstand van de bestaande woning tot de wegas al minder is dan de afstand genoemd in de tabel, dan mag de te herbouwen woning niet dichter naar de weg worden gebouwd.
 
7.3.4 Aan te houden afstanden tot spoorwegen bij planwijziging
 
Ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de spoorweg - ter beperking van geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstanden.
 
 
7.3.5 Verkleining van de afstand tot spoorwegen bij planwijziging
 
Nieuwe woningen ingevolge planwijziging mogen op een kleinere afstand tot de weg worden gebouwd dan in de tabel van lid 7.3.4 is aangegeven, indien blijkt dat op die afstand aan de hogere grenswaarde, voor zover hiervoor ontheffing is verleend bij de vaststelling van het plan, uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.
 
7.3.6 Afstand tot spoorwegen bij herbouw
 
Ingeval van herbouw van een woning elders binnen een bouwvlak of een bestemmingsvlak mag de afstand van de voorgevel van de nieuwe woning tot het hart van het spoorwegvak zoals genoemd in lid 7.3.4, niet minder worden dan de afstand genoemd in de tabel. Indien de afstand van de bestaande woning tot het hart van het spoorvak al minder is dan de afstand genoemd in de tabel, dan mag de te herbouwen woning niet dichter naar de spoorbaan worden gebouwd.
 
7.4 Ondergronds bouwen
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak of een bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan;
  2. de oppervlakte dan wel inhoud van ondergrondse gebouwen wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen maximaal toelaatbare oppervlakte - dan wel inhoudsmaten meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal 3 m onder peil.
7.5 Voldoende parkeergelegenheid
  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
De algemene gebruiksregels luiden als volgt:
  1. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels;
  2. het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor afwijken van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat een omgevingsvergunning voor afwijken niet wordt verleend voor afwijkingen van de voorgeschreven inhoudsmaten van woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
 
Artikel 11 Overige regels
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
12.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
 
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Uitbreiding kampeerboerderij Heukeloms Hoefke’.