direct naar inhoud van Regels
Plan: KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (west)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (west) met identificatienummer NL.IMRO.0824.BPKVLNijverhwest-VA02 van de gemeente Oisterwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aan huis gebonden beroep:

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aanbouw en uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.8 achtergevel:

de gevel van het hoofdgebouw parallel aan de voorgevel;

1.9 achterste perceelsgrens:

de van de weg afgekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een achterste perceelsgrens aan;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfswoning:

één woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.12 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen, maar niet in bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.13 bestaande bouwwerken:

bebouwing die bestaat of kan worden gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 (bouw)perceel:

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt ingebruik en waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 buitengevel:

een zijgevel van een woning die niet met een andere woning wordt gedeeld;

1.24 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf;

1.27 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten;

1.28 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak:

  • a. waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
  • b. waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidsluwe gevel:

de zijde van een gebouw waar de gevelbelasting de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel een serre of loggia is gerealiseerd waardoor de voorkeursgrenswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte niet wordt overschreden;

1.31 geluidwerend vlies/vliesgevel:

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen als gevolg waarvan voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder, en waarbij de afstand tussen geluidwerende vlies en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen geluidwerende vlies en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en);

1.32 geluidwerende voorziening:

voorzieningen ten behoeve van de wering of reducering van geluid(soverlast), zoals een geluidswal en een geluidscherm. Hieronder kan ook worden verstaan aaneengesloten bebouwing;

1.33 gestapelde woningen:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 huishouden:

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, logies voor arbeidsmigranten of een bijzondere woonvorm, van een woning;

1.36 internethandel:

detailhandel zonder showroom, waarvan de bestelling, betaling en handel voornamelijk via internet loopt en bezorging per post, alsmede opslag zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald, bekeken of betaald;

1.37 inwoning:

tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg, waarbij gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke voorzieningen en er sprake is van de huisvesting van één huishouden;

1.38 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

1.39 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten;

1.40 logies voor arbeidsmigranten:

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meedere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzefde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen;

1.41 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.42 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.43 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.44 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddelijk aan de weg grenzen: de kruin van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld,
1.45 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.46 productiegebonden ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandels)functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie en/of ambachtelijke activiteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.47 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.48 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.50 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.51 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.52 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.53 winkelruimte:

een ruimte, welke door zijn indeling bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel, niet zijnde de bijbehorende opslagruimten alsmede de werkplaatsen voor de ambachten;

1.54 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.55 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;

1.56 zijgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die haaks op de voorgevel is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.9 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor geluidwerende voorzieningen: bovenkant spoor.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2', voor het uitoefenen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten behorende tot en met categorie 2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende en als zodanig deel uitmakende bijlage 1 (Lijst van Bedrijfsactiviteiten);
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2', voor het uitoefenen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten behorende tot en met categorie 3.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende en als zodanig deel uitmakende bijlage 1 (Lijst van Bedrijfsactiviteiten);
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking' een metaalbewerkingsbedrijf behorende tot categorie 3.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende en als zodanig deel uitmakende bijlage 1 (Lijst van Bedrijfsactiviteiten);
  • d. ondergeschikte kantoorruimten behorende bij het bedrijf, zijnde maximaal 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel. Indien sprake is van een grotere oppervlakte aan ondergeschikte kantoorruimten ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan, geldt deze grotere oppervlakte als maximum.
  • e. productiegebonden ondergeschikte detailhandel, tot maximaal 10% van het totale brutovloeroppervlak tot een maximum van 150 m² verkoopvloeroppervlak;
  • f. internethandel;
  • g. bedrijfsverzamelgebouwen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, collectieve energievoorzieningen, warmte/koude-opslagvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, toegangswegen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
  • c. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 80%, met dien verstande dat altijd voldaan moet worden aan de parkeerregeling zoals opgenomen in 10.1;
  • d. bij (ver)bouwplannen mogen gebouwen uitbreiden tot 1.000 m2. Verder zijn extra verdiepingsvloeren niet toegestaan
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 2,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van transparante erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
    • 2. de hoogte van overige erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder c. voor een hoger bebouwingspercentage dan is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 90%;
  • b. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, waarbij voldaan dient te worden aan de parkeerregeling zoals opgenomen in 10.1;
  • c. er ontstaat geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. er ontstaat geen onevenredige overlast voor de omgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de voorwaarden in het kader van de brandveiligheid.
3.4.2 Bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder b voor het toestaan van een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 meter, onder de volgende voorwaarden:

  • a. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, waarbij voldaan dient te worden aan de parkeerregeling zoals opgenomen in 10.1 ;
  • b. er ontstaat geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. er ontstaat geen onevenredige overlast voor de omgeving;
  • d. er wordt voldaan aan de voorwaarden in het kader van de brandveiligheid.
3.4.3 Zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a. voor het toestaan van de bouw van geschakelde bedrijfsgebouwen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. parkeren dient op eigen terrein (van beide bedrijven) plaats te vinden, waarbij voldaan dient te worden aan de parkeerregeling zoals opgenomen in 10.1;
  • b. er mogen niet meer dan twee bedrijven aan elkaar geschakeld worden;
  • c. er ontstaat geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. er ontstaat geen onevenredige overlast voor de omgeving;
  • e. er wordt voldaan aan de voorwaarden in het kader van de brandveiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. BEVI-inrichtingen;
  • c. wonen;
  • d. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden ondergeschikte detailhandel zoals bedoeld in 3.1.1 onder d. en internethandel;
  • e. productiegebonden ondergeschikte detailhandel bij een groothandel;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • g. seksinrichtingen;
  • h. recreatief nachtverblijf;
  • i. (permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en buiten het bouwvlak;
  • j. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bedrijfscategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.6.2 Ondergeschikt kantoor

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1 onder b ten behoeve van het vestigen van een grotere oppervlakte aan ondergeschikte kantoorruimten ten behoeve van het gevestigde bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. het de oppervlakte aan ondergeschikte kantoorruimten niet meer mag bedragen dan 40% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel;
  • b. er geen aantasting van een normale afwikkeling van het verkeer mag ontstaan;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
3.6.3 Perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder d ten behoeve van het vestigen van een perifere detailhandelsvestiging , met dien verstande dat:

  • a. de detailhandelsstructuur van de gemeente Oisterwijk niet duurzaam ontwricht wordt;
  • b. het een verplaatsing naar of nieuwe vestiging betreft in de panden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied';
  • c. bij een verplaatsing binnen Oisterwijk de aanduiding detailhandel op de oude locatie verwijderd dient te worden;
  • d. er geen aantasting van een normale afwikkeling van het verkeer mag ontstaan;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en paden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bewegwijzering en overig straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 meter.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, collectieve energievoorzieningen, warmte/koude-opslagvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, toegangswegen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • b. het aantal gestapelde woningen mag niet meer mag bedragen dan 27.
5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkapping gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de minimale afstand tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt 3 meter;
  • c. de minimale afstand van een bijgebouw tot een ander bijgebouw bedraagt 1 meter;
  • d. een bijbehorend bouwwerk dient in of minimaal 1 meter uit de zijdelingse en achterste perceelsgrens gebouwd te worden;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 200 m2.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • e. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 meter;
  • f. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kamerbewoning;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. zelfstandige bewoning van een bijgebouw.
5.3.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is één activiteit per woning toegestaan;
  • b. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • c. de activiteit is naar omvang ondergeschikt aan het wonen, dus niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het gebouw en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag neemt;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  • f. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  • h. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • i. door de aard van de werkzaamheden of de persoonlijke omstandigheden van de bewoner(s) de activiteit niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend;
  • j. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw.
5.3.3 Huisvesting voor mantelzorg

Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  • c. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 30 m2 per woning en wordt meegerekend in de maximale oppervlakte als bedoeld in 5.2.3 onder g;
  • d. mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is.
5.3.4 Logies en ontbijt

Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  • c. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  • d. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  • e. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  • f. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan.
  • g. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw.
5.3.5 Voorwaardelijke verplichting geluidreducerende maatregelen

Voor het in gebruik nemen van nieuwe woningen op de gronden bedoeld in 5.1 geldt dat:

  • a. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat het geluidniveau op de gevel voldoet aan de norm(en) uit het Activiteitenbesluit;
  • b. eventuele maatregelen die benodigd zijn om te voldoen aan het gestelde onder a worden getroffen en in stand worden gehouden;
  • c. wanneer niet kan worden voldaan aan de vereiste, zoals bedoeld onder a, de gevel van de woning waar een te hoge geluidsbelasting voorkomt, als dove gevel, dan wel als geluidwerend vlies/vliesgevel of vergelijkbare constructies, wordt uitgevoerd en uitgevoerd gehouden onder de voorwaarde dat een woning over ten minste één geluidsluwe gevel beschikt;
  • d. de verplichting als bedoeld onder c is uitsluitend van toepassing op (delen van de) gevel(s) waarachter sprake is van het vestigen van een activiteit welke is aan te merken als gevoelig in de zin van de Wet geluidhinder.

Artikel 6 Waarde - Archeologie-3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie-3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Bouwen
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
6.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 6.2.1 onder b. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in 6.2.1 onder b. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 6.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

6.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in 6.2.1 onder b., 6.2.2 en 6.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 meter van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
  • c. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,50 meter onder peil.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie-3' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem te verstoren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.
6.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij 6.2 in acht is genomen;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. ten dienste van bodemsanering worden uitgevoerd;
  • e. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in 6.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in 6.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie-3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of.

Artikel 7 Waarde - Archeologie-5

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie-5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Bouwen
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  • b. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
7.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 7.2.1 onder b. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in 7.2.1 onder b. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 7.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

7.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in 7.2.1 onder b., 7.2.2 en 7.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 meter van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,50 meter onder peil.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie-5' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem te verstoren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
7.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij 7.2 in acht is genomen;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. ten dienste van bodemsanering worden uitgevoerd;
  • e. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in 7.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in 7.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie-5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Afwijking bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
9.2 Bestaande maten en afstanden
9.2.1 Bouwregels
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
9.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder b. voor:

  • a. het toestaan van herbouw van een gebouw met dezelfde oppervlakte of kleiner, indien de afstand tot perceelsgrenzen:
    • 1. gelijk blijft of wordt verkleind bij een maximummaat;
    • 2. gelijk blijft of wordt vergroot bij een minimummaat;
  • b. het toestaan van uitbreiding van een gebouw tot ten hoogste de maximum diepte of oppervlakte, indien de afstand tot perceelsgrenzen:
    • 1. gelijk blijft of wordt verkleind bij een maximummaat;
    • 2. gelijk blijft of wordt vergroot bij een minimummaat;
  • c. afwijking is toegestaan voor zover geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Waarborgen voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid

Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid gelden de volgende regels:

  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of planologisch strijdig gebruik, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de op 24 augustus 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Oisterwijk;
  • b. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden- en lossen;
  • c. het bevoegd gezag kan een omgevingsverordening verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. en toestaan, dat minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
    • 1. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
    • 2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functies of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentage en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm;
    • 3. afwijken van de regels, zoals bedoeld onder c, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
      • de woon- en leefsituatie;
  • d. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft;
  • e. indien het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen ofwel laden en lossen als bedoeld onder a en b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening ban de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  • f. parkeergelegenheid die gerealiseerd is om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 wetgevingszone - afwijkingsgebied

Het bevoegd gezag kan voor de gronden met de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' afwijken van het bepaalde in Artikel 3 voor het toestaan van een inpandige bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, onder de voorwaarden dat:

  • a. per bouwperceel maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 75 m²;
  • c. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis;
  • d. ten aanzien van de bedrijfshinder:
    • 1. aangetoond is dat de milieubelastende bedrijvigheid op de belendende percelen geen belemmeringen vormen voor de woning, of;
    • 2. zodanige technische voorzieningen worden getroffen (aan de bron, overdrachtsgebied of ontvanger) dat de milieubelasting van de belendende bedrijvigheid voldoende is afgenomen, of;
    • 3. maatwerkvoorschriften op de belendende bedrijven van toepassing zijn verklaard, teneinde de bedrijfsvoering van de betreffend bedrijf te waarborgen;
  • e. aangetoond is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het wonen;
  • f. aangetoond is dat van een verantwoord groepsrisico sprake is;
  • g. aangetoond is dat de woning past binnen het woningbouwprogramma en het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • h. aangetoond is dat de voldoende parkeermogelijkheden worden gerealiseerd.
11.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Het bevoegd gezag kan de gronden met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' wijzigen ten behoeve van wonen, onder de voorwaarden dat:

  • a. niet meer dan 18 woningen zijn toegestaan, in de vorm van grondgebonden dan wel gestapelde woningen;
  • b. de woningen moeten stedenbouwkundig aansluiten aan de woningbouw op het zuidelijk gelegen KVL-terrein, hiervoor dienen beeldkwaliteitseisen te worden opgesteld;
  • c. de maximale bouwhoogte van 12 meter niet wordt overschreden;
  • d. ten aanzien van de bedrijfshinder:
    • 1. aangetoond is dat de milieubelastende bedrijvigheid op de belendende percelen geen belemmeringen vormen voor de woningen, of;
    • 2. zodanige technische voorzieningen worden getroffen (aan de bron, overdrachtsgebied of ontvanger) dat de milieubelasting van de belendende bedrijvigheid voldoende is afgenomen, of;
    • 3. maatwerkvoorschriften op de belendende bedrijven van toepassing zijn verklaard, teneinde de bedrijfsvoering van de betreffend bedrijf te waarborgen;
  • e. aangetoond is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het wonen;
  • f. aangetoond is dat er geen nadelige milieueffecten optreden, dient een milieukundige toets te worden opgesteld;
  • g. aangetoond is dat van een verantwoord groepsrisico sprake is;
  • h. aangetoond is dat voldaan wordt aan de vereisten van de waterbeheerder;
  • i. aangetoond is dat de woningen passen binnen het woningbouwprogramma en het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • j. aangetoond is dat de voldoende parkeermogelijkheden worden gerealiseerd;
  • k. van de wijzigingsbevoegdheid slechts gebruik kan worden gemaakt na beëindiging van de bedrijfsvoering dan wel wanneer is zekergesteld dat de bedrijfsvoering binnen een jaar na vaststelling van het wijzigingsplan stopt;
  • l. een planologische, stedenbouwkundige en milieukundige toets is uitgevoerd.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is en voor zover in hoofdstuk 2 expliciet is bepaald dat geen afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.2 Ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  • a. ondergronds bouwen mogelijk is in verband met de bodemkwaliteit;
  • b. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  • d. ondergrondse bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  • e. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan het toegestane oppervlak boven het peil;
  • f. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken bij de in hoofdstuk 2 opgenomen oppervlaktematen wordt meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
  • g. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken maximaal 10 meter onder peil bedraagt, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 14 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van 15.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 15.1 met maximaal 10%.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan KVL-terrein, locatie Nijverheidsweg (west).