Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Heuvelstraat 30 – 32, Haaren
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0824.BPHeuvelstr3032Hrn-VA01
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Heuvelstraat 30 – 32, Haaren’ met identificatienummer NL.IMRO.0824.BPHeuvelstr3032Hrn-VA01 van de gemeente Oisterwijk;
 
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 Aan huis verbonden bedrijf
bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 (op basis van VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering), dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning en/of bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.6 Aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.7 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.8 Bed and breakfast
bed and breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten (maximaal 1 week) een onderkomen zoeken. Typerend voor bed and breakfast is:
  1. de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;
  2. bed and breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van de keuken van de woning; 
1.9 Bestaand
  • met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan danwel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik: het gebruik als legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
 
1.10 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.11 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.12 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.13 Bijzondere woonvorm
een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving. Opvang van personen met een problematiek op het gebied van verslaving of psychische situatie worden hier niet onder begrepen;
 
1.14 Boringsvrije zone
gebied rondom een waterwingebied dat wegens de (vermoedelijke) aanwezigheid van een aaneengesloten slecht doorlaatbare laag op de bij dit plan behorende verbeelding als zodanig is aangewezen;
 
1.15 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.16 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.17 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.18 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.19 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.20 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.21 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen een internetwinkel en afhaalpunten;
 
1.22 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.23 Gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
 
1.24 Huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, logies voor arbeidsmigranten of een bijzondere woonvorm, van een woning;
 
1.25 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.26 Internetwinkel
internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
  1. de transactie via internet of andere media tot stand komt en;
  2. de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald en/of;
  3. de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend en/of;
  4. de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd; 
1.27 Kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
 
1.28 Logies voor arbeidsmigranten
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen;
 
1.29 Ondergeschikte functie
functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak of bouwperceel;
 
1.30 Peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 
1.31 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.32 Reclame-uiting
een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst;
 
1.33 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
   
1.34 Twee-aaneen
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd (twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen), dan wel een woonboerderij waarbij de bouwmassa van het boerderijlichaam inpandig is gesplitst tot twee woningen;
 
1.35 Voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.36 Vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw met beide zijgevels niet in de zijdelingse perceelsgrenzen is gebouwd;
 
1.37 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede alle voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;
 
1.38 Wonen
het gehuisvest zijn in een woning;
 
1.39 Woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de afstand
afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden gemeten daar waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens.
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, ventilatiekanalen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.
 
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak en een afgeknot dak de laagste goot als goothoogte dient te worden aangemerkt.
 
2.6 de breedte, lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
 
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.9 de ondergrondse verticale (bouw)diepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
 
2.10 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1 m.
  
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Tuin
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  2. in- en uitritten, paden en parkeervoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. laadpalen elektrische auto’s. 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:
  1. erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
  2. vlaggenmasten: 6 m;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m. 
3.2.3 Reclame-uitingen
 
Reclame-uitingen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de maximum toegestane oppervlakte is 0,20 m2;
  2. de maximum toegestane hoogte is 1,20 m. 
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Beeldkwaliteit erfafscheidingen aan straatzijde – erfafscheiding middels hagen
 
Uitsluitend de erfafscheidingen aan de straatzijde (zijde openbare weg) dienen te voldoen aan het beeldkwaliteitplan, als opgenomen in Bijlage 1 van onderhavige regels.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.4.1 Afwijking beeldkwaliteitplan erfafscheidingen
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.3.1, teneinde erfafscheidingen aan de straatzijde (zijde openbare weg) te realiseren die niet (volledig) voldoen aan het beeldkwaliteitplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels, mits de erfafscheidingen passend zijn in de omgeving, er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en een vergelijkbare kwalitatieve staat van stedenbouwkundige inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren inpassingsplan overlegd.
 
 
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan huis verbonden beroepen;
  3. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  4. in- en uitritten, paden en parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Hoofdgebouwen (woningen)
 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende regels:
  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ zijn twee woningen toegestaan, in de bebouwingstypologie twee-aaneen.
  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ is één woning toegestaan, in de bebouwingstypologie vrijstaand.
  4. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste:
    1. 3 meter bij vrijstaande woningen, aan twee zijden;
    2. 3 meter bij twee-aaneengebouwde woningen, aan één zijde;
  5. De goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  6. Hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap. 
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’.
  2. De gezamenlijke oppervlakte, voor zover gebouwd buiten het bouwvlak, bedraagt per hoofdgebouw maximaal:
    1. 60 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 200 m2;
    2. 65 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m2;
    3. 75 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m2;
    4. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter van 500 m2;
mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is.
  1. De goothoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
  2. De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen. 
4.2.3 Beeldkwaliteitplan
 
Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan het beeldkwaliteitplan, als opgenomen in Bijlage 1 van onderhavige regels.
 
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:
  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
  3. pergola’s: 2,5 m;
  4. speelvoorzieningen: 3 m;
  5. vlaggenmasten: 6 m;
  6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.  
4.2.5 Reclame-uitingen aan huis verbonden beroep
 
Reclame-uitingen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. maximum oppervlak van 0,20 m2;
  2. de reclame-uiting dient aan de gevel te worden aangebracht. 
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Afwijking beeldkwaliteitplan
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3, teneinde een hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken te realiseren die niet (volledig) voldoen aan het beeldkwaliteitplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels, mits de bebouwing stedenbouwkundig en architectonisch passend is in de omgeving en een vergelijkbare kwalitatieve staat van stedenbouwkundige inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren schetsplan van het bouwplan overlegd.
 
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Strijdig gebruik
 
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
  1. (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  2. De uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  3. Gronden voor evenementen en/of standplaatsen. 
4.4.2 Beeldkwaliteit erfafscheidingen aan straatzijde – erfafscheiding middels hagen
 
Uitsluitend de erfafscheidingen aan de straatzijde (zijde openbare weg) dienen te voldoen aan het beeldkwaliteitplan, als opgenomen in Bijlage 1 van onderhavige regels.
 
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
 
Het gebruiken van de gronden en gebouwen ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’ is alleen toegestaan, indien binnen het plangebied voldoende voorzieningen voor hemelwaterberging worden gerealiseerd en aldus in stand worden gehouden. Onder voldoende hemelwaterberging wordt in deze planregels verstaan minimaal 0,06 m3 hemelwaterberging per m2 bebouwd en verhard oppervlak. Onder bebouwd en verhard oppervlak wordt niet verstaan de toepassing van sedumdaken, halfverharding, waterdoorlaatbare verharding of hiermee vergelijkbaar. De hemelwaterberging dient te worden uitgevoerd conform de geldende uitvoeringsvereisten uit de Keur van Waterschap De Dommel, welke geldt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning.
 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.5.1 Aan huis verbonden bedrijf
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in 4.4.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De oppervlakte bedraagt maximaal 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m2.
  2. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  3. Er geen detailhandel plaatsvindt, behalve:
    1. Als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, en/of;
    2. Een internetwinkel zonder opslag en/of verkoop aan huis;
  4. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid op het bouwperceel voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  5. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.
  6. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
  7. De beoogde activiteit milieuhygiënisch en voor wat betreft veiligheid en gezondheid in de omgeving inpasbaar is (aanvaardbaar woon- en leefklimaat). 
4.5.2 Bed and breakfast
 
Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor bed and breakfast voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. De oppervlakte bedraagt maximaal 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 60 m2.
  2. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  3. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid op het bouwperceel.
  4. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.
  5. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
  6. De beoogde activiteit milieuhygiënisch en voor wat betreft veiligheid en gezondheid in de omgeving inpasbaar is (aanvaardbaar woon- en leefklimaat).
  7. Er dient een nachtregister te worden bijgehouden. 
4.5.3 Afwijking beeldkwaliteitplan erfafscheidingen
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2, teneinde erfafscheidingen aan de straatzijde (zijde openbare weg) te realiseren die niet (volledig) voldoen aan het beeldkwaliteitplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels, mits de erfafscheidingen passend zijn in de omgeving, er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en een vergelijkbare kwalitatieve staat van stedenbouwkundige inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren inpassingsplan overlegd.
 
4.5.4 Afwijken voorwaardelijke verplichting waterberging
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.3 indien:
  1. Het voldoen aan lid 4.4.3 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en/of voor zover op andere passende wijze in de benodigde hemelwaterberging en -afvoer wordt voorzien.
  
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Bestaande afwijkende maatvoering
 
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, de bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
6.2 Ondergronds bouwen
  1. Uitsluitend op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
 
 
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Strijdig gebruik
 
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
  
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 Milieuzone – boringsvrije zone
 
8.1.1 Omschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – boringsvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
 
8.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
  1. Het is verboden om boringen of grondwerkzaamheden te verrichten zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, als de diepte meer is dan 10 m beneden maaiveld.
  2. De omgevingsvergunning wordt geweigerd als de werkzaamheden de beschermende kleilaag kunnen aantasten.
  
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Afwijkingsmogelijkheden
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:
  1. De in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van die maten en eisen;
  2. De overschrijving van bouwgrenzen, indien en voor zover afwijkingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen. 
9.2 Criteria afwijken
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 kan slechts worden verleend, mits:
  1. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
  
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Algemene wijzigingen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
 
 
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Parkeren
 
Bij de afgifte van een omgevingsvergunning wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen bepaald conform de actuele kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van kennisplatform CROW (waarbij het gemiddelde van de genoemde minimale en maximale parkeerkencijfers wordt gehanteerd).
 
11.2 Afwijken van parkeereis
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 indien:
  1. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  2. het voldoen aan de in lid 11.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien. 
11.3 Nadere eisen
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 11.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
 
 
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken 
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
12.2 Overgangsrecht gebruik 
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Heuvelstraat 30 – 32, Haaren’.