Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Bogtsteeg 2, Haaren
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0824.BPDeBogtsteeg2Hrn-ON01
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
plan
het bestemmingsplan ‘De Bogtsteeg 2, Haaren’ met identificatienummer NL.IMRO.0824.BPDeBogtsteeg2Hrn-ON01 van de gemeente Oisterwijk;
 
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf;
 
agrarisch bedrijf, grondgebonden
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt en indien het een veehouderij betreft, het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;
 
agrarisch-technisch hulpbedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;
 
agrarisch verwant bedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
 
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
 
bed and breakfast
bed and breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten (maximaal 1 week) een onderkomen zoeken. Typerend voor bed and breakfast is:
  1. de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;
  2. bed and breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van de keuken van de woning; 
bedrijf of beroep aan huis
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal vanuit een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner, waaronder niet begrepen het verstrekken van logies, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Onder bedrijf of beroep aan huis wordt tevens begrepen detailhandel via internet, zonder opslag en/of verkoop aan huis;
 
bedrijfsgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
 
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
 
bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
 
bestaand gebruik
gebruik zoals dat rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
 
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
boringsvrije zone
gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken, een aaneengesloten slecht doorlaatbare laag bevindt;
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;
 
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 
 
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
 
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
brutovloeroppervlak
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
 
cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
 
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen een internetwinkel en afhaalpunten;
 
ecologische verbindingszone
vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;
 
erfbeplanting
beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;
 
evenement
georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
gebruiksoppervlakte
bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;
 
gemengd landelijk gebied
multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, buiten het Natuur Netwerk Brabant en buiten de groenblauwe mantel;
 
gevoelige functies
woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg; 
 
gevoelige functie voor gewasbeschermingsmiddelen
gronden en percelen waar geregeld en gedurende langere periode mensen kunnen verblijven of samenkomen zoals (bedrijfs)woningen, tuinen, erven, zorgfuncties en kampeerterreinen;
 
groenblauwe mantel
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;
 
grootschalige ontwikkeling
ontwikkeling waarbij, blijkens een economisch effectenonderzoek, de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 per jaar bedraagt;
 
Handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009
handreiking van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) met lijsten met richtafstanden voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen);
 
hobbymatig houden van dieren
het houden van vee onder de grens van een inrichting zoals genoemd in de Wet milieubeheer;
 
hoofdgebouw
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;
 
huishouden
de bewoning van een woning door:
  1. een persoon;
  2. meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur; 
internetwinkel
internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
  1. de transactie via internet of andere media tot stand komt en;
  2. de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald en/of;
  3. de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend en/of;
  4. de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd; 
kamergerichte verhuur
de verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw niet bestemd voor recreatieve bewoning;
 
kampeerterrein
stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;
 
kas
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;
 
landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;
  
loon- en grondwerkbedrijf
een bedrijf in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;
 
mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte voor personen jonger dan 65 jaar met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
 
mestbassin
voorziening voor opslag van mest, bijvoorbeeld bestaande uit een aarden put bekleed met folie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest of een mestzak;
 
mestbewerking
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;
 
Natuur Netwerk Brabant
Natuur Netwerk Brabant zoals bedoeld in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant van de provincie Noord-Brabant, of diens rechtsopvolger;
 
nieuwbouw
bouw van nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
omschakeling
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm;
 
ondergeschikte functie
functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;
 
onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
 
overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening
bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;
 
paardenbak
een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
 
peil
  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
 
recreatieve voorzieningen
een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren, zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld paardrijden, huifkartochten, terras en speelvoorzieningen die ruimtelijk inpasbaar zijn;
 
ruimtelijke ontwikkeling
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is;
 
standplaats voor ambulante handel
een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente;
 
(teelt)ondersteunende voorzieningen
boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;
 
(teelt)ondersteunende kas
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);
 
permanente (teeltondersteunende) voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
 
tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;
 
overige (teelt)ondersteunende voorzieningen
een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van stellages of regenkappen dan wel in de vorm van een hek met afrastering op boomteeltpercelen, waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden;
 
veehouderij
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
 
verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
   
vestiging
mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling, die op grond van het geldende planologische regime niet is toegelaten, op een bestaand bouwperceel binnen het deel waar het oprichten van gebouwen is toegestaan;
 
voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
 
voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
 
voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie
voorzieningen voor het opwekken van hernieuwbare energie op basis van biomassa, waterkracht, windenergie, zonne-energie of aardwarmte;
 
waterbassin
een opslagreservoir voor water;
 
water en voorzieningen voor de waterhuishouding
  1. al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
  2. alle voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.; 
wonen
het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning;
 
woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
 
woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, welke is geplaatst op een woonwagenstandplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Algemeen
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
de breedte, lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
 
de afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1 m.
 
ondergronds (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
  
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch grondgebruik;
  2. hobbymatig houden van vee en dieren;
  3. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  4. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    • landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid’;
    • cultuurhistorisch waardevolle akker, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;
  5. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  8. evenementen. 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van eenvoudige voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mag niet meer bedragen dan 3 m. 
3.3 Afwijken bouwregels
 
3.3.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van de in lid 3.2.2 genoemde bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
  1. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
    1. het gebruik van gronden ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken;
    2. de opslag van hooirollen;
    3. het gebruik van de gronden als paardenbakken;
    4. standplaatsen voor ambulante handel;
    5. het gebruik van gronden voor open teelten van sierplanten en bomen en boomgaarden binnen een afstand van 30 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen, uitgezonderd en voor zover:
      • het bestaande en vervanging van bestaande open teelten van sierplanten en bomen betreft;
      • aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen;
      • het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.
  2. De aanleg van waterbassins is niet toegestaan;
  3. De aanleg van mestbassins is niet toegestaan. 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Paardenbak
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.4.1 onder a voor een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:
  1. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan:
    1. Grenzend aan en in aansluiting op een bouwvlak indien het een hobbymatig gebruikte paardenbak is;
    2. Grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning is toegestaan en aanwezig is, met dien verstande dat sprake is van een hobbymatig gebruikte paardenbak en de paardenbak gerealiseerd wordt in aansluiting op het bestemmingsvlak dat daadwerkelijk door de gebruikers van de paardenbak wordt bewoond.
  2. Een paardenbak is uitsluitend toegestaan op een minimale afstand van 50 m tot de gevel van de woning van een derde.
  3. Bij een paardenbak is het gebruiken van een geluidsinstallatie en/of verlichting door middel van lichtmasten, niet toegestaan.
  4. Er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing. 
3.5.2 Standplaatsen voor ambulante handel
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.4.1 onder a voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
 
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid':
    1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    2. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie.
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevolle akker':
    1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    2. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    3. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
    7. het omzetten van grasland naar boomteelt. 
3.6.2 Uitzonderingen
 
Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  3. Worden uitgevoerd krachtens het landschappelijk inpassingsplan, als opgenomen in Bijlage 1. 
3.6.3 Toelaatbaarheid
 
De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
 
Artikel 4 Bedrijf
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven zoals aangegeven in de Tabel bedrijven, zoals opgenomen in lid 4.5;
  2. ondergeschikte detailhandel;
  3. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen;
  4. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
  7. landschappelijke inpassing. 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  2. Binnen elk bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel bedrijven, zoals opgenomen in lid 4.5.
  3. Binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één.
  4. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen.
  5. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  7. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.
 
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  2. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m2 bedragen.
  3. De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
  4. De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen. 
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.
  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,25 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m. 
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 1’
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 1’, in afwijking van het bepaalde in 4.2.3, de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van opslagvakken mag niet meer bedragen dan 3 m.
  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,25 m.
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m. 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Strijdig gebruik
 
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. Het gebruik van gronden voor een ander soort bedrijf dan ter plaatse aangegeven in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 4.5, indien het geen bedrijf of beroep aan huis betreft.
  2. Het gebruik van een bestemmingsvlak ten behoeve van meerdere bedrijven.
  3. Het gebruiken van standplaatsen voor ambulante handel.
  4. Buitenopslag, behoudens indien deze buitenopslag plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 1’. 
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
 
Het gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – voorwaardelijke verplichting’ conform de bestemming ‘Bedrijf’ is alleen toegestaan, indien de landschappelijke inpassing binnen maximaal 12 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is aangelegd conform het landschappelijk inpassingsplan en aldus in stand wordt gehouden. Onder landschappelijk inpassingsplan wordt in deze planregels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1.
 
4.3.3 Opslaghoogte opslagvakken ter plaatse van aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 1’
 
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 1’ gelden de volgende bepalingen:
  1. De hoogte van de opslag in de opslagvakken mag niet meer bedragen dan 4 m. 
4.3.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  1. Het gebruiken van de gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – voorwaardelijke verplichting’ conform de bestemming ‘Bedrijf’ is alleen toegestaan, indien voldoende voorzieningen voor hemelwaterberging worden gerealiseerd binnen maximaal 12 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en aldus in stand worden gehouden.
  2. Onder voldoende hemelwaterberging zoals bedoeld in lid a wordt in deze planregels verstaan minimaal 0,03 m3 (0,06 m3 x gevoeligheidsfactor ½) hemelwaterberging per m2 bebouwd en verhard oppervlak, met dien verstande dat:
    1. Onder bebouwd en verhard oppervlak niet wordt verstaan de toepassing van sedumdaken, halfverharding, waterdoorlaatbare verharding of hiermee vergelijkbaar;
    2. Erfverharding welke onder afschot wordt gerealiseerd, zodanig dat hemelwater op omliggende eigen gronden kan infiltreren, niet wordt meegeteld bij het bepalen van de benodigde hoeveelheid hemelwaterberging.
  3. De hemelwaterberging dient te worden uitgevoerd conform de geldende uitvoeringsvereisten uit de Keur van Waterschap De Dommel (boven Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) en voorzien van afvoer-/leegloopconstructie), welke geldt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning. 
4.4 Afwijken gebruiksregels
 
4.4.1 Bedrijf of beroep aan huis
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor bedrijf of beroep aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 60 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  2. Het te vestigen beroep of bedrijf aan huis past binnen milieucategorie 1 en 2 van de VNG-Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ editie 2009.
  3. Detailhandel is niet toegestaan.
  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  5. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming ‘Bedrijf’ voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  6. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding. 
4.4.2 Afwijken ander soort bedrijf
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander soort bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
  1. De voorgenomen bedrijfsactiviteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn en behoren volgens de VNG-Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ editie 2009 tot dezelfde of een lagere milieucategorie dan de voorheen ter plaatse van het bestemmingsvlak uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.
  2. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van het verkeer veroorzaken.
  4. Zelfstandige detailhandel is niet toegestaan.
  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – gemengd landelijk gebied’ is afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander soort bedrijf toegestaan, indien:
    1. dit ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – gemengd landelijk gebied’ bijdraagt en past binnen de beoogde ontwikkeling van gemengd landelijk gebied waar:
      • een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
      • een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
    2. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    3. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot milieucategorie 3 of hoger, behoudens indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf;
    4. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    5. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    6. de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling.
  6. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan. 
4.4.3 Afwijken landschappelijk inpassingsplan
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.3.2, teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 1 toe te staan, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inpassing wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inpassingsplan overlegd.
 
4.4.4 Standplaatsen voor ambulante handel
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en lid 4.3.1 onder c voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
 
4.4.5 Afwijken voorwaardelijke verplichting waterberging
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.4 indien:
  1. Het voldoen aan lid 4.3.4 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en/of voor zover op andere passende wijze in de benodigde hemelwaterberging en -afvoer wordt voorzien. 
4.5 Tabel bedrijven
 
Aanduiding
Adres
Plaats
Nadere bestemming
Toegestaan oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning)
specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf
De Bogtsteeg 2
Haaren
Hoveniersbedrijf
1.035 m2
 
Artikel 5 Waarde - Archeologisch monument
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde – Archeologisch monument’ aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van een archeologisch monument.
 
5.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Bouwen
 
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
 
5.2.2 Voorwaarden
 
Indien uit het in lid 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 
5.2.3 Bouwverbod
 
Indien uit het in lid 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 5.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
 
5.2.4 Uitzonderingen
 
Het bepaalde in lid 5.2.1, lid 5.2.2 en lid 5.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  1. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,5 m onder peil. 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologisch monument’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  6. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  7. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  8. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt. 
5.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
 
Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  3. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  4. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  1. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  2. voor zover de in lid 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
 
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Bestaande afwijkende maatvoering
 
In die gevallen, dat de goothoogte, de bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
7.2 Ondergronds bouwen
  1. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  3. Het bevoegd gezag kan afwijken voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik
 
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. Het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens.
  2. Als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.
  3. Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.
  4. Het zelfstandig bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
  5. Het gebruiken van standplaatsen voor ambulante handel indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen onevenredig aantast en/of de verkeersveiligheid wordt aangetast.
  6. Het gebruiken van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, als zelfstandige woning.
  7. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest door grondgebonden agrarische bedrijven en niet grondgebonden agrarische bedrijven. 
8.2 Afwijken gebruiksregels
  1. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.1 en toestaan dat een deel van de woning, vrijstaand bijbehorend bouwwerk of bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.
    2. De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.
    3. Het bijbehorend bouwwerk of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de betreffende (bedrijfs)woning. De afhankelijke woonruimte is gelegen op maximaal 10 meter afstand van het hoofdgebouw, met dien verstande dat indien de afhankelijke woonruimte binnen bestaande bebouwing kan worden gerealiseerd de afhankelijke woonruimte op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw gelegen mag zijn.
    4. De afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt uitgevoerd. Het betreffende (deel) van het bijbehorend bouwwerk voldoet aan de eisen die voor woongebouwen gelden zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
    5. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  2. Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor bed and breakfast voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    1. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m2 voor bed and breakfast wordt gebruikt.
    2. Degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
    3. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
    4. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mogen geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
    5. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven).
    6. Er dient een nachtregister te worden bijgehouden.
    7. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
  
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1 Overige zone – boringsvrije zone
 
9.1.1 Omschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – boringsvrije zone’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
 
9.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
  1. Het is verboden om boringen of grondwerkzaamheden te verrichten zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, als de diepte meer is dan 10 m beneden maaiveld;
  2. De omgevingsvergunning wordt geweigerd als de werkzaamheden de beschermende kleilaag kunnen aantasten. 
9.2 Overige zone – cultuurhistorisch vlak
 
9.2.1 Omschrijving
 
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
 
9.2.2 Voorwaardelijke verplichting
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, kan slechts worden verleend indien de verwachte gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de wezenlijke cultuurhistorische waarden en kenmerken van het betreffende gebied, zoals opgenomen in de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant.
  2. Het bepaalde onder a geldt niet voor het bouwen van bouwwerken binnen het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’. 
9.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanplanten van opgaande begroeiing, niet zijnde boomteelt;
  2. het aanleggen, verharden, verbreden, verwijderen, wijzigen van paden- en wegentracés;
  3. het ophogen, afgraven en egaliseren;
  4. het verwijderen of kappen van begroeiing, niet zijnde boomteelt;
  5. het graven, verbreden, verdiepen, dempen, tracé verlegging van waterpartijen of -lopen;
  6. slopen. 
9.2.4 Uitzondering
 
Het in lid 9.2.3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden welke:
  1. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  2. binnen het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’ worden uitgevoerd;
  3. worden uitgevoerd krachtens het landschappelijk inpassingsplan, als opgenomen in Bijlage 1. 
9.2.5 Toelaatbaarheid
 
De in lid 9.2.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de verwachte gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de wezenlijke cultuurhistorische waarden en kenmerken van het betreffende gebied, zoals opgenomen in de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant.
 
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
 
10.2 Afwijken bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels, indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen.
 
10.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits:
  1. die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  2. wordt voldaan aan de Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant, actualisering 2015 of diens rechtsopvolger, en;
  3. de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze afwijking toestaat.
 
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Algemene wijzigingen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven, voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat;
  2. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging, voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat;
  3. door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.
  4. er dient te worden voldaan aan de Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant, actualisering 2015 of diens rechtsopvolger.
 
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Waarborgen voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid
 
Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeer- en laad- en losgelegenheid, gelden de volgende regels:
  1. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of planologisch strijdig gebruik, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de op 24 augustus 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Oisterwijk;
  2. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
  3. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. en toestaan, dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
    1. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
    2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm;
    3. afwijken van de regels, zoals bedoeld onder c., is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
      • de woon- en leefsituatie.
  4. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a., in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft;
  5. indien het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen ofwel laden en lossen als bedoeld onder a. en b. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  6. parkeergelegenheid die gerealiseerd is om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dient in stand te worden gehouden.
 
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘De Bogtsteeg 2, Haaren’.