Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Baerdijk-Rode Brugstraat te Oisterwijk
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0824.BPBaerdRodebrugstr-ON01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan
het bestemmingsplan “Baerdijk-Rode Brugstraat te Oisterwijk” met identificatienummer NL.IMRO.0824.BPBaerdRodebrugstr-ON01 van de gemeente Oisterwijk;
 
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0824.BPBaerdRodebrugstr-ON01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 achterste perceelsgrens
de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg afge-keerd zijn, wijst het bevoegd gezag een achterste perceelsgrens aan.
 
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aanbouw en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdge-bouw.
 
1.7 aaneengebouwde woningen
woningen waarbij meer dan twee hoofdgebouwen direct met elkaar zijn verbonden.
 
1.8 aan-huis-gebonden beroep
een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch gebied, dat in een woning, aanbouw en uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
 
1.9 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
 
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied in het bodemarchief voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.
 
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.15 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebou-wing is toegelaten.
 
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebou-wen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.21 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouw-perceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.22 bijzondere woonvorm
een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.
 
1.23 bruto vloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
1.24 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is ge-plaatst.
 
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
 
1.26 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.28 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.
 
1.29 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.30 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, logies voor arbeidsmigranten of een bijzondere woonvorm, van een woning.
 
1.31 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofd-verblijf heeft.
 
1.32 kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate recht-streeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
1.34 logies voor arbeidsmigranten
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.
 
1.35 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.36 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakel-huisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.37 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
 
1.38 peil
voor gebouwen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van de kruin van de weg, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
 
1.39 perceel
een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik.
 
1.40 Staat van Activiteiten
de Staat van Activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.
 
1.41 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.
 
1.42 toevoegen van een nieuwe woning
het bouwen van één of meer woningen die niet bestaat/bestaan of niet kan/kunnen worden gebouwd ingevolge een omgevingsvergunning volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, niet zijnde de herbouw van een bestaande wo-ning.
 
1.43 twee-aaneen gebouwde woning
woning waarbij twee hoofdgebouwen direct met elkaar zijn verbonden.
 
1.44 verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
 
1.45 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.46 voorgevelrooilijn
de naar de weg gekeerde bouwgrens; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorgevelrooilijn aan.
 
1.47 vrijstaande woning
een woning waarbij het hoofdgebouw niet direct is verbonden met een naastgelegen hoofdgebouw en waar-van geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.
 
1.48 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, groene daken, gemalen en inlaten.
 
1.50 zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. 
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
 
2.5 dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen con-structiedeel
 
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Verkeer
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. evenementen;
  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 
3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
 
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.3.1 Groen en water
 
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemmingen Groen of Water, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.
 
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in een woning;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' vrijstaande woningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' aaneengebouwde woningen;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ gestapelde woningen;
  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 
4.2 Bouwregels
 
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
 
4.2.1 Hoofdgebouw
 
Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
  1. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. per bouwvlak mag maximaal het op de plankaart aangegeven aantal wooneenheden worden gebouwd;
  3. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mag het bouwvlak worden overschreden voor het bouwen van balkons, met dien verstande dat:
    • de overschrijding aan de zijde van de Baerdijk maximaal 0,8 meter bedraagt;
    • de overschrijding aan de zijde van de Rodebrugstraat maximaal 1,6 meter bedraagt; 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer dan 10 m bedragen
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  3. de hoogte van pergola’s mag niet meer dan 2,75 m bedragen;
  4. de hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  5. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen. 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
 
Uitoefening van aan-huis-gebonden beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:
  1. er is één activiteit per woning toegestaan;
  2. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  3. de activiteit naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, dus niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het gebouw en totaal niet meer dan 80 m2 in beslag neemt;
  4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  5. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;
  6. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  7. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan ten behoeve van ter plaatse vervaardigde of gebruikte goederen;
  8. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt;
  9. door de aard van de werkzaamheden of de persoonlijke omstandigheden van de bewoner(s) de activiteit niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend;
  10. de activiteit is niet toegestaan in een bijgebouw. 
4.3.2 Huisvesting voor mantelzorg
 
Huisvesting voor mantelzorg is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. mantelzorg is binnen de bestemming zonder meer toegestaan;
  2. huisvesting voor mantelzorg is toegestaan in de vorm van een extra huishouden op hetzelfde perceel; dit wordt niet aangemerkt als woning of als zelfstandige bewoning;
  3. de oppervlakte voor huisvesting van mantelzorg bedraagt ten hoogste 50% tot een maximum van 30 m2 van vloeroppervlakten en wordt meegerekend in de maximale oppervlakte van aanbouw en uit-bouw, bijgebouw en overkapping als bedoeld in lid 4.2;
  4. mantelzorg is toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is. 
4.3.3 Logies en ontbijt
 
Verstrekking van logies en ontbijt is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  2. per woning zijn ten hoogste twee eenheden/kamers voor ieder ten hoogste twee personen toegestaan;
  3. er is geen sprake van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige andere functies/activiteiten;
  4. er is of kan voldoende worden voorzien in parkeergelegenheid voor bezoekers;
  5. op geen andere wijze wordt hinder of overlast veroorzaakt of ondervonden;
  6. een tweede huishouden of huisvesting van arbeidsmigranten zijn als vorm van logies en ontbijt niet toegestaan;
  7. de activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw. 
4.3.4 Voorwaardelijke verplichting hemelwaterberging
 
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de met ‘Wonen’ aangewezen gronden conform het bepaalde in artikel 4.1 is alleen toegestaan indien een hemelwaterberging met voldoende bergingscapaciteit is gerealiseerd en aldus duurzaam in stand wordt gehouden waarbij artikel 4 en artikel 5 van de ‘Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2022’ worden gevolgd, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6 van de ‘Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2022’.
 
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.4.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een bijgebouw
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 onder j voor het toestaan van activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 4.3.1 onder a tot en met i;
  2. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  3. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit gaat plaatsvinden. 
4.4.2 Logies en ontbijt in een bijgebouw
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder g voor het toestaan van activiteiten in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 4.2.4 onder a tot en met f;
  2. de logieseenheden voldoen tevens aan het bouwbesluit inzake logiesfunctie;
  3. afwijking mag worden verleend voor bijbehorende voorzieningen voor verblijf, zoals sanitaire voor-zieningen;
  4. verzekerd wordt dat geen verzelfstandiging van de activiteit plaatsvindt;
  5. onder het bepaalde als bedoeld onder b wordt aangemerkt een bijgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de bestemming Verkeer of een gesloten privaatrechtelijke overeenkomst waarin is overeengekomen dat geen zelfstandige activiteit of logies voor arbeidsmigranten gaat plaatsvinden. 
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.5.1 Woningaantal
 
Burgemeester en wethouders kunnen het aantal woningen wijzigen, waarbij de wijziging wordt getoetst aan de volgende voorwaarden en hieraan wordt voldaan:
  1. nieuwe woningen passen in het bestaande bebouwingspatroon en mogen de aanwezige samenhang niet verstoren; hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    1. de hoogte van de bebouwing sluit aan op de hoogte van de bestaande bebouwing op aan-grenzende percelen;
    2. het woningtype dient overeen te komen met woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn;
  2. van het bepaalde onder a mag worden afgeweken indien:
    1. deze afwijking het ruimtelijk beeld niet overmatig en negatief beïnvloedt;
    2. sprake is van markering van een ruimtelijke situatie, zoals een hoeksituatie;
    3. een afwisseling in de eenzijdige opbouw van de buurt, wat betreft het woningtype, wordt bereikt;
    4. voor zover een wijzigingsplan in stedenbouwkundig opzicht mogelijk is waarin de hoogte en het woningtype van nieuwe woningen aansluiten op de omgeving als bedoeld onder a, en er geen andere noodzaak voor afwijking hiervan is dan een financieel-economische omstan-digheid, kan van dit sublid geen gebruik worden gemaakt.
 
 
4.6 Bijzondere woonvorm
 
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van een bijzondere woon-vorm, waarbij de wijziging wordt getoetst aan de volgende voorwaarden en hieraan wordt voldaan:
  1. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  2. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  3. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  4. in het wijzigingsplan wordt:
    1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.
 
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde - Archeologie – 1’ aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Bouwen
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouw-werken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestem-mingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleg-gen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden ver-stoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. 
5.2.2 Voorwaarden
 
Indien uit het in artikel 5.2.1 sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het ter-rein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 
5.2.3 Bouwverbod
 
Indien uit het in artikel 5.2.1 sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mo-gelijk is om deze door de in artikel 5.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
 
5.2.4 Uitzonderingen
 
Het bepaalde in artikel 5.2.1 sub b, artikel 5.2.2 en artikel 5.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  1. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 m van de bestaande fundering;
  2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  3. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 0,3 m onder peil. 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie – 1’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen, verlagen of afgraven van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer be-draagt;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de opper-vlakte 50 m² of meer bedraagt;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
  6. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem te verstoren op een grotere diepte dan 0,3 m;
  7. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bo-dem verstoren op een grotere diepte dan 0,3 m;
  8. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 m, waartoe ook wordt gerekend het verwijderen van bestaande funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt. 
5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
 
Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 5.2 in acht is genomen;
  3. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  4. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  1. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  2. voor zover de in artikel 5.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming ‘Waarde - Archeologie – 1’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
Artikel 6 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het beschermd dorpsgezicht.
 
6.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
 
6.2.1 Bouwen
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de hoogte van parasols maximaal 3,5 meter mag bedragen;
  2. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen mag het bouwen de waarden van het beschermd dorpsgezicht niet aantasten overeenkomstig de volgende bepalingen:
  3. ten aanzien van situering:
    1. voor de structuur, opbouw, breedte en type is het bestaande ruimtelijk karakter uitgangspunt;
    2. nieuwbouw of vervanging moet zich voegen naar de kenmerken van de omgeving;
    3. geen uitbreidingen aan de voorzijde en de zijkanten voor zover deze vanaf de openbare weg direct zichtbaar zijn;
    4. aan- of uitbouwen ondergeschikt houden aan de hoofdbebouwing;
  4. ten aanzien van massa en vorm:
    1. hoofdvorm afstemmen op het cultuurhistorisch karakter van de directe omgeving;
    2. bouwmassa een eigen karakter geven afgestemd op die van de omgeving;
    3. nokrichting afstemmen op karakteristiek patroon omgeving;
    4. grote ingrepen aan de voorzijde van bestaande bebouwing vermijden; wel aan achterzijde mogelijk mits afgestemd op de oorspronkelijke hoofd- en kapvorm;
    5. dakkapellen bij voorkeur niet aan de voorzijde;
    6. dakkapellen van bescheiden afmetingen;
    7. als kapvormen worden gedekte zadeldaken - eventueel met wolfseinden-, manserdedaken, schilddaken en platte daken met gevelschilden toegepast;
  5. ten aanzien van gevelopbouw:
    1. gevelopeningen verticaal gericht;
    2. verhoudingen en ritmiek van gevelopbouw afstemmen op bestaande karakteristieke panden;
    3. in horizontale opbouw aandacht voor begrenzing onderzijde (plint) en bovenzijde (goot of kroonlijst);
  6. ten aanzien van kleur en materiaalgebruik:
    1. bij renovatie is het origineel materiaalgebruik uitgangspunt;
    2. kleur en materiaal overwegend afstemmen op bestaand karakter dorpsgezicht;
    3. voorkeur voor gedekte kleuren en natuurlijke materialen;
    4. daken in principe van gebakken pannen, pannen, bij voorkeur in grijze of donkere kleur;
    5. gevels van (bruin)rode baksteen of hout;
    6. bakstenen gevels niet schilderen;
    7. zorgvuldige detaillering met respect voor bestaande historische en ambachtelijke details;
  7. ten aanzien van de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen:
    1. airco's zijn in ondergeschikte mate in het zicht toegestaan;
    2. gevelreclame is in samenhang met de gevelarchitectuur toegestaan, binnen minimaal 50 cm uit de perceelsscheiding of scheiding ter plaatse van afzonderlijk te onderscheiden gevels, niet meer dan twee reclames per winkel, horeca- of vergelijkbare vestiging, waarvan één langs en één dwars op de gevel; langs of dwars geplaatste reclame op de gevel mag maximaal 0,5 m2 groot zijn; gevelreclame is alleen in losse letters toegestaan; lichtbakken in combinatie met transparante letters zijn niet toegestaan; per winkel, horeca- of vergelijkbare vestiging is ten hoogste één vrijstaand reclameobject toegestaan van maximaal 1 meter hoog en 0,8 meter breed; hierbij dient een vrije doorloop aanwezig te zijn van ten minste 1,5 meter gemeten vanaf de aanwezige boomspiegels;
    3. luifels zijn toegestaan direct verbonden aan de voorgevel van het hoofdgebouw, tot een diepte van niet meer dan 4 m vanaf de voorgevel; de hoogte van de luifel bedraagt ten minste 2,2 m;
    4. de terrasschermen die wegneembaar en verplaatsbaar moeten zijn, mogen uitsluitend loodrecht op de voorgevel worden geplaatst en dienen in vormgeving ondergeschikt en licht van constructie te zijn. Bij aansluiting op de gevel geldt een maximale hoogte van 220 cm bij de voorgevel vanaf trottoirhoogte gemeten, in een rechte lijn aflopend naar 160 cm aan de voorzijde van het terras;
    5. de terrasschermen zijn direct verbonden aan de voorgevel van het hoofdgebouw en hebben een diepte van maximaal 3,5 m vanaf de voorgevel. Hierbij dient een vrije doorloop aanwezig te zijn van ten minste 1,5 m gemeten vanaf de aanwezige boomspiegels;
    6. terrasschermen mogen in de winterperiode, uitsluitend van 15 oktober tot en met 16 april, opgetrokken worden tot onderkant van de luifel;
    7. de terrasschermen zijn in de vormgeving ondergeschikt en licht van constructie. Voor de constructie van de terrasschermen dient een donkere kleur te worden toegepast;
    8. de terrasschermen dienen transparant te zijn en voorzien van ontspiegeld, niet-gekleurd, glas waarbij een dichte borstwering tot 90 cm boven trottoirhoogte is toegestaan, zonder figuraties zoals van een sneeuwlandschap of skiomgeving;
    9. verlichting en aanlichting van de gevels door verlichtingsarmaturen tot maximaal 20 cm vanuit de gevel is toegestaan;
    10. vlonders zijn toegestaan direct verbonden aan de voorgevel van het hoofdgebouw, niet breder dan een terrasscherm van hetzelfde terras en in ieder geval tot een diepte van niet meer dan 3,5 m, waarbij een vrije doorloop aanwezig is van ten minste 1,5 m gemeten vanaf de aanwezige boomspiegels; de hoogte bedraagt niet meer dan 10 cm, gemeten vanaf trottoirhoogte;
    11. zonnepanelen zijn aan de straatzijde niet toegestaan;
  8. ten aanzien van schaalvergroting van panden voor andere functies dan detailhandel:
    1. samenvoeging van ten hoogste twee panden, vanaf de straatzijde waarneembaar, is toegestaan mits de eigenheid van beide gevels niet wordt verstoord;
    2. de verticaliteit in de architectuur en de herkenbaarheid van de functie in de architectuur worden behouden;
  9. ten aanzien van samenvoeging van panden voor detailhandel:
    1. de frontbreedte van een winkelpand bedraagt ten hoogste 20 m, voor zover gelegen binnen 10 m vanuit de voorgevel;
    2. nieuwbouw is toegestaan met behoud van het aanwezige aantal panden;
    3. de verticaliteit in de architectuur wordt behouden en zo mogelijk versterkt;
  10. ten aanzien van winkelpuien:
    1. de raamverdeling van de bovenbouw is in de winkelpui herkenbaar. 
6.2.2 Bouwverbod
Indien de waarden van het beschermd dorpsgezicht door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, dan wordt de vergunning geweigerd.
 
6.3 Specifieke gebruiksregels
De regels zoals opgenomen in lid 5.2.1 onder g zijn ook aan te merken als specifieke gebruiksregels.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
6.4.1 Sloopvergunningvereiste
  1. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen;
  2. de omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van de gronden dan wel van de omringende bebouwing tot gevolg heeft. 
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de gronden als bedoeld in lid 6.1:
 
 
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. 
7.2 Bestaande maten
 
7.2.1 Bouwregels
  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande af-stands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende be-stemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing. 
7.2.2 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder b voor:
  1. het toestaan van herbouw van een gebouw met dezelfde oppervlakte of kleiner, indien de afstand tot perceelsgrenzen:
    1. gelijk blijft of wordt verkleind bij een maximum maat;
    2. gelijk blijft of wordt vergroot bij een minimum maat;
  2. het toestaan van uitbreiding van een gebouw tot ten hoogste de maximum diepte of oppervlakte, indien de afstand tot perceelsgrenzen:
    1. gelijk blijft of wordt verkleind bij een maximum maat;
    2. gelijk blijft of wordt vergroot bij een minimum maat;
  3. afwijking is toegestaan voor zover geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    1. de woonsituatie;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 
7.3 Ondergronds bouwen
 
7.3.1 Ondergrondse bouwwerken
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak boven het peil;
  3. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken wordt bij de in hoofdstuk 2 opgenomen oppervlaktematen meegeteld voor zover niet op dezelfde plaats boven peil een gebouw aanwezig is;
  4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden. 
7.3.2 Afwijking
 
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 7.3.1 onder d omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Waarborgen voldoende parkeergelegenheid
 
Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, gelden de volgende regels:
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van par-keernormen, zoals opgenomen in de op 24 augustus 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Oisterwijk;
  2. in het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden, dient ten behoeve van het parke-ren van voertuigen te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de op 24 augustus 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Oisterwijk;
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toege-staan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
  4. indien het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen ofwel laden en lossen als bedoeld on-der a., b. en c. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de ver-lening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  5. parkeergelegenheid die gerealiseerd is om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dient in stand te worden gehouden.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Maten en bouwgrenzen
 
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is en voor zover in hoofd-stuk 2 expliciet is bepaald dat geen afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor balkons, bordessen, galerij-en, luifels, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van bouwwerken; de overschrijdingen mo-gen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. 
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toe-stand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
 
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverorde-ning zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft de ruimte tussen bouwwerken.
 
11.2 Werking wettelijke regeling
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uit-voering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het be-stemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten her-vatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Baerdijk-Rodebrugstraat te Oisterwijk” van de gemeente Oisterwijk.