direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a.4 Broekstraat 30-31
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.TAMBGBROEKSTR3031-ONTW

Regels

Dit TAM-IMRO omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Broekstraat 30 en 31 en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a.4) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Oirschot. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22a] van het omgevingsplan van de gemeente Oirschot. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22a.]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘[22a]’ gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

2.1 omgevingsplan:

Het omgevingsplan van de gemeente Oirschot.

2.2 TAM-omgevingsplan

het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a.4 Broekstraat 30-31 met identificatienummer NL.IMRO.0823.TAMBGBROEKSTR3031-ONTW van de gemeente Oirschot;

2.3 verbeelding:

de verbeelding van het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a.4 Broekstraat 30-31;

2.4 energieproductie:

Het produceren van energie, waaronder elektriciteit, door middel van een productie-installatie in de vorm van zonnepanelen.

2.5 entreefunctie

Bouwwerk, eventueel in combinatie met slagbomen en toeganspoort(en) ten behoeve van de centrale entree.

2.6 familiehuis

een recreatieve verblijfsruimte voor kleinere groepen, zoals bijvoorbeeld een driegeneratie familie of meerdere gezinnen, welke bestaat uit één gemeenschappelijke ruimte met daaromheen vrijstaande nachtverblijven.

2.7 hernieuwbare elektriciteit:

elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in een hybride productie-installatie die ook met conventionele energiebronnen werkt, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;

2.8 hernieuwbare energiebronnen:

wind, zonne-energie, aardwarmte, omgevingswarmte, osmose, golfenergie, getijdenenergie, waterkracht met uitzondering van biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas.

2.9 hernieuwbare warmte:

warmte, opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen, alsmede warmte, opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in een hybride productie-installatie waarin ook andere energiebronnen worden gebruikt, met uitzondering van warmte die afkomstig is van accumulatiesystemen;

2.10 decentrale afvalwaterzuiveringsinstallatie:

voorziening voor de behandeling van afvalwater, waaronder wordt verstaan een: septic tank, biorotor, oxidatiebed en het helofytenfilter;

2.11 Natuurinclusieve landbouw

een vorm van landbouw waarbij geen chemische bestrijdingsmiddelen en geen kunstmest wordt gebruikt en waarbij er geen intensieve teelt plaatsvindt;

Artikel 3 Toepassingsbereik

3.1 Omgevingsplan gemeente Oirschot

Dit TAM-omgevingsplan wijzigt het omgevingsplan van de gemeente Oirschot in die zin dat na hoofdstuk 22 een hoofdstuk 22a wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan.

3.2 Niet van toepassing tijdelijk omgevingsplan

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.3.

3.3 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit hoofdstuk (22a.4) zijn van toepassing op de locatie Broekstraat 30 en 31 en aangelegen gronden waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0823.TAMBGBROEKSTR3031-ONTW.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

4.1 Algemeen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt.

4.2 Aanvullende meet- en rekenbepalingen

de afstand tot de weg:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de as van de weg.

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

ondergrondse bouwwerken:

de diepte van ondergrondse bouwwerken wordt gemeten vanaf het peil.

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

peil:

  • 1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • 2. indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de in artikel 7, 8 en 9 genoemde locaties.

Artikel 7 Groen - Buitenplaats

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Groen - Buitenplaats'.

7.2 Functieomschrijving
7.2.1 Algemeen

De voor 'Groen - Buitenplaats' aangewezen gronden zijn uitsluitend aangewezen voor:

  • a. natuur en natuurontwikkeling
  • b. verblijfsrecreatieve voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • c. een horecabedrijf categorie B, ondersteunend aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen, met terrassen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • d. een bedrijf voor energieproductie en -opslag, energiedistributie, opslag ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering, en akkerbouw ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • e. energieopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitenplaats - energieopslag'.
  • f. natuurinclusieve landbouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitenplaats - natuurinclusieve landbouw;
  • g. het beweiden van natuur- en landbouwgronden door (klein)vee;
  • h. bedrijfsgebouwen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;
  • j. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;
  • k. centrale voorzieningen waaronder opslag ten behoeve van het eigen bedrijf;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. decentrale waterzuivering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitenplaats - wz'
  • q. tuinen, erven en terreinen;
  • r. landschappelijke inpassing;
  • s. landschappelijke waarden.

7.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
7.3.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Er mag enkel worden gebouwd ten dienste van de functie conform artikel 7.2.
  • b. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • c. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.

7.3.2 Bouwen van een vakantiewoning - vergunningplicht
  • 1. Het is binnen de locatie 'Groen - Buitenplaats' verboden om zonder omgevingsvergunning een vakantiewoning te bouwen of te veranderen.
  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor het bouwen van een vakantiewoning, als de oppervlakte maximaal 70 m2 bedraagt, de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt en wanneer wordt voldaan aan het gestelde in artikel 7.3.3 lid 3, lid 4, lid 5, lid 6, lid 8 en lid 10.

7.3.3 Bouwen van een vakantiewoning - beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning, bedoeld in 7.3.6, wordt verleend als wordt voldaan aan het tweede tot en met het tiende lid van dit artikel.
  • 2. De bebouwde oppervlakte per vakantiewoning mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  • 3. De inhoud per vakantiewoning bedraagt maximaal 300m3.
  • 4. Vakantiewoningen dienen ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' gesitueerd te worden;
  • 5. Er zijn maximaal 40 vakantiewoningen binnen de aanduiding 'recreatieverblijf' toegestaan;
  • 6. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • 7. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • 8. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 5° en niet meer bedragen dan 50°.
  • 9. De oppervlakte terrasoverkapping per vakantiewoning bedraagt maximaal 10 m² met een toegestane bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
  • 10. Er moet worden voldaan aan artikel 7.3.18 Hemelwaterberging.

7.3.4 Bouwen van een gebouw voor centrale voorzieningen - vergunningplicht

Het is binnen de locatie 'Groen - Buitenplaats' verboden om zonder omgevingsvergunning een gebouw voor centrale voorzieningen te bouwen of te veranderen.

7.3.5 Bouwen van een gebouw voor centrale voorzieningen - beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning, bedoeld in 7.3.4, wordt verleend als wordt voldaan aan het tweede tot en met het zevende lid van dit artikel.
  • 2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • 3. Het gebouw dient ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' gesitueerd te worden;
  • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • 6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 5° en niet meer bedragen dan 50°.
  • 7. Er moet worden voldaan aan artikel 7.3.18 Hemelwaterberging.

7.3.6 Bouwen van een familiehuis - vergunningplicht
  • 1. Het is binnen de locatie 'Groen - Buitenplaats' verboden om zonder omgevingsvergunning een familie gebouw te bouwen of te veranderen.
  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor het bouwen van een familiehuis, als de oppervlakte maximaal 70 m2 bedraagt en wanneer wordt voldaan aan het gestelde in artikel 7.3.7 lid 3 tot en met lid 7.

7.3.7 Bouwen van een familiehuis - beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning, bedoeld in 7.3.6, wordt verleend als wordt voldaan aan het tweede tot en met het achtste lid van dit artikel.
  • 2. Het familiehuis dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitenplaats - familiehuis' gesitueerd te worden;
  • 3. De gezamenlijke oppervlakte van alle familiehuizen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitenplaats - familiehuis' mag niet meer bedragen dan 320m2.
  • 4. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • 5. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • 6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 5° en niet meer bedragen dan 50°
  • 7. Er moet worden voldaan aan artikel 7.3.18 Hemelwaterberging.

7.3.8 Bouwen van een bedrijfsgebouw - vergunningplicht

Het is binnen de locatie 'Groen - Buitenplaats' verboden om zonder omgevingsvergunning een bedrijfsgebouw te bouwen of te veranderen.

7.3.9 Bouwen van een bedrijfsgebouw - beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning, bedoeld in 7.3.8, wordt verleend als wordt voldaan aan het tweede tot en met het achtste lid van dit artikel.
  • 2. Het bedrijfsgebouw dient ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' gesitueerd te worden;
  • 3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.400 m2;
  • 4. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • 5. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • 6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 50°
  • 7. Er moet worden voldaan aan artikel 7.3.18 Hemelwaterberging.

7.3.10 Bouwen van een horeca gebouw - vergunningplicht

Het is binnen de locatie 'Groen - Buitenplaats' verboden om zonder omgevingsvergunning een horeca gebouw te bouwen of te veranderen.

7.3.11 Bouwen van een horeca gebouw - beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning, bedoeld in 7.3.10, wordt verleend als wordt voldaan aan het tweede tot en met het achtste lid van dit artikel.
  • 2. Het horeca-gebouw dient ter plaatse van de aanduiding 'horeca' gesitueerd te worden;
  • 3. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • 4. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • 5. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 350 m2;
  • 6. Er moet sprake zijn van een, door het bevoegd gezag, goedgekeurd inrichtingsplan ten behoeve van de landschappelijke inpassing binnen de aanduiding 'horeca';
  • 7. Er moet sprake zijn van een, door het bevoegd gezag, goedgekeurd beeldkwaliteitsplan.
  • 8. Er moet worden voldaan aan artikel 7.3.18 Hemelwaterberging.

7.3.12 Bouwen van een bedrijfswoning - vergunningplicht

Het is binnen de locatie 'Groen - Buitenplaats' verboden om zonder omgevingsvergunning een bedrijfswoning te bouwen of te veranderen.

 

7.3.13 Bouwen van een bedrijfswoning - beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning, bedoeld in 7.3.12, wordt verleend als wordt voldaan aan het tweede tot en met het zesde lid van dit artikel.
  • 2. Per aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één woning toegestaan;
  • 3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • 4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • 5. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.
  • 6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer bedragen dan 45°.

7.3.14 Bouwen van een bijhorend bouwwerk van een bedrijfswoning - vergunningsplicht

Het is binnen de locatie 'Groen - Buitenplaats' verboden om zonder omgevingsvergunning een bijhorend bouwwerk van een bedrijfswoning te bouwen of te veranderen.

7.3.15 Bouwen van een bijhorend bouwwerk van een bedrijfswoning - beoordelingsregels
  • 1. Een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
  • 2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • 3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • 4. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 120 m2.

7.3.16 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt het bepaalde in lid 11.2 Ondergronds bouwen.

7.3.17 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een entreefunctie bedraagt maximaal 2,5 meter, waarbij geldt dat de totale breedte van de entreefunctie niet meer bedraagt dan 25 meter.
  • c. de bouwhoogte respectievelijk oppervlakte van reclameaanduidingen mag niet meer bedragen dan 2 m respectievelijk 1,5 m2;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte van sport- en spelattributen mag niet meer bedragen dan 5 m.

7.3.18 Hemelwaterberging

Voor het oprichten van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is naast een omgevingsvergunning van de gemeente ook een watervergunning voor een wateractiviteit nodig van het waterschap. Voorwaarden daarvoor zijn:

  • a. er op het bouwperceel voorzien is in hemelwaterberging, welke regenwater vertraagd infiltreert en werkend aanwezig is.
  • b. de waterberging als bedoeld in sub a heeft een bergingsopgave van ten minste 0,06 m³ per vierkante meter verhard oppervlak.

7.4 Specifieke gebruiksactiviteiten
7.4.1 Recreatiebedrijf
  • a. de vakantiewoningen/-appartementen dienen bedrijfsmatig te worden beheerd door één bedrijf.
  • b. er dient een nachtregister bijgehouden te worden;

7.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de voor 'Groen - Buitenplaats' aangewezen gronden wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van (brand)gevaarlijke materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de functie gerichte gebruik van de grond en niet (brand)gevaarlijk is;
  • b. buitenopslag;
  • c. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per aanduiding aangeduide voorzieningen;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel gericht op de functie;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen.
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van een vakantiewoning op jaarbasis maximaal 250 overnachtingen zijn toegestaan, waarvan maximaal 14 aaneengesloten overnachtingen door de zelfde gebruiker(s).
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. zijn ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' maximaal 100 overnachtingen op jaarbasis toegestaan, waarvan maximaal 7 aaneengesloten overnachtingen door de zelfde gebruiker(s).
    • 3. ter plaatse van een kampeerboerderij en/of familiehuis maximaal 7 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan.
    • 4. permanente bewoning van de bedrijfswoning is niet aangemerkt als strijdig gebruik.
  • h. het bepaalde in sub f onder 2 komt te vervallen wanneer de geitenhouderij op het adres Broekstraat 28 is gestaakt en juridisch is geborgd dat er geen geitenhouderij op de Broekstraat 28 meer mogelijk is.
  • i. het lozen van afvalwater waarin de navolgende waarden worden overschreden. Dat geldt voor zowel lozing op oppervlaktewater als in de bodem:

Stoffen   Concentratie in enig steekmonster  
CZV   300 mg/l  
BZV5   60 mg/l  
Onopgeloste bestanddelen   60 mg/l  
NH4-N   7,5 mg/l  
N-totaal   17 mg/l  
P-Totaal   0,2 mg/l  
Chloride   50 mg/l  
Koper (Cu)   5 µg/l  
Zink (Zn)   50 µg/l  

7.4.3 Aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geldt het bepaalde in lid 12.3.

7.4.4 Voorwaardelijke verplichting inrichting

Het gebruiken van de voor 'Groen - Buitenplaats' aangewezen gronden en bouwwerken is toegestaan mits:

  • a. De voorwaarden en aanbevelingen uit de Effectanalyse NNB-Gebied, zoals opgenomen in bijlage 2, zijn doorgevoerd in de terreininrichting.
  • b. Er is voorzien in een calamiteitenroute ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'ontsluiting'.
  • c. Tot een met de functie strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.2 opgenomen functieomschrijving zonder de aanleg en duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de functie worden gebruikt mits binnen een termijn van twee jaar na het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.2 opgenomen functieomschrijving de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in het inrichtingsplan Bijlage 1 bij de regels is aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden.
  • e. ten minste 10% van de gronden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitenplaats - natuurinclusieve landbouw' ingericht is als groen- of natuurstrook.

7.4.5 Voorwaardelijke verplichting sloop

Het gebruiken van de voor 'Groen - Buitenplaats' aangewezen gronden en bouwwerken is toegestaan mits:

  • a. Tot een met de functie strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.2 opgenomen functieomschrijving zonder dat de overtollige bebouwing zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels is gesloopt.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de functie worden gebruikt mits binnen een termijn van twee jaar na het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 7.2 opgenomen functieomschrijving de overtollige bebouwing zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels is gesloopt en gesloopt blijft.

7.4.6 Voorwaardelijke verplichting veiligheid

Het gebruiken van de voor 'Groen - Buitenplaats' aangewezen gronden en bouwwerken is uitsluitend toegestaan mits:

  • a. ter plaatse van de op de verbeelding aangeduide figuur 'hartlijn - leiding - gas' over de gehele lengte de bodem wordt afgedekt met een aardewal met een minimale afmeting van 2 meter breed en 1,5 meter hoog op ter hoogte van de hartlijn.
  • b. de aardewal dient duurzaam in stand te worden gehouden.

7.4.7 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het gebruiken van de voor 'Groen - Buitenplaats' aangewezen gronden en bouwwerken is toegestaan mits:

  • a. op eigen terrein ten minste 124 parkeerplaatsen worden aangelegd en deze duurzaam in stand worden gehouden.
  • b. de onder a bedoelde parkeervoorziening worden gesitueerd conform het landschapsplan (Bijlage 1).

7.5 Vergunningplicht voor afwijken van de functieregels
7.5.1 Afwijken inrichting

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4.4 indien een minimaal gelijk te stellen maatregel wordt getroffen om te komen tot een goede landschappelijke inpassing of natuurzone. Vooraf kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een deskundige op het gebied van landschappelijke inpassing of natuurontwikkeling.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Vergunningplicht werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden.
  • c. het aanleggen van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen.
  • d. het wijzigingen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen.
  • e. werkzaamheden gericht op de onttrekking van grondwater.

7.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het sub 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. indien deze worden uitgevoerd overeenkomstig het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1, hieronder inbegrepen:
    • 1. het aanleggen van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen,
  • c. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan NL.IMRO.0823.TAMBGBROEKSTR3031-ONTW reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan op basis van een verleende vergunning;
  • e. die reeds zijn aangelegd c.q. uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan en waarvoor volgens het hiervoor geldende plan geen omgevingsvergunning was vereist.

7.6.3 Beoordelingsregels
  • a. De sub 7.6.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • b. Voor de sub 7.6.1 onder a en b bedoelde werken of werkzaamheden kan slechts een omgevingsvergunning worden verleend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.
    • 1. Voor de aanleg van een nieuwe grondwateronttrekking, niet zijnde de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking, gelden de volgende voorwaarden:
      • de nieuwe grondwateronttrekking dient op een afstand van ten minste 500 meter van bestaande en via omgevingsvergunning vergunde grondwateronttrekkingen te liggen;
      • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag maximaal 10 m3 per uur bedragen;
      • in totaal mogen in het gehele buitengebied van de gemeente Oirschot ten hoogste 35 omgevingsvergunningen worden verleend voor nieuwe grondwateronttrekkingen.
    • 2. Voor de verplaatsing van een bestaande grondwateronttrekking naar een nieuwe locatie gelden de volgende voorwaarden:
      • de capaciteit van de nieuwe grondwateronttrekking mag niet meer bedragen dan de capaciteit van de grondwateronttrekking die wordt opgeheven.

Artikel 8 Leiding

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Leiding'.

8.2 Functieomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede aangewezen voor:

  • a. een ondergrondse gasleiding, met een diameter van maximaal 42 inch en een druk van maximaal 66,2 bar, met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

8.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht binnen de voor 'Leiding' aangewezen gronden.

8.4 Afwijken van de bouwactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.3 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het diepploegen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

8.5.2 Uitzonderingen

Het sub 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

8.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De sub 8.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

9.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Leiding - Hoogspanningsverbinding.
  • b. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

9.2 Functieomschrijving
9.2.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s) mede aangewezen voor aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding; met de daarbij behorende;

  • a. masten en (veiligheids)voorzieningen;

9.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
    • 1. voor een 150kV hoogspanningsverbinding geldt een maximale bouwhoogte van 30 meter;
    • 2. voor een 380kV hoogspanningsverbinding geldt een maximale bouwhoogte van 60 meter;
  • b. Op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.4 Afwijken van de bouwactiviteiten
9.4.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.3 in die zin dat de in de Artikel 7 genoemde gebouwen of andere-bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
  • b. vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.

9.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsverbinding.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze activiteit wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.
  • b. het aanleggen of gebruiken van recreatieve voorzieningen of activiteiten binnen deze functie;

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende activiteiten te verrichten:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte niveau door ontgronding, ophoging of andere graafwerkzaamheden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • d. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • e. het aanleggen en/of slopen van bovengrondse opstallen, constructies, straatmeubilair, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van deze in lid 9.2 omschreven functie;
  • f. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • g. het aanleggen van zonneparken.

9.6.2 Uitzonderingen

Het sub 9.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • b. verband houden met de aanleg, aanpassing of onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen;
  • c. het onderhoud en beheer hetgeen krachtens de onderliggende functie is toegestaan.

9.6.3 Beoordelingsregels

De sub 9.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig kan worden geschaad. Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.
  • b. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding.
  • c. vooraf schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.

Artikel 10 Waarde – Archeologie 6

10.1 Functieomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

10.2 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 25.000 m² en groter en een diepte van meer dan 0,4 m onder maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
    Overlegging van een rapport is niet nodig, indien het gronden betreft die als verstoord zijn aangemerkt op de Archeologische verwachtingen- en waardenkaart d.d. 7 februari 2011 dan wel waarvan verstoring blijkt uit een eerder verleende omgevingsvergunning of uit andere formele bescheiden.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
10.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de functie 'Waarde – Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 25.000 m² en groter:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,4 m onder maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.

10.3.2 Uitzonderingen

Het sub 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

10.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De sub 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld sub 10.3.1 kan het advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Algemeen
11.1.1 Reclameaanduidingen

Voor het bouwen van reclameaanduidingen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 m².

11.1.2 Niet-overdekte zwembaden bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van niet-overdekte zwembaden bij een bedrijfswoning gelden de volgende voorwaarden:

  • a. De afstand achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m.
  • b. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • c. De afstand tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.

11.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Situering:
    • 1. bij (agrarische) bedrijfsgebouwen: de bebouwing mag uitsluitend worden gebouwd onder de (agrarische) bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat binnen de gebouwen ten hoogste één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitenplaats - dw' een decentrale afvalwaterzuiveringsvoorziening toegestaan over een oppervlakte van maximaal 40 m²;
    • 3. in overige gevallen: de bebouwing moet worden opgericht onder een bedrijfswoning en/of onder de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woonfunctie, met dien verstande dat deze aan één zijde maximaal 2 m buiten het bovengrondse gevelvlak mag uitsteken;
  • b. de inhoud van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan de inhoud van het gebouw waaronder de ondergrondse bebouwing wordt gebouwd;
  • c. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 5 m.

11.3 Toename oppervlakte bedrijfsgebouwen
11.3.1 Toename oppervlakte van een bedrijfsgebouw - vergunningplicht

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen zoals bepaald onder 7.3.9 met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte maximaal 2.000 m² bedraagt;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden uit 7.3.9 sub 2 en 4 t/m 7.
  • c. aangetoond is dat de uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.

11.4 Afwijking maten

In die gevallen, waarin de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan NL.IMRO.0823.TAMBGBROEKSTR3031-ONTW minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan voor de bestaande feitelijke situatie, uitgezonderd in geval van nieuwbouw.

 

Artikel 12 Algemene gebruiksactiviteiten

12.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de activiteiten zoals benoemd in Hoofdstuk 2 wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden in strijd met de op grond van dit plan geldende functie.
  • c. de nieuwvestiging van mestbewerking.

 

12.2 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing, die bestemd is voor de hoofdfunctie.

 

12.3 Aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is toegestaan om ruimten binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken te gebruiken voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. tot maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50 m² wordt gebruikt voor deze activiteiten;
  • b. het gebruik overeenkomstig de hoofdfunctie blijft mogelijk;
  • c. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning en/of het bijbehorende bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner is van de bedrijfswoning;
  • d. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • e. er geen detailhandel en/of groothandel ter plaatse plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  • f. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en van (agrarische) bedrijven.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Overige zone - boringsvrije zone
13.1.1 Omschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - boringsvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende functies, tevens bedoeld voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

13.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
  • a. Het is verboden om boringen of grondwerkzaamheden te verrichten zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, als de diepte meer is dan 10 m beneden maaiveld;
  • b. De omgevingsvergunning wordt geweigerd als:
    • 1. de werkzaamheden de beschermende kleilaag kunnen aantasten.
    • 2. de activiteiten en werken schadelijk kunnen zijn voor de grondwaterkwaliteit.

13.2 Overige zone - reservering waterberging
13.2.1 Omschrijving

Ter plaatse van Reservering waterberging strekt mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

13.2.2 Bepalingen

Als een omgevingsplan voorziet in de ontwikkeling van een gebruiks- of bouwactiviteit, bevat het omgevingsplan een onderbouwing van de wijze waarop de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft.

13.2.3 Afwijkingen

In afwijking van het tweede lid kan een omgevingsplan ter plaatse van Reservering waterberging een bouw- of gebruiksactiviteit mogelijk maken als:

  • a. reële alternatieven voor die bouw- of gebruiksactiviteit ontbreken;
  • b. in het omgevingsplan vervangende maatregelen zijn opgenomen die borgen dat het waterbergend vermogen van het gebied gelijk blijft; en
  • c. uit overleg met het waterschap blijkt dat hiertegen geen bezwaren bestaan.

Artikel 14 Algemene beoordelingsregels

14.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning:

  • a. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten te overschrijden;
  • b. de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen te overschrijden.

14.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 14.1, lid a, wordt slechts verleend indien en voor zover:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden alsmede de elders in dit hoofdstuk beschreven ruimtelijke -, cultuurhistorische -, landschappelijke - en natuurwaarden, en;
    • 2. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten met ten hoogste 10%, mits dit in verband met het realiseren van de functie noodzakelijk is of indien door de afwijking een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met direct aangrenzende percelen en/of bouwwerken: deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van eerder met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakte afwijkingen.
  • b. De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 14.1, lid b, wordt slechts verleend indien en voor zover:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden alsmede de elders in dit hoofdstuk beschreven ruimtelijke -, cultuurhistorische -, landschappelijke - en natuurwaarden, en;
    • 2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij de afwijking niet meer mag bedragen dan 10%

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met dit hoofdstuk strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.