direct naar inhoud van Regels
Plan: Westfields Fase 3 / ASML
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPWestfieldsfase3-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Westfields Fase 3 / ASML" met identificatienummer

NL.IMRO.0823.BPWestfieldsfase3-VAST van de gemeente Oirschot;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

een in de planregels dan wel op de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft dat mag worden bebouwd;

1.7 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijventerrein GDC

Het bedrijventerrein in de gemeente Eindhoven gelegen tussen Rijksweg A2 in het westen, Rijksweg A50 in het noorden, de spoorlijn Eindhoven-Boxtel in het oosten en de Oirschotsedijk / Antony Fokkerweg in het zuiden, zoals opgenomen op de kaartweergave in Bijlage 3.

1.10 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m boven peil is gelegen;

1.11 beperkt kwetsbaar opject

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moeten worden;

1.12 bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig of wordt gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan of het betreffende planonderdeel inwerking is getreden;
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 brainport-gelieerde logistiek

logistiek in de vorm van (grootschalige) logistieke bedrijven met bedrijfsactiviteiten gericht op logistiek, opslag en overslag, fulfillment, transport, verpakking, handling en, ten dienste van andere binnen de Brainport-regio gevestigde kennisintensieve bedrijven in de toelever- en maakindustrie dan wel hieraan gerelateerde toeleveranciers.

1.24 brainportregio

het gebied omvattende het grondgebied van de gemeenten zoals weergegeven op de kaartweergave in Bijlage 2.

1.25 dak

iedere boven beëindiging van een gebouw.

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.28 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.29 gebouwde parkeervoorziening

Parkeervoorziening voor personenauto's in een gebouw dan wel als onderdeel van een gebouw.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.32 geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.33 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.34 geluidzonneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.35 hogere grenswaarde

een maximum waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.36 hoofgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.38 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.39 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.40 ondergeschikte activiteit/functie

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.41 ondergronds bouwen

het geheel of gedeeltelijk oprichten van een bouwwerk beneden peil;

1.42 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.43 parkeervoorzieningen

Parkeervoorzieningen in de vorm van maaiveld-parkeren dan wel opgenomen in een gebouwde parkeervoorziening;

1.44 peil

hieronder wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.45 Poho

portefeuillehoudersoverleg Economie van het SGE, zijnde een overlegstructuur omvattende de wethouders economie van de diverse in het Stedelijk Gebied Eindhoven verenigde gemeenten.

1.46 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.47 raamprostitutie

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);

1.48 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico, c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.49 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 vogel aantrekkende bedrijvigheid
  • industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;
  • viskwekerijen met extramurale bassins;
  • opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
  • natuurreservaten en vogelreservaten;
  • moerasgebieden en oppervlakten groter dan 3 ha;
1.51 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

1.52 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.53 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.9 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt. Ten behoeve van trappen, welke onderdeel uitmaken van een hoofdgebouw, mag de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 2 meter bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - Brainport Logistiek / ASML

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor “Bedrijventerrein Brainport Logistiek / ASML”  aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. brainport-logistiek in de vorm van maximaal 60.000 m2 (grootschalige) logistieke bedrijven met bedrijfsactiviteiten gericht op logistiek, opslag en overslag, fulfillment, transport, verpakking, handling en distributie uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein – Brainport Logistiek als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, ten dienste van een binnen de Brainport-regio gevestigd bedrijf gericht op de vervaardiging van machines en apparaten op het gebied van geavanceerde lithografische systemen;
  • b. de opslag en uitstalling ten behoeve van de onder a. genoemde toegestane bedrijvigheid;
  • c. een bedrijf gericht op de vervaardiging van machines en apparaten op het gebied van geavanceerde lithografische systemen, ondergeschikt aan de onder a. genoemde toegestane bedrijvigheid;
  • d. erven en terreinen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kantooractiviteiten, voor zover ondergeschikt aan de bedrijven genoemd onder a. of c.;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. verkeersvoorzieningen;
  • k. geluidwerende voorzieningen;
  • l. voorzieningen van openbaar nut;
  • m. water, waterberging(en) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. wegen, straten, voet- en rijwielpaden.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 3.1.1:

Activiteiten die zijn opgenomen in bijlage C of D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt minimaal 20% en maximaal 70%;
  • d. de afstand van gebouwen tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 10 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in combinatie met een wal mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van reclamezuilen, mag niet meer bedragen dan 25 m.
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m.
3.2.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand van ondergrondse gebouwen tot een perceelsgrens met een ander bouwperceel mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • b. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m beneden peil.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. opslag en stalling, anders dan in bebouwing, buiten het bouwvlak;
  • b. een hoogte van opslag en stalling, anders dan in bebouwing, van meer dan 6 m;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor vogel aantrekkende bedrijvigheid;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting.
  • g. detailhandel;
  • h. in afwijking van sub g. geldt dat productiegebonden detailhandel is toegestaan, mits het ondergeschikte verkoop c.q. levering van goederen betreft in een ter plaatse gevestigd bedrijf voor zover deze goederen in dat bedrijf zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijn hiervan uitgezonderd.
3.3.2 Strijdig gebruik / voorwaardelijke verplichting Groene Corridor
  • a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt tevens gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Inrichtingsplan groene corridor opgenomen “Inrichtingsplan groene corridor”, ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven aanduiding 'groen'.
  • b. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt tevens gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Inrichtingsplan groene corridor opgenomen “Inrichtingsplan groene corridor”, ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven aanduiding 'groen'.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken ter plaatse van de overeenkomstig de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde, dat binnen 24 maanden na eerste ingebruikname van het eerste bedrijfsgebouw op de voor 'Bedrijventerrein – Brainport Logistiek / ASML' aangewezen gronden, ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven aanduiding 'groen', uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 4 opgenomen “Inrichtingsplan groene corridor”, ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing.
  • d. Burgermeester en wethouders kunnen de in lid b genoemde voorwaarde opnemen in een omgevingsvergunning.
3.3.3 Voorwaardelijke verpliching waterberging
  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging.
  • b. De locatie en inhoud van de waterberging wordt vastgesteld op basis van een hiertoe door Burgemeester en wethouders goed te keuren waterhuishoudkundig plan, waarbij heeft te gelden dat hydrologisch neutraal wordt ontwikkeld conform beleid en regelgeving uit de Keur Waterschap De Dommel 2015 en uit de Hemelwaterverordening Gemeente Oirschot 2020.
  • c. als de onder sub b. bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
3.3.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de Nota Parkeernormen Oirschot 2019 wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
  • b. Als de onder sub a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien dan wel voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Omgevingsvergunning toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a., voor het toestaan van brainport-logistiek in de vorm van (grootschalige) logistieke bedrijven met bedrijfsactiviteiten gericht op logistiek, opslag en overslag, fulfillment, transport, verpakking, handling en distributie uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein – Brainport Logistiek als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, ten dienste van andere binnen de Brainport-regio gevestigde kennisintensieve bedrijven in de toelever- en maakindustrie dan wel hieraan gerelateerde toeleveranciers, met inachtneming van het navolgende :

  • 1. in geval van nieuwbouw kan het op te richten bedrijfsgebouw niet binnen het in Bijlage 3 opgenomen grondgebied van bedrijventerrein GDC in Eindhoven worden gerealiseerd, dan wel de voorgenomen gebruiker hiervan zich niet op bedrijventerrein GDC wenst te vestigen en vestiging van deze gebruiker in het plangebied door het bevoegd gezag voldoende wenselijk wordt geacht,
  • 2. waarbij het bevoegd gezag zich moet laten voorzien van regionaal bestuurlijke advisering vanuit het PoHo, waarbij afstemming met de andere subregio's: De Peel, De Kempen en A2-gemeenten plaats zal vinden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 Luchtvaartverkeerzone
5.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de vliegverkeersveiligheid binnen de Inner Horizontal Surface en Conical Surface (IHCS) en het voorkomen van verstoringen binnen het verstoringsgebied rondom de start- en landingsbaan (Instrument Landing System; ILS).

5.1.2 Bouwregels

Op de in artikel 5.1.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 40 m.

5.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 5.1.2 en toestaan dat een hogere bouwhoogte wordt toegestaan dan 40 m, met dien verstande dat de werking van de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed en voorafgaand aan het verlenen van de ontheffing advies is ingewonnen bij de beheerd van het betrokken ILS (Dienst Vastgoed Defensie, Directie Zuid)

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  • b. de bij recht gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, wordt vergroot tot maximaal 10m;
  • d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 20 m;
  • e. de regels ten behoeve van de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie tot maximaal 100 m² bvo, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Westfields Fase 3 / ASML".