4.3 Natuur en soorten
4.3.1 Scan natuurwaarden
Met de notitie 'Scan natuurwaarden Sportpark De Klep' wordt inzichtelijk gemaakt welke natuurwaarden rond het Sportveld aanwezig zijn. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de eventuele consequenties zijn van de geplande ontwikkelingen ten aanzien van de op het sportveld en in de directe omgeving aanwezige natuurwaarden. Hiertoe is een veldbezoek uitgevoerd om een beeld te krijgen van het sportveld en de directe omgeving en om te beoordelen waar de natuurkwaliteiten liggen. De waarnemingen zijn opgenomen in de scan natuurwaarden. De aanwezige biotopen zijn beoordeeld op de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Daarnaast zijn daar waar nodig was, verspreidingsgegevens van bijzondere soorten opgevraagd.
Op basis van bestaande gegevens, aangevuld met de veldwerkgegevens kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
- Mogelijke negatieve effecten (lichtverstoring) vanuit de voorgenomen ingreep op de instandhoudingsdoelen van de aanwezige habitattypen en –soorten van het nabijgelegen Habitatrichtlijngebied Kempenland-West kunnen worden uitgesloten;
- De voorgenomen ingreep heeft mogelijk een negatief effect (lichtverstoring) op de wezenlijke kenmerken en waarden van de ten oosten van het sportveld aangrenzende EHS. Tevens zijn negatieve effecten te verwachten op de nabijgelegen Robuuste Verbinding De Beerze en de aangewezen GHS-Landbouw (Natuurontwikkelingsgebied);
- Het ten oosten van het sportveld aangrenzende gemengd loofbos vormt een geschikt leefgebied voor enkele algemeen voorkomende en kwetsbare broedvogels. Echter, er zijn geen jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels aangetroffen, die mogelijk negatief beïnvloed kunnen worden vanuit de voorgenomen ingreep;
- De voorgenomen ingreep heeft mogelijk een negatief effect op aanwezige algemeen voorkomende soorten grondgebonden zoogdieren. Er geldt een vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen ten aanzien van algemeen beschermde zoogdieren. Er zijn mogelijke negatieve effecten te verwachten op de aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen van Eekhoorns;
- Er zijn op relatief korte afstand van de te verlichten locatie, geschikte vaste verblijfplaatsen aangetroffen van Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis, Gewone grootoorvleermuis en Rosse vleermuis aangetroffen. Tevens vormt de nabijgelegen Kleine Beerze en de randen van het te verlichten sportveld een geschikte migratieroute voor de genoemde soorten. De verlichting van omliggende sportvelden, de open situering van bewoning te midden van het ten oosten aanwezige smal bosgebied en de nabijgelegen Kleine Beerze vormen een geschikt foerageergebied voor de Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Gewone grootoorvleermuis en Rosse vleermuis en Watervleermuis;
Aanbevelingen
Op basis van de conclusie kunnen enkele aanbevelingen worden gedaan:
- Voor de mogelijk negatieve effecten die ontstaan met de voorgenomen ingreep op de EHS de Robuuste verbinding Beerze en GHS-Landbouw (Natuurontwikkelingsgebied), dient het zogenaamde ‘compensatiebeginsel’ te worden uitgewerkt. In het compensatiebeginsel wordt vastgesteld in welke mate de te plaatsen verlichting ‘verstoring’ van de wezenlijke kenmerken en waarden veroorzaakt;
- Om de mate van effect vanuit de voorgenomen ingreep op de wezenlijke waarde van de aangrenzende EHS en Robuuste Verbinding de Beerze te bepalen dient een verspreidingsonderzoek naar lichtgevoelige soortgroepen te worden uitgevoerd. Deze dient zich te richten op de aanwezigheid van broedvogels vaste rust- en verblijfplaatsen van Eekhoorns en functionele elementen binnen het leefgebied van vleermuizen;
- Het verspreidingsonderzoek broedvogels dient conform SOVON methodiek uitgevoerd te worden tussen maart en juli in minimaal 9 ronden;
- Het aanvullende onderzoek naar de functionaliteit voor vleermuizen van het te verlichten sportveld en de directe omgeving dient uitgevoerd te worden conform gedragsprotocol vleermuisonderzoek.
4.3.2 Aanvullend onderzoek natuurwaarden
Uit de aanbevelingen van de scan natuurwaarden is gebleken dat aanvullend onderzoek moest worden gedaan naar de aanwezigheid van broedvogels en vleermuizen. Dit onderzoek heeft plaatsgevongen in voorjaar en zomer van 2010. Uit dit onderzoek is gebleken dat er het onderzoeksgebied een leefgebied vormt voor diverse algemeen voorkomende broedende zangvogels. De algemene soorten betreffen Koolmezen, Pimpelmezen, Vinken, Winterkoningen en Merels. Deze soorten zijn verspreid rondom het te verlichten sportveld aangetroffen, waarbij er in de groenelementen diverse nestplaatsen en territoria zijn aangetroffen. Het gemengd loof- en naaldbos aan de oostzijde van het te verlichten sportveld vorm een leefgebied voor een grotere diversiteit aan broedvogels. In dit deel zijn enkele typerende soorten als de Tjiftjaf, Fluiter, Grote bonte specht en Boomkruiper aangetroffen. Deze soorten zijn enkel beschermd tijdens het broedseizoen. Er zijn geen jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels gevonden. Het strekt de aanbeveling om de lichtmasten buiten deze kwetsbare periode (15 maart - 15 juli) te plaatsen en vooraf aan het broedseizoen te starten met het gebruiken van de verlichting.
Uit het aanvullende onderzoek naar vleermuizen is gebleken dat er zich geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen binnen het onderzoeksgebied bevinden. Er kan met enige zekerheid geconcludeerd worden dat er een verblijfplaats wordt gevormd door Gewone dwergvleermuizen in het aanwezige gebouw aan de noordoostzijde van het te verlichten kunstgrasveld. Dit houdt in dat het waargenomen gedrag hoogstwaarschijnlijk leidt tot de vorming van een verblijfplaats van de soort. Het strekt de aanbeveling om voor het indicerende gedrag voor vestiging van een verblijfplaats van de soort, een alternatief te bieden door vooraf aan de plaatsing van de lichtmasten een drietal vleermuiskasten aan de lichtarme kant van het gebouw op te hangen. Hierdoor wordt een passend alternatief geboden en zal met het plaatsen van de vleermuiskasten een ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet achterwege kunnen blijven.
4.3.3 Compensatiebeginsel
Uit de aanbevelingen van de natuurscan bleek ook dat het compensatiebeginsel moet worden uitgewerkt om op die manier aan te tonen in welke mate de te plaatsen verlichting ‘verstoring’ van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied en de daar aanwezige soorten veroorzaakt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat voor gebiedsbescherming de plaatsing van de lichtmasten op het sportpark geen (significant) negatieve effecten op Natura 2000-gebieden of beschermde natuurmonumenten heeft. Tevens wordt geconcludeerd dat met de plaatsing van de lichtmasten aan de oostzijde van het sportveld de grenswaarde van het aangewezen EHS-gebied (maximaal 2 lux tot 23.00) overschreden wordt tot een afstand van enkele meters binnen het gebied. Echter, met het nemen van enkele mitigerende maatregelen zal deze afstand naar verwachting verder terug worden gedrongen, waardoor naar verwachting de huidige kwaliteit en mogelijke toekomstige kwaliteitsverbeteringen van het EHS-gebied in de omgeving van het sportpark niet in het geding zal komen. Op basis van onderzoek naar lichtgevoelige soorten is de kwaliteit van de aangrenzende EHS als zeer laag te waarderen en zijn de gevolgen van lichtverstoring te beperken door het nemen van mitigerende maatregelen.
Voor wat betreft soortenbescherming wordt hetvolgende geconcludeerd:
-
1. Met de plaatsing van de lichtmasten op het sportpark worden geen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden ten aanzien van beschermde soorten planten, grondgebonden zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelden;
-
2. Indien de lichtmasten in het broedseizoen van vogels geplaatst worden, dan kunnen daarmee vogels worden verstoord die in de bomen of de beukenhaag rondom de sportvelden broeden. Wanneer het plaatsen van de masten buiten het broedseizoen van vogels plaatsvindt, dan worden ten aanzien van vogels geen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden;
-
3. Er bevindt zich een vliegroute van Gewone dwergvleermuis langs de bomenrijen langs reeds aanwezige lichtmasten aan de zuidzijde van het sportterrein. Hieruit blijkt licht geen noemenswaardig effect te hebben op de vliegroutes van deze Gewone dwergvleermuis. Het plaatsen van lichtmasten rondom het sportveld zal daarom geen noemenswaardig effect hebben op de aanwezige vliegroutes van de Gewone dwergvleermuis, indien vergelijkbare lichtmasten als de reeds aanwezige masten, zullen worden geplaatst. Daarnaast zal aan de schaduwzijde van het gebouwtje aan de noordoostzijde van het sportveld een drietal vleermuiskasten worden geplaatst voor de Gewone dwergvleermuis om de functionaliteit van een toekomstige winterverblijfplaats voldoende te kunnen ondervangen en de functionaliteit van het leefgebied te garanderen. Deze kasten zullen onder begeleiding van een deskundige op het gebied van vleermuizen worden geplaatst;
-
4. Indien de lichtmasten ruimschoots vooraf aan het broedseizoen van vogels worden geplaatst en er met geschikte afschermkappen wordt gewerkt, zodat er alleen directe lichtuitstraling op de sportvelden plaatsvindt, dan worden geen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden en is nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet niet noodzakelijk.
De mitigerende maatregelen bestaan dus uit het plaatsen van vleermuiskasten en het plaatsen van de masten buiten het broedseizoen en voorzien van afschermkappen.