direct naar inhoud van Regels
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven Noordwest, Oirschot en Best met identificatienummer NL.IMRO.0823.BPBGWEGINFRA-VAST van de gemeente Oirschot.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.6 abiotische waarden

het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bestaande situatie
  • bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 brug

een permanente verbinding in een weg of pad over een andere weg dan wel water.

1.20 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

1.21 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door het college van bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.22 diepte bodemingreep

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau).

1.23 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.

1.24 faunavoorziening

een voorziening inclusief toeleidende rasters die het dieren mogelijk maakt openbare infrastructuur veiliger over te steken.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, met uitzondering van een brug.

1.26 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.27 kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.

1.28 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.29 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.30 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.31 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.33 oppervlakte bodemingreep

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.

1.34 peil (straatpeil)

0,3 meter boven kruin van de weg.

1.35 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.36 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.5 het bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.6 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en natuurwaarden;
  • d. kunstobjecten;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);

met daarbij behorende:

  • f. extensieve recreatie, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • g. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie. Daarbij gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte is 15 m2.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de onder 3.1 bedoelde bestemming. Daarbij gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen;
  • c. beoefenen van (lawaai)sporten;
  • d. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden, vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties;
  • e. in wijking van het bepaalde in sub d. is het gebruik van de gronden zoals genoemd in sub d. toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar van de Minister van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf. Een verklaring van geen bezwaar wordt uitsluitend afgegeven als aan de hand van fauna-effectenstudie kan worden aangetoond dat het gewenste grondgebruik niet leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van en naar de luchthaven Eindhoven;
  • f. indien binnen 3 jaar na ingebruikname van de weg zoals bedoeld in artikel 5.1 van dit plan de kwaliteitsverbetering van het landschap overeenkomstig Bijlage 3 (Ruimtelijke kwaliteitsverbetering) bij deze regels niet is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.
3.3.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.1 of lid 3.2.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gericht zijn op het natuurbelang of de natuurbeleving, zoals uitkijktorens, kijkhutten en vleermuiskelders, en met een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding van de aanwezige ecologische, natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  • b. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw;
  • c. het houden van militaire oefeningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. agrarisch natuurbeheer;
  • g. onderhoudswegen;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. informatievoorzieningen;
  • j. flora- en faunavoorzieningen;
  • k. voorzieningen ten behoeve van natuurspelen uitsluitend na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 4.6.1;

met de daarbij behorende:

  • l. infrastructurele voorzieningen;
  • m. voorzieningen van algemeen nut.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 ten behoeve van:

4.3.1 Erfafscheidingen

Het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 5 meter, mits dit noodzakelijk is voor het landsbelang.

4.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter waarborging van het watersysteem zodat hydrologisch neutraal wordt ontwikkeld.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het kappen van bos, tenzij dit plaats vindt ten behoeve van:
    • 1. de aanleg van de weg;
    • 2. normaal onderhoud en/of natuur- dan wel landschapsbeheer;
    • 3. de verlegging van de koolwaterstofleiding en er herplant plaatsvindt.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod (algemeen)

Het is verboden op of in de gronden bedoeld in dit artikel, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. aanleggen van verhardingen;
  • c. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende werkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen als parkeerplaatsen.
4.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 4.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de aanleg van de nieuwe infrastructuur waarop de bestemming 'Verkeer' toeziet;
  • e. noodzakelijk zijn voor de verlegging van de koolwaterstofleiding;
  • f. betreffen het verharden van zandpaden voor een lengte van maximaal 20 meter uit de doorgaande weg waarop het pad aansluit.
4.6.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de ecologische, natuurwetenschappelijk en landschappelijke functies en waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. het werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis betreft dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • c. de werken of werkzaamheden hydrologisch neutraal plaatsvinden. Om de aard en omvang van de benodigde maatregelen vast te stellen dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, busstroken en busbanen, alsmede opstelstroken, in- en uitvoegstroken en op- en afritten, bestaande uit maximaal 2x1 doorgaande rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. faunavoorzieningen;
  • g. kunstwerken, zoals bruggen, tunnels of duikers;

met daarbij behorende:

  • h. bushaltes;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  • j. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en ten behoeve van voorzieningen voor duurzame energie. Daarbij gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van gebouwen is 3 meter;
  • b. de maximum oppervlakte van gebouwen is 15 m2.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de onder 5.1 bedoelde bestemming. Daarbij gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van kunstwerken is 8 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 4 meter;
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels met het oog op de realisering van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of het opwekken van duurzame energie, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer tot maximaal 100 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 5.1 wordt in ieder geval gerekend:

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4 (gebied met hoge archeologische verwachting)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4 (gebied met hoge archeologische verwachting)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de instandhouding en de bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² en groter en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan het schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (gebied met hoge archeologische verwachting)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 500 m² en groter:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
6.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd inclusief het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Het bevoegd gezag kan de verbeelding van het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (gebied met hoge archeologische verwachting)':
    • 1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
    • 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
    • 3. wordt verwijderd.
  • b. Alvorens de wijziging als bedoeld onder a wordt uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 7 Waarde - Geomorfologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de aanwezige aardkundige waarden.

7.2 Bouwregels

Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag:

  • a. het verlagen, afgraven, ophopen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanbrengen van verhardingen.
7.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. Het bepaalde in artikel 7.3 onder a is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige aantasting van de bodemstructuur.
  • b. Het bevoegd gezag verleent uitsluitend een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 7.3 onder a na schriftelijk advies van een deskundige inzake geomorfologie.
7.3.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 7.3 onder a is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied.

Artikel 8 Waterstaat - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. oppervlaktewateren, zoals beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  • b. waterberging en waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • c. andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde dubbelbestemming worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 4 meter.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere op de verbeelding aangewezen bestemmingen (enkelbestemmingen) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door het bouwen het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant' wordt de in de Verordening ruimte 2014 opgenomen aanduiding voor de NNB verwijderd.

10.2 overige zone - te realiseren Natuur Netwerk Brabant - evz

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - te realiseren Natuur Netwerk Brabant - evz' wordt natuur toegevoegd vanwege nieuw te realiseren ecologische verbindingszone. .

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken met een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 meter is, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald. Uitsluitend kan worden afgeweken van de maximale bouwhoogte mits bij de beheerder van het ILS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 meter is. Uitsluitend kan worden afgeweken van de maximale bouwhoogte mits bij de beheerder van het ILS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven en de grenzen van de (functie)aanduidingen zodanig te wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of wordt vergroot en de grenzen van die (functie)aanduidingen daarbij met niet meer dan 5 meter worden verschoven.

12.1.1 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 12.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven Noordwest, Oirschot en Best.