Plan: | Kabeltracé 150-kV Boxtel-Oirschot |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0823.BPBG150kvOIRBOX-VAST |
Om de hoogspanningsinfrastructuur rondom Boxtel en Oirschot te versterken en robuust te maken voor de toekomst heeft TenneT in 2015 het hoogspanningsnet tussen het hoogspanningsstation Boxtel en het Opstijgpunt Oirschot uitgebreid met een nieuwe 150 kV verbinding. Deze verbinding is aangelegd op basis van een Omgevingsvergunning (uitvoeren van werk of werkzaamheden). TenneT wil de nieuwe verbinding ook planologisch verankerd hebben. Hiervoor worden drie bestemmingsplannen aangepast. Het tracé zal worden opgenomen als dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanning'.
De ondergrondse verbinding tussen Boxtel en Oirschot heeft een totale lengte van 8,6 km. Het tracé heeft een lengte van circa 4,4 kilometer in Boxtel en circa 4,2 km in Oirschot.
In de afbeelding hieronder is het plangebied en de ligging van het tracé weergegeven. Het plangebied strekt zich uit over twee gemeenten; de gemeente Boxtel en de gemeente Oirschot. Beide gemeenten zijn gelegen in de provincie Noord-Brabant.
Afbeelding: Ligging van het leidingtracé (rood). Inzet: ligging in Nederland (ster).
In de gemeente Boxtel is in 2015 een hoogspanningsstation gebouwd op bedrijventerrein Vorst, dit is in een aparte planologische procedure mogelijk gemaakt. Vanaf het hoogspanningsstation loopt de kabel via Vorst, Kinderbos, Middenhoef en Polsdonken. In de gemeente Oirschot takt de 150kV kabel aan op de 150kV verbinding Eindhoven-Geertruidenberg. De al eerder aangelegde kabel in de gemeenten Boxtel en Oirschot loopt onder agrarische grond door. Er zijn een aantal agrarische bedrijven en woningen in het plangebied gesitueerd. Tevens liggen er wegen, bospercelen en kleine watergangen in het plangebied. Daarnaast lopen er door het plangebied diverse kabels en leidingen.
Het voorliggend plan heeft betrekking op het zuidelijkste gedeelte van het kabeltracé. Dit deel loopt door de gemeente Oirschot. Het heeft betrekking op het kabeltracé gedeelte dat door het bestemmingsplan 'Buitengebied, gemeente Oirschot (2013)' loopt.
De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de bestemmingsplannen:
Voorliggend bestemmingsplan zorgt voor planologische verankering van de kabelverbinding in het bestemmingsplan 'Buitengebied'. De andere twee delen van het tracé worden via twee andere bestemmingsplannen verankerd in de geldende bestemmingsplannen. Het tracé wordt verankerd in de bestemmingsplannen om het tracé te kunnen beschermen tegen planologische ontwikkelingen en activiteiten. Door middel van een omgevingsvergunning (uitvoeren van werk of werkzaamheden) is de aanleg van het kabeltracé reeds mogelijk gemaakt.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtkracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.
In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het initiatief. In 2.1 wordt aandacht besteed aan het geldende beleidskader in het plangebied. In 3.2.4 zijn de ruimtelijke- en milieuaspecten opgenomen. In Bijlage 2 is de plansystematiek weergegeven. 4.3 sluit deze toelichting af door middel van een beschouwing over de uitvoerbaarheid.
Het kabeltracé is reeds aangelegd. Dit is door middel van een omgevingsvergunning (uitvoeren van werk of werkzaamheden) mogelijk gemaakt. Hierdoor is het tracé niet planologisch verankerd in de bestemmingsplannen. Het tracé is daardoor niet beschermd tegen planologische ontwikkelingen en activiteiten. Dit brengt risico's met zich mee in de stabiliteit van het energienet omdat het tracé gevoeliger is voor beschadigingen. Doordat het niet planologisch is verankerd is het niet duidelijk waar precies het tracé geraakt kan worden en kunnen er geen regels of voorwaarden gesteld worden aan planologische ontwikkelingen die mogelijke negatieve effecten hebben op de kabel. Het is daarom noodzakelijk het kabeltracé planologisch vast te leggen waardoor het beschermd en beheerbaar is.
Het tracé van Boxtel naar Oirschot loopt vanaf het zuiden bij de gemeentegrens van Boxtel de gemeente Oirschot binnen (zie de afbeelding hieronder). Ter hoogte van de Brinksdijk komt het tracé in het noorden de gemeente Oirschot binnen. Vanaf de Brinksdijk volgt het tracé Soeperdonken richting het zuiden tot aan de Priemsteeg. Onderweg werden de Steenrijt en bovenliggende bosschages gekruist deze zijn door middel van een gestuurde boring gekruist. Het tracé loopt verder parallel met de Priemsteeg. Onderweg is het tracé aangetakt aan de 150kV verbinding Eindhoven-Geertruidenberg. Het tracé blijft naar het zuiden lopen, parallel aan de Melklanden. Ten westen van Ekerschot is het tracé aangesloten op de 150kV verbinding Best-Tilburg Noord, hier eindigt het van het kabeltracé.
Het trace begint in de gemeente Boxtel bij het hoogspanningsstation bij het datacenter op bedrijventerrein Vorst. Het kabeltracé loopt door de gemeente Boxtel door het bestemmingsplannen 'Buitengebied, 2012', 'Bedrijventerrein Ladonk, 2013' en 'Bedrijventerrein Vorst, 2002' die in het bestemmingsplan NL.IMRO.0757.BP01TRACEBOXTEL1-OTW1 en L.IMRO.0757.BP01TRACEBOXTEL2-OTW1 planologisch vastgelegd worden.
Afbeelding: Kabeltracé gedeelte in de gemeente Oirschot
Het kabeltracé is reeds aangelegd. Dit is door middel van een omgevingsvergunning (uitvoeren van werk of werkzaamheden) mogelijk gemaakt. Hierdoor is het tracé niet planologisch verankerd in de bestemmingsplannen. Het tracé is daardoor niet beschermd tegen planologische ontwikkelingen en activiteiten, daarom wordt door middel van dit bestemmingsplan een beschermingszone aangelegd ten behoeve van de kabelverbinding.
De kabelverbinding is hoofdzakelijk aangelegd door middel van een open ontgraving. Daar waar nodig en bij kruisingen van een aantal (water)wegen, is de kabel aangelegd door middel van gestuurde boringen. De kabelsleuf die gegraven moest worden om de kabel aan te leggen was ter hoogte van het maaiveld ongeveer 2,5 meter breed. De kabels zijn met een onderlinge afstand van 2 meter van elkaar neergelegd op een diepte van 1,8 meter. In de sleuf is back-fill zand geplaatst waarna de kabel met een lengte van 1000 tot 1200 meter in de sleuven is aangebracht. Daarna is de sleuf aangevuld met de uitgegraven grond en is deze goed gedicht. Ten slotte is het tracé afgewerkt en ingezaaid volgens de wens die de grondgebruiker of grondbeheerder destijds hadden.
Naast open ontgravingen hebben er ook boringen plaatsgevonden, dit waren horizontaal gestuurde boringen. Het kenmerk van een gestuurde boring is dat de boring vanaf het maaiveld heeft plaatsgevonden en dat een zodanige gronddekking is gekozen zodat er geen invloed is opgetreden naar de bovengrond. Hiermee zijn directe werkzaamheden aan watergangen en wegen voorkomen. De diepte van de delen in het tracé die geboord zijn lag op minimaal 5 meter onder maaiveld.
Dit hoofdstuk geeft een nadere toelichting op het relevante ruimtelijke beleidskader. Er volgt hieronder een korte samenvatting per relevant beleidsgebied.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit en de Mobiliteitsaanpak. Het Rijk zet in de SVIR uiteen welke nationale belangen het heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten hiervoor worden ingezet.
Met de SVIR wordt een andere koers ingezet in het nationale ruimtelijk beleid. Er is nu vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale benadering met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven en laat dan ook meer over aan provincies en gemeenten. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de SVIR uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Dit betekent dat het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen, waarvoor het verantwoordelijk is en resultaat wil boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
In de SVIR wordt ten aanzien van energieontwikkelingen en transitie aangegeven dat een toekomstbestendige energievoorziening van vitaal belang is voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie (gas, elektriciteit) een cruciale rol. Deze is in Nederland van hoog niveau. De komende decennia groeit de vraag naar elektriciteit en gas in Nederland nog gestaag (uitgaande van GE-scenario). Het opvangen van deze groei en het handhaven van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid, vraagt om uitbreiding van het productievermogen en de energienetwerken.
Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Eén van deze hoofddoelen is het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Subdoel daarbij zijn onder andere het efficiënt gebruik van de ondergrond en ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
De ruimtebehoefte en het beleid voor ruimtelijke inpassing voor de nationale elektriciteitsinfrastructuur (220 kV en meer) zijn uitgewerkt in het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III) en ruimtelijk geborgd in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro). Deze ontwikkeling betreft een (planologische verankering van een reeds aangelegde) 150 kV-verbinding en valt hiermee niet onder de nationale elektriciteitsinfrastructuur.
De nationale belangen die juridisch moeten doorwerken in ruimtelijke plannen van provincies en gemeenten worden vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro). Het Barro is in 2011 deels inwerking getreden.
In het Barro zijn de onderwerpen mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken reeds opgenomen. Op 1 oktober 2012 is een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Wat betreft de elektriciteitsvoorziening zijn bestaande hoogspanningsverbindingen opgenomen. Voor hoogspanningsverbindingen, waaronder ook de schakel- en transformatorstations vallen zijn de volgende regels opgenomen:
Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de regels van het Barro.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:
In de Structuurvisie wordt aandacht besteed aan ondergrondse infrastructuur in de vorm van buisleidingen. Er wordt niet specifiek ingegaan op infrastructuur ten behoeve van elektriciteitsvoorziening.
Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 8 juli 2017 de Verordening ruimte 2014 gewijzigd vastgesteld (actualisatie 2017). Op 11 juli 2017 heeft Gedeputeerde Staten een aanvullende wijziging vastgesteld. Sinds 1 januari 2018 is er een geconsolideerde versie. In de Verordening staan onderwerpen uit de provinciale structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De verordening bevat algemene regels voor de bevordering van ruimtelijke kwaliteit. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten. Verder worden de volgende structuren onderscheiden:
Het grootste gebied van het kabeltracé valt in de Verordening ruimte binnen de zogenoemde groenblauwe mantel. Het beleid in de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten de EHS. De groenblauwe mantel biedt in beginsel geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal-)intensieve vormen van recreatie en landbouw (zoals de bouw van kassen, (bezoekers-)intensieve recreatie, of concentratiegebieden voor intensieve landbouwfuncties).
In de verordening ruimte wordt verder niet specifiek ingegaan op ondergrondse infrastructuur en de elektriciteitsvoorziening.
Het Provinciaal Milieu- en Waterplan (PMWP) staat voor het samenwerken aan schone, gezonde en veilige leefomgeving. De Agenda van Brabant plaatst het provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het Provinciaal Milieuplan 2012-2015 en het Provinciaal Waterplan 2010-2015 gaven hier eerder invulling aan. Nu is de water- en milieuopgave in een plan geïntegreerd. Het plan is afgestemd op de verplichtingen uit de Europese Kaderrichtlijn Water.
De doelen die zijn gesteld in het PMWP zijn:
Het PMWP is een niet op zichzelf staand document. Er zijn daarnaast een provinciaal natuurbeleidsplan, een energieplan en beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken. Het PMWP vult deze plannen aan waar er grote raakvlakken zijn met milieu- en waterbeleid.
In het PMWP wordt niet specifiek ingegaan op ondergrondse infrastructuur en de elektriciteitsvoorziening. Ook wordt gesproken over Externe Veiligheid gesproken in het plan. Hier komt echter niet het aspect hoogspanningsleiding of ondergrondse infrastructuur specifiek in voor.
Deze agenda vormt het kader voor het energiebeleid van de provincie Noord-Brabant tot en met 2020. Het perspectief van het energiebeleid is gericht op langetermijndoelen waarbij de duurzame energietransitie kansen voor de Brabanders en de provincie oplevert.
In de agenda wordt ruimschoots aandacht besteed aan de toekomstige duurzame energievoorziening, waarin decentrale productie en distributie van elektriciteit een prominente rol speelt. Er wordt gesproken over het versterken van het elektriciteitsnetwerk, maar niet specifiek over het (ondergrondse) hoogspanningsnetwerk
De vigerende bestemmingsplannen in de gemeenten Boxtel en Oirschot regelen het huidige gebruik in het plangebied. Dit huidige gebruik is met name agrarisch, en op sommige locaties recreatie, bedrijf, water of natuur. Om ook de bestemming 'Hoogspanning - Leiding' te borgen in het bestemmingsplan, is voorliggend plan opgesteld.
Op 26 september 2017 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Oirschot vastgesteld. Deze visie is in nauwe samenwerking met de bevolking tot stand gekomen. De gemeente Oirschot beschikt over talloze kwaliteiten: prachtige natuurgebieden, een fraai landschap en indrukwekkende cultuurhistorie. Met aantrekkelijke woonkernen, kansen om te ondernemen, mogelijkheden om te werken én de vrije tijd door te brengen. De gemeente wil dat Oirschot ook in de toekomst een fijne, gezonde en veilige gemeente is om te wonen, werken en te recreëren, daarom heeft de gemeente de Omgevingsvisie opgesteld.
De visie gaat uit van vertrouwen en ruimte voor eigen initiatief. De visie bevat koersbepalende uitspraken en vormt een inspiratiekader voor initiatieven. De visie geeft de gemeente een handvat voor de beoordeling van plannen van inwoners en initiatiefnemers en het zorgt voor houvast bij het bepalen van uitgangspunten voor regionale opgaven. Het doel (een fijne plek om te wonen, werken en recreëren) staat centraal, evenals het maatwerk dat hiervoor nodig is.
De visie legt het beleid voor de toekomst van Oirschot vastgelegd in acht thema’s en vijf gebieden. Deze zijn nauw verbonden aan de kernboodschap. De thema’s en gebieden en de wijze waarop Oirschot hieraan sturing wil geven, zeggen niet alleen iets over inhoud en rolverdeling, maar ook veel over de identiteit van Oirschot.
Het plan voorziet enkel in een planologische verankering in het bestemmingsplan. Het kabeltracé is eerder aangelegd door middel van een omgevingsvergunning, toen is de nut en noodzaak aangetoond. De huidige nut en noodzaak om het tracé planologisch te verankeren is om de kabel te kunnen beheren en beschermen tegen planologische ontwikkelingen, zie paragraaf 2.1. De kabelverbinding wordt beschermd door het opnemen van een beschermingszone voor de kabel. De omgevingsvisie geeft ruimte aan het mogelijk planologisch verankeren van de kabel.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Alle onderzoeken zijn destijds gedaan voorafgaand aan de realisatie van het kabeltracé. Deze onderzoeken zijn door middel van een expert judgement in een oplegnotitie beoordeeld op de actualiteit en bruikbaarheid, waar mogelijk zijn er aanvullingen gedaan. Deze oplegnotitie maakte het mogelijk om alle eerder uitgevoerde onderzoeken te gebruiken. Daarnaast wordt er geen kabeltracé aangelegd en gaat het nu enkel om planologische vastlegging in het bestemmingsplan van de kabel.
Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die destijds zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.
Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen.
De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling, een m.e.r.-beoordeling of een m.e.r.-plicht.
Het aanleggen van nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbindingen staat genoemd in de categorie D24.2 van het Besluit m.e.r. Dit betekent dat de activiteit "aanleg, wijziging of uitbreiding van een ondergrondse hoogspanningsleiding" niet direct m.e.r.-plichtig is, maar mogelijk wel m.e.r.-beoordelingsplichtig. Aangezien de kabelverbinding tussen Boxtel en Oirschot al gerealiseerd is, is geen sprake van de aanleg van een ondergrondse hoogspanningsverbinding. Om deze reden geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht.
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe kabelverbinding is voor het thema bodem eerder onderzoek gedaan naar de effecten van de aanleg van de kabelverbinding. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Voor het kabeltracé in Vorst is later een extra onderzoek uitgevoerd omdat in dit het gebied het tracé was gewijzigd, zie bijlage 2. Deze onderzoeken zijn door middel van een expert judgement in een oplegnotitie beoordeeld op de actualiteit en bruikbaarheid, waar mogelijk zijn er aanvullingen gedaan (zie bijlage2. Deze oplegnotitie maakte het mogelijk om alle eerder uitgevoerde onderzoeken te gebruiken.
Onderzoeksresultaten
Voor de eerdere aanleg van het kabeltracé binnen de gemeente Oirschot is een verkennend bodemonderzoek en milieuhygiënisch bodemonderzoek uitgevoerd in 2011 (Aveco de Bondt, 2011). Dit onderzoek is destijds (2011) uitgevoerd voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van de kabelverbinding. Om de kabelverbinding en beschermingszone op te nemen in het bestemmingsplan als dubbelbestemming is een herziening van bestemmingsplannen noodzakelijk. Om het onderzoek uit 2011 te kunnen gebruiken is middels een oplegnotitie door Arcadis Nederland b.v. (2018) het rapport geupdate.
De doelstelling van de onderzoeken was het vastleggen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het tracé.
Resultaten
Uit het onderzoek bleek destijds dat de boven- en ondergrond in de gemeente Oirschot grotendeels niet tot plaatselijk licht verontreinigd te zijn met zware metalen (kobalt). In de overige mengmonsters van de zintuiglijk onverdachte boven- en ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde gehalten ten opzichte van de normwaarden gemeten. Er werden echter geen asbestverdachte materialen waargenomen.
In de grondwatermonsters zijn licht verhoogde concentraties aan barium aangetoond, deze worden beschouwd als zijnde van natuurlijke oorsprong en niet als verontreiniging. Incidenteel komen in het grondwater licht verhoogde concentraties voor aan zink.
In de rest van het plangebied zijn tijdens de bemonstering van de grond en het grondwater geen visuele kenmerken van bodemverontreinigingen opgemerkt.
Conclusie
Sinds het uitgevoerde onderzoek in 2011 hebben er, voor zover bekend, geen werkzaamheden en/of bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden die de bodemkwaliteit hebben kunnen verslechteren. De actuele bodemkwaliteit verschilt hiermee niet wezenlijk met de situatie tijdens het onderzoek uit 2011. De lichte verontreinigingen in de grond betreffen uitsluitend immobiele parameters die zich niet/nauwelijks verspreiden en/of afbreken.
Het planologisch verankeren van de 150 kV-verbinding heeft geen effecten tot gevolg voor het thema bodem.
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe kabelverbinding is voor het thema natuuronderzoek gedaan naar de effecten van de aanleg van de kabelverbinding. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3. In een aparte bijlage (bijlage 4) is een lijst opgenomen van type beplanting die is toegstaan nabij het kabeltracé.
TenneT TSO B.V.heeft tussen Boxtel en Oirschot een 150kV ondergrondse kabel aangelegd. Bureau Waardenburg is destijds door TenneT gevraagd om hiervoor onderzoeken uit te voeren ten behoeve van de voorbereiding en vergunningen. Toen is onderzocht of de ingreep effecten kon hebben op beschermde soorten en gebieden krachtens de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet.
Om de kabelverbinding op te nemen in het bestemmingsplan als dubbelbestemming is een herziening van bestemmingsplannen noodzakelijk. Om de onderzoeken uit 2011 te gebruiken is middels een oplegnotitie door Arcadis Nederland b.v. (2018) het rapport geüpdatet.
Een deel van het hoogspanningstracé ligt in een Natuur Netwerk Nederland (NNN) gebied. Dit gebied is in het noorden van de gemeente Oirschot gelegen (zie afbeelding hieronder). Op circa 650 meter van het plangebied voor de kabelverbinding ligt het Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen.
Effecten op beschermde gebieden
De ingreep heeft destijd niet geleid tot negatieve effecten ten aanzien van het Natura 2000- gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen gezien de afstand van circa 650 meter tot het tracé en de beperkte werkzaamheden. Tevens is na voltooiing van de werkzaamheden het tracé weer in vrijwel identieke staat opgeleverd als voor de werkzaamheden.
De ingreep heeft niet geleid tot negatieve effecten ten aanzien van het NNN-gebied gezien het beperkte oppervlak van de werkzaamheden wat hiermee gemoeid was. Tevens is na voltooiing van de werkzaamheden het tracé weer in vrijwel identieke staat opgeleverd als voor de werkzaamheden.
Afbeelding: NNN-gebied binnen het plangebied (groen)
Effecten op beschermde soorten
Er waren enkele effecten op beschermde soort(groepen)en te verwachten. Het gaat om levendbarende hagedis, vleermuizen, broedvogels en planten. Daarnaast is ook rekening gehouden met algemeen voorkomende amfibieën en grondgebonden zoogdieren, waarvoor de zorgplicht van toepassing is. Door het treffen van mitigerende maatregelen zoals opgenomen in het natuuronderzoek van Bureau Waardenburg zijn effecten op (beschermde) soorten voorkomen en vindt er geen conflict met de toen Flora- en faunawet plaats. Verder vervolgstappen vanuit de Flora- en faunawet waren toen niet aan de orde. Mitigigerende maatregelen die zijn genomen om conflicten met de Wet natuurbescherming te voorkomen zijn te vinden in de bijlage.
Conclusie
Het planologisch verankeren van de 150 kV-verbinding en beschermingszone heeft geen directe effecten tot gevolg voor het thema natuur. Wel dient er bij het grond gebruik rekening gehouden te worden met de kabel en de nabije omgeving daarvan. Om de kabel te beschermen mag geen beplanting met diepe wortels worden geplaatst in de beschermingszone nabij de kabel. In de bijlage is een lijst met beplanting types opgenomen die wel zijn toegestaan om nabij de kabel te worden gepland, zie bijlage 4.
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe kabelverbinding is voor het thema archeologie onderzoek gedaan naar de effecten van de aanleg van de kabelverbinding. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 5. Dit onderzoek is door middel van een expert judgement in een oplegnotitie beoordeeld op de actualiteit en bruikbaarheid, waar mogelijk zijn er aanvullingen gedaan (zie bijlage 5). Deze oplegnotitie maakte het mogelijk om alle eerder uitgevoerde onderzoeken te gebruiken.
In 2013 heeft RAAP een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het project kabelverbinding Boxtel Oirschot. Het onderzoek is destijds uitgevoerd voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van de kabelverbinding. Om de kabelverbinding op te verankeren in het bestemmingsplan als dubbelbestemming is een herziening van bestemmingsplannen noodzakelijk. Om de onderzoeken uit 2013 te gebruiken is middels een oplegnotitie door Arcadis Nederland b.v. (2018) het rapport geüpdatet op de volgende punten:
• Gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten;
• Archeologische Monumenten Kaart (AMK);
• Het archeologische informatiesysteem Archis 3, de vondstwaarnemingen en onderzoeksmeldingen.
Reeds bekende archeologische waarden
In het tracé is één archeologische vindplaats bekend (vondstmelding 415598), globaal ter plaatse van het noordelijke trafostation. Het betreft resten van bewoning uit de Late Prehistorie-Vroeg Romeinse tijd en uit de Middeleeuwen, die in het meest noordelijk deel van het tracé zijn opgegraven. Tijdens het veldonderzoek zijn in het zuidelijk deel bij de Gijzelaar twee fragmenten Middeleeuws aardewerk aangetroffen.
Archeologische verwachtingswaarde
Uit het veldonderzoek in 2013 gebleken dat het tracé voor de 150 kV-kabelverbinding voor het grootste deel door relatief natte gronden loopt, die vaak diep omgeploegd zijn om een storende leemlaag te breken. Vanwege die natte omstandigheden kan voor het merendeel van de zones waarvoor op basis van het bureauonderzoek een (middel)hoge archeologische verwachting gold voor vindplaatsen van landbouwers, de verwachting naar laag bijgesteld worden. Uitzondering hierop vormt een perceel aan de Mijlstraat en een perceel aan de Gijzelaar, waar vanwege de relatief gunstige bodemkundige omstandigheden, in combinatie met respectievelijk de nabijgelegen historische hoeve en de aanwijzingen voor menselijke bewoning, een hoge verwachting geldt voor vindplaatsen van landbouwers gemeenschappen. Ten aanzien van vindplaatsen van jager-verzamelaars, die verwacht worden op de randzones van de hogere gronden (gradiëntzones), geldt dat deze een lage gaafheid kennen.
Locaties van mogelijke aantasting archeologische waarden
Er is destijds (2014) een archeologisch vervolgonderzoek gedaan voor de locatie bij het perceel de Gijzelaar. Eventuele archeologische resten bij het perceel Gijzelaar worden verwacht binnen 1 m –Mv. Aangezien de geplande ingrepen reiken tot 1,8 m –Mv, zullen eventuele archeologische resten in hier dus verstoord kunnen worden. Op het perceel de Gijzelaar heeft RAAP in 2014 een archeologische begeleiding uitgevoerd waarbij de vindplaats is aangeduid als niet behoudenswaardig. Daarnaast hebben er destijds nog bij twee locaties, binnen de gemeente Oirschot, een archeologische begeleiding plaatsgevonden. Het betreft de locaties Polsdonken en Melklanden. Op alle deellocaties zijn toen de vindplaatsen aangeduid als niet behoudenswaardig. Het archeologische onderzoek is hiermee afgerond.
Conclusie
Het planologisch verankeren van de 150 kV-verbinding heeft geen directe effecten tot gevolg voor het thema archeologie. Actueel onderzoek geeft geen aanleiding om de verwachting voor het plangebied bij te stellen.
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe kabelverbinding is voor het thema niet gesprongen explosieven (NGE) onderzoek gedaan naar de effecten van de aanleg van de kabelverbinding. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Het onderzoek is destijds uitgevoerd voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van de kabelverbinding. Om de kabelverbinding te verankeren in het bestemmingsplan als dubbelbestemming is een herziening van de bestemmingsplannen noodzakelijk.
Uit de risicoanalyse is destijds gebleken dat de aanleg van de kabel door een aantal verhoogde risico gebieden liep in relatie tot mogelijk aanwezige NGE. Omdat in het kader van de aanleg van de kabels eventueel aanwezige NGE zijn opgespoord en verwijderd na aanleiding van het onderzoek, is er geen sprake van een verhoogd risico ten gevolge van het toekomstig gebruik. Aanvullende maatregelen gericht op het toekomstig gebruik zijn daarom niet nodig.
Het planologisch verankeren van de 150 kV-verbinding heeft geen directe effecten tot gevolg voor het thema NGE.
In 2005 heeft het voormalige ministerie van VROM, thans Ministerie van I&M, een advies over hoogspanningslijnen en hun magneetveld uitgebracht aan gemeenten en beheerders van het hoogspanningsnet. Dit beleidsadvies is niet van toepassing op stations, ondergrondse kabelverbindingen en kabelovergangsgebieden (overgangen tussen gestuurde boring en open ontgraving) en opstijgpunten. Het zoveel als redelijkerwijs mogelijk vermijden van nieuwe gevoelige bestemmingen of bebouwing is dan ook geen traceringsuitgangspunt voor ondergrondse verbindingen, echter gelet op andere traceringsuitgangspunten verdient het aanbeveling zo veel als redelijkerwijs mogelijk afstand te bewaren tot de gebouwde omgeving. Hierdoor komen ook niet onnodig woningen en andere gevoelige bestemmingen binnen de 0,4 microtesla zone te liggen.
Conclusie
Uit vergelijkbare projecten van TenneT is gebleken dat op een afstand van in ieder geval meer dan 15 meter (horizontaal of verticaal) geen sprake meer is van overschrijding van de 0,4 microTesla-zone. De geprojecteerde ondergrondse hoogspanningverbinding ligt op minstens 26 meter van bestaande gevoelige functies af. Dit is buiten de verwachte 0,4 microtesla zone. Gelet hierop is er dus geen reden om aan te nemen dat sprake zou zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat dan wel onverantwoorde gezondheidsrisico's als gevolg van dit bestemmingsplan
Dit hoofdstuk beschrijft de plansystematiek van het bestemmingsplan. Eerst wordt ingegaan op de planopzet, waarna een toelichting volgt op de planregels.
Ingegaan wordt op de wijze waarop de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP. De van het bestemmingsplan deeluitmakende planregels worden - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
Ten behoeve van de ondergrondse kabelverbinding is voor de breedte van het tracé inclusief de beschermingszone (van 11 meter breed) aan weerszijden, de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanning' opgenomen. Dit betekent concreet dat de onderliggende bestemmingen zoals opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen nog steeds gelden.
Conform de landelijke standaard zijn de regels ondergebracht in vier hoofdstukken:
De kosten van het gehele project, inclusief procedure, zijn volledig voor rekening van de initiatiefnemer gekomen. De initiatiefnemer is zowel financieel als organisatorisch verantwoordelijk voor de aanleg en het beheer van de leiding. De wettelijke bepalingen omtrent grondexploitatie (verhalen van de gemeentelijke kosten voor de ontwikkeling van een project: Grex-wet) was niet van toepassing op de aanleg van elektriciteitsleidingen. Voor de ontwikkeling hoeft geen anterieure overeenkomst of een exploitatieplan te worden opgesteld. Voor het plan is een planschadeovereenkomst afgesloten met de gemeente Oirschot.
Met de grondeigenaren of gebruikers die een hoogspanningsverbinding door hun perceel hebben gekregen is een zakelijk recht overeenkomst (ZRO) afgesloten voor het recht van opstal. Het zakelijk recht betreft een opstalrecht en is een zelfstandig recht dat een inbreuk vormt op het exclusieve gebruiksrecht van de eigenaar en de overige zakelijk gerechtigden. De strook (de zakelijk rechtstrook) is vastgesteld op basis van het benodigde ruimtebeslag voor aanleg en instandhouding. Daarbij is rekening gehouden met veiligheidseisen.
De grondeigenaren zijn geïnformeerd door TenneT over het voornemen het kabeltracé planologisch te verankeren, in het voorliggend plan.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Naar aanleiding van het vooroverleg hebben de betrokken besturen aangegeven akkoord te zijn met het bestemmingsplan. Het vooroverleg heeft dan ook niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan, derhalve is geen reactienota opgesteld.
Nadat alle vooroverlegreacties bekend zijn, is het ontwerp bestemmingsplan opgesteld. Dit ontwerp bestemmingsplan is ter inzage gelegd. Op grond van artikel 3.6 Algemene wet bestuursrecht dient het ontwerpbestemmingsplan gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter visie gelegd te worden. Gedurende deze periode konden zienswijzen worden ingediend . Er zijn geen zienswijzen ingediend gedurende de terinzagelegging.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.