1.1 plan
het wijzigingsplan Soeterbeekseweg 21 te Nuenen met identificatienummer NL.IMRO.WPSoeterbkswg21-CO01van de gemeente Nuenen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels wordengesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduiding grens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanvaardbaar woon- en leefklimaat
een ontwikkeling is milieu hygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:
- de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
- bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
- bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
- de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie.
1.6 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig of architectonisch opzicht ondergeschikt is aanen daarnaast rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw.
1.7 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn, dat in eenwoning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudten voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.8 aardkundige waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de natuurlijke ontstaanswijze die nog herkenbaar is doordataardkundige verschijnselen er nog een gave vorm hebben en/of in onderlinge samenhang voorkomen, zoalsdalglooiingen, steilranden en bodemovergangen. De aardkunde heeft de - vaak trage en grootschalige - werkingvan de niet-levende natuur als onderwerp en omvat geologische, geomorfologische, bodemkundige en(geo)hydrologische verschijnselen en processen.
1.9 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw ofachter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.10 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van dehuishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.11 agrarisch bedrijf
een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort endie is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren,zijnde:
- een (vollegronds)teeltbedrijf;
- een veehouderij;
- een glastuinbouwbedrijf ;
- een overig agrarisch bedrijf.
1.12 agrarisch gerelateerde zorgverlening
het uitoefenen van dagactiviteiten in het kader van resocialisatie of therapie door zorgbehoevenden op eenagrarisch bedrijf, al dan niet bestaande uit agrarische (bedrijfs)activiteiten en zonder mogelijkheden voorovernachting.
1.13 agrarisch grondgebruik
gebruik van gronden, gelegen buiten een bouwvlak, gericht op het telen van gewassen en het houden van dieren,met uitzondering van honden.
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.15 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oudetijden.
1.16 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.17 bed & breakfast
het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één totenkele nachten, ter plaatse verblijft.
1.18 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren,opslaan en/of distribueren van goederen.
1.19 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarrond aanbiedenvan recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
1.20 bedrijfsmatige paardenhouderij
een bedrijf dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden, al dan niet in combinatie met de handelin paarden.
1.21 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishoudenvan) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.22 beeldbepalend pand
Een gebouw dat op culturele of historische gronden bescherming geniet van de gemeente Nuenen, ook wel eenkarakteristiek pand genoemd.
1.23 beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling
de beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling zoals vastgesteld op (gelijktijdig met bestemmingsplan vast testellen) of de meest recente rechtsopvolger daarvan.
1.24 bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens deWet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden gebouwd.
1.25 bestaand gebruik
gebruik dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden uitgeoefend.
1.26 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van hetontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijngekomen of kunnen komen.
1.27 bestemde ammoniakemissie
het bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren vanhet bestaande stalsysteem, waarbij geldt:
- bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
- bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
- bestaande diersoorten: de diersoorten, waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan zijn gebouwd.
1.28 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.29bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.30 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.31 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.32 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.33 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren ofbalklagen is begrensd.
1.34 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing istoegelaten.
1.35 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.36 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwenen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.37 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met degrond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.38 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.39 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.40 deskundige
een door het bevoegd gezag erkend onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het vakgebiedwaar in de regels aan wordt gerefereerd.
1.41 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren vangoederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in deuitoefening van een beroep of bedrijf.
1.42 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijkopzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan vantoepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.43 extensief recreatief medegebruik
de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmenen natuurobservatie.
1.44 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, ruimte vormt met meer dan één geheel ofgedeeltelijke wand.
1.45 glastuinbouwbedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
1.46 hoofdgebouw
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstigebestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemminghet belangrijkst is.
1.47 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
- De huisvesting van maximaal 4 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
- tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 6 arbeidsmigranten;
- de huisvesting van maximaal 8 ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
- de huisvesting van maximaal 8 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 8 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.48 kantoor
een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch ofeen daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte materechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.49 kas
een teeltondersteunende voorziening in de vorm van een gebouw of overkapping waarvan het dak en al dan nietde wanden voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productievan gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, daaronder begrepen permanente tunnel- ofboogkassen hoger dan 1,5 m.
1.50 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprakeis van een inrichting type A zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer(Activiteitenbesluit), waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en waarbij de woning inoverwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.51 Landschapsinvesteringsregeling
De Landschapsinvesteringsregeling zoals vastgesteld op 9 juni 2015, of de meest recente rechtsopvolger daarvan.
1.52 Landschapsontwikkelingsplan de Peel
Het Landschapsontwikkelingsplan de Peel zoals vastgesteld op 11 september 2007 of de meest recenterechtsopvolger daarvan.
1.53 maaiveld
de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van een gebouw/bouwwerk.
1.54 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, diewordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en nietlevende natuur.
1.55 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak,op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.56 milieuhygiënisch inpasbaar
een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:
- omliggende functies niet onevenredig in hun gebruiksmogelijkheden worden beperkt;
- de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
- bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
- bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
- de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie;
- er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
- nieuwe functies binnen het Natuurnetwerk Brabant niet schadelijk zijn voor het natuurbeheertype ter plaatse;
- soorten die op basis van de Wet natuurbescherming beschermd zijn niet worden aangetast;
- de waterhuishouding niet onevenredig verslechtert;
- de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
- er op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte.
1.57 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna, waaronder mede wordenbegrepen de waarden zoals vastgelegd op de natuurwaarden kaart die als Bijlage 1 bij de regels is opgenomen.
1.58 NEN
de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment vanvaststelling van het plan.
1.59 nevenfunctie
een aan de hoofdfunctie ondergeschikte functie, die door de eigenaar dan wel bedrijfsvoerder van de hoofdfunctiewordt uitgeoefend al dan niet met aanvullend personeel.
1.60 nutsvoorzieningen
de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van(ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.61 overig agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf ofglastuinbouwbedrijf valt.
1.62 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en met ten hoogste aan één zijde een gehele ofgedeeltelijke wand.
1.63 paardenbak
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of andermateriaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.64 peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.65 productiegerichte paardenhouderij
een bedrijf gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden tenbehoeve van de fokkerij, al dan niet in combinatie met het opleiden, trainen en verhandelen van paarden uit heteigen fokprogramma.
1.66 rijhal
gebouw met een inpandige paardenbak of soortgelijke voorziening ten behoeve van het bereiden, africhten oftrainen van paarden.
1.67 seizoenarbeider
tijdelijke werknemer die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarischbedrijf werkzaam is, om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatigebedrijfsvoering.
1.68 slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.
1.69 Stalderingsgebied
gebied - bestaande uit de gemeenten Best, Son en Breugel, Nuenen Gerwen en Nederwetten, Eindhoven, GeldropMierlo, Veldhoven, Waalre, Valkenswaard, Heeze-Leende en Cranendonck - waarbinnen het oprichten van eendierenverblijf voor een hokdierenhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van eenhokdierenhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand tevoorkomen; onder 'bestaand dierenverblijf' wordt in dit geval verstaan een feitelijk aanwezig, legaal opgerichtdierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu (ex artikel 2.1.1.e Wabo) of deomgevingsvergunning beperkte milieutoets (ex artikel 2.1.i Wabo) of melding (ex artikel 1.10 Activiteitenbesluitmilieubeheer) op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruiktvoor het houden van landbouwhuisdieren.
1.70 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 2 deel uitmaakt van deze regels.
1.71 teeltondersteunende voorzieningen
ondersteunende voorzieningen, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een(vollegronds)teelbedrijf, die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren door de productie ondermeer gecontroleerde omstandigheden plaats te laten vinden, zodat gezorgd kan worden voor een verbetering vande productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of -verlating en het terugdringen vangewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:
- permanente teeltondersteunende voorzieningen: voor onbepaalde tijd aanwezig, waaronder ook begrepen permanent aanwezige onderdelen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: uitsluitend aanwezig zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden per jaar; en tussen:
- lage teeltondersteunende voorzieningen: met een hoogte van maximaal 1.50 m, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies en acryldoek, vlakveldsfolie, vraatnetten, lage tunnels, trayvelden en containervelden;
- hoge teeltondersteunende voorzieningen: met een hoogte van minimaal 1.50 m, bijvoorbeeld hagelnetten, menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen, stellingenteelt (bakken op stellingen, regenkappen).
1.72 veehouderij
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee,tamme konijnen en pelsdieren.
1.73 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning,groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, doorpersonen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
1.74 (vollegronds)teeltbedrijf
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoeringdie geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.75 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kanworden aangemerkt.
1.76 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook alsdeze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goedewateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals onder andere duikers,stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten.
1.77 waterberging
het bergen van water buiten oppervlaktewaterlichamen, ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meerwatersystemen.
1.78 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.79 zone 'Beperkingen veehouderij'
zone waar beperkingen gelden voor vestiging en uitbreiding van en omschakeling naar intensieve veehouderij.
1.80 zorgvuldige dialoog
het voeren van overleg met de directe omgeving waarbij:
- de initiatiefnemer alle eigenaren en huurders binnen een straal van 500 m vanaf de locatie van de beoogde ontwikkeling benaderd aan een vorm van overleg deel te nemen;
- de beoogde ontwikkeling door de initiatiefnemer aan de deelnemers aan het overleg wordt toegelicht;
- de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld op de beoogde ontwikkeling te reageren;
- de initiatiefnemer, tijdens het overleg of op een later vervolgoverleg met de deelnemers, aangeeft:
- met welke opmerkingen in het plan rekening gehouden kan/zal worden;
- met welke opmerkingen in het plan geen rekening gehouden kan/zal worden en waarom niet;
- de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld hun tevredenheid kenbaar te maken over de wijze waarop hun opmerkingen al dan niet zijn verwerkt in de plannen;
- de initiatiefnemer een schriftelijk verslag opstelt van de het gevoerde overleg met de omgeving en dit aan de deelnemers van het overleg toestuurt;
- de deelnemers binnen 3 weken na verzending van het verslag schriftelijk kunnen reageren richting de initiatiefnemer;
- de initiatiefnemer het verslag samen met eventuele schriftelijke reacties indient bij de aanvraag omgevingsvergunning.