direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied, wijzigingsplan Boord 79
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPwBGBoord79-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het wijzigingsplan Bestemmingsplan Buitengebied, wijzigingsplan Boord 79 met identificatienummer NL.IMRO.0820.BPwBGBoord79-C001 van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.

1.2 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en daarnaast rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw.

1.6 Aan-huis-gebonden beroep

Een dienstverlenend beroep, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 Achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 Afhankelijke woonruimte

Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 Agrarisch grondgebruik

Gebruik van gronden, gelegen buiten een bouwvlak, gericht op het telen van gewassen en het houden van dieren, met uitzondering van honden.

1.10 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 Bed & Breakfast

Het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, na-melijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft.

1.14 Beeldbepalend pand

Een gebouw dat op culturele of historische gronden bescherming geniet van de gemeente Nuenen, ook wel een karakteristiek pand genoemd.

1.15 Bestaand bouwwerk

Een bouwwerk dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden gebouwd.

1.16 Bestaand gebruik

Gebruik dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden uitgeoefend.

1.17 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

De afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen of kunnen komen.

1.18 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 Bijgebouw

Een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.24 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.26 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.29 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.30 Extensief recreatief medegebruik

De niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.31 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, ruimte vormt met meer dan één geheel of gedeeltelijke wand.

1.32 Hoofdgebouw

Een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.33 Huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  • a. De huisvesting van maximaal 4 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  • b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 6 arbeidsmigranten;
  • c. de huisvesting van maximaal 8 ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
  • d. de huisvesting van maximaal 8 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 8 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.34 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.35 Landschapsinvesteringsregeling

De Landschapsinvesteringsregeling zoals vastgesteld op 28 mei 2020.

1.36 Landschapsstudie Buitengebied Nuenen 2020

De landschapsstudie Buitengebied Nuenen zoals vastgesteld op 26 mei 2020

1.37 Maaiveld

De gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van een gebouw/bouwwerk.

1.38 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.39 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna, waaronder mede worden begrepen de waarden zoals vastgelegd op de natuurwaarden kaart die als Bijlage 3 bij de regels is opgenomen.

1.40 NEN

De door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.41 Nevenfunctie

Een aan de hoofdfunctie ondergeschikte functie, die door de eigenaar dan wel bedrijfsvoerder van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend al dan niet met aanvullend personeel.

1.42 Nutsvoorzieningen

De voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.43 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen die qua aard en omvang ondergeschikt zijn aan het bijbehorende gebouw, zoals bijvoorbeeld schoorstenen, lichtkoepels en balkonhekken.

1.44 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en met ten hoogste aan één zijde een gehele of gedeeltelijke wand.

1.45 Paardenbak

Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.46 Peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.47 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels.

1.48 Slopen

Het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.

1.49 Voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.50 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals onder andere duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten.

1.51 Wonen

Het gehuisvest zijn in een woning.

1.52 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.53 Zorgvuldige dialoog

Het voeren van overleg met de directe omgeving waarbij:

  • a. de initiatiefnemer alle eigenaren en huurders binnen een straal van 500 m vanaf de locatie van de beoogde ontwikkeling benaderd aan een vorm van overleg deel te nemen;
  • b. de beoogde ontwikkeling door de initiatiefnemer aan de deelnemers aan het overleg wordt toegelicht;
  • c. de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld op de beoogde ontwikkeling te reageren;
  • d. de initiatiefnemer, tijdens het overleg of op een later vervolgoverleg met de deelnemers, aangeeft:
    • 1. met welke opmerkingen in het plan rekening gehouden kan/zal worden;
    • 2. met welke opmerkingen in het plan geen rekening gehouden kan/zal worden en waarom niet;
  • e. de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld hun tevredenheid kenbaar te maken over de wijze waarop hun opmerkingen al dan niet zijn verwerkt in de plannen;
  • f. de initiatiefnemer een schriftelijk verslag opstelt van de het gevoerde overleg met de omgeving en dit aan de deelnemers van het overleg toestuurt;
  • g. de deelnemers binnen 3 weken na verzending van het verslag schriftelijk kunnen reageren richting de initiatiefnemer;
  • h. de initiatiefnemer het verslag samen met eventuele schriftelijke reacties indient bij de aanvraag omgevingsvergunning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 Bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.5 De breedte, lengte, diepte van een bouwwerk

Afstand tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of het de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Verkoopvloeroppervlakte

De vloeroppervlakte van een ruimte waar producten verkocht worden, voor zover vrij toegankelijk voor de klant.

2.10 Vloeroppervlakte

De gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en natuur- en landschapswaarden;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - parkeren' uitsluitend voor parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. extensief recreatief medegebruik;

en:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen;
  • f. erftoegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan:

  • a. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen ten hoogste 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. mestplaten, sleufsilo's, schuilgelegenheden en stapmolens zijn niet toegestaan;
  • d. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - parkeren' niet als erf dienen te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub d is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - parkeren' uitsluitend erf- en terreinafscheidingen toegestaan met de maatvoering als bedoeld sub a;
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking schuilgelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om een schuilgelegenheid toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. deze afwijking kan uitsluitend worden toegepast voor gronden binnen de aanduiding 'overige zone - schuilstallen';
  • b. het aantal toegestane schuilgelegenheden is als volgt afhankelijk van de omvang van de bijbehorende gronden:
    • 1. tenminste 0,5 ha aan gronden = 1 schuilgelegenheid;
    • 2. tenminste 2 ha aan gronden = 2 schuilgelegenheden;
    • 3. > 2 ha aan gronden = 1 schuilgelegenheid per volledige hectare;
  • c. schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een overkapping met ten hoogste 3, wanden, met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2;
  • d. de hoogte van schuilgelegenheden bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als Bijlage 3 bij de regels is opgenomen, mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit de 'Landschapsstudie buitengebied Nuenen 2020' waarbij bestaande landschappelijke waarden worden versterkt.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de verkoopvloeroppervlakte in gebruik voor detailhandel als nevenactiviteit bedraagt ten hoogste 100 m2;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
3.5.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. de uitvoering van het inpassingsplan als bedoeld in Bijlage 2 betreft.
3.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatste van de aanduiding 'karakteristiek' tevens voor behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden van beeldbepalende panden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak bedraagt het aantal woningen ten hoogste 1, met dien verstande dat in afwijking daarvan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangeduide aantal woningen is toegestaan;
  • c. voor hoofdgebouwen, incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt het volgende:

  hoofdgebouw incl. aan- en uitbouwen   bijgebouwen en overkappingen  
max. inhoud (per woning)   630 m3   -  
max. oppervlakte (per woning)   -   90 m2  
max. goothoogte   zoals aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte'   3 m  
max. bouwhoogte   zoals aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte'   6 m  
min. / max. dakhelling   18°/50°   18°/50°  
min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens   5 m   -  
min. / max. tot hoofdgebouw   -   vrijstaande bijgebouwen: 2 m / 10 m  
  • d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Erfbebouwing met plat dak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder c om aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een plat dak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het verlenen van de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van naburige erven;
  • b. het verlenen van de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - b&b6' ten hoogste 3 (slaap)kamers en ten hoogste 6 slaapplaatsen toegestaan;
    • 3. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 4. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. Het gebruik van de in artikel 4.2 bedoelde gebouwen overeenkomstig de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving is pas toegestaan, als het Landschappelijk inpassingsplan (Bijlage 2 bij deze regels) is gerealiseerd.
  • b. De landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder a, dient na realisatie als zodanig duurzaam te worden beheerd en in stand gehouden.
  • c. Onder een gebruik in strijd met dit plan wordt verstaan het gebruik van de in artikel 4.2 bedoelde gebouwen indien het Landschappelijk inpassingsplan nog niet is gerealiseerd of, na realisatie, niet als zodanig duurzaam wordt beheerd of in stand gehouden.
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting behoud van waardevolle elementen
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het verbod als bedoeld in lid 4.4.3 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. werkzaamheden die al in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    • 2. werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
    • 3. werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning.
  • c. Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in lid 4.4.3 onder a bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien:
    • 1. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop ervan geen aantasting plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm;
    • 2. het bouwwerk of delen van het bouwwerk niet te handhaven zijn vanwege de slechte bouwkundige staat;
    • 3. er rekening gehouden wordt met de cultuurhistorische, landschappelijke, architectonische en esemblewaarde zoals beschreven in Bijlage 4;
    • 4. er vooraf advies is ingewonnen bij een ter zake deskundige commissie.
4.4.4 Voorwaardelijke verplichting geluid

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van woningen voorzover gelegen binnen een geluidzone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden.

4.4.5 Voorwaardelijke verplichting asbest

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - asbest' mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt als toegangsweg en/of parkeervoorziening ten behoeve van het wonen als bedoeld in lid 4.1, met dien verstande dat:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen niet is toegestaan, tenzij vooraf een onderzoek naar asbest is uitgevoerd conform NEN5707 en de eventuele noodzakelijke maatregelen voortvloeiend uit het onderzoek zijn uitgevoerd dan wel is gebleken dat ter plaatse van de aanduiding geen asbesthoudend materiaal is aangetroffen;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van wonen en de daarbij behorende voorzieninge anders dan het gebruik als toegangsweg en/of parkeervoorziening is toegestaan, indien een door bevoegd gezag geaccordeerd onderzoek (conform NEN5707) is uitgevoerd en de eventuele noodzakelijke maatregelen voortvloeiend uit het onderzoek zijn uitgevoerd dan wel is gebleken dat ter plaatse van de aanduiding geen asbesthoudend materiaal is aangetroffen.

Artikel 5 Waarde - Aardkundige waarde

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundige waarde' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van aardkundige waarden, zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken aardkundige waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de aardkundige waarden;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Aardkundige waarde' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
5.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de aardkundige waarden zoals omschreven in lid 5.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 46.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.2 Herbouw van woningen

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat algehele herbouw van woningen uitsluitend mag plaatsvinden op of binnen de bestaande funderingen.

8.3 Kelders

Tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2, zijn kelders uitsluitend toegestaan onder de hoofdgebouwen van woningen.

8.4 Radarverstoringsgebied

In verband met de aanwezigheid van het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel mag de hoogte van bouwwerken binnen het plangebied niet meer bedragen dan 65 m +NAP.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien:

  • c. het afwijken betrekking heeft op een veehouderijbedrijf;
  • d. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.2 Nutsvoorzieningen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, met dien verstande dat de inhoud ten hoogste 50 m3 bedraagt en de hoogte ten hoogste 3 m bedraagt.

9.3 Afwijkingsregels voor de herbouw van woningen met grotere inhoudsmaat

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder c om voor woningen binnen de bestemming 'Wonen' een grotere inhoudsmaat voor hoofdgebouwen (incl. aan- en uitbouwen) toe te staan tot een maximum van 1.000 m3, met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw van de woning heeft de verschijningsvorm van een langgevelboerderij;
  • b. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsstudie buitengebied Nuenen 2020' waarbij bestaande landschappelijke waarden worden versterkt.
9.4 Afwijkingsregels voor evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om terugkerende en/of meerdaagse evenementen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredig aangetast;
  • b. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden op;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van in de nabijheid gelegen functies.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

10.2 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
10.3 Waterstructuren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe watergangen en daarbij behorende waterhuishoudkundige voorzieningen en in samenhang daarmee het aanpassen van bestaande watergangen, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder wordt genomen dan nadat de betrokken gronden voor de nieuwe watergang in eigendom zijn overgedragen aan de waterbeherende instantie en deze verwerving op vrijwillige basis is geschied;
  • b. de nut en noodzaak van de nieuwe waterstructuur dient op waterhuishoudkundige gronden te zijn aangetoond;
  • c. de nieuwe waterstructuur is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:
    • 1. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • d. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad door de aanpassing van de waterstructuur;
  • e. natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig geschaad door de aanpassing van de waterstructuur;
  • f. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsstudie buitengebied Nuenen 2020' waarbij bestaande landschappelijke waarden worden versterkt.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

11.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in CROW-uitgave 2012 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe uitgave verschijnt, met deze nieuwe uitgave rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, wijzigingsplan Boord 79'.