direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Tuincentrum Eeneind
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPTuincentrEeneind-D002

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Overleg met de provincie

Eind jaren negentig heeft provincie Noord-Brabant ingestemd met de vestiging van een tuincentrum op de locatie aan de Collse Hoefdijk. Hierbij is overwogen dat een dergelijke functie naar het oordeel van de provincie niet thuishoort op een industrieterrein, maar op terreinen waar deze vorm van detailhandel in combinatie met een groot parkeerterrein kan worden ontwikkeld. Tevens speelde mee dat hier sprake zou zijn van hergebruik van een voormalige stortlocatie, die niet geschikt is voor woningbouw of natuurontwikkeling. Vestiging op deze locatie bood tot slot de mogelijkheid van een goede ontsluiting via de rotonde op de Collse Hoefdijk.

Voordat het plan kon worden gerealiseerd, was het op grond van de provinciale Milieuverordening vereist dat een 'Hergebruiksplan' zou worden opgesteld. Daarin wordt bepaald onder welke condities het milieutechnisch verantwoord is om op een voormalige stort te bouwen. Dit Hergebruiksplan is in 2007 vastgesteld door gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Het Hergebruiksplan is door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 april 2009 onherroepelijk geworden (200806660/1/M 1). Gedeputeerde staten hebben de voor het bouwplan vereiste verklaring van geen bezwaar afgegeven op 26 mei 2009.

De bestemming 'Tuincentrum' binnen het bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen' werd door gedeputeerde staten goedgekeurd voorzover werd gebouwd in overeenstemming met het concrete bouwplan waarop de gemeentelijke vrijstelling betrekking had. In het verlengde van dit besluit hebben burgemeester en wethouders op 13 oktober 2009 ook het vrijstellingsbesluit beperkt tot het concrete bouwplan en de daarbij horende gebruiksmogelijkheden.

2.2.2 Provinciale 'Verordening ruimte'

Op 17 december 2010 is de 'Verordening ruimte' van de provincie Noord-Brabant in werking getreden. In artikel 1.2 lid 3 onder b van de Verordening ruimte is bepaald dat waar in de verordening gesproken wordt over een bestaande bebouwing of een bestaande planologische gebruiksactiviteit, daaronder wordt verstaan datgene wat het geldende bestemmingsplan op het moment van inwerkingtreding van deze verordening toestaat, met inbegrip van datgene wat nadien wordt toegestaan op grond van een uitspraak van een bestuursrechter. In verband met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak over de vrijstelling, is op grond van deze bepaling sprake van een 'bestaande situatie' in de zin van de Verordening. Deze bestaande situatie kan als zodanig worden bestemd. De provincie heeft dit bevestigd in een brief van 10 november 2011, met kenmerk 2862886.

Conclusie 

De positieve bestemming van het tuincentrum is niet in strijd met de provinciale Verordening ruimte.

2.2.3 Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke ordening

De Structuurvisie Ruimtelijke ordening, vastgesteld door Provinciale Staten op 1 oktober 2010 en in werking getreden op 1 januari 2011, geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025.

In de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit. De provincie streeft naar een concentratie van verstedelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten. Bij de vaststelling van deze structuurvisie zijn de uitwerkingsplannen van het Streekplan 2002 vervallen. De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de rode draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.

Structuurvisies binden in beginsel alleen het gezag dat de structuurvisie vaststelt. De provinciale Structuurvisie bindt dus in beginsel alleen provinciale staten. Formeel hoeft het gemeentelijke bestemmingsplan voor het hergebruik van de voormalige stortplaats als vestigingsplaats voor een tuincentrum dus niet te worden getoetst aan deze Structuurvisie.

Niettemin past het hergebruik van deze gronden goed binnen de filosofie van de Structuurvisie om zuinig om te gaan met ruimte.

2.2.4 Beleidsnota Hergebruik van stortplaatsen

Ingevolge de beleidsnota 'Hergebruik van stortplaatsen' van de provincie Noord-Brabant uit 2004 is het beleid gericht op zuinig gebruik van ruimte en grondstoffen en het beschermen van het milieu tegen de nadelige gevolgen die na sluiting van stortplaatsen zouden kunnen uitgaan. Deze beleidsdoelstelling wil de provincie realiseren door het hergebruik van stortplaatsen zowel ruimtelijk als milieuhygiënisch mogelijk te maken. De doelstelling van de nota is dan ook om nieuwe ruimtelijke functies op stortplaatsen te stimuleren door enerzijds de weg voor het hergebruik van stortplaatsen vrij te maken en om anderzijds duidelijk aan te geven aan welke randvoorwaarden initiatiefnemers moeten voldoen.

Om met name de milieuaspecten voor wat betreft bodem en nazorg van initiatieven te kunnen beoordelen, is in de provinciale Milieuverordening de eis opgenomen dat hiertoe een 'Hergebruiksplan' aan de provincie ter beoordeling moet worden voorgelegd.

Het hergebruik van stortplaatsen heeft verschillende voordelen. Ten eerste leidt de toegenomen druk op de ruimte ertoe dat ook uit een oogpunt van zuinig ruimtegebruik naar stortplaatsen wordt gekeken om deze te ontwikkelen voor bijvoorbeeld woningbouw, als bedrijventerrein of voor recreatie, landbouw of natuur. Door het geven van een nieuwe gebruiksfunctie aan de ruimte, die anders onbenut zou blijven liggen, wordt er elders ruimte voor landbouw en natuur bespaard. Ten tweede worden de negatieve aspecten van stortplaatsen ingeperkt door het afdichten of afgraven van vervuilde grond.

Beschouwing

Het gebruik van deze locatie voor de vestiging van een tuincentrum op basis van een door de provincie vastgesteld Hergebruiksplan, is geheel in lijn met het provinciale beleid.

Conclusie 

Onderhavige vestiging van een tuincentrum past in het beleid dat is gericht op hergebruik van stortplaatsen.

2.2.5 Overig provinciaal beleid

Volgens de 'Verordening Water Noord-Brabant 2009' is de locatie niet gelegen in een attentiegebied of grondwaterbeschermingsgebied. Het daarop aansluitende bosgebied is wel aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied.

Volgens de provinciale Milieuverordening Noord-Brabant 2010 is de locatie niet gelegen in een beschermingszone ten behoeve van de drinkwaterwinning.

2.2.6 Waterschap De Dommel

In het kader van het huidige overheidsbeleid (4e Nota Waterhuishouding) en het beleid van waterschap De Dommel dient invulling te worden gegeven aan 'duurzaam stedelijk waterbeheer'. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, hanteert het waterschap een aantal principes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. In hoofdlijnen betekent dit dat het bestaande grondwater- en oppervlaktewaterregime intact moet blijven, oftewel, er moet hydrologisch neutraal worden gebouwd. Hemelwater vanaf daken en verhardingen mag niet versneld worden afgevoerd naar het regionale afwateringsstelsel. Voor de verwerking hiervan dient te worden uitgegaan van de afwegingsstappen: hergebruik - vasthouden - bergen - afvoeren. De toekomstige afvoer mag niet meer bedragen dan de oorspronkelijke afvoer. Met betrekking tot de berging en infiltratie van hemelwater is een berging vereist van een bui met een herhalingstijd van 1 keer in de 10 jaar.

Waterschap De Dommel hanteert voor een dergelijke bui een neerslaghoeveelheid van 40 mm. Concreet houdt dit in dat de benodigde berging in m3 bepaald wordt door het verhard oppervlak in m2 te vermenigvuldigen met een neerslaghoeveelheid van 0,04 m1.

Ten aanzien van de waterkwaliteit geldt de volgorde: schoon houden - scheiden - zuiveren. Afvoer van schoon water naar een gemengd stelsel wordt in principe niet meer toegestaan. Afvalwater en hemelwater dienen gescheiden te worden aangeboden nabij de perceelsgrens. Verder dienen bij inrichting, bouwen en beheer zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem.

Conform de waterkwaliteitstrits dienen in alle gevallen de mogelijkheden voor bronmaatregelen te worden onderzocht.

Voor de volgende werkzaamheden dient een ontheffing van de Keur/Verordening Waterhuishouding te worden aangevraagd bij het waterschap:

  • alle werkzaamheden binnen 4 meter uit de insteek van watergangen;
  • werkzaamheden waarbij nieuw oppervlaktewater wordt gecreëerd;
  • onttrekkingen van oppervlaktewater;
  • dempen en/of verleggen van watergangen;
  • aanleg drainage;
  • lozingen op het oppervlaktewater binnen een attentiegebied of keurbeschermingszone;
  • lozingen op het overige water met een intensiteit hoger dan 40 m3 per uur.
    Voor het lozen op het oppervlaktewater in overige gevallen met een intensiteit van minder dan 40 m3 per uur, moet tenminste 5 werkdagen voor aanvang van de activiteit melding gemaakt worden bij het waterschap.
2.2.7 Intergemeentelijke Structuurvisie Rijk van Dommel en Aa

Op 29 september 2011 heeft de raad van Nuenen voor haar grondgebied de Intergemeentelijke Structuurvisie Rijk van Dommel en Aa vastgesteld. Deze ISV geeft richting aan de groenblauwe en recreatieve invulling van het gebied tussen Eindhoven en Helmond. Het plangebied ligt buiten de begrenzing van de ISV.