direct naar inhoud van Regels
Plan: Nuenen-Zuid, herziening Molvense Erven 63
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPNuenMolvErven63-D001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Nuenen-Zuid, herziening Molvense Erven 63 van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0820.BPNuenMolvErven63-D001 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daar bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Voorbeelden van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, mits passend binnen de hiervoor genoemde omschrijving en voorwaarden zijn: advocatenkantoor, notariskantoor, accountantskantoor, timmerwerkplaats, meubelmakerij, meubelstoffeerderij, vervaardiging van hekwerken, pottenbakkerij, vervaardiging van kantoormachines, vervaardiging van muziekinstrumenten. Deze opsomming is niet limitatief.

1.6 achtererfgebied:

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.7 achtergevel:

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.8 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingsgebied:

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.10 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag:

Het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.16 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 carport/overkapping:

Een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.21 dienstverlening:

dienstverlening met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie, zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, makelaarskantoor, kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf en door naar aard en uitstraling overeenkomstige activiteiten.

1.22 erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.23 escortbedrijf:

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.24 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 hoofdgebouw:

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.26 omgevingsvergunning:

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 openbaar toegankelijk gebied:

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.28 pergola:

een open constructie van latten op palen in de tuin, waarlangs planten kunnen groeien. Een pergola mag niet steunen op of worden voorzien van schotten of wanden.

1.29 praktijkruimte:

een ruimte in een woning, waarin al dan niet publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend.

1.30 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.31 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

Een min of meer publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan. Voorbeelden van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, mits passend binnen de hiervoor genoemde omschrijving en voorwaarden zijn: artsenpraktijk, kapsalon, fietsenmaker, hondentrimsalon, verhuur van opslagruimte, stomerij. Deze opsomming is niet limitatief.

1.32 raamprostitutie:

Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.33 recreatie:

Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.34 recreatieve voorziening:

een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige, voorziening ten behoeve van de woonfunctie met een dagrecreatief karakter, zoals een zwembad of een tennisbaan.

1.35 seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 straatprostitutie:

Het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.37 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.38 vrijstaand:

Bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelgrens zijn gebouwd.

1.39 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.40 woning:

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

De kortste afstand tussen de zijdelingse perceelgrens van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 bebouwingspercentage:

Het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de verbeelding bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

De buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.4 dakhelling:

Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 peil:
  • Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

3.3 Specifieke bouwregels

Binnen deze bestemming dienen tenminste twee parkeerplaatsen voor bezoekersparkeren gerealiseerd te worden.

3.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het vellen of rooien van bomen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen
  • b. aan huis verbonden beroepen of bedrijven, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.1
  • c. tuinen, erven en verhardingen
  • d. parkeervoorzieningen
  • e. nutsvoorzieningen
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de vorm van 'vrijstaand' worden gebouwd.
  • b. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • c. Hoofdgebouwen dienen georiënteerd te worden op de 'gevelllijn'.
  • d. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven.
  • e. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven.
  • f. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 60°.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Bijbehorende bouwwerken dienen te worden gesitueerd op een afstand van minimaal 3 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw.
  • b. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken slechts aan één zijde van het hoofdgebouw zijn toegestaan.
  • c. Zwembaden (en daarmee vergelijkbare voorzieningen) mogen enkel worden gesitueerd ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken' op een afstand van minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens en 1 meter van de achterste perceelsgrens.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen in het bouwvlak en ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken' tezamen mag maximaal 60 m² bedragen, indien de oppervlakte van de gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan meer bedraagt dan 200 m², mag de genoemde oppervlakte van 60 m² worden vermeerderd met 10% van de overmaat tot een maximum van in totaal 120 m².
  • e. De grond mag voor maximaal 50% worden bebouwd.
  • f. De goot- en bouwhoogte mag maximaal 3,30 meter bedragen.

4.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. Buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen.
  • c. Per nieuw te bouwen woning dienen op eigen terrein twee parkeerplaatsen te worden aangelegd en in stand gehouden.
  • d. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen;
    • 2. De bouwhoogte van pergola's maximaal 3,00 meter mag bedragen.

4.2.4 Voorwaardelijke bepaling

Het gebruik van de te bouwen woningen is als zodanig eerst toegestaan, nadat de in artikel 3.3 benoemde twee parkeerplaatsen voor bezoekersparkeren zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Aan- of uitbouw voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder b ten behoeve van aan- en uitbouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De diepte van de aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
  • b. De breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
  • c. De goothoogte van de aan-of uitbouw mag niet meer bedragen dan 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte van de aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 6,50 meter.
  • e. De omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven.
  • f. De omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

4.4 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundige beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is met het oog op een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing
    • 2. indien dit noodzakelijk is in verband met de sociale veiligheid dan wel de verkeersveiligheid
    • 3. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het slopen van de aanwezige schuur.
  • b. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan alleen worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaand aan het slopen van de schuur door middel van een vleermuizenonderzoek is aangetoond dat geen vleermuisverblijf- of broedplaatsen worden vernietigd door de sloop.

4.6 Specifieke gebruiksregels
4.6.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Een niet-publieksaantrekkend aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

4.6.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  • a. van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning
  • b. van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. als seksinrichting;
  • d. voor recreatie;
  • e. voor ondergronds bouwen buiten het bouwvlak;
  • f. van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit.

4.7 Afwijken van de gebruiksregels
4.7.1 Recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.6.2 onder d voor de aanleg van recreatieve voorzieningen, mits:

  • a. de recreatieve voorziening wordt aangelegd ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken';
  • b. de recreatieve voorziening onderdeel uitmaakt van de tuin naar verschijningsvorm, oppervlakte en gebruiksmogelijkheden;
  • c. verlichtingsmasten niet worden toegestaan;
  • d. de kortste afstand van de recreatieve voorziening tot de zijdelingse perceelsgrens en achtergrens minimaal 5,00 meter bedraagt.

4.7.2 Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.6.2 voor het binnen een woning en/of bijgebouwen toestaan van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, onder de volgende voorwaarden;

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

6.2 Ondergronds bouwen

Kelders zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.

 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels een andere ontheffing is of kan worden verleend en mits dit geen onevenredige inbreuk maakt op het woon- en leefklimaat en/of de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van een omgevingsvergunning om af te wijken van de stedenbouwkundige bepalingen
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
  • e. de ruimte tussen bouwwerken

9.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nuenen-Zuid, herziening Molvense Erven 63.