1. plan:
Het bestemmingsplan ‘Kapperdoes-tuincentrum’ van de gemeente Nuenen c.a..
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0820.BPNuenKapperdoesTc-D001 met de bijbehorende regels en bijlagen.
3. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
4. aanvullend archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens de gemeente, of door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
5. achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw
6. achtergevellijn:
de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
7. achtergevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die van de weg af is gekeerd, gelegen tegenover de voorgevelrooilijn.
8. archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
9. archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
10. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
11. bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
12. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
13. begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
14. bestaand:
bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning.
15. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
16. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
17. bevoegd gezag:
het overheidsorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
18. bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.
19. bijgebouw:
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
20. bodemingrepen:
werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.
21. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
22. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
23. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap).
24. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
25. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
26. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
27. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
28. bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
29. brutovloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.
30. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
31. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
32. hoofdgebouw:
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
33. kap:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.
34. kelder:
een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het peil is gelegen;
35. lichtkoepel
Raam in de vorm van een koepel, meestal in een plat dak of in het dak van een aanbouw om toch meer licht in de totale ruimte te brengen
36. ondergeschikte bouwdelen:
bouwdelen die qua aard en omvang ondergeschikt zijn aan het bijbehorende gebouw, zoals schoorstenen, lichtkoepels en balkonhekken.
37. ondergeschikte horeca:
beperkte horeca-activiteiten die functioneel rechtstreeks verband houden met de toegestane hoofdactiviteit, zoals een kantine, koffiecorner in een winkel of bij een maatschappelijke voorziening.
38. overkapping:
Een dakconstructie zonder wanden dan wel aan maximaal 3 zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
39. pergola:
een open constructie van latten op palen in de tuin, waarlangs planten kunnen groeien. Een pergola mag niet steunen op of worden voorzien van schotten of wanden.
40. seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
41. tuincentrum
Detailhandelsbedrijf met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop de volgende artikelgroepen (kunnen) worden aangeboden:
- levend basis assortiment: tuinplanten, kamerplanten, bloemen, bollen en zaden;
- niet levend basis assortiment: gereedschap, decoratie buitenhuis & binnenhuis (sfeer & interieur), klein en groot tuinonderhoud, tuinmeubelen;
- kerstartikelen en andere feestdagen gerelateerde artikelen tot een maximum van 15% van het verkoopvloeroppervlak;
- dierbenodigdheden en - voeders, huis- en hobbydieren met een maximum van 10% van het verkoopvloeroppervlak;
- ondergeschikte horeca met een maximum van 5% van het verkoopvloeroppervlak;
- overige detailhandel met een maximum van 5% van het verkoopvloeroppervlak, waarbij een supermarkt is uitgesloten.
42. verkoopvloeroppervlak:
de oppervlakte van een voor het publiek toegankelijke ruimte of gebied, in gebruik voor detailhandel.
43. voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
44. voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
45. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van ene goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.
46. zolder:
een bijzondere bouwlaag welke zich direct onder de kap van een gebouw bevindt.