direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lieshoutseweg 6, Nuenen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ter plaatse van de Lieshoutseweg 6 te Nuenen is de eigenaar voornemens om de woonfunctie te wijzigen. De functiewijziging houdt in de realisatie van Het Boshuys, bestaande uit een restaurant met een multifunctionele horecaruimte, Bed & Breakfast (B&B), een klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad en bijbehorende parkeervoorzieningen.

Conform het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn ter plaatse de bestemmingen 'Wonen' en 'Bos en natuur' van kracht. Het planvoornemen c.q. de beoogde functies passen niet binnen de regels behorende bij deze bestemmingen aangezien ter plaatse alleen wonen met aansluitend bos en natuur is toegestaan.

De gemeente heeft op 23 mei 2016 aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het verzoek voor het wijzigen van het gebruik van de gronden en opstallen aan de Lieshoutseweg 6 in Nuenen ten behoeve van het vestigen van Het Boshuys.

Om deze gewenste ontwikkelling mogelijk te kunnen maken is, gezien de gedeeltelijke ligging binnen het Natuur Netwerk Brabant een bestemmingsplanwijziging ex. artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wordt deze gewenste ontwikkeling van het plangebied planologisch-juridisch mogelijk gemaakt. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de benodigde ruimtelijke onderbouwing c.q. verantwoording ten behoeve van de herziening van het bestemmingsplan, in de vorm van een toelichting. Naast deze toelichting omvat dit bestemmingsplan regels en een verbeelding. De regels en een verbeelding vormen samen het juridische kader voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden die zullen gaan gelden binnen het plangebied.

1.2 Ligging plangebied/projectprofiel

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0001.png"

Ligging plangebied (bron: Google maps 2016)

Het plangebied is gelegen in de gemeente Nuenen. De Lieshoutseweg 6 ligt aan de noordzijde van de kern Gerwen in het overgangsgebied naar het landelijke buitengebied. De Lieshoutseweg betreft de provinciale weg N615 tussen Gerwen en Lieshout en vormt de grens van het bosgebied dat is gelegen tussen Gerwen en Lieshout. Het plangebied zelf is specifiek gelegen tussen de Lieshoutseweg en de Moorven in het buitengebied van de gemeente Nuenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0002.png"

Kadastrale ligging

Het plangebied is kadastraal bekend als Gemeente Nuenen, sectie B, perceelsnummers 4954 en 4117 met een kadastrale grootte van in totaal 12.390 m2.

1.3 Locatie profiel

Ter plaatse van het perceel Lieshoutseweg 6 te Nuenen geldt het bestemmingsplan "Buitengebied", onherroepelijk geworden op 3 november 2010.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0003.png"

Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied" met in rood het plangebied aangegeven

Aan de percelen zijn de bestemmingen 'Woondoeleinden' (artikel 6) en 'Bos en natuur' (artikel 8) toegekend. Het planvoornemen past niet binnen de bouw- en gebruiksregels van het geldende bestemmingsplan, aangezien ter plaatse alleen wonen met aansluitend bos en natuur is toegestaan. Een restaurant past niet binnen de doeleindenomschrijving van de bestemming 'Woondoeleinden'. Een multifunctionele horecaruimte, een B&B, klim en klauter activiteiten en een parkeerterrein passen tevens niet rechtstreeks binnen de doeleindenomschrijving van de bestemming 'Bos en Natuur'. Daarnaast biedt het bestemmingsplan geen binnenplanse afwijkingsbevoegdheden om het gehele planvoornemen mogelijk te maken.

Momenteel is een nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Nuenen in voorbereiding (ontwerp 20 januari 2018). Dit bestemmingsplan is op 1 november 2018 gewijzigd door de gemeenteraad, maar nog niet in werking getreden. Aan de percelen zijn wederom de bestemmingen 'Wonen' (met bouwvlak) en 'Natuur toegekend. Tevens is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3b hoge verwachting met esdek' en de gebiedsaanduiding 'Overige zone - beperking van Veehouderij van toepassing. Voor delen van het plangebied zijn ook de gebiedsaanduiding 'Overige zone - in Verordening ruimte tot te voegen NNB' en 'Overige zone - In Verordening ruimte te verwijderen NNB' aangeduid. Het planvoornemen past om dezelfde reden ook niet in dit nieuwe bestemmingsplan zoals dit voor gewijzigde vaststelling wordt voorgelegd aan de gemeenteraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0004.png"

Uitsnede ontwerp bestemming 'Buitengebied Nuenen'

Het bevoegd gezag kan echter afwijken van de regels ten behoeve van het planvoornemen c.q. de beoogde functies. De gemeente Nuenen heeft middels de brief d.d. 23 mei 2016 aangegeven in principe bereid te zijn medewerking te verlenen aan dit planvoornemen en de gewenste functies in afwijking van het bestemmingsplan planologisch mogelijk te willen maken.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt het planvoornemen uiteengezet door het beschrijven van de huidige en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 worden de planologische kaders geschetst aan de hand van het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. In het daaropvolgende hoofdstuk (4) worden de sectorale aspecten van het gebied besproken en de mogelijke invloed daarop van de planvorming. Hierbij gaat het om de aspecten ten aanzien van archeologie en cultuurhistorie, bodemkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, kabels/leidingen, externe veiligheid, geluid, flora en fauna alsmede verkeer en parkeren. Hoofdstuk 5 bevat vervolgens de wettelijke verplichte waterparagraaf, waarin het plan getoetst wordt op het aspect water. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijven gegeven waarin aangegeven wordt hoe het planvoornemen planologisch-juridisch geregeld wordt in de vorm van regels en de verbeelding. In hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid besproken. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de te volgen procedure.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Beschrijving huidige situatie

Op dit moment bevindt zich op de locatie Lieshoutseweg 6 een woonhuis, een garage en een schuur. Het woonhuis en de garage liggen niet in het Natuur Netwerk Brabant (NNB, de voormalige EHS), maar worden wel omringd door bosgebied dat in het NNB ligt. De bestaande schuur ligt wel in het NNB.

Momenteel wordt er veel geparkeerd in het bosgebied zelf. Dit zorgt voor veel overlast bij de omwonenden, maar dit is ook een belasting voor het natuurgebied zelf. In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" staat beschreven dat de gemeente Nuenen in het bosgebied ruimte moet bieden aan de ontwikkeling van dagrecreatieve voorzieningen. In hetzelfde gebied zou ook ruimte moeten zijn voor de ontwikkeling van (kleinschalige) recreatieve initiatieven op het gebied van verblijfsrecreatie.

Achtergrond

De Geeneindse Heide is een landschap dat Vincent van Gogh destijds uitgebreid heeft beschreven in zijn brieven en dat hij veelvuldig heeft geschilderd en getekend. Voorbeelden zijn Mastbomen in het ven en Nichet huisje/La Chaumiere. Vincent van Gogh was een wandelaar en genoot van de rust op de heide. In één van zijn brieven aan zijn broer Theo schreef hij: 'zoekt het niet te Parijs, zoekt het niet in Amerika, dat is alles hetzelfde, precies eeuwig 't zelfde. Verander inderdaad, zoek het op de hei'. In de periode dat hij in Nuenen woonde heeft hij met zijn vriend Anton Kerssemakers meerdere schilderexcursies gemaakt naar Lieshout waar hij meerdere studies heeft gemaakt van de oude windmolen de Vogelzang. In zijn wandeltochten moet hij langs de Geeneindse heide zijn gelopen. Het planvoornemen heeft als doelstelling om deze tijden bij de bezoekers te laten herbeleven.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

Het planvoornemen

Het planvoornemen ziet op de realisatie van 'Het Boshuys' binnen de bestaande bebouwing aan de Lieshoutseweg 6. De voorgenomen functiewijziging betreft de realisatie van een restaurant in het woonhuis, een multifunctionele horecaruimte in de bestaande schuur, een B&B in de bestaande garage, een klim-, speel- en educatiebos met avondturenpad in het bos achter de schuur en parkeren aansluitend aan de bestaande bebouwing. Het Boshuys vormt een 'recreatieve poort' tot het natuurgebied Geeneindse heide en heeft samen met het klim- en educatiebos tevens een belangrijke cultuurhistorische en educatieve functie (erfgoededucatie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0005.png"

Inrichtingstekening planvoornemen

De verschillende voorzieningen worden hieronder nader toegelicht.

  • 1. Restaurant
    Het restaurant wordt gerealiseerd in het bestaande woonhuis. Aan de zuidzijde van het restaurant wordt een terras gerealiseerd van 400 m2. Naast een horecagedeelte op de begane grond blijft op de eerste verdieping van het voormalige woonhuis de woonfunctie ten behoeve van de bedrijfswoning behouden. Het woonhuis wordt ten behoeve van het restaurant intern verbouwd.

  • 2. Multifunctionele horecaruimte
    In de voormalige schuur wordt een multifunctionele horecaruimte gerealiseerd. De schuur wordt ten behoeve van de realisatie van multifunctionele horecaruimte uitsluitend intern verbouwd.
  • 3. Bed & Breakfast
    Het Boshuys wil bezoekers ook de mogelijkheid bieden om langer te genieten van de regio. Derhalve wordt de mogelijkheid geboden om te overnachten. De voormalige garage wordt intern verbouwd ten behoeve van de realisatie van twee appartementen. Gasten kunnen gebruik maken van het restaurant, maar kunnen zich ook terugtrekken in de B&B.

  • 4. Klim- en educatiebos met avonturenpad
    In het bos achter de schuur staan hoge bomen die uitermate geschikt zijn voor het realiseren van een klimbos. Het klimmen gebeurt tot op een hoogte van 12 meter in de vorm van maximaal 2 klimparcoursen en één klimparcour in combinatie met een tokkelbaan. De 2 klimparcoursen worden gerealiseerd boven het educatiebos met avonturenpad. Het tokkelen via de tokkelbaan vindt in de richting van de provinciale weg over de parkeerplaats en terug plaats. Om klimmen in deze bossen mogelijk te maken worden touwen, kabels en ankers aangebracht die ook eenvoudig en zonder schade aan de bomen kunnen worden verwijderd. Daarnaast worden, afhankelijk van de hoogte, platforms in de bomen bevestigd om gezekerd klimmen mogelijk te maken. Voor een uitgebreide omschrijving van het klim- en educatiebos wordt verwezen naar de volgende alinea's.
  • 5. Speelbos

Op de open plek tussen de bebouwing en het klim- en educatiebos met avonturenpad wordt een speelbos ingericht. Het is de bedoeling om kinderen hier de mogelijkheid te bieden om vrij te spelen in een natuurlijke omgeving terwijl hun ouders gebruik maken van het restaurant dan wel het terras. Voor een nader omschrijving van het speelbos wordt verwezen naar de volgende alinea's.

  • 6. Parkeergelegenheid

Aansluitend aan de bestaande bebouwing wordt een ruime parkeergelegenheid gerealiseerd, direct gelegen aan de N615 ten westen van 'Het Boshuys'. Deze parkeergelegenheid biedt ruimte aan 41 auto's inclusief 3 invalideplaatsen. In paragraaf 4.10 wordt onderbouwd op basis waarvan tot dit aantal is gekomen.

Klim- en educatiebos

In dit bos kunnen kleine groepen bezoekers die gebruik maken van de vergader of horeca-gelegenheid onder begeleiding van de exploitant het bos beleven. Het klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad bestaat uit de nu volgende onderdelen en zal zoveel mogelijk worden gecentreerd rond de bebouwing.

Het avonturenpad en het speelbos

In samenwerking met Van Gogh Brabant wordt een avonturenpad ontwikkeld dat kinderen mee terug neemt in de tijd. Het is een educatieve wandelroute waarbij deelnemers onderweg op een actieve manier beleven hoe het Brabantslandschap er uit zag in de tijd van Van Gogh, hoe de mensen toen leefden en hoe Vincent van Gogh deze omgeving vastlegde in zijn schilderijen. Daarnaast zijn er een aantal uitdagende activiteiten, zoals boomstambruggen, touwslingers. Het neemt de bezoekers mee terug in de tijd. Op onderstaande foto wordt een voorbeeld getoond van een educatieboord zoals deze is ontwikkeld door Brabantslandschap en wordt gebruikt bij het avonturenpad in Hilvarenbeek. Naast het avonturenpad kan er door kinderen vrij worden gespeeld in het speelbos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0006.png" Het educatiebord (links) en een voorbeeld van vrij spelen voor kinderen (rechts)

Klimmen

In het klim en educatiebos worden maximaal twee klimparcoursen en één tokkelbaan gerealiseerd in de bestaande bomen tot een maximale hoogte van 12 meter. Voor deze hoogte is gekozen om optimaal gebruik te maken van de hoogte van de bestaande bomen en zodoende minder diep het bos in te gaan. Dit om, zoals door de Bosgroep Zuid geadviseerd het klimmen dichter bij de bebouwing en de N615 te situeren zodat de belasting op de natuur zo klein mogelijk is. Deelnemers klimmen daardoor tussen de boomtoppen aan ziplines. Een klimparcours eindigt met een vrije val van 12 meter. Daarnaast kan men via een tokkelbaan van de ene kant naar de andere kant van het terrein suizen richting de provinciale weg over de parkeerplaats en terug over een lengte van ongeveer 60 meter. De ziplines, touwbruggen en tokkelbaan worden gerealiseerd in volwassen stevige bomen en met een boomvriendelijk en duurzaam bevestigingssysteem. Hiervoor worden geen bomen gekapt ook blijft de ondergroei gehandhaafd. Bezoekers die willen kijken naar de klimmers worden over de bestaande paden van het avonturenpad geleid en worden geïnformeerd over de cultuurhistorisch erfgoed van de heide en zandgronden zoals die kenmerkend waren in het Brabantse landschap in de tijden van Van Gogh. Het perceel is middels een hekwerk afgesloten van de openbare weg en kan alleen onder begeleiding van bevoegd persoon worden betreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0007.png"

Een zipline (links) en een voorbeeld van gezekerd klimmen (rechts)

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0008.png"

Vrij val vanaf 10 meter

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0009.png"

Voorbeeld van de twee beoogde klimparcoursen en een klimparcour met tokkelbaan (oostelijk parcour) op het perceel in combinatie met het speel- en educatiebos met avonturenpad

Cultuureducatie

Erfgoededucatie brengt het verleden dichterbij en versterkt daarmee het historisch besef. Het omvat onderwijs met en over cultureel erfgoed, waaronder materiële en immateriële sporen uit het verleden behoren. De combinatie van spel en erfgoed vormen een mooie basis voor een educatieprogramma. Samen met Van Gogh Brabant wordt gezocht naar een passend educatieprogramma voor kinderen.

2.3 Landschappelijke inpassing

Onderdeel van het planvoornemen is de landschappelijke inpassing zoals weergegeven in het landschappelijk inpassingsplan (Bijlage 1). Dit betreft overwegend een aanvulling op c.q. versterking van de aanwezige natuurlijke waarden ter plaatse van het plangebied. Door de verscholen liggen van het plangebied in de bossen is de noodzaak van landschappelijk inpassing niet gebleken.

Belangrijkste elementen van deze landschappelijke inpassing zijn de realisatie van een pluktuin en een bloemenweide. De pluktuin is daarbij voorzien direct grenzend aan het restaurant met terras. Deze tuin is met name bedoeldt om fruit voortkomend uit de tuin te gebruiken voor de gerechten in het restaurant. De bedoeling is dat deze pluktuin niet gestructureerd wordt aangelegd, maar de fruitstruiken/-bomen organisch geplaatst worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0010.png"

Sfeerbeelden pluktuin

De bloemenweide is beoogd aan de noordzijde van de bestaande open plek, tegen de bosrand aan. Door de aanleg van de bloemenweide word de biodiversiteit ter plaatse verbeterd. Er is namelijk een grote afname van het aantal insecten, terwijl insecten juist belangrijk zijn voor de voedselproductie (bestuiven gewassen) en een belangrijke schakel in ecosystemen. Door het inzaaien van een bloemenweide met bloeiende kruidenrijke vegetatie wordt hieraan een belangrijke bijdrage geleverd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0011.png"

Mogelijke soorten voor bloemenweide

Verder wordt aan de achterzijde van het perceel (aan het einde van het parkeerterrein en de pluktuin) struweel aangeplant als afscheiding. De parkeerplaatsen aan de zijde van de het restaurant worden middels een haag afgeschermd. Ook het terras wordt afgeschermd van de bestaande open plek. Hierdoor ontstaat er een bewuste overgang van tussen deze functies.

Door de bestaande bosstrook aan de zijde van de provinciale weg worden de parkeerplaatsen al afgeschermd waardoor de auto's aan het zicht onttrokken worden. Om te zorgen dat het planvoornemen zichtbaar is van de provinciale weg worden doorzichten gemaakt. Dit gaat verder niet ten kosten van de bestaande natuur maar zal door 'slim' beheer vorm worden gegeven.

In onderstaande afbeelding is de landschappelijk inpassing in relatie tot de bestaande natuur inzichtelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0012.png"

Landschappelijke inpassing

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Planologische beleidskaders

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort de voornaamste kaders van het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Nuenen uit de plannen voor het plangebied weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede een uitgangspunt voor het lokale maatwerk zullen zijn.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu. De SVIR geeft een nieuwe integrale kijk op het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid tot 2040 op rijksniveau en vormt als het ware een 'kapstok' voor zowel bestaand als nieuw rijksbeleid dat invloed heeft op de ruimte om ons heen. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk brengen bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven). De SVIR zal dan ook ruimte bieden aan provincies en gemeenten om maatwerk te leveren ("decentraal, tenzij").

Algemene doelstellingen en nationale belangen

In de SVIR staan drie hoofddoelen centraal om Nederland voor de middellange termijn tot 2028 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. Allereerst is het om de concurrentiekracht van Nederland te vergroten van belang om de ruimtelijk-economische structuur in Nederland te versterken. Een goed vestigingsklimaat staat centraal en vereist een hoogwaardig werk- en woonmilieu en een goede bereikbaarheid. Het is echter ook van groot belang dat er voldoende aanbod is aan onderwijs, cultuur, groen en recreatiemogelijkheden. De SVIR zet met name in op het beter benutten en uitbouwen van de kracht van stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren en internationale verbindingen.

Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Dat wil zeggen dat een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem met voldoende capaciteit gerealiseerd moet worden. Dit kan door de huidige infrastructuur beter te benutten, maar ook door slim te investeren in het hoofdnetwerk. Regio's moeten met elkaar en hun achterland verbonden worden en multimodale vervoersknooppunten dienen versterkt te worden. Om de deur-tot-deur bereikbaarheid verder te verbeteren is het van belang om ook voor fiets- en langzaam verkeer een fijnmazig netwerk te creëren. Ten slotte is ook een transitie naar duurzame mobiliteit gewenst en dit zal dan ook zo veel mogelijk gefaciliteerd moeten worden vanuit de overheid.

Het vergroten van de concurrentiekracht en het verbeteren van de bereikbaarheid zal tot slot gepaard gaan met het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Voor de aantrekkelijkheid van Nederland is het nodig de bijzondere waarden en internationaal onderscheidende kwaliteiten te koesteren en te versterken. Dat vraagt om de borging van natuurwaarden en biodiversiteit, unieke cultuurhistorische waarden en een goede milieukwaliteit.

Om deze drie doelen te kunnen realiseren benoemt het Rijk voorts 13 nationale belangen. Deze zien met name op het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Dit alles dient tot stand te komen door middel van zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Conclusie

Gelet op de schaal van het plangebied en de aard van de ontwikkeling (functiewijziging van de woonbestemming naar een restaurant, een B&B, een klim- speel- en educatiebos met avonturenpad en parkeren) zijn er vanuit de SVIR geen nationale belangen van toepassing. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte genoemd, bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en worden met het Barro en het Bro juridisch verankerd. In totaal gaat het om dertien nationale belangen.

In het kader van deregulering en decentralisatie is er voor gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk.

Conclusie

Aangezien het Barro een uitwerking vormt van de nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, en in de SVIR voor dit planvoornemen geen nationale belangen van toepassing zijn, gelden er voor dit planvoornemen vanuit het Barro geen beperkingen.

3.2.3 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden met als doel het ontwikkelen en in stand houden van soorten en ecosystemen die belangrijk zijn voor Europa. Deze gebieden zijn aangewezen op basis van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het beleid houdt echter niet bij de landsgrenzen op, vogels en planten trekken zich immers niets aan van landsgrenzen.

Er zijn drie thema's die centraal staan bij Natura 2000, te weten beleven, gebruiken en beschermen.

  • Beleven houdt in dat er ruimte wordt gecreëerd voor recreatie. Recreatie en natuurontwikkeling in dezelfde omgeving betekent echter wel dat er goede afspraken gemaakt moeten worden.
  • Met gebruiken wordt bedoeld dat de natuur naast haar schoonheid ook economisch functioneel is. Wonen, werken en recreëren in een mooie omgeving is het streven, waarbij economie en ecologie met elkaar in balans dienen te zijn.
  • Beschermen wil zeggen het duurzaam beschermen van flora en fauna. Het ideaalbeeld wordt bereikt wanneer de drie thema's in combinatie met elkaar zonder problemen van toepassing kunnen zijn op natuurgebieden.

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij neemt hierin in het voortouw, door Natura 2000-gebieden aan te wijzen. Bij het aanwijzen van een gebied wordt op basis van enkel ecologische argumenten bepaald welke natuurwaarden op welke locatie geholpen moeten worden en welke doelstellingen daarbij behaald moeten worden.

Natura 2000-gebieden die (in ontwerp) zijn aangewezen op basis van de Europese Vogelen/ of Habitatrichtlijn kennen een bescherming op grond van de Wet natuurbescherming (1 januari 2017). De habitattoets als opgenomen in artikel 19j Natuurbeschermingswet dient om vast te stellen of, en zo ja, onder welke voorwaarden een menselijke activiteit in en rondom een Natura 2000-gebied kan worden toegelaten. Daarvoor moet er zekerheid zijn dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast en dat een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, dan wel een verstoring van soorten uitblijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0013.png"

Uitsnede overzicht Natura-2000 gebieden met in rood het plangebied aangegeven

Conclusie

Het plangebied ligt op een afstand van respectievelijk circa 8,5 en 9,5 kilometer van de meest nabij gelegen Natura-2000 gebieden 'Strabrechtse Heide & Beuven' en 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'. Gezien de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling en de afstand tot de Natura-2000 gebieden kan redelijkerwijs worden gesteld dat de functieverandering van een woon/bosbestemming ten behoeve van de functies horeca met een multifunctionele ruimte, klim- speel- en educatiebos met avonturenpad en parkeren geen negatieve gevolgen zal hebben voor de Natura-2000 gebieden.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO 2014)

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.

De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Dé grote uitdaging voor Noord-Brabant is om het (hoog)stedelijk gebied verder te ontwikkelen tot een krachtig netwerk en tegelijkertijd de groene en blauwe waarden van Noord-Brabant te versterken. De nabijheid van stad en land en de karakteristieke afwisseling tussen stad en land zijn daarbij de belangrijkste kwaliteiten die bijdragen aan een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moet aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0014.png"

Uitsnede Structuurvisie ruimtelijke ordening met in rood het plangebied globaal aangegeven

Kerngebied groenblauw

Op basis van de kaart Structuurvisie ruimtelijke ordening geldt voor het plangebied 'het kerngebied groenblauw'. Het kerngebied groenblauw bestaat uit het NNB inclusief de ecologische verbindingszone en waterstructuren zoals beken en kreken. Op de structurenkaart zijn de belangrijkste gebieden van de ecologische hoofdstructuur inclusief de ecologische verbindingen en de gebieden voor watersysteemherstel weergegeven als kerngebied groenblauw. Het NNB bestaat uit het samenhangende netwerk van bestaande en te ontwikkelen bossen en natuurgebieden in Brabant. Deze gebieden hebben de hoofdfunctie natuur. De gebieden binnen het NNB waar de natuurwaarden afhankelijk zijn van de hydrologische situatie krijgen bijzondere aandacht. Rondom deze natte natuur liggen hydrologische beschermingszones, de zogenaamde attentiegebieden NNB. Het ruimtelijke beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Er is geen ruimte voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstellingen voor het NNB en het beheer/herstel van de waterstructuren. Bestaande functies en bestaand gebruik binnen de groenblauwe kern worden gerespecteerd.

Voor de ontwikkeling van functies binnen de groenblauwe kern gelden de NNB-spelregels, zoals die door het Rijk/IPO zijn afgesproken: het 'nee, tenzij'-principe met toepassing van het compensatiebeginsel en met mogelijkheden voor de zogenaamde herbegrenzing en saldobenadering. De ontwikkeling van extensieve recreatie die zich richt op de beleving van natuurgebieden, is goed mogelijk. Deze ontwikkeling moet wel passen binnen de natuurdoelstellingen van het gebied en bijdragen aan de versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

Versterking van het landschap

Daarnaast heeft de provincie tot doel dat ontwikkelingen in het landelijk gebied een bijdrage leveren aan de versterking en beleving van het landschap, bijvoorbeeld door investeringen in de fijnmazige groenblauwe dooradering van het platteland, in het cultuurhistorisch erfgoed en in de versterking van de recreatieve structuur.

De provincie stelt zich op het standpunt dat het Brabantse landschap een voornaam onderdeel vormt van het erfgoed van Vincent van Gogh, vastgelegd in talrijke brieven, tekeningen en schilderijen. Waar het oorspronkelijke landschap nog aanwezig is, blijft dit behouden. Op andere plekken wordt het landschap dat Vincent schilderde gereconstrueerd. Door Van Goghs aanwezigheid in het Brabantse landschap wordt op een vanzelfsprekende wijze het culturele erfgoed en de natuur met elkaar verbonden: educatie, landschapsherstel en recreatie gaan hand in hand. Het klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad draagt bij aan de in de Structuurvisie geformuleerde doelstellingen en ambities. Het Boshuys met klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad is een economische drager voor het bestaande natuurgebied Geeneindse heide die daarmee het landschap en de cultuurhistorie waarden versterken. Daarnaast wordt middels het planvoornemen de recreatieve structuur versterkt.

Begrenzing NNB

Het plangebied waar het planvoornemen is voorzien ligt deels in het NNB en wordt omringd door bosgebied dat in het NNB ligt. Echter bij de voorbereiding van het planvoornemen is gebleken dat de (voormalige) woning met bijbehorende tuin voor een deel begrenst is binnen het NNB. Gezien het (voormalige) geburik als woning en tuin is hier geen sprake van natuurwaarden. De gedeelten waar de gebouwen staan en die in gebruik zijn als tuin voldoen niet aan de criteria voor het natuurbeheertype 'Droog bos met productie'. Deze zouden geen onderdeel moeten uitmaken van het NNB. Hiervoor zou een ambtshalve wijzing van de begrenzing van het NNB vanuit de procincie noodzakelijk zijn om deze omissie te herstellen.

In dat kader is door de Bosgroep Zuid Nederland in opdracht van de gemeente Nuenen een notitie (advies Lieshoutseweg 6, 30 augustus 2018) opgesteld waarin onderbouwd wordt waarom de grens van de NNB ter plaatse van het plangebied aangepast dient te worden. Tevens wordt in dit advies een voorstel gedaan voor de herbegrenzing van het NNB. Dit advies is als Bijlage 2 opgenomen bij deze toelichting. Door deze herbegrenzing ligt Het Boshuys, bestaande uit een restaurant met een multifunctionele horecaruimte, Bed & Breakfast (B&B) met de bijbehorende parkeervoorziening volledig buiten het NNB, evenals het speelbos. Alleen het klim-, en educatiebos met avonturenpad valt hierdoor deels nog binnen de begrenzing van het NNB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0015.png"

Voorstel concrete herbegrenzing NNB

Effecten klim- en educatiebos met avonturenpad binnen NNB

In dezelfde notitie is tevens een ecologisch advies gegeven voor de impact van het klim- en educatiebos met avonturenpad. Daarin wordt geconcludeerd dat het klim- en educatiebos met avonturenpad maar beperkte (negatieve) effecten hebben op de waarden van het bos zelf en het bos in de omgeving. De effecten zijn in de notitie nader beschreven (zie Bijlage 2).

Mogelijke mitigerende maatregelen

Voor beide inrichtingen (klim- en educatiebos) geldt dat met het gericht plaatsen van de voorzieningen een deel van de effecten als gevolg van verstoring kan worden beperkt (mitigatie), maar niet geheel weggenomen. Door de klimparcoursen en het educatiebos met avonturenpad alleen in het noordwestelijk deel van het bos, dichter bij de huidige bebouwing te plaatsen of deels in de open ruimten bij bebouwing, kan er voor zorgen dat verstoring minder ver het bospeceel en het aangrenzende bos in reikt. Door het educatiebos met avonturenpad te situeren onder de klimparcoursen vallen de effecten van beide onderdelen samen en reiken deze minder ver het bos in. Daarnaast kan bij plaatsing van elementen voor het educatiebos en de situering van het avonturenpad groeiplaatsen van varens en lelietje-van-dalen worden ontzien. Tevens wordt de onderbegroeiing gerespecteerd. Deze zal niet verwijdert worden omdat deze juist een belangrijk onderdeel vormt voor het educatiebos met avonturenpad.

Akoestisch onderzoek

Tevens is een akoestisch onderzoek (Tritium, documentnummmer 1808/025/RV-01, 10 oktober 2019, Bijlage 3) uitgevoerd om de effecten c.q. verstoring van het klim- en educatiefbos met avonturenpad op de NNB te bepalen. Uit dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken*:

  • De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Lieshoutseweg (N615) bedraagt ter plaatse van het gehele plangebied meer dan 45 dB. In het centrale deel van het plangebied bedraagt de geluidbelasting circa 50 dB. Uitgaande van een drempelwaarde in Lden van 39 dB is er in het gehele plangebied en directe omgeving reeds sprake van verstoring.
  • De maximale geluidbelasting ten gevolge van stemgeluid ter plaatse van het terras bedraagt circa 45 dB(A). In de directe omgeving van het startplateau met ondergelegen educatiebos bedraagt de maximale geluidbelasting circa 49 dB(A). Beide geluidbelastingen zijn niet hoger dan de te plaatse aanwezige geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer. De geluidbelasting ten gevolge van stemgeluid bedraagt maximaal 31 dB(A) ter plaatse van het buiten het plangebied gelegen NNB-gebied. Uitgaande van een drempelwaarde van 42 dB(A) voor bosvogels zorgt het stemgeluid buiten het plangebied derhalve niet voor een (verdere) verstoring van het NNB-gebied.
  • Direct rondom de tokkelbaan bedraagt de geluidbelasting circa 54 dB(A). Dit is ter plaatse van zowel het NNB-gebied binnen als buiten het plangebied. Ter plaatse van de woning gelegen op het buurperceel aan de Lieshoutseweg 4 bedraagt de geluidbelasting maximaal 34 dB(A). De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt hier 63 dB. In zowel het gehele plangebied en direct omliggend NNB-gebied is echter al sprake van verstoring (Lden >= 39 dB) ten gevolge van het wegverkeerslawaai. Voor de geluidproductie in het klimpark en educatiebos geldt bovendien dat dit enkel in de dagperiode plaatsvindt, terwijl de verstoring door wegverkeer het gehele etmaal doorgaat en behalve op geluidverstoring ook betrekking heeft op lichtverstoring.
  • Voor de maximale geluidniveaus ten gevolge van stemgeluid op het buitenterras geldt dat deze nagenoeg in het gehele NNB-gebied onder 40 dB(A) blijft. Van verstoring door piekgeluiden afkomstig van het buitenterras is derhalve geen sprake.

In het akoestisch onderzoek zijn de geluidniveaus tijdens de representatieve bedrijfssituatie berekend c.q. inzichtelijk gemaakt. Het aspect omgevingslawaai vormt geen belemmering voor het planvoornemen. In zowel het gehele plangebied en direct omliggend NNB-gebied is namelijk reeds sprake van negatieve effecten op de natuur c.q. verstoring ten gevolge van het wegverkeerslawaai. Verkeerslawaai wordt in tegenstelling tot stemgeluid door zowel mens als dier als een onnatuurlijke bron beschouwd en zorgt hierdoor bovendien sneller voor verstoring.

* Nadere toelichting ter verduidelijking conclusies akoestisch onderzoek: Het NMP4 benoemt geluid van verkeer als een onnatuurlijke bron van geluid en stelt dat het niveau maximaal een Letmaal van 40 dB(A) mag zijn om te kunnen spreken van een goede akoestische kwaliteit. Inmiddels wordt voor verkeerslawaai de eenheid Lden gebruikt en wordt uitgegaan van een Lden van 39 dB als grens voor goede akoestische kwaliteit. Overigens zijn de dB's van de Lden ook gewoon A-gewogen. De A wordt echter niet gebruikt om extra onderscheid te maken dus de (oude) WGH en de “nieuwe” Wgh.

De geluidcontouren van het wegverkeer (Lden) zijn vergeleken met voornoemde 39 dB (Lden). De berekende geluidbelastingen (24-uurs gemiddelden in dB(A)) zijn vergeleken met Om een vergelijking te kunnen maken met een verstrekte contourenkaart van het verkeerslawaai (Lden) ter plaatse van het plangebied is het bos in voorliggend rapport net zoals bij de verstrekte contourenkaart niet middels beplantingsstroken gemodelleerd. Beplantingsstroken zorgen overigens slechts voor een reductie van maximaal 0,5 dB. de drempelwaarde voor bosvogels.

Conclusie

Op basis van de bevindingen van Bosgroep Zuid Nederland is sprake van een ambtshalve herbegrenzing van de NNB, waardoor het planvoornemen (restaurant met een multifunctionele horecaruimte, Bed & Breakfast (B&B), speelbos en bijbehorende parkeervoorzieningen) grotendeels gelegen is buiten de NNB. Alleen het klim- en educatiebos met avonturenpad is deels gelegen binnen de NNB. De effecten van deze onderdelen van het planvoornemen op de NNB zijn beperkt. Door de aanwezige beplanting (waaronder de onderbegroeiing) zoveel mogelijk te respecteren en het klim- en educatiebos met avonturenpad hier zoveel mogelijk te integreren wordt de verstoring van de natuurwaarden tot een minimum beperkt. Voor de realisatie van het klim- en educatiebos met avonturenpad worden geen bomen gekapt en de bosbodem in stand gehouden. Daarnaast is uit het akoestisch onderzoek gebleken dat door de aangrenzende provinciale weg het plangebied reeds verstoord is. De realisatie van het klim- en educatiebos met het avonturenpad leidt niet tot een verder verstoring c.q. verslechtering van de situatie. Het functioneren van het Natuurnetwerk Brabant wordt derhlave niet extra belmmert. Ter plaatse van het klim- en educatiebos met avondturenpad is herbegrenzing van het Natuurnetwerk Brabant dan ook niet noodzakelijk. Door de beoogde landschappelijk inpassing (zie paragraaf 2.3) wordt het planvoornemen verder geintergreerd binnen de bestaande natuur. Door de herbegrenzing en de beperkte effecten op de NNB in combinatie met de beoogde landschappelijke inpassing is er geen sprake van strijdigheid met de Structuurvisie.

De Verordening Ruimte 2014 bevat de juridische vertaling van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en komt in paragraaf 3.3.2 aan bod.

3.3.2 Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerd 31 juli 2018)

De Verordening Ruimte 2014 is de juridische vertaling van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen. De verordening bevat regels waaraan gemeenten zich dienen te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van bestemmingsplannen. Ook wordt in de Verordening ruimte geregeld op welke wijze het regionaal ruimtelijk overleg, waarin afspraken worden gemaakt over verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen), wordt georganiseerd.

Bevordering ruimtelijke kwaliteit

Een van de hoofdlijnen van de Verordening Ruimte heeft betrekking op de ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kernkwaliteiten zijn in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en meer concreet en specifiek in de uitwerking van de Structuurvisie, door middel van Gebiedspaspoorten uitgewerkt. Gebiedskenmerken zijn de spil van ruimtelijke kwaliteit: het gaat daarbij om het verbinden van de opgave met de plek. In de Verordening ruimte is de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit concreet vertaald in twee principes: zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap.

De zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit behelst in hoofdzaak de regel dat de geboden ontwikkelruimte bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. In het bijzonder geldt als regel het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Dat betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. Nieuw ruimtebeslag moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor:

  • behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • zorgvuldig ruimtegebruik.

Natuur Netwerk Brabant

Het gedeelte van het plangebied waarin het restaurant met een multifunctionele horecaruimte, Bed & Breakfast (B&B), het speelbos en parkeren zijn, na de ambtshalve herbegrenzing van het NNB voorzien buiten het NNB. De ontwikkeling van het klim- en educatiebos met avonturenpad is wel gelegen binnen het NNB. Ontwikkeling van beide functies is inpasbaar binnen het NNB. Uit nader onderzoek (zie paragraaf 3.3.1) is namelijk gebleken dat de effecten van het klim-en educatiebos met avonturenpad op de NNB beperkt zijn. Door de aanwezige beplanting (waaronder de onderbegroeiing) zoveel mogelijk te respecteren en het klim- en educatiebos met avonturenpad hier zoveel mogelijk te integreren wordt de verstoring van de natuurwaarden tot een minimum beperkt. Voor de realisatie van het klim- en educatiebos met avonturenpad worden geen bomen gekapt en de bosbodem in stand gehouden. Daarnaast is gebleken dat door de aangrenzende provinciale weg het plangebied reeds verstoord is. Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de realisatie van het klim- en educatiebos met het avonturenpad niet leidt tot een verder verstoring c.q. verslechtering van de situatie. De lieshoutseweg zorgt voor een dusdanige geluidshinder dat reeds is sprake van een verstoord akoestisch klimaat. Door de beoogde landschappelijk inpassing (zie paragraaf 2.3) wordt het planvoornemen verder geintergreerd binnen de bestaande natuur.

Herbegrenzing groenblauwe mantel

De bestaande bebouwing binnen onderhavig plangebied is na de herbegrenzing gelegen binnen de Groenblauwe mantel (restaurant, B&B, multfunctionele horecaruimte, speelbos en parkeren). De Groenblauwe mantel bestaat uit gebieden die overwegend grenzen aan het NNB, een ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden. Het betreffen natuurgebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het deel van het plangebied dat binnen deze structuur ligt betreft het horecadeel, bestaande uit het restaurant, B&B, multifunctionele horecaruimte met bijbehorende parkeervoorzieningen, alsmede het speelbos. Het geheel wordt hier landschappelijk ingepast waardoor de natuurwaarde ter plaatse wordt versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0016.png"

Verordening Ruimte Noord-brabant, themakaart Natuur en Landschap met in rood de begrenzing van het plangebied. Het NNB, hier nog aangeduid als EHS is lichtgroen

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0017.png"

Herbegrenzing NNB en Groenblauwe mantel met de beoogde functies aangegeven

Onderbouwing wijzigen en effecten op NNB

Op basis van de bevindingen van de Bosgroep Zuid Nederland (zie Bijlage 2) is sprake van een 'foutieve' begrenzing van de NNB. Hiervoor is door de Bosgroep Zuid Nederland een voorstel gedaan voor een nieuwe concrete begrenzing van het NNB ter plaatse van de Lieshoutseweg 6 te Nuenen. Dit voorstel is afgestemd op de aanwezige natuurwaarden binnen het plangebied. Op basis van de beschikbare gegevens en het terreinbezoek wordt door de Bosgroep geconcludeerd dat de delen van de percelen die in gebruik zijn als tuin, daar waar gazon, sierheesters en tuinplanten domineren, en de delen waar bouwwerken staan niet voldoen aan de criteria van het natuurbeheertype Droog bos met productie. De smalle bossingel langs de Lieshoutseweg voldoet, ondanks de beperkte breedte en oppervlakte, wel aan de criteria van het genoemde natuurtype, en kan derhalve begrensd worden als NNB.

In het voorstel is alleen het NNB en de groenblauwe mantel ten oosten van de Lieshoutseweg onderzocht. De begrenzingen aan de westzijde van de Lieshoutseweg blijven ongewijzigd.

Door deze voorgestelde herbegrenzing van het NNB is alleen het klim- en educatiebos met avondturenpad gelegen binnen de NNB. Er worden geen bomen gekapt en de bosbodem wordt in stand gehouden. Tevens is uit het akoestisch onderzoek gebleken dat de realisatie van het klim- en educatiebos met het avonturenpad niet leidt tot een verder verstoring c.q. verslechtering van de situatie. De Lieshoutseweg zorgt voor een dusdanige geluidshinder dat reeds sprake is van een verstoord akoestisch klimaat.

De effecten van dit klim- en educatiebos met avonturenpad op het NNB zijn daarmee nihil. Er is daardoor geen sprake van verlies van ecologische waarden en kenmerken. Herbegrenzing van het NNB ten behoeve van het klim- en educatiebos met avondturenpad is derhalve niet noodzakelijk. Er is hierdoor geen sprake van compensatie. Wel wordt het geheel landschappelijk ingepast waardoor de aanwezige natuurwaarden ter plaatse van met name de groenblauwe mantel versterkt wordt in aansluiting op Het NNB.

Daarnaast wordt voorzien in een kwaliteitsverbetering van het landschap door middel van landschappelijke inpassing. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.3 en 3.4.2. Met voorgestelde inpassingsmaatregelen wordt ondanks de ligging in een natuurlijke omgeving een bijgedragen aan een kwaliteitsverbetering. Door middel van de landschappelijke inpassingsplan wordt invulling gegeven aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte.

Fucties restaurant, B&B en multifunctionele horecaruimte

In afwijking van artikel 6.10 eerste lid, onder a (niet-agrarische functies) van de verordening, kan een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel voorzien in een vestiging van een recreatiebedrijf, mits:

  • 1. de omvang van de bebouwing van de beoogde ontwikkeling ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
  • 2. in geval de bouw van recreatiewoningen op een verblijfsrecreatief terrein wordt beoogd, deze woningen bedrijfsmatig worden beheerd.
  • 3. Voor een bestaand bedrijf als bedoeld in het eerste lid is artikel 6.10, derde lid (redelijke uitbreiding), overeenkomstig van toepassing.
  • 4. In afwijking van artikel 6.7, eerste en tweede lid (wonen), is bij een bestaand grootschalig recreatiebedrijf een tweede bedrijfswoning toegestaan mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.

Ad 1. Ten behoeve van de beoogde functiewijziging wordt geen extra bebouwing voorzien. De beoogde functies van het planvoornemen (restaurant, B&B en milifunctionele horecaruimte) zijn voorzien binnen de bestaande bebouwing aan de Lieshoutseweg 6. Deze bebouwing kent een oppervlakte van 270 m²;

Ad 2. Er worden geen recreatiewoningen gebouwd. Er worden uitsluitend 2 appartementen ten behoeve van een B&B gerealiseerd binnen de bestaande garage. De B&B wordt bedrijfsmatig beheert;

Ad 3. Hier betreft hier geen bestaand bedrijf;

Ad 4. Niet van toepassing.

Conclusie

De voorgestelde herbegrenzing van het NNB betreft een ambtshalve wijziging. Hierdoor zijn het restaurant, B&B, multifunctionele ruimte, speelbos en de parkeervoorzienen buiten het NNB gelegen. Het hergebruik van de bestaande bebouwing is passend binnen de voorwaarden van de verordening.

De effecten van het klim- en educatiebos met avondturenpad op het NNB zijn beperkt en zorgt niet voor een toename van de geluidshinder omdat de natuur ter plaatse reeds verstoord is door de impact van de aangrenzende provinciale weg. Verder worden er geen bomen gekapt en wordt de bosbodem met onderbegroeiing in stand gehouden. Er is daardoor geen sprake van verlies van ecologische waarden en kenmerken. Er wordt hierdoor geen compensatie noodzakelijk geacht. Wel wordt het geheel landschappelijk ingepast om de aanwezige natuurwaarden ter plaatse te versterken.

3.4 Gemeentelijke beleidskaders

3.4.1 Structuurvisie Nuenen c.a.

Op 5 november 2009 heeft de raad de Structuurvisie deel A 'Ruimtelijk Casco', een kaderstellend beleidsdocument voor het gemeentelijk grondgebied van de gemeente Nuenen vastgesteld. Op 23 juni 2010 heeft de raad de Structuurvisie deel B 'Projectenplan' vastgesteld. Op 18 juni 2015 heeft een wijziging van de Structuurvisie plaatsgevonden.

In Het Ruimtelijk Casco (deel A) wordt vanuit een bondige analyse een visie geformuleerd op het plangebied. Deze visie formuleert de ontwikkelingskoers en droombeleid voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, maar vormt tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor de ruimtelijke ontwikkeling.

In Het Projectenplan (deel B) worden de ruimtelijke projecten en plannen voor de korte en middellange termijn benoemd en staat beschreven met welke instrumenten de uitvoering gestalte krijgt. Daarmee geeft de gemeente aan hoe zij haar beleid tot uitvoering wil brengen.

In de structuurvisie (Deel A en B samen) zijn diverse thematische en gebiedsgerichte beleidsstukken samengebracht en geïntegreerd. Het document legt de uitgangspunten van de verschillende bestaande beleidsdocumenten op gemeenteniveau vast en vervult een rol als toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen.

Visie op hoofdlijnen

Nuenen is een gemeente met een uitstekend groen woon- en leefklimaat, die zich profileert op het gebied van gemeenschapszin, cultuur en natuur. De gemeente heeft daarnaast een belangrijke recreatieve betekenis voor de regio. Het landelijke en dorpse karakter van Nuenen is de gemeente dierbaar. Nuenen wil dan ook graag een groene gemeente blijven met rustieke kenmerken die zich onderscheiden van het verstedelijkt gebied in de regio. De kansen liggen onder andere in de investeringen in het buitengebied en natuurontwikkeling waarmee de diversiteit en aantrekkingskracht voor bewoners en recreanten wordt versterkt.

Plangebied

Op onderstaande afbeelding wordt het Ruimtelijk Casco uit de Structuurvisie Nuenen van het plangebied weergegeven. Ter plaatse van het plangebied zijn geen geplande / mogelijke projecten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0022.png"

Uitsnede Ruimtelijk Casco Structuurvisie Nuenen met in rood het plangebied aangegeven

Ter plaatse van het plangebied geldt: voor transformatie afweegbaar gebied, groenstructuur in bebouwde kom en landschapsecologische zone oostkant. De aanduiding 'voor transformatie afweegbaar gebied' geeft aan dat het transformeren van onbebouwd gebied naar bebouwd gebied mogelijk is als dat nodig is om in de ruimtebehoefte te voorzien. Het Boshuys wordt gerealiseerd in de bestaande bebouwing van een bestaand woonhuis, garage en schuur. Derhalve is deze aanduiding niet van toepassing op het planvoornemen.

Ten aanzien van groenstructuur in de bebouwde kom speelt ook de inrichting van de openbare ruimte en de aansluiting op de omliggende bebouwing en het aangrenzende buitengebied een voorname rol. Nuenen moet hierbij haar karakteristieke landschappelijke en groen karakter behouden. Dit kan onder andere door bij de planvorming reeds rekening te houden met een aantal doelstellingen.

  • Bewust omgaan met de overgangen tussen dorp en buitengebied;
  • Balans tussen rood en groen creëren;
  • Landschapskarakteristiek opnemen in de wijk;
  • Historische structuur oppakken;
  • Herkenbare wijkstructuur realiseren
  • Aantrekkelijke groenstructuur realiseren;
  • Ecologisch en cultuurlijk groen benutten;
  • Volwaardig invulling groenstructuur bij inbreidingen.

De landschapsecologische zone aan de oostkant is een structurerende groene bufferzone tussen twee stedelijke kernen in een stedelijke regio, die bestaat uit een combinatie van gebieden voor de grondgebonden landbouw, de natuur en de recreatie, en een verbindende functie heeft voor aangrenzende landelijke regio's, zowel in landschappelijk als in ecologisch opzicht.

Conclusie

Het klim- speel- en educatiebos met avonturenpad, als onderdeel van het totale planvoornemen, voorziet in de realisatie van een recreatieve functie in een overgangsgebied van stedelijk naar landelijk gebied. Het klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad sluit daarmee aan bij de gemeentelijke structuurvisie. Tevens wordt de vrijkomende bebouwing hergebruikt voor een recreatieve funtie (restaurant, B&B, multifunctionel horecagedeelte). De locatie wordt daarmee getransformeerd van een woonfunctie naar recreatieve functies welke als recreatieve poort goed past binnen het overgangsgebied naar het aangrenzende landelijk gebied. Er wordt bewust omgegaan met dit overgangsgebied door de combinatie van verschillende recreatie functies te combineren. Daarnaast wordt er ook nog gebruik gemaakt van ecologische waarden in het gebied om bezoekers aan te trekken, er ontstaat hierdoor een beleefbare natuur.

3.4.2 Landschapsinvesteringsregeling gemeente Nuenen c.a.

Op 25 juni 2013 is de Landschapsinvesteringsregeling gemeente Nuenen c.a. vastgesteld. In de Verordening Ruimte van de provincie Noord - Brabant zijn regels vastgelegd die de belangen van de provincie bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten beschermen. In artikel 3.2 van de Verordening Ruimte wordt verplicht gesteld dat ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied bij moeten dragen aan de verbetering van de kwaliteit van het landschap. Deze Landschapsinvesteringsregeling (LIR) is van toepassing op alle ontwikkelingen in het buitengebied die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, maar waaraan vanuit ruimtelijke overwegingen toch medewerking kan worden verleend. De verplichting om de kwaliteit te verbeteren komt bovenop de 'basis'-verplichting om de zorgen voor de (handhaving) van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied, zoals opgenomen in artikel 3.1 van de Verordening Ruimte.

De Verordening Ruimte schrijft niet voor hoe en in welke mate ontwikkelingen aan de kwaliteit van het landschap moeten bijdragen. De provincie heeft zich hierbij nadrukkelijk op het standpunt gesteld dat gemeenten dit zelf mogen bepalen. De provincie stelt in de handreiking wel minimale eisen.

Op grond van de Verordening Ruimte worden investeringen in:

  • 1. de kwaliteit van bodem, water, natuur, landschap en cultuurhistorie;
  • 2. extensieve recreatieve mogelijkheden.

beschouwd als investeringen in de kwaliteit van het landschap.

De gemeente Nuenen vindt het van belang dat de wijze waarop met de LIR wordt omgegaan onderling wordt afgestemd. Met het planvoornemen wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van de natuur. Door de herbegrenzing van de het NNB wordt meer recht gedaan aan de feitelijke natuurlijke situatie. Het uitwisselen van natuur met een lage ontwikkelingswaarde voor natuur met een hoge ontwikkelingswaarde moet worden gezien als natuur versterkend. Een horecaonderneming op deze locatie draagt hier verder aan bij door de concentratie van activiteiten als startpunt voor de recreatieve ontsluiting van het aangrenzende natuurgebied.

Niet alle ontwikkelingen hebben een even grote negatieve impact op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De impact wordt onder meer bepaald door:

  • de omvang van de ontwikkeling;
  • is er sprake van nieuw ruimtebeslag of wordt er gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing;
  • de aard van de locatie en de omgeving;
  • de aard van de ontwikkeling en de mogelijke hinder voor de omgeving (verkeersaantrekkende werking);
  • betreft het een (traditioneel) gebiedseigen of gebiedsvreemde ontwikkeling;
  • de 'gewenstheid' van een ontwikkeling vanuit een (sectorale) beleidswens;

Rekening houdend met deze impact op de omgeving worden categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen onderscheiden. Afhankelijk van de impact wordt bepaald hoe invulling wordt gegeven aan artikel 3.2 van de Verordening Ruimte (VR).

  • 1. Categorie 1: Ruimtelijke ontwikkelingen die geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap vereisen.
  • 2. Categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
  • 3. Categorie 3: Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de basisinspanning voor kwaliteitsverbetering wordt genormeerd in euro's (op basis van forfataire bedragen).

Conclusie 

De ontwikkeling valt onder categorie 2. Het planvoornemen wordt zoveel mogelijk ingepast in haar omgeving. In dat kader is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (zie paragraaf 2.3) waar, ondanks dat het plangebied is gelegen in een natuurlijke omgeving, in een kwaliteitsverbetering van het landschap wordt voorzien. De functies van restaurant, B&B en het multifunctionele horecagedeelte wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, waardoor deze een nieuwe passende functie krijgt. De hiervoor noodzakelijke parkeerplaatsen zijn voorzien tussen de bestaande natuurstrook langs de provinciale weg en de voormalige woning, ter plaatse van de huidige tuin. Hiermee wordt geen afbreek gedaan aan de aanwezige natuurwaarden en het landschap.

Het speelbos is voorzien op de bestaande open plek maar zal het karakter van deze open plek niet veranderen. De realisatie van het klim- en educatiebos met avonturenpad is voorzien in het bos aansluitend aan de open plek. Er worden hiervoor geen bomen gekapt en de bosbodem blijft behouden. Er worden alleen bestaande paden gebruikt voor het avonturenpad. Daarbij vindt versterking van de aanwezige natuurwaarden plaats door de beoogde landschappelijk inpassing.

Daarnaast is naar aanleiding van het planvoornemen geconcludeerd dat de begrenzing van het NNB niet in overeenstemming is met de feitelijke situatie. Derhalve is sprake van een ambtshalve herbegrenzing van het NNB. Verder zijn de effecten van het planvoornemen (met name klim- en educatiebos met avondturenpad) op het NNB nihil (zie paragraaf 3.3.1 en 3.3.2). Hiermee rekening houdend wordt het planvoornemen ingedeeld bij categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in een goede landschappelijke inpassing. Hierin wordt voorzien op basis van voorgestelde landschappelijke inpassing in paragraaf 2.3 en bijbehorende Bijlage 1.

3.4.3 Intergemeentelijke Structuurvisie Rijk van Dommel en Aa

De zeven gemeenten in het Rijk van Dommel en Aa hebben gezamenlijk een Intergemeentelijke Structuurvisie (ISV) vastgesteld. In de ISV is vastgelegd wat de gemeenten de komende jaren willen bereiken in het Rijk van Dommel en Aa en hoe ze dat willen aanpakken. De basis voor de ISV is gelegd in het wensbeeld, wat de gemeente voorafgaand hebben uitgewerkt. Niet alleen dit wensbeeld, maar ook de gemeentelijke en provinciale structuurvisies vormt de basis voor de ISV Rijk van Dommel en Aa.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0023.png"

Uitsnede plankaart ISV Rijk van Dommel en Aa

In de ISV maakt het plangebied onderdeel uit van droge natuur en is het aangeduid als behoud en realisatie begrensde EHS (tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland (NNN) genaamd). Daarnaast wil het Rijk van Dommel en Aa een impuls geven aan de toeristische en recreatieve ontwikkeling van het gebied in een landschappelijke setting. Dit planvoornemen voorziet hier nadrukkelijk in. Verder is uit de toetsing aan het provinciale beleid (paragraaf 3.3) gebleken dat het planvoornemen op deze locatie inpasbaar is.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Algemeen

Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.

Het planvoornemen voorziet in de functieverandering van een woon/bosbestemming ten behoeve van de functies horeca (restaurant) met een multifunctionele ruimte en recreatie (B&B en klim-, speel- en educatiebos met avondturenpad) en bijbehorende voorziening in de vorm van parkeren. In dit hoofdstuk zal per sectoraal aspect kort worden beschreven in hoeverre het planvoornemen wordt beïnvloed.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologische beleidskaart

De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) is de implementatie van het Verdrag van Malta (1998) en heeft de Monumentenwet 1988 gewijzigd. De gewijzigde Monumentenwet 1988 regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en beheermaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. Op grond van de Monumentenwet 1988 worden gemeenten verantwoordelijk geacht voor de bescherming van archeologische waarden.

Artikel 38a van deze wet zegt:

De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten (lees: archeologische resten).

Artikel 41 regelt verder dat:

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (o.a. gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan) kan in het belang van de archeologische monumentenzorg worden verplicht een rapport over te leggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van die wet in voldoende mate is vastgesteld.

In 2010 heeft de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten het ´Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg´ vastgesteld. Onderdeel van dit beleidsplan is een archeologische beleidskaart, die gebaseerd is op een aantal archeologische verwachtingskaarten. Deze verwachtingskaarten zijn zeer gebiedsspecifiek. In vergelijking met de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), die voor het huidige bestemmingsplan is gebruikt, zijn deze kaarten meer geënt op de lokale omstandigheden ter plaatse en bovendien komen ook de lage en natte gebieden beter aan bod. De archeologische verwachtingskaarten geven inzicht in de (verwachte) aanwezigheid van archeologische resten. De verwachtingskaarten zijn vervolgens omgezet naar één beleidskaart. Op de archeologische beleidskaart zijn gebieden waarvoor dezelfde beleidsuitgangspunten gelden samengevoegd. Zo zijn er 6 categorieën ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0024.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart met in blauw het plangebied weergegeven

Op basis van de archeologische beleidskaart is de locatie gelegen in een gebied met hoge archeologische verwachting met esdek (categorie 3b). In deze gebieden geldt op basis van de geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van gebieden die groter zijn dan 500 m2 en dieper gaan dan 0,3 meter of 0,5 meter bij esdek onder maaiveld.

De nieuwe functies (restaurant, B&B, multifunctionele horecaruimte) worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing. Hiervoor zijn geen bodemingrepen nodig. Het bijbehorend terras wordt tussen deze bebouwing gesitueerd. Voor de aanleg hiervan zal de bodemingreep niet dieper reiken dan 0,3 meter. Voor het klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad zijn geen bodemingrepen noodzakelijk. Ten aanzien van de functie parkeren moeten mogelijk wel bodemingrepen plaatsvinden. Echter deze zullen beperkt blijven tot het aanbrengen van een (half) open verharding. Voor het aanbrengen van deze verharding wordt het terrein waar de parkeerplaatsen is voorzien geëgaliseerd. Hierop wordt de (half) open verharding aangebracht. Er zijn derhalve geen bodemingrepen noodzakelijk voor de aanleg van de parkeerplaatsen.

4.2.2 Cultuurhistorische waardenkaart

De provincie Noord-Brabant heeft in 2011 haar cultuurhistorisch erfgoed vastgelegd op de vernieuwde Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De CHW is in maart 2016 op kleine onderdelen herzien. De CHW bevat 21 cultuurhistorische en 16 archeologische landschappen van provinciaal belang. Binnen deze landschappen zijn waardevolle gebieden en complexen van cultuurhistorisch belang als zodanig aangeduid. Ook de meest recente erfgoedinformatie van het rijk is in de CHW opgenomen, zoals beschermde dorps- en stadgezichten, archeologische verwachtingswaarden en archeologische en bouwkundige monumenten.

Daarnaast is de CHW ook voor een deel opgenomen in de Verordening ruimte. Dit heeft als gevolg dat gemeenten in hun bestemmingsplannen de waarden en kenmerken van de cultuurhistorische vlakken moeten beschermen. Daarnaast biedt de Verordening ruimte mogelijkheden om complexen met een cultuurhistorisch belang te herontwikkelen, met functies en bouwmogelijkheden die elders in het buitengebied niet zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0025.png"

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

Op de cultuurhistorische waardenkaart is ter plaatse van het plangebied sprake van een provinciaal cultuurhistorisch belang. Het betreft de Meierij en Dekzandeiland Tongelreep-Groote Aa. Voor de Meierij geldt behoud door ontwikkeling of versterking van de samenhang van de dragende structuren van de regio. En voor Dekzandeiland Tongelreep-Goote Aa geldt het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief.

Met het planvoornemen worden geen belangrijke cultuurhistorische structuren aangetast. Het betreft de functiewijziging van een woon/bosbestemming ten behoeve van de functies horeca (restaurant) met multifunctionele horecaruimte en recreatie (B&B en klim- speel- en educatiebos met avonturenpad) en bijbehorende voorziening in de vorm van parkeren. De bestaande bebouwing die hiervoor zal worden gebruikt heeft geen enkele cultuurhistorische waarden.

4.3 Bodemkwaliteit

Uitgangspunt voor een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers en van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het planvoornemen betreft de functieverandering van een woon/bosbestemming ten behoeve van de functies horeca met multifunctionele ruimte en recreatie (B&B en klimbos) met bijbehorende voorziening in de vorm van parkeren.

Ten behoeve van het planvoornemen wordt een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. De nieuwe functies (restaurant, B&B, multifunctionele horecaruimte) worden uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd. Het betreft slechts een interne verbouwing, waarbij de grond niet geroerd zal worden en geen bodemingrepen zullen plaatsvinden. Ten behoeve van de beoogde functiewijziging wordt geen extra bebouwing voorzien. Ook voor het aanleggen van het klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad zijn geen bodemingrepen noodzakelijke. Deze functies worden gerealiseerd binnen de aanwezige natuur.

Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen. Een bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een lijst met indicatieve richtafstanden opgenomen voor milieubelastende bedrijfactiviteiten ten opzichte van gevoelige bestemmingen. De bedrijfsactiviteiten worden aan de hand van een milieucategorie verbonden met een maximale (indicatieve) hinderafstand. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving. De richtafstanden zijn niet wettelijk voorgeschreven en gaan uit van een gemiddeld moderne bedrijven en zijn geschreven voor nieuwe situaties. Indien bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, dan kan gemotiveerd wordne afgeweken van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van richtafstanden).

Het planvoornemen voorziet in de realisatie van een restaurant, een B&B, multifunctionele horecaruimte, een parkeerterrein en een klim- speel- en educatiebos met avonturenpad in het bestaande bos. Een klim-, speel- en educatiebos is niet expliciet benoemd in de publicatie. De activiteiten kunnen op basis van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', worden ingedeeld in:

  • hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentrum (SBI2008): milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter (geur, geluid, gevaar);
  • restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. (SBI2008): milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter (geur, geluid, gevaar);
  • veldsportcomplex (met verlichting) (SBI931): milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter (geluid).

Tevens kan voor het klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad in plaats van een veldsportcomplex (met verlichting) ook uitgegaan worden van een schietinrichting: buitenbaan met voorziening boogbanen (SBI931). Een dergelijke schietinrichting wordt aangemerkt als een milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter (geluid, gevaar).

Op basis van deze activiteiten zijn het restaurant met B&B en multifunctionele horecaruimte aan te merken als milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter. Het klim-, speel- en exucatiebos met avonturenpad is niet expliciet opgenomen in de betreffende publicatatie. De activiteiten van een klim-, speel- en avonturenpad zijn vergelijk te stellen met de activiteiten op een veldsportcomplex, maar dan zonder verlichting. Dus het uitgaan van milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter voor een klim-, speel- en educatiebos is daarmee acceptabel. De richtafstand wordt gemeten vanaf de rand van de inrichting c.q. activiteit tot aan de gevel (voor, zij of achter) van het milieugevoelige object, zoals woningen.

In onderstaande afbeelding zijn de richtafstanden van 10, 30 en 50 meter in relatie tot de omgeving inzichtelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0026.png"

Richtafstanden van respectievelijk 10 meter (zwart), 30 meter (blauw) en 50 meter (rood)

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er geen milieugevoelige objecten in de vorm van woningen binnen de richtafstand van 10 meter gelegen zijn. De horecabestemming is daarmee niet van invloed op de nabij gelegen woningen aan de Lieshoutseweg. Ook binnen de richtsafstand voor de 50 meter als gevolg van het speel-, klim- en educatiebos zijn geen woningen gelegen, met uitzondering van de woning aan de Lieshoutseweg 31A. Echter deze woning betreft de voormalige bedrijfswoning bij het aangrenzende caravancentrum. Deze woning grenst direct aan een bedrijfsbestemming waar naast het caravancentrum ook bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan. Hierdoor is ter plaatse van deze woning geen sprake meer van een rustige woonwijk dan wel rustig buitengebied. De omgeving van deze woning kan dan ook aangemerkt worden als een gemengd gebied waardoor de richtafstand met één stap qua miliecategorie naar beneden kan worden bijgesteld. Hierdoor geldt voor deze woning vanuit het speel-, klim- en educatiebos een richtafstand van 30 meter, waardoor wordt voldaan aan de richtafstand. Het trekken van de vergelijking met een veldsportcomplex (met verlichting) kan als een worst-case benadering worden gezien, aangezien er bij een veldsportcomplex (met verlichting) sprake is van verlichting en in onderhavige situatie alle activiteiten dus in de dagperiode plaatsvinden.

Indien in dat kader uitgegaan wordt van een schietinrichting; buitenbaan met voorzieningen boogbanen wordt eveneens voldaan aan de richtafstand van 30 meter. Gezien de kleinschaligheid van het klim-, speel- en educatiebos met avondturenpad in combinatie met het voldoen aan de richtafstand kan voldaan worden aan een goed woon- en leefklimaat voor de woningen aan de Lieshoutseweg.

Daarnaast is de geluidsbelasting op de woningen als gevolg de provinciale weg aanmerkelijk hoger dan de geluidsbelasting van als gevolg van de tokkelbaan. Daardoor is er in zekere zin als sprake van een 'verstoord' woon- en leefklimaat van de woningen aan de lieshoutseweg als gevolg van het wegverkeer op de provinciale weg. Dit bevestigd des te meer dat hier geen sprake is van een rustige woonwijk dan wel rustig buitengebied.

Aanvullend is akoestisch onderzoek (K&M Akoestisch Adviseurs, opdrachtnummer R2019/32025, 29 oktober 2019 Bijlage 5) uitgevoerd in het kader van de melding van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. De berekeningsresultaten zijn vervolgens getoetst aan de toetsingskaders voor buitenplanse inpassignen uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering en aan de volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer geldende grenswaarden ter voorkoming van hinder. Tevens is beoordeeld of ter plaatse van de bestaande woningen sprake is van een goede ruimtelijke ordening c.1. een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.

Uit dit aanvullende akoestisch onderzoek is gebleken dat:

  • Het planvoornemen voldoet zowel aan de toetsingskaders voor buitenplanse inpassingen uit deVNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering als aan de algemeen geldende grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
  • Het geluidsniveau ten gevolge van voertuigbewegingen van en naar het plangebied over de openbare weg bedraagt op weekenddagen ter plaatse van langs de Lieshoutseweg gelegenwoningen ten hoogste 54 dB(A) Letmaal. De inrichting overschrijdt hiermee de voorkeursgrenswaarde uit de VROM-circulaire van 29 februari 1996 tot +4 dB. Een dergelijke gevelbelasting leidt evenwel niet tot het treffen van aanvullende gevelmaatregelen en is bovendien volledig ondergeschikt aan de heersende geluidsbelasting van het wegverkeer over de Lieshoutseweg (N615).
  • Het Boshuys veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor het milieu en ter plaatse van woningen in de directe omgeving is sprake van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het restaurant met B&B en multifunctionele horecaruimte in combinatie met een parkeerterrein en een klim- speel- en educatiebos met avonturenpad heeft gezien de afstand tot de nabij gelegen woningen geen invloed op het woon- en leefklimaat van deze woningen. Het woon- en leefklimaat van de woningen aan de Lieshoutseweg blijft als gevolg van het planvoornemen gewaarborgd. Op basis van de richtafstanden is derhalve sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.5 Kabels, leidingen en straalpaden

Binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan is geen sprake van de aanwezigheid van kabels en leidingen, die om een beschermende regeling vragen in het bestemmingplan, dan wel die beperkingen opleggen aan de ontwikkelingen in de directe omgeving.

Boven het plangebied is geen straalpad aanwezig, dat beperkingen aan de bouwmogelijkheden binnen het plangebied zou kunnen opleggen.

Conclusie

Er zijn geen kabels, leidingen of straalpaden aanwezig die een belemmering zouden kunnen betekenen voor het planvoornemen.

4.6 Externe veiligheid

Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Daarbij gaat het om risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:

  • bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid van een risicobron tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen of ten gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven.
  • bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijk ongeval met een groot aantal slachtoffers.

Voor de eerste doelstelling is het begrip 'plaatsgebonden risico' (PR) van belang. De norm voor het plaatsgebonden risico is 10-6, die als een contour om een risicovolle inrichting en aan weerszijden langs een transportroute of buisleiding ligt. Binnen die contour zijn ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi) geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Bevi geldt die norm als richtwaarde. Een soortgelijke normstelling en systematiek geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.

Bij de realisatie van de tweede doelstelling staat het begrip 'groepsrisico' (GR) centraal. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, transportas waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en van een buisleiding waardoor die stoffen worden vervoerd, is op dat punt onderzoek nodig. Daaruit volgt een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar wel een oriënterende waarde, die als ijkpunt geldt bij het zoeken naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. Op grond van artikel 13 Bevi dient bij nieuwe ruimtelijke plannen die nieuwe (kwetsbare) objecten mogelijk maken een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden door het bevoegd gezag. Een soortgelijke regeling geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.

Inrichtingen

Zoals gezegd zijn de risiconormen voor inrichtingen vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met bepaalde eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn voorts regels opgenomen betreffende de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het planvoornemen betreft de functieverandering van woon/bosbestemming ten behoeve van de functies horeca met multifunctionele ruimte en recreatie (B&B en klimbos) en bijbehorende voorziening in de vorm van parkeren. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Conform de risicokaart Brabant is de meest dichtbijgelegen risicovolle inrichting gelegen op ongeveer 1 km. Het invloedsgebied strekt zich derhalve niet uit over het plangebied.

Transport van gevaarlijke stoffen

De normen voor de risico's die burgers mogen lopen als gevolg van een ongeval met transport van gevaarlijke stoffen zijn vooralsnog niet wettelijk vastgelegd, zoals dat bijvoorbeeld voor inrichtingen gedaan is in het Bevi. Zolang deze wettelijke verankering niet heeft plaatsgevonden, wordt het huidige externe veiligheidsbeleid voor het transport van gevaarlijke stoffen vastgesteld in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS).

Conform de risicokaart Brabant is in de directe omgeving van het plangebied geen route voor transport van gevaarlijke stoffen aangegeven, noch over de weg, noch via leidingen. Het transport van gevaarlijke stoffen vindt overwegend over deze aangegeven route plaats en daarmee op grote afstand van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0027.png"

Uitsnede risicokaart met in zwart het plangebied aangegeven.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen beperking voor het planvoornemen.

4.7 Geluid

Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidbronnen. Indien een planvoornemen een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron, of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald welke wegen zoneplichtig zijn en welke omvang een zone van de betreffende weg heeft. Indien men voornemens is nieuwe woningen of andere geluidgevoelige objecten te realiseren binnen een dergelijke zone, dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd waaruit blijkt dat aan de hoogst toelaatbare geluidbelasting op de gevel, als opgenomen in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder, kan worden voldaan.

Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige functies. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van een restaurant, een B&B, een multifunctionele horecaruimte, een parkeerterrein en een klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad. Dit zijn activiteiten die op basis van de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (zie paragraaf 4.4) en daarin opgenomen vergelijkbare activiteiten, kunnen worden ingedeeld in een maximale milieucategorie van 2 met een, in verband met geluid, indicatief aan te houden afstand van 30 meter. De meest dichtbij gelegen woningen zijn gelegen op een afstand van ongeveer 110 meter vanaf het plangebied. Gezien deze afstand heeft de ontwikkeling geen invloed op geluidsgevoelige objecten in de omgeving, zoals woningen. De geluidsbelasting als gevolg van het klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad valt weg tegen de geluidsbelasting van het verkeer als gevolg van de Lieshoutseweg. Er is dus geen toename van geluidshinder.

Conclusie

Geluidhinder vormt geen beperking voor het planvoornemen.

4.8 Flora en fauna

4.8.1 Inleiding

Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met degevolgen voor het behoud en de ontwikkeling van de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten en leefgebieden (Vogel- en Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In de volgende subparagrafen wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.8.2 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Indien eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning. Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening.

Het plangebied is gelegen aan de N615 tussen Gerwen en Lieshout. De bebouwing ligt deels in het NNB en wordt omringd met bosgebied dat onderdeel uitmaakt van het NNB. Ingrepen in het NNB zijn op basis van de Provinciale verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant alleen onder strikte voorwaarden mogelijk. Voor de ambtshalve wijziging van de begrenzing in het NNB wordt verwezen naar paragraaf 3.3.1 en 3.3.2.

Naast de invloed van het klim- en educatiebos met avondturenpad op het eigen perceel is tevens gekeken naar de gevolgen van het klim- en educatiebos met avondturenpad ten opzichte van de omliggende percelen. Door een zone van 5 tot 10 meter tot de perceelsgrens aan te houden en binnen deze zone geen voorzieningen voor het klimpark aan te brengen is er sprake van een overgangszone naar de omliggende percelen. Daarnaast vormt de weg Moorven nog voor een extra overgangszone voor de aan de overzijde van deze zandweg gelegen percelen. Tevens is uit het akoestisch onderzoek gebleken dat de Lieshoutseweg voor een dusdanige geluidshinder zorgt dat reeds sprake is van een verstoord akoestisch klimaat. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat in voldoende mate rekening wordt gehouden met de aanwezige natuurwaarden in de directe omgeving van het plangebied.

4.8.3 Soortenbescherming

De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield. Verder is het verboden beschermde plantensoorten te vernielen. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontheffing zijn gedeputeerde staten van de provincie. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan haakt de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming daarbij aan.

In dat kader is een quickscan flora en fauna uitgevoerd door Tritium (Tritium, 1608/036/RV-02, 31 augustus 2016).

In deze quickscan wordt eveneens ingegaan op het NNB. Hieruit blijkt dat vanwege de aard en de relatief beperkte omvang van de ingreep er echter geen negatief effect te verwachten is op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNB.

Voor Natura-2000 gebieden geldt dat het plangebied op relatief grote afstand hiervan is gelegen. Samen met de aard en de relatief beperkte omvang van de ingreep zorgt dit ervoor dat eveneens geen negatief effect te verwachten is op de wezenlijke kenmerken en waarden van Natura-2000 gebieden. Er is geen noodzaak voor toetsing aan zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als het NNB (gebiedsbescherming). Tevens is uit de afzonderlijk stikstofberekening (aeriusberekening, Bijlage 7) gebleken dat er geen sprake is van nadelige stikstof effecten op de Natura 2000-gebieden (Strabrechtse Heide en Beuven, en Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux). De Aerius calculator geeft aan dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. zijn. Er is daarmee sprake van een uitvoerbaar initiatief in het kader van de Wet natuurbescherming. Er is geen sprake van vergunning of meldingsplicht.

In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten dieren voor uit de verschillende beschermingsregimes. Deze soorten zijn echter niet waargenomen tijdens het veldbezoek. En sporenonderzoek naar de aanwezigheid van vraat-, loop- en veegsporen, nesten, holen, uitwerpselen, prooiresten en haren heeft eveneens weinig opgeleverd.

De eindconclusie van Tritium luidt als volgt:

De omschreven werkwijzen (protocollen) met betrekking tot zowel de algemene zorgplicht als ten aanzien van vogels dienen in acht te worden genomen, zodat een overtreding van de natuurwetgeving wordt voorkomen. Daarnaast zullen de werkzaamheden in relatie tot het planvoornemen voor de overige soortgroepen geen overtreding van de natuurwetgeving tot gevolg hebben. De quickscan flora en fauna is als Bijlage 6 bijgevoegd.

Er zal uiteraard een verkeersaantrekkende werking van het plan uitgaan, maar van een significante toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden zal geen sprake zijn zoals eveneens blijkt uit de nu volgende paragraaf 4.9.

Notitie Bosgroep Zuid Nederland

In de notitie van de Bosgroep Zuid Nederland zijn de ecologische effeten van het gebruik als klim-, speel- en educatiebos met avonturepad bekeken. Door de Bosgroep is hierbij gekeken naar de huidige begrenzing van het NNB en GBM op basis van de aanwezige waarden. Vervolgens is in deze notitie een hebegrenzingsvoorstel gemaakt op basis van de ecologische waarden in het gebied. Tevens is door de Bosgroep gekeken naar de effecten van de activiteiten op het bosgebied. Naar aanleiding hiervan is er aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd door Tritium (Bijlage 3) om te bepalen in hoeverre de geluidproductie van de activiteiten wegvallen binnen de geluidcontur van de Lieshoutseweg.

Voor de inrichting van het klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad wordt er geen bos vernietigd. Er is dan ook geen sprake van een kwantitatieve vermindering. Van versnippering is sprake als een ontwikkeling een onoverbrugbare barriere vormt voor planten- en diersoorten. Gezien de ligging aan de noordrand van een bestaand boscomplex is er geen sprake van een schakel in een verbinding. Daarnaast is in de huidige situatie als een barriere voor grotere zoogdieren door de aanwezigheid van een gaashekwerk rondom. Het klim-, speel-, en educatiebos leidt daardoor niet tot een (grotere) onoverburgbare barriere, waardoor er geen versnippering optreedt.

Daarnaast is uit het aanvullend akoestisch onderzoek van Tritium gebleken dat de geluidsbelasting als gevolg van het klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad weg valt tegen de geluidsbelasting van het verkeer als gevolg van de Lieshoutseweg. Er is dus geen toename van geluidshinder.

Voor het betreden van bos zelf voor het klim-, en educatiebos alsmede de aanleg van het avonturenpad wordt gebruik gemaakt van de bestaande paden. De bosbodem wordt intact gelaten. Het speelbos is voorzien op de open plek waardoor er geen aantasting van de bosbodem plaats vindt.

Conclusie

Op basis van de quickscan flora en fauna,de notitie van de Bosgroep Zuid Nederland en het aanvullende akoestisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat de verstoring van de NNB als gevolg van het klim-. speel,-, en educatiebos met avondturenpad tot een minimum beperkt.

4.9 Luchtkwaliteit

Bij de Wet luchtkwaliteit zijn de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Als gevolg van het planvoornemen neemt de verkeersaantrekkende werking toe. De verkeersgeneratie wordt aan de hand van kengetallen inzichtelijk gemaakt.

Op basis van een inschatting van de inititiatiefnemer moet rekening worden gehouden met een toename van maximaal 100 verkeersbewegingen op doordeweekse dagen en maximaal 300 verkeersbewegingen op weekend dagen. Daarbij kan rekening worden gehouden met een aandeel vrachtverkeer van 3%. Dit komt neer op gemiddeld één vrachtwagen per dag voor de bevoorrading van onder andere het restaurant.

De bepaalde verkeersgeneratie van de nieuwe functies wordt gebruikt voor het invullen van de Niet in betekenende mate Tool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0028.png"

Conclusie

Rekening houdende met een ruim aandeel van het vrachtverkeer van 3% en de voertuigbewegingen van maximaal 300 op weekend dagen volgt uit de Niet in betekende mate Tool dat het planvoornemen niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

4.10 Verkeer en parkeren

Het planvoornemen is voorgelegd aan de verkeerskundigen van de gemeente Nuenen. De zicht- en stopafstanden zijn voldoende, maar er bestaan zorgen over de hoeveelheid terugslag dat kan ontstaan bij de bocht na Lieshoutseweg 8 als afslaande auto's moeten wachten ter plaatse van Lieshoutseweg 6. Ook wordt door de gemeente aangegeven dat door de ontwikkeling van een horecagelegenheid, de kruising met de N615 meer zal worden belast. De aspecten ontsluiting en parkeren zijn in dat kader dan ook nader bezien. Tevens zal het planvoornemen worden voorgelegd aan de provincie in haar rol als wegbeheerder.

Ontsluiting 

Het plangebied is gelegen aan de N615 (Lieshoutseweg) en wordt door middel van de Moorven aangesloten op deze provinciale weg. Middels de provinciale gegevens van het aantal verkeersbewegingen op de N615 is aangetoond dat het planvoornemen niet leidt tot een noemenswaardige extra verkeersbelasting op de kruising met de N615.

Het restaurant en het klim- speel- en educatiebos met avonturenpad heeft haar bezoekers piek in het weekend en in vakantieperioden, terwijl de bezoekers op doordeweekse dagen zeer gering zijn. In onderstaande analyse wordt uitgegaan van 100 verkeersbewegingen op een doordeweekse dag en 300 verkeersbewegingen op een dag in het weekend. 

De verkeersintensiteit op de N615 bedraagt op een doordeweekse dag 8.930 bewegingen (provincie Noord Brabant/verkeersintensiteiten). Relateren we dit aan het aantal verkeersbewegingen van 100 per dag en 12,5 per uur (10/8 uur) als gevolg van het planvoornemen dan betreft dit een stijging van 1,1% van het aantal verkeerbewegingen op de N615. Wordt dit gerelateerd aan de drukste periode van de doordeweekse dag (908 verkeersbewegingen tussen 17.00 uur en 18.00 uur) dan betreft dit een stijging van 1,4%.  Gesteld kan worden dat dit een minimale stijging betreft en niet leidt tot een noemenswaardige extra verkeersbelasting op het kruispunt met de N615 op doordeweekse dagen.

De verkeersintensiteit op de N615 bedraagt op weekend dagen 6.230 bewegingen. Tellen we daar de maximale toename van 300 verkeersbewegingen bij op dan blijft het aantal beduidend lager dan de verkeersintensiteit op een doordeweekse dagen. Ook als we de stijging relateren aan het totaal van verkeersbewegingen op een dag in het weekend is de stijging nog altijd kleiner dan 5%. In de drukste periode in het weekend (gemiddeld 557 verkeersbewegingen/uur tussen 13.00 uur en 15.00 uur op zaterdag) betreft dit een stijging van 6,7%. Hiervan kan ook gesteld worden dat dit een geringe stijging betreft en niet leidt tot een noemenswaardige extra verkeersbelasting op het kruispunt met de N615 op weekend dagen. Te meer omdat in de weekend dagen de de verkeersbeweging op de N615 meer dan 2.500 bewegingen minder bedraagt dan op doordeweekse dagen en de doorstroomfunctie van de N615 qua capaciteit hierop is afgestemd.

Bovenstaande percentages (1,1%/1,4% op doordeweekse dagen en < 5%/6,7% op weekend dagen) laten zien dat door de ontwikkeling van het planvoornemen de kruising met N615 niet noemenswaardig zwaar zal worden belast. De percentages en de gemiddelde verkeersbewegingen per uur als gevolg van het planvoornemen zijn zowel op een doordeweekse dag of op een weekend dag dusdanig laag dat deze er niet toe zullen leiden dat er meer opstoppingen ten opzichte van de huidige situatie gaan plaatsvinden ten gevolge van het afslaande verkeer. Mede ook gelet op deze lage percentages is de kans niet aannemelijk dat het planvoornemen zal leiden tot verkeersonveilige situaties ten gevolge van het afslaande verkeer.

Aansluiting Moorven

Het Moorven is momenteel een zandpad waarvan alleen de eerste paar meters verhard zijn aansluitend op de provinciale weg N615. Om te voorkomen dat het bezoekend verkeer aan het planvoornemen onvoldoende doorstroomt worden er maatregelen getroffen aan de aansluiting van het Moorven op de provinciale weg N615. De maatregelen bestaan uit:

  • Het verharden van de aansluit van het Moorven op de provinciale wet N615. Dit houdt in dat het Moorven volledig verhard wordt tot aan de inrit van de parkeerplaats. Daarbij dient de verharding/inrichting van het Moorven te voldoen aan de richtlijnen van de ASVV 2012 (aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW).
  • De inrit van de parkeerplaats voldoende breed wordt gemaakt en de boogstralen de juiste straal hebben zodat het verkeer zonder problemen de parkeerplaats c.q. het terrein kan opdraaien.

Door het treffen van deze maatregelen wordt voorkomen dat het afslaand verkeer vanaf de provinciale weg N615 richting het planvoornemen stil komt te staan op deze provinciale weg en daarmee eventueel voor terugslag veroorzaakt. Door de aansluiting van het Moorven te verharden en op juiste wijze in te richten tot aan de inrit van de parkeerplaats wordt dit voorkomen.

Uitzicht c.q. verkeersveiligheid

Het uitrijdend verkeer heeft vanaf het Moorven naar rechts ongeveer 225 meter zicht en naar links ongeveer 300 meter over de N615. De aanwezige vangrail belemmert het uitzicht niet, hier kan overheen gekeken worden. Voor de beoordeling van het oprijzicht is gebruik gemaakt van het handboek Wegontwerp 2013. Hierin staat dat op gebiedsontsluitingswegen type II (enkelbaansweg met 1 x 2 rijstroken) het oprijzicht minimaal 125 meter moet bedragen voor rechts afslaand verkeer en 145 meter bedragen voor links afslaand verkeer. De verkeersaansluiting van het Moorven op de N615 voldoet aan deze norm. De aanwezige bushalte belemmert daarbij het uitzicht eveneens niet voor het verkeer.

Parkeren

In het kader van parkeren is er nu volgend per onderdeel van onderhavig initiatief een parkeerbehoefte berekening gemaakt. De gemeente hanteert voor de bepaling van de parkeerbehoefte de richtlijn van de CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', oktober 2012. Het plangebied ligt in een niet stedelijke zone in het buitengebied. Indien voor de betreffende functie voor het buitengebied geen parkeernorm is aangegeven is de parkeernorm van rest beboude kom gehanteerd. De gemeente Nuenen gaat daarbij de berekening van het parkeercijfer uit van de gemiddelde norm.

Restaurant met multifunctionele horecaruimte

De parkeercijfers met betrekking tot het restaurant worden berekend per 100 m2 bvo. De oppervlakte van het restaurant met multifuntionele horecaruimte bedraagt 200 m2, waarbij een parkeernorm geldt van 14 - 16 parkeerplaatsen. In deze parkeernorm is de terrasfunctie verdisconteerd. Dit betekent dat er gemiddeld 15 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo benodigd zijn voor voor het restaurant met multifunctionele horecaruimte en bijbehorend terras van dezelfde omvang.

Bed and Breakfast

'Het Boshuys' biedt plaats aan twee kamers in de vorm van een Bed and Breakfast. Uitgegaan kan worden van 1 parkeerplaats per kamer, waarmee 2 parkeerplaatsen benodigd zijn voor de Bed and Breakfast.

Klim- speel- en educatiebos met avonturenpad

Voorzien wordt in het realiseren van een klim-, speel- en educatiebos met een omvang van 0,775 hectare. Om de parkeerbehoefte te bepalen wordt de norm van een attractie- en pretpark gehanteerd. Bij het toepassen van de cijfers dient een forse marge in acht te worden genomen. De parkeercijfers liggen tussen de 4 en 12 per hectare. Gemiddeld zijn 8 parkeerplaatsen benodigd voor het klim-, speel en educatiebos.


De bedrijfswoning

Het bestaande huis krijgt naast een horecagedeelte op de begane grond ook een woonfunctie op de eerste verdieping of in één van de bestaande panden op het terrein. Hiervoor wordt de parkeernorm voor koop, etage, midden gehanteerd. Hiervoor geldt een parkeernorm tussen de 1,5 en 2,3 per woning, hetgeen gemiddeld neerkomt op een parkeernorm van 1,9 voor de bedrijfswoning.

Betreft   Parkeernorm   Oppervlakte /
aantal kamers  
Parkeerbehoefte/ parkeerplaatsen  
Restaurant met multifunctionele ruimte   14,0 -16,0 pp per 100 m2 bvo (gem 15 pp)   200 m2   30,0 pp  
Bed and Breakfast   1 pp per kamer   2 kamers   2,0 pp  
Klim- speel- en educatiebos   4,0 - 12,0 pp per ha (gem 8 pp)   0,721 ha.   5,8 pp  
Bedrijfswoning   1,5 - 2,3 pp per won (gem 1,9 pp)   1 woning   1,9 pp  
       
Totaal       39,7 pp  

In totaliteit dient initiatiefnemer maximaal te voorzien in 39,7 parkeerplaatsen, afgerond 40 parkeerplaatsen. Er zal dan ook worden voorzien in 41 parkeerplaatsen inclusief 3 invalideparkeerplaatsen, waarmee in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

Fietsers

Het Boshuys krijgt een aparte voorziening voor fietsers bestaand uit een sanitaire ruimte met de mogelijkheid tot opfrissen, een gratis watervulpunt voor bidons, het opladen van accu's van elektrische fietsen, een EHBO-uitrusting en een verkooppunt van fietskaarten uit de regio. Tevens wordt er voldoende ruimte gereserveerd voor het stallen van de fietsen van bezoekers. Deze ruimte is aan de voorzijde direct aan de weg en entree voorzien. Dit betreft een oppervlak van 50 m2 waar ruimte is voor de stalling van 32 fietsen. Mochten dit niet toereikend zijn dan wodt extra ruimte gereserveerd voor de stalling van fietsen aan de achterzijde van het gebouw waar de bed & breakfast is voorzien.

4.11 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). Geen nieuwe voor geurgevoelige functies mogen worden opgericht binnen een geurcontour van een agrarisch bedrijf. Op de planlocatie is geen sprake van de toevoeging van een geurgevoelig object. Daarbij zijn er in de omgeving van de planlocatie geen veehouderijbedrijven gelegen. Het dichtsbijzijnde Veehouderijbedrijf is op meer dan 1 km gelegen.

4.12 M.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.

Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

Een belangrijke wijziging die in het Besluit m.e.r. is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Dit is het indicatief maken van de gevaldefinities in kolom 2 in de D-lijst. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieubeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud (dat wil zeggen: op basis van Uitwerking Doorsteek Centrum 39 dezelfde criteria) aansluit bij m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten.

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarde liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit de toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(beoordelings)plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije-m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPLieshoutseweg6-D001_0029.png"

Op deze planlocatie is spake van een functiewijziging. Deze houdt in de realisatie van Het Boshuys, bestaande uit een restaurant met een multifunctionele horecaruimte, Bed & Breakfast (B&B), een klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad en bijbehorende parkeervoorzieningen. Deze wijziging geldt niet als een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In dit bestemmingsplan is in voorgaande paragrafen de ontwikkeling getoetst aan milieuplanologische randvoorwaarden. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Waterbeleid

Het beleid ten aanzien van het aspect water komt in diverse beleidsdocumenten terug op verschillende schaalniveaus. Zo is er op zowel nationaal als provinciaal niveau een waterplan van kracht, dat uiteindelijk geland is in een waterbeheerplan van het verantwoordelijke waterschap, in dit geval De Dommel. Daarnaast beschikt het waterschap over andere relevante plannen met betrekking tot het aspect water. Deze plannen worden hieronder besproken.

Waterbeheerplan De Dommel

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap De Dommel. Het waterbeleid van Waterschap De Dommel is neergelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021 'Waardevol Water - samen meer waarde geven aan water' en is gebaseerd op Europese, nationale en provinciale regelgeving. Het Waterbeheerplan is een strategisch document, afgestemd op de Europese Kaderrichtlijn Water, het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Hierin staan de doelen en de wijze om deze te behalen weergegeven. De belangrijkste uitdagingen voor de komende planperiode zijn de volgende:

  • Voldoende water voor landbouw en natuur: gestreefd wordt naar voldoende water voor alle functies. Niet te veel en niet te weinig. Verdroging is een probleem voor zowel landbouw als natuur. De focus lag al op de aanpak van verdroging van natuurgebieden, maar wordt nu verbreed omdat ook de landbouw in toenemende mate kampt met verdroging. Dit vraagt om een integrale aanpak. Juist door de samenhang binnen een gebied als uitgangspunt te nemen en met alle stakeholders naar oplossingen te zoeken.
  • Kringloopdenken: het kringloopdenken wint steeds meer terrein in de maatschappij, ook op watergebied. Duurzaam ontwikkelen is van belang: voldoende en schoon water voor nu en later door op een andere manier met het water om te gaan. Van lineair naar circulair. Schoon regenwater niet meer op het riool, grondstoffen halen uit het afvalwater, slootmaaisel gebruiken als organische stof voor de aangrenzende landerijen en gezuiverd afvalwater van bedrijven als aanvulling van het grond- en oppervlakte water. Dit is een nieuwe manier van werken.
  • Wateroverlast en hittestress: steeds vaker zien we foto's in de media van straten die blank staan na een hevige stortbui. Een direct gevolg van de klimatologische omstandigheden en steeds verder gaande verstening. Perioden van te veel (en te weinig) water doen zich steeds vaker voor. In de stedelijke omgeving is er voor plotselinge wateroverlast alleen een uitweg via het riool. Zoveel water kan het riool niet aan, waardoor straten en pleinen onder water komen te staan en riolen overstorten op het oppervlaktewater.
    Tegelijkertijd hebben steden in toenemende mate te kampen met hittestress. Op zomerse dagen wordt het zo warm dat mensen hier last van krijgen in hun functioneren. De gemeente gaat over de riolering en de inrichting van de leefomgeving. Het waterschap over de zuivering van het rioolwater. Gemeente en waterschap moeten op zoek naar de beste oplossing voor de watervraagstukken in de bebouwde omgeving. De vraag is hoe stedelijke inrichting en water met elkaar verbonden kunnen worden. Dat biedt volop kansen; water als inspiratiebron voor stedelijke vernieuwingen een hoogwaardige leefomgeving.
  • Steeds meer ongewenste stoffen in het water zoals medicijnen: van elk medicijn dat we inslikken komt een deel in het riool terecht. Omdat we steeds meer medicijnen tot ons nemen, is hierdoor een potentiële bedreiging voor de waterkwaliteit ontstaan. Het waterschap is belast met de zuivering van het rioolwater, maar het medicijnvrij maken van rioolwater vergt vergaande technische aanpassingen en miljoeneninvesteringen. Het probleem bij de bron aanpakken betekent dat ook partijen als de farmaceutische industrie, verzorgingstehuizen en apothekers aan zet zijn. Dit is een voorbeeld van hoe het waterschap ook met andere partners zoekt naar duurzame oplossingen. Dit geldt ook voor andere ongewenste stoffen in het water, zoals gewas- en beschermingsmiddelen en nieuwe stoffen zoals microplastics en nanodeeltjes. Vergroten waterbewustzijn: het waterbewustzijn in Nederland is laag (volgens het OESO-rapport van maart 2014 'Water gouvernance in the Netherlands: fit for the future'). Het is van belang dat gebruikers zich bewust zijn van de waarden van het water en de inspanningen die hiervoor nodig zijn. Dit begint in de eigen leefomgeving.

Beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk'

Door samenwerking met de verschillende bevoegdheden (Gemeente, Provincie, Waterschap, Rijk) wordt gestreefd naar een duurzaam watersysteem. De beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk' maakt inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren.

Één van de beleidsterreinen die aan de orde komen is het stedelijk waterbeheer. Gemeenten hebben op basis van het provinciale beleid een verantwoordelijkheid om duurzaam om te gaan met hemelwater. Uitgangspunt is maximaal afkoppelen, mits doelmatig. Hierbij wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd: hergebruik – infiltratie in de bodem – afvoer naar oppervlaktewater – afvoer naar de riolering. Bij afvoer naar de riolering wordt de voorkeur gegeven aan een verbeterd gescheiden stelsel. Afkoppelen van verhard oppervlak levert de nodige voordelen op, zoals minder riooloverstortingen, een betere werking van zuiveringsinstallaties, een natuurlijker afvoerregime van de waterlopen, aanvulling van het grondwater en een vermindering van kosten door schoon hemelwater niet te transporteren en te zuiveren. Afhankelijk van de lokale mogelijkheden, aard en gebruik van het oppervlak en mogelijke verontreinigingen, wordt bepaald wat de meest duurzame oplossing is voor de afvoer van het hemelwater.

Bij eventuele herontwikkelingslocaties zal maatwerk worden geleverd met betrekking tot de te nemen maatregelen op het gebied van waterhuishouding. Uitgangspunt hierbij is het beleid van Waterschap De Dommel.

Door waterschap De Dommel is een toetsinstrumentarium ontwikkeld om het Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen te implementeren in het watertoetsproces en de verschillende aspecten van een plan daadwerkelijk te kunnen toetsen. Voor alle kleine tot middelgrote plannen is één eenduidig toetsinstrumentarium ontwikkeld. Daarmee wordt een plan relatief eenvoudig getoetst op hydrologische neutraliteit.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen in ieder geval te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentie situatie tot gevolg heeft (hydrologische situatie moet minimaal gelijk blijven aan de oorspronkelijke situatie). Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige gebruiksfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied. Dit betekent onder meer dat het water niet versneld mag worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, door zoveel mogelijk water vast te houden in het plangebied.

De uitgangspunten vormen het vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en gemeente bij het toetsen van ruimtelijke ontwikkelingen. De initiatiefnemer dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hier invulling aan te geven. Deze zijn:

  • 1. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • 2. Doorlopen van de afwegingsstappen 'hergebruik – infiltratie – buffering – afvoer';
  • 3. Hydrologisch neutraal ontwikkelen;
  • 4. Water als kans (creatief ontwerpen);
  • 5. Meervoudig ruimtegebruik (efficiëntere omgegaan met de beschikbare ruimte);
  • 6. Voorkomen van vervuiling;
  • 7. Wateroverlast-vrij bestemmen;
  • 8. Waterschapsbelangen respecteren (bestaande functies niet hinderen en vrije ruimte

voorzien).

5.2 Invloed van het planvoornemen

Het planvoornemen voorziet in de functiewijziging van een woon/bosbestemming ten behoeve van de functies horeca (restaurant en multifunctionele horecaruimte) en recreatie (B&B en klim- speel- en educatiebos met avonturenpad) en bijbehorende voorziening in de vorm van parkeren. Het Boshuys wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, waardoor het verhard oppervlak niet toeneemt.

De parkeervoorziening wordt uitgevoerd middels een (half) open verharding. Hierdoor kan het hemelwater, net als in de huidige situatie, rechtstreeks infiltreren in de bodem. De waterhuishoudkundige situatie blijft hierdoor ongewijzigd. Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn derhalve niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Een viertal zaken bepalen de opzet en inrichting van de bijbehorende bestemmingsplanregels:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012);
  • het bestemmingsplan ‘Buitengebied Nuenen’ van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten;
  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. De ordening van regels is daartoe zodanig opgezet dat bij iedere bestemming een nagenoeg compleet beeld van de regels voor die bestemming is gegeven. Desondanks blijven aanvullende, inleidende bepalingen en algemene bepalingen nodig.

6.2 Toelichting op de planregels

6.2.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in de SVBP2012 en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd. In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aanmerkelijk wordt vereenvoudigd en inzichtelijker is. Op de verbeelding zijn bouwgrenzen opgenomen die een bouwvlak voor gebouwen vormen. In de specifieke gebruiksregels wordt in aanvulling op de bestemmingsomschrijving functie aagegeven die in strijd zijn met de bestemming dan wel specifieke gebruiksregels aangegeven ten aanzien van het toegestane gebruik.

6.2.3 Algemene regels
  • Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

  • Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied gelden een aantal algemene bouwregels, conform het Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.

  • Algemene gebruiksregels

Deze bepaling is een rechtstreekse uitwerking van het in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen verbod gronden of bouwwerken te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

  • Algemene aanduidingsregels

Het plangebied bevat een aantal aanduidingen. Deze aanduidingen geven aan over welk stukje grond andere, specifieke regels gelden. Dit kan gaan over de bouwhoogte, aantal wooneenheden of waar binnen het plangebied gebouwd mag worden.

  • Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

  • Algemene wijzigingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

  • Algemene procedureregels

In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.

6.2.4 Overgangs- en slotregels
  • Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Bro, overgenomen.

  • Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Bro. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

De regels voor de bestemmingen zijn afgestemd op het bestemmingsplan 'Buitengebied' zoals dat op 1 november 2018 door de raad gewijzigd is vastgesteld. Binnen het plangebied zijn de bestemmingen Horeca, Natuur en de dubbelbestemming 'Waarde' - Archeologie 3b hoge verwachting met esdek toegekend.

6.3.1 Horeca

Op basis van de horecabestemming mogen de gronden gebruikt worden voor restaurant met bijbehorend terras, vergader- en conferentieruimte, bed & breakfast tot maximaal 4 bedden en wonen in bedrijfswoningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Tevens is ter plaatse van de aanduiding het klim-, speel en educatiebos met avondturenpad met als onderdeel één tokkelbaan als onderdeel van een klimparcour planologisch- juridisch mogelijk gemaakt. Ten behoeve van deze functies zijn parkeervoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

De gebouwen moete binnen het aangeduide bouwvlak worden gesitueerd. De bestaande bebouwing mag daarbij niet uitgebreid worden. Het maximum bebouwd oppervlak is daarbij vastgelegd op 270 m2. Dit is excusief het oppervlak aan bijgebouwen.

6.3.2 Natuur

De natuur bestemming voorziet in bosbouw en houtproductie, het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden alsmede water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Daar waar aangeduid is tevens het klim-, speel en educatiebos met avondturenpad met als onderdeel maximaal 2 klimparcoursen en één klimparcour in combinatie met een tokkelbaan toegestaan. Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden voor extensief recreatief medegebruik. Hieronder wordt verstaand niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

Ten behoeve van het klim-, speel en educatiebos met avonturenpad mag één gebouw worden opgericht met een maximum oppervlak van 20 m2. Voor de klimparcoursen en tokkelbaan mogen in de bomen plateaus met een maximum oppervlak van 3,0 m2 worden aangebracht. Tussen de bomen zelf mogen (zip)lijnen in combinatie met objecten c.q. hindernissen noodzakelijk in de vorm van het klimparcours worden aangebracht.

6.3.3 Waarde - Archeologie 3b hoge verwachting met esdek

Deze dubbelbestemming is bedoeld voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Dit houdt in dat bij bodemingrepen meer dan 500 m2 en dieper dan 0,5 meter een archeologisch onderzoek noodzakelijk is om aan te tonen dat er geen archeologische waarden in het geding zijn. Op basis hiervan kan de grond archologisch vrjgegeven worden dan wel is het noodzakelijk om aanvullend onderzoek te doen in de vorm van proefsleuven, eventueel gevolgd door opgravingen.

6.4 De verbeelding

In de verbeelding van het plan zijn aangegeven:

  • de grens van het plangebied;
  • de bestemmingen ‘Horeca’ en ‘Natuur’;
  • de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3b hoge verwachting met esdek;
  • de gebiedsaanduidingen 'overige zone – in Verordening ruimte te verwijderen NNB’ en 'overige zone - beperkingen veehouderij';
  • bouwvlak;
  • aanduidingen bed and breakfast, bedrijfswoning (1e verdieping), parkeerterrein, specifieke vorm van horeca - multifunctionele horecaruimte, specifieke vorm van recreatie - klim-, speel- en educatiebos met avondturenpad en specifieke vorm van recreatie - tokkelbaan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De plankosten voor de procedurele begeleiding en coordinatie van de bestemmingsplanherziening worden via de legesverordening in rekening gebracht. De kosten voor het opstellen van de bestemmingsplanherziening zelf en de bijbehorende noodzakelijke onderzoeken komen voor rekening van de initiatiefnemer. Wel is er een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer, zodat het mogelijk is om eventuele planschadeclaims te kunnen afwentelen op de initiatiefnemer.

Voorafgaande overziend zijn er voor de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten geen kosten verbonden aan de bestemmingsplanwijziging.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Naast de financiële haalbaarheid is het ook belangrijk dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is. Van enige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied is geen sprake. Er zijn in de directe omgeving op enige afstand een beperkt aantal woningen gelegen. De bewoners van deze woningen zijn vroegtijdig betrokken bij het planvoornemen. Dit heeft niet geleid tot overwegende bezwaren. Daarnaast heeft het planvoornemen reeds als een ontwerp omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan ter inzage gelegen. In dat kader is er 2 zienswijzen (provincie, omwonende) binnengekomen.

Tevens wordt de aanwezige natuurwaarde zoveel mogelijk gerespecteerd. Er worden geen bomen gekapt en de bosbodem (onderbegroeiing) blijft behouden. Voor het avonturenpad wordt gebruik gemaakt van de reeds bestaande paden. Aanvullend wordt het geheel landschappelijk ingepast waarbij de aanwezige natuurwaarden versterkt worden.

Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het planvoornemen aanvaardbaar is. Het bestemmingsplan wordt echter wel conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.

Tegen het eerder gepubliceerde ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning, zoals deze ter inzage heeft gelegen vanaf 19 jaunari 2018 gedurende zes weken, zijn twee zienswijzen (provincie, omwonende) ingediend. Met deze zienswijzen is in onderhavige toelichting van het bestemmingsplan rekening gehouden.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 De te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt conform de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de volgende stappen, te weten:

  • a. Voorbereiding:

informeel vooroverleg met provincie en waterschap

  • b. Ontwerp:

1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan), waarbij iedereen de mogelijkheid heeft een zienswijze in te dienen.

  • c. Vaststelling:

Vaststelling door de gemeenteraad

2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)

  • d. Beroep:

(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan

Reactieve aanwijzing

Beroep bij Raad van State

8.2 Kennisgeving

Overeenkomstig artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Lieshoutseweg 6, Nuenen'. Hierin is vermeld dat het planvoornemen voorziet in de realisatie van horeca (restaurant, multifunctionele horecaruimte) en recreatie (B&B, klim-, speel- en educatiebos met avonturenpad) met bijbehorende parkeervoorzieningen.

8.3 Vooroverleg

Het bestemmingsplan ‘Lieshoutseweg 6’ is (informeel) voorgelegd aan de provincie Noord-Brabant en Waterschap De Dommel. In dat kader is door de provincie een reactie gegeven. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van deze reactie waar nodig aangepast.

8.4 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 8 maart 2019 tot en met 18 april 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode van ter inzage legging zijn 11 zienswijzen ingediend. Op 4 juni 2019 is er een hoorzitting c.q. informatiebijeenkomst gehouden waarvoor alle indieners van zienswijzen en de initiatiefnemer zijn uitgenodigd. In de nota van zienswijzen (Bijlage 8) is een verslag opgenomen van deze hoorzitting c.q. informatiebijeenkomst en zijn de zienswijzen per onderwerp gerubiceerd en voorzien van een gemeentelijk standpunt c.q. is aangegeven of de zienswijze tot planaanpassing leidt.

Naar aanleiding hiervan is het bestemmingsplan in de raadsvergadering van 13 februari 2020 gewijzigd vastgesteld.