direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Sint Hubertse Binnenweg 3 en 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0815.BPBuStHubbwg3en5-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding

Op 20 juni 2013 is het bestemmingsplan voor het buitengebied van Mill en Sint Hubert vastgesteld door de gemeenteraad (deels herzien in 2018 en 2019). De percelen behorende bij de Sint Hubertse Binnenweg 3 en 5 in het buitengebied van Mill vallen onder de werking van het bestemmingsplan voor het buitengebied. Geconstateerd is dat de lijn tussen de twee woonbestemmingen niet overeenkomt met de eigendomssituatie. Hierdoor liggen de twee hoofdgebouwen niet in de twee woonbestemmingen die horen bij nummer 3 en 5. Daarnaast is gebleken dat ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 1998' de woonbestemmingen ten onrechte zijn verkleind bij de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan in 2013. Met voorliggende herziening van het geldende bestemmingsplan wordt de scheidingslijn tussen de twee woonbestemmingen in overeenstemming gebracht met de eigendomssituatie en krijgen de woonbestemmingen weer de omvang zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 1998'.

Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend aan een herziening van het bestemmingsplan en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Ligging plangebied & geldend bestemmingsplan

Op de onderstaande afbeeldingen is een luchtfoto van het plangebied weergegeven en een uitsnede van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0815.BPBuStHubbwg3en5-VA01_0002.png"

Luchtfoto van het plangebied (bron: PDOK)

Geldend bestemmingsplan

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan "Buitengebied Mill en Sint Hubert", vastgesteld op 20 juni 2013. Op 8 februari 2018 en 26 september 2019 is het bestemmingsplan gedeeltelijk herzien. De westelijke hoek van het plangebied heeft 2 bestemmingsvlakken met de enkelbestemming 'Wonen'. Het overige deel van de planlocatie heeft de enkelbestemming 'Agrarisch'. Het gehele plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0815.BPBuStHubbwg3en5-VA01_0003.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Voormalig bestemmingsplan

Op de onderstaande afbeelding is een uitsnede van het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1998" van de gemeente Mill en Sint Hubert weergegeven. Hierop is te zien dat de woonbestemmingen groter zijn dan in het geldende bestemmingsplan (2013). Tevens is de juiste eigendomssituatie te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0815.BPBuStHubbwg3en5-VA01_0004.png"

Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied 1998"

Planopzet

Gezien het eenvoudige karakter (herstellen eerdere woonbestemming zonder nieuwe ontwikkelingen), het beperkte effect op het ruimtelijke functioneren van het perceel en de relatie met de omgeving (geen nieuwe ontwikkelingen in de directe omgeving na de ten onrechte verkleining van de woonbestemmming) kent voorliggend document een andere, beperktere opzet dan gebruikelijk bij bestemmingsplannen. De toelichting is korter. De juridische regeling, bestaande uit de regels in combinatie met de verbeelding, sluit aan bij de gebruikelijke regeling binnen de gemeente. Aangesloten is bij de bestemmingssystematiek van het bestemmingsplan "Buitengebied Mill en Sint Hubert, Herziening 2018". Voorts voldoet voorliggend plan aan de eisen vanuit de Rsro2012.

Hoofdstuk 2 Beleid

Met voorliggend bestemmingsplan, zie de aanleiding in hoofdstuk 1, is alleen sprake van het aanpassen van de bestemming naar de feitelijke situatie en de oude regeling / het herstellen van eerdere rechten uit een voormalig geldend bestemmingsplan. Met het plan wordt de scheidingslijn tussen de twee woonbestemmingen in overeenstemming gebracht met de eigendomssituatie en krijgen de woonbestemmingen weer de omvang zoals opgenomen in het bestemmingplan "Buitengebied 1998". De woningen zijn al in gebruik en het plan brengt geen feitelijke veranderingen met zich mee. Een verdere toetsing aan de beleidskaders van het rijk en provincie is niet noodzakelijk omdat dit plan van een dusdanig klein schaalniveau is en een dusdanig klein ruimtelijk effect heeft dat deze beleidsniveaus niet raken aan dit plan. Daar waar mogelijk provinciale en/of rijksbelangen spelen, zijn deze in het geldende bestemmingsplan al via gebiedsaanduidingen geborgd. Deze aanduidingen worden in het nieuwe bestemmingsplan integraal overgenomen.

 

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Onderstaand een toets waaruit volgt dat het plan hieraan voldoet:

  • Geluid (weglawaai). Er wordt geen nieuwe geluidgevoelige functie toegevoegd. De woningen zijn reeds aanwezig. Aan de noordzijde waar de woonbestemming weer de oude omvang krijgt zijn in de omgeving ook geen geluidsbronnen aanwezig.
  • Luchtkwaliteit. Er vinden geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats en er worden geen nieuwe gevoelige functies toegevoegd. Het initiatief draagt daarmee 'niet in betekenende mate' bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • Externe veiligheid. De situatie in het plangebied blijft onveranderd met betrekking tot externe veiligheid. Aan de noordzijde waar de woonbestemming weer de oude omvang krijgt zijn in de omgeving ook geen externe veiligheidsbronnen aanwezig.
  • Bodem. De bodemkwaliteit staat niet aan uitvoering in de weg, de woningen bestaan immers al en zijn al een lange tijd als zodanig in gebruik. De achterliggende gronden hadden in het bestemmingsplan “Buitengebied 1998” al een woonbestemming en zijn sindsdien uitsluitend voor de woonfunctie in gebruik geweest.
  • Bedrijf en milieuzonering: Er wordt geen nieuwe milieugevoelige functie toegevoegd, de woningen zijn reeds aanwezig. Voor de bedrijven in de omgeving van het plangebied geldt dat er reeds bestaande woningen dichterbij de bedrijven zijn gelegen, waardoor deze bepalend zijn voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven. Vanuit dit aspect zijn er geen nieuwe belemmeringen.
  • Water. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die leiden tot extra verharding. Hemelwater wordt op eigen terrein verwerkt.
  • Cultuurhistorie en archeologie. Er vinden geen (bodem)ingrepen plaats die eventueel aanwezige cultuurhistorische of archeologische waarden kunnen aantasten. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' in het geldende bestemmingsplan wordt in het nieuwe bestemmingsplan niet overgenomen. Deze waarde is opgenomen in verband met het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landgoederen Russelaar en Tongelaar (artikel 34 van het geldende bestemmingsplan”Buitengebied Mill en Sint Hubert, Herziening 2018”. Deze landgoederen liggen op zeer ruime afstand van het projectgebied, en het projectgebied maakt ook geen onderdeel uit van deze landgoederen. De dubbelbestemming is daardoor ten onrechte van toepassing verklaard op de percelen aan de Sint Hubertse Binnenweg 3 en 5.
  • Verkeer en parkeren. De woningen zijn reeds in het plangebied aanwezig. De verkeer- en parkeersituatie blijft hetzelfde, op de percelen is voldoende ruimte beschikbaar om aan de geldende parkeernormen te voldoen.
  • Flora en fauna. Er vinden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Bij ingrepen zoals slopen en kappen e.a. geldt de Wet natuurbescherming altijd als wettelijk toetsingskader, dat staat los van het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening.
  • Economische uitvoerbaarheid. De plankosten zijn voor rekening van de gemeente. Hiervoor is voldoende budget beschikbaar binnen de reguliere begroting van Ruimtelijk Beleid. Het is niet aannemelijk dat het herstellen van de eerdere omvang van de woonbestemmingen leidt tot tegemoetkoming in eventuele schade. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid zeker gesteld.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

Voorliggend plan sluit aan op de regels van het plan "Buitengebied Mill en Sint Hubert, Herziening 2018".(identificatienummer NL.IMRO.0815.BPLherzbuiteng2018-VA02 en vastgesteld op 26 oktober 2019). De van toepassing zijnde gebiedsaanduidingen zijn overgenomen uit dit bestemmingsplan. Voor een onderbouwing hiervan (en de overige, ongewijzigde algemene regels uit hoofdstuk 1, 3 en 4 van de planregels) wordt verwezen naar de toelichting van het hiervoor genoemde bestemmingsplan.

Voor de locatie zijn al eerder vergunningen verleend om af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Op grond hiervan is de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid om een groter oppervlak bijbehorende bouwwerken dan standaard (100 m2) toe te staan, in het nieuwe bestemmingsplan al bij recht opgenomen. De paardenstal bij nr. 5 is gerealiseerd op grond van het inbrengen van sloop van de eerder aanwezige bedrijfsgebouwen. Voor de kapschuur bij nr. 5 is op grond van de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit een groeninvestering gedaan op het eigen perceel. Dit wordt in het nieuwe bestemmingsplan gewaarborgd door de landschappelijke inrichtingstekening als voorwaardelijke verplichting op te nemen in de woonbestemming.

Standaard is in het bestemmingsplan een rijbak van maximaal 800 m2 toegestaan (op grond van de reguliere maatvoering 20 x 40 meter). De eigenaren van nr. 5 hebben de bestaande paardenbak met 6 meter verlengd vanwege het feit dat ze vanuit de privé-situatie op hoog niveau (klasse ZZ-zwaar) deelneemt aan de dressuursport. Vanaf niveau Z1 (Z staat voor zwaar) is een deelnemer verplicht om wedstrijden te rijden in een formaat van 20 x 60 meter. De uit te voeren oefeningen zijn op dit formaat afgestemd. Meer informatie hierover is opgenomen in het wedstrijdreglement van de KNHS (Koninklijke Nederlandse Hippische Sportbond) dat is te vinden op www.knhs.nl:

HOOFDSTUK 2 – WEDSTRIJDORGANISATIE Artikel 120 – Wedstrijdterrein/wedstrijdring 1. Het terrein waarop dan wel de accommodatie waarin een wedstrijd wordt gehouden, moet met inachtneming van de aard van de discipline dressuur: a. aan de gestelde afmetingen voldoen; b. een vlakke bodem (zand of gras) hebben die geschikt wordt geacht voor het houden van een wedstrijd, e.e.a. ter beoordeling van de federatievertegenwoordiger dan wel - bij diens ontstentenis - ter beoordeling van de jury. 2. De wedstrijdring moet voor de klassen B, L1, L2, M1 en M2 een breedte van 20 m en een lengte van 40 m hebben. Voor de klassen Z1 en hoger dient de wedstrijdring een breedte van 20 m en een lengte van 60 m te hebben.

De eigenaren hebben er bewust voor gekozen om de rijbak niet langer te maken dan 6 meter (i.p.v. de 20 meter uit het wedstrijdreglement) vanuit behoud van aanwezige landschappelijke waarden. Ten noorden van de rijbak staan twee oude eikenbomen waarvan het de wens is om deze te behouden. Naast en achter de paardenbak loopt tevens een pad waarover de mestput te bereiken is voor een trekker en oplegger. De verlenging met 6 meter vormt daarmee de beste balans tussen behoud van landschappelijke waarden, doelmatig gebruik van het terrein en biedt (ondanks dat niet aan de maatvoering uit het wedstrijdreglement wordt voldaan) veel verschil bij het trainen van de benodigde dressuuroefeningen omdat de verlenging in de te rijden diagonalen aanzienlijk schelen in de te benutten lengten.

De gemeente concludeert dat de afwijkende maatvoering:

  • valt binnen de beleidsvrijheid van de gemeente als bevoegd gezag voor het vaststellen van het bestemmingsplan;
  • voldoet aan een goede ruimtelijke ordening (het levert geen belemmeringen op voor de omgeving, leidt niet tot negatieve effecten op de fysieke leefomgeving en past binnen de landschappelijke inrichting van het terrein);
  • De noodzaak voldoende gemotiveerd is en daarmee prefereert boven strikte handhaving van het geldende bestemmingsplan.

Op basis hiervan wordt in het nieuwe bestemmingsplan 920 m2 opgenomen als maximale omvang voor een rijbak.

Voor een aantal andere aspecten (o.a. hogere erfafscheiding in het voorerfgebied en grotere afstand van de kapschuur t.o.v. de woning) zijn al omgevingsvergunningen verleend op grond van binnenplanse afwijkingsmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Deze omgevingsvergunningen blijven van kracht nadat het nieuwe bestemmingsplan in werking is getreden.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 5 Procedure

Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan afgezien worden van dit overleg. Voorliggend plan is als zodanig te beschouwen waardoor overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro achterwege kan blijven.

Formele procedure

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Mochten er zienswijzen ingediend worden dan wordt daar in een aparte nota zienswijzen verslag van gedaan. Daarna volgt vaststelling van het plan. Na bekendmaking ligt het plan voor 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.