1.1
plan:
het wijzigingsplan ‘Herziening Buitengebied 2015, Heideweg 10, Loon op Zand’, van de gemeente Loon op Zand;
1.2
wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0809.WPHeideweg10-VG01 metde bijbehorende regels en bijlage.
1.3
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (ondermeer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regelsworden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6
aangebouwd bijgebouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw, dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw, maardat in bouwkundig opzicht (afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.7
aan huis gebonden bedrijf:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentenverzorging c.q. het uitoefenenvan ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvangin een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.8
aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woningen daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.9
arbeidsmigrant:
economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland.
1.10
archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoningen/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoedvertegenwoordigen.
1.11
archeologische verwachtingswaarden:
verwachte aanwezige waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegermenselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en hetcultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.12
archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.13
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14
bed en breakfast:
het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande woongebouwengericht op kortdurend verblijf. Het maximale aantal gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van een Bed andBreakfast in de gemeente Loon op Zand is gesteld op vijf en het wonen moet in overwegende mate gehandhaafdblijven.
1.15
bestaand aantal woningen:
woningen zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit bestemmingsplan, danwel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ofkrachtens die wet gegeven voorschriften.
1.16
bestaande situatie:
de bebouwing en het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van ditbestemmingsplan, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig Wet algemene bepalingenomgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften.
1.17
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
1.19
bjbehorende voorzieningen:
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (o.a. weg- en waterbouwkundigevoorzieningen) en/of bouwvlakken (o.a. opslag en energievoorziening).
1.20
bijgebouw:
een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfdebouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan hethoofdgebouw.
1.21
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van eenbouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.1.22bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.23
bouwlaag of verdieping(slaag):
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren ofbalklagen is begrensd.
1.24
bouwmassa:
een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.
1.25
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing istoegelaten.
1.26
bouwperceel grens:
de grens van een bouwperceel.
1.27
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwenen bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect metde grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29
dagrecreatie:
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.30
dagrecreatieve voorziening:
voorziening ten behoeve van dagrecreatie.
1.31
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leverenvan goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in deuitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.33
ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behorende natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem,water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
1.34
erfbeplanting:
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande(rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, eenwoning of een terrein met een andere functie.
1.35
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zijbedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefendzoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.36
extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijvingvan de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen e.d., al dan niet aangelegde en aanwezigevoorzieningen, waarbij de recreatie geen substantieel beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- enfietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.
1.37
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan istoegestaan.
1.38
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omslotenruimte vormt.
1.39
herbouw:
reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.
1.40
hoofd (woon)verblijf:
de verblijfplaats die het centrum is van het sociale en maatschappelijke leven van een persoon, een huishoudenof een daarmee gelijk te stellen groep personen.
1.41
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
1.42
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valtaan te merken en dat geen bijgebouw is.
1.43
huishouden:
één of meer personen die in vast verband samenleven en waarbij sprake is van continuïteit in de samenstellingvan de personen en van onderlinge verbondenheid.
1.44
hydrologische waarde:
gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem i.v.m. beekherstel,verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.
1.45
hydrologisch neutraal:
geen negatief effect hebbend op de hydrologische situatie, d.w.z. dat grondwaterstanden gelijk blijven en deafvoer van hemelwater uit het plangebied neemt niet toe ten opzichte van de oorspronkelijke situatie.Afstromend hemelwater van nieuwe verharding of afgekoppeld hemelwater wordt in de bodem geïnfiltreerden/of via een bergingsvoorziening vertraagd afgevoerd naar een watervoerende sloot.
1.46
kalenderjaar:
het jaar dat loopt van 1 januari tot en met 31 december.
1.47
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; enig ander onderkomen of enig ander voertuig ofgewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, bedoelt voor recreatief nachtverblijf.
1.48
kelder:
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorendbovengronds bouwwerk.
1.49
kleinschalig kamperen:
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmakingkampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.
1.50
kleinschalig logeren:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies (en ontbijt) tot een in de regels aangegeven maximumaantal verblijfseenheden, zoals logeren bij de boer.
1.51
landschapselementen:
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in deregel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.
1.52
landschappelijke waarden en kenmerken:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische,cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.53
natuurwaarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlingesamenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken alsverscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
1.54
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwilligebasis en buiten organisatorisch verband.
1.55
overkapping:
een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.56
overstek:
een overstekend deel van een dak of gootconstructie, waarbij het overstekende deel niet dieper mag zijn dan0,50 m.
1.57
paardenbak:
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
1.58
peil:
- voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.59
perceelsindeling:
de omvang, vorm en situering van percelen.
1.60
perceelsgrens:
de grens van een perceel.
1.61
permanente bewoning:
het gebruik van een recreatieverblijf dat afwijkt van het gebruik als recreatief nachtverblijf.
1.62
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegenvergoeding.
1.63
prostitutie, raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht vanpassanten op zich te vestigen.
1.64
prostitutie, straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigendan wel aanlokken.
1.65
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen ditrecreatieve gebruik is toegestaan.
1.66
recreatief verblijf:
het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte ten behoeve van niet permanent verblijf.
1.67
recreatieve voorziening:
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik.
1.68
recreatiewoning:
woning ten behoeve van recreatief verblijf.
1.69
recreatieverblijf:
een gebouw of onderkomen, zoals een chalet of stacaravan, bestemd voor recreatieve doeleinden ten dienstevan een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft, veelal gedurende het zomerseizoen of weekenden.
1.70
recreatief nachtverblijf:
nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofd (woon)verblijf, waarbij minimaal één overnachtingwordt gemaakt en maximaal 4 maanden aaneengesloten of ten minste gedurende zes maanden 2/3 van dieperiode overnachtingen worden gemaakt.
1.71
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voorhet risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare ofbeperkt kwetsbare objecten.
1.72
ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
1.73
ruimtelijke kwaliteit:
kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaardeen toekomstwaarde.
1.74
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatigwas seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Ondereen seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, eenparenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.75
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (ondermeer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.76
verblijfseenheden:
verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
1.77
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende gevel) van het hoofdgebouwwordt getrokken tot aan de zijdelingse bestemmingsgrenzen.
1.78
vrijstaande bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de perceelsgrens.
1.79
vrijstaand bijgebouw:
een van de woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staatvan de woonfunctie, zoals een garage, berging, hobbyruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als infunctioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.80
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken,onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
1.81
weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen enduikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
1.82
werk:
een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.83
wonen:
het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden;
1.84
woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.