direct naar inhoud van 4.8 Watertoets
Plan: Efteling parkeerterrein K+
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0809.EftelingParkerenK-OW01

4.8 Watertoets

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW).
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21).
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem van Waterschap Brabantse Delta. Knelpunten in het watersysteem zullen samen met gemeenten aangepakt worden en er zullen afspraken gemaakt worden om water te bergen en overstroming te voorkomen. Het nieuwe waterbeheerplan bevat minder details en biedt daardoor meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.

In de Beleidsregel Hydraulische Randvoorwaarden geeft het Waterschap aan hoe het dagelijks bestuur omgaat met zijn bevoegdheid als waterbeheerder hydraulische normen te stellen aan ingrepen die effecten hebben op het watersysteem. In de beleidsregel zijn de technische voorwaarden vastgelegd die gehanteerd worden bij de beoordeling van ingrepen in het watersysteem. Randvoorwaarden zijn bijvoorbeeld: voldoende hoeveelheid berging om het water niet versneld af te voeren, voldoende afmetingen van sloten om wateroverlast te voorkomen, nadere definiëring van het begrip 'water neutraal bouwen' en dergelijke. Hierbij is eveneens aansluiting gezocht bij de beginselen uit het NBW.

Water- en rioleringsplan 2011 - 2015 (WRP)

Doel van dit water- en rioleringsplan (WRP) van Loon op Zand is in de eerste plaats het vastleggen van het eigen beleid voor de zorgplichten en in de tweede plaats om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente haar watertaken uitvoert en in hoeverre zij voldoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. In dit WRP zijn een aantal beleidskeuzes opgenomen die betrekking hebben op de manier waarop Loon op Zand haar zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater wil invullen. De algemene beleidslijnen zijn:

Afvalwater

  • resultaatsverplichting voor inzameling en transport van vrijkomend stedelijk afvalwater.

Hemelwater

  • de verwerking van hemelwater is een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting;
  • de perceelseigenaar is er in principe zelf verantwoordelijk voor dat hemelwater op zijn eigen terrein niet tot overlast en vervuiling leidt;
  • bij de behandeling van hemelwater gaat de gemeente uit van de in de Waterwet opgenomen voorkeursvolgorde voor het omgaan met hemelwater.

Grondwater

  • de gemeente is niet verplicht alle problemen door grondwaterstanden op te lossen. De gemeentelijke zorgplicht beperkt zich tot het nemen van doelmatige maatregelen in openbaar terrein voor structurele problemen;
  • de gemeente is aanspreekbaar voor grondwateroverlast maar niet verantwoordelijk en aansprakelijk voor de grondwaterstand;
  • de particulier is zelf verantwoordelijk voor de gevolgen en het treffen van maatregelen op particulier terrein om een niet gewenste ontwateringssituatie tegen te gaan.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is ten zuiden van de kern Kaatsheuvel gelegen, tussen de Europalaan en de Eftelingsestraat. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een bestaand parkeerterrein, dat deels verhard en voor een deel half-verhard is, en akkerland met aan de randen watergangen, bomen en struiken.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem voornamelijk uit sterk lemig fijn zand, in het zuiden van het plangebied komt leemarm zand voor. Er is sprake van een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van NAP +4,35 m en een gemiddelde grondwaterstand van NAP +3,8 m.

De maaiveldhoogte ter plaatse verloopt van circa NAP +6,7 m aan de oostzijde naar circa NAP +6,25 m aan de westzijde.

Waterkwantiteit

Ten noorden van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Dit is aangelegd als retentievijver. Deze retentievijver is eerder aangelegd ten behoeve van parkeerterrein West van de Efteling. Dit parkeerterrein heeft een verhard oppervlak van 100.000 m2. Pas nadat de HWA van het terrein hoger is dan 100 m3/h vindt overstort plaats naar de infiltratievijver. De infiltratievijver is uitgelegd op een infiltratiecapaciteit van 1 m/d.

Afvalwaterketen en riolering

In verband met het ontbreken van bebouwing binnen het plangebied is er geen aansluiting op de riolering aanwezig.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan draagt zorg voor de uitbreiding van het parkeerterrein K+ en de bijbehorende retentie.

Waterkwantiteit

Het parkeerterrein wordt verhard aangelegd. In het totaal beslaat de verharding 38.500 m2. Voor deze ontwikkeling dient compensatie plaats te vinden. Waterschap Brabantse Delta hanteert voor compenserende maatregelen de volgende voorkeursvolgorde:

  • infiltreren;
  • retentie aanleggen binnen het plangebied;
  • retentie aanleggen buiten het plangebied;
  • berging zoeken in bestaand watersysteem.

Ter compensatie wordt een infiltratiesloot aangelegd (zie Bijlage 4). Deze infiltratiesloot kan in de toekomst gecombineerd worden met een eventueel infiltratiebassin. De infiltratiesloot loopt via de noord- en westrand van het plangebied verder in zuidelijke richting. Als maatgevende bui is de T100 bui aangehouden met een neerslagintensiteit van 78 mm in 24 uur (780 m3/ha/d). In combinatie met het verhard oppervlak betekent dit een watervolume van 3.000 m3 dat in 24 uur tot infiltratie gebracht moet worden. Dit komt neer op een lengte van de sloot van 600 m.De sloot krijgt een talud van 1:1 en wordt geheel boven de gemeten hoogste grondwaterstand gerealiseerd. De sloot wordt voorzien van vaste stuwen met noodoverstort zodat geen/nauwelijks uitwisseling plaatsvindt met de aansluitende bestaande sloten.

Er is voor gekozen de hemelwaterafvoer binnen 24 uur in de retentievoorziening te infiltreren in combinatie met een maximaal waterniveau in de voorziening. De voorziening is zó ingericht dat de sloot zowel een berging als infiltratiefunctie heeft. Bij de maatgevende bij die één dag aanhoudt en gelijkmatig over de dag de sloot voedt met HWA wordt met het stijgende slootpeil een steeds grotere infiltratiecapaciteit gerealiseerd in de slootwanden. Het slootpeil bereikt met de huidige gehanteerde uitgangspunten een maximum aan het einde van de regendag.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.