direct naar inhoud van Regels
Plan: Timmermans Transport Diessen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0798.BPTimmermanstransp-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Timmermans Transport Diessen met identificatienummer NL.IMRO.0798.BPTimmermanstransp-VG01 van de gemeente Hilvarenbeek;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.5 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.6 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.7 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GMLmet de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwlaag:

een boven het peil gelegen een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.14 (bouw)perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.15 (bouw)perceelgrens:

de grens van een (bouw)perceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

1.19 evenement:

een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of daarmee gelijk te stellen activiteit;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.23 kantoor:

een ruimte of een complex van ruimten dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter door bedrijven en (semi) overheidsinstellingen, zonder publieksgerichte baliefunctie;

1.24 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen, bestemd voor (para)medische en verzorgende, sociaal-culturele, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen (alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen);

1.25 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.26 peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.27 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.28 seks- en/of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel door detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.29 Staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.30 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel aan de weg waaraan het gebouw op basis van de gemeentelijke basisadministratie (huisnummer) is gesitueerd;

1.31 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.32 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.33 zijdelingse perceelsgrens

de perceelsgrens die haaks of onder een hoek op de voorgevelrooilijn staat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;

2.4 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil;

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de volgende daarin opgenomen categorie-indeling:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf van categorie 2”: bedrijven in milieucategorie 2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.2”: bedrijven in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten ;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "kantoor": een kantoor ten behoeve van het bedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": een parkeerterrein ten behoeve van het bedrijf;
  • e. met dien verstande dat uitsluitend voor bedrijven die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds tot een lagere milieucategorie behoren dan blijkens de categorie-aanduiding op de verbeelding is toegestaan, die lagere milieucategorie eveneens als toelaatbaar geldt;

en tevens voor:

  • f. productiegebonden detailhandel;
  • g. erven en terreinen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorend(e):

  • l. bedrijfsgebouwen;
  • m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

Bouwwerk   Goothoogte   Bouwhoogte  
1. hoofdgebouwen   zie verbeelding   zie verbeelding  
2. bedrijfsinstallaties   -   6 m  
3. erfafscheidingen   -   2 m  
4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m  

3.2.1 voorwaardelijke verplichting

Wanneer sprake is van nieuwsbouw, dient de nieuwbouw te voldoen aan de beelkdwaliteitseisen zoals opgenomen in paragraaf 4.6 van bijlage 2 van deze regels.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. zelfstandige kantoren;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. wonen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor de vestiging van een bedrijf dat niet vermeld is in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot middels een aanduiding op de verbeelding aangegeven toelaatbare milieucategorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.

3.4.2 Hogere categorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor de vestiging van een bedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar gesteld, mits:

  • a. het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot middels een aanduiding op de verbeelding aangegeven toelaatbare milieucategorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Voorwaardelijke verplichting aanleg en instandhouding groen- en watervoorzieningen

Op de gronden grenzend aan de bestemming 'Bedrijventerrein' dient ter plaatse van de bestemming 'Groen', uitsluitend voor zover sprake is van nieuwbouw, een groenvoorziening aangelegd en in stand gehouden te worden. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de groenvoorziening dient aangelegd te zijn, alvorens de gronden, waarop nieuwbouw gepleegd wordt, in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in 3.1 a t/m e;
  • b. de groenvoorziening dient in de eindsituatie te voldoen aan de landschappelijke inpassing die is opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
  • c. de groenvoorziening dient gerealiseerd te worden ter plaatse van de bestemming Groen, direct grenzend aan de gronden binnen de bestemming Bedrijventerrein, alwaar de nieuwbouw plaatsvindt;
  • d. de afwateringvoorzieningen, conform de rapportage zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, in stand gehouden en beheerd dient te worden.

 

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken, plantsoenen en groenstroken;
  • b. beplantingen;

alsmede voor:

  • c. openbare tuinen en andere voor het publiek toegankelijke groenvoorzieningen;
  • d. bermen, bermsloten;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water(lopen);
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;
  • k. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  • l. kunstuitingen;
  • m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

Bouwwerk   Bouwhoogte  
1. kunstuitingen   12 m  
2. verlichting en speelvoorzieningen   6 m  
3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 m  

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, waaronder een yoga- en meditatiecentrum;
  • b. kantoor ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen;

en tevens voor:

  • c. erven, tuinen en terreinen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  • h. hoofdgebouwen;
  • i. onderbouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 5.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. er zijn niet meer dan 3 gebouwen toegestaan;
  • d. onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.3;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheiding bedraagt niet meer dan:
    • 1. 1m vóór de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2m achter de voorgevelrooilijn.
  • f. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

Bouwwerk   Goothoogte   Bouwhoogte  
1. hoofdgebouwen   zie verbeelding   zie verbeelding  
2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m  

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2, onder b, voor het verhogen van het bebouwd oppervlak, mits:

  • a. het aantal maatschappelijke voorzieningen niet wordt vergroot;
  • b. is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages

  • a. In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, minder bedraagt dan de minimale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden op het perceel die maat in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven.
  • b. In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan de maximale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt voor de bouwmogelijkheden op het perceel die maat in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

7.2 Percentageregeling

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven maximum bebouwd oppervlak geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

Bij het ontbreken van een oppervlakte mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

7.3 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

7.4 Overschrijding van bouwgrenzen en gevellijnen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en gevellijnen mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:

  • a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat de diepte van een erker maximaal 1,10 m mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:
    • 1. een erker voor de voorgevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
    • 2. de afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m dient te bedragen;
    • 3. een erker aan de zijgevel tenminste 3 m achter de voorgevellijn dient te liggen;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming “verkeer - verblijfsgebied”;
  • e. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo);
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
  • g. een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, met uitzondering van:
    • 1. een gebruik voor evenementen, mits het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer bedraagt dan 3 per jaar, met een maximum aantal dagen van 15 per evenement;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:

  • a. het afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Timmermans Transport Diessen'.