gemeente: Hilvarenbeek   status: Vastgesteld
plannaam: Moergestelseweg 11, Haghorst   datum: 09-11-2010
 

Artikel 3 Agrarisch - Bomenteelt

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Bomenteelt’ aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

      1. de uitoefening van een boomteeltbedrijf;

      2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;

      3. de bedrijfsmatige opslag van caravans, kampeerauto's, woon- of stacaravans en pleziervaartuigen, met dien verstande dat de opslag alleen inpandig in bestaande (voormalige) bedrijfsgebouwen mag geschieden, die ten tijde van de ter inzagelegging van het bestemmingsplan "Buitengebied", welke op 26 november 2008 is vastgesteld, reeds bestond;

 

en tevens voor:

      1. (interne) ontsluitingswegen;

      2. parkeervoorzieningen;

      3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

      4. groenvoorzieningen, met dien verstande dat ten minste 10% van het bestemmingsvlak is bestemd voor groenvoorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing;

      5. erven en tuinen.

 

met de daarbij behorende

      1. bedrijfsgebouwen;

      2. bedrijfswoning;

      3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning;

      4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen overzicht van toegestane bouwwerken

Binnen de bestemming zijn, met inachtneming van hetgeen overigens in dit artikel bepaald is en uitsluitend ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven bestemming, toegestaan:

      1. niet meer dan één agrarisch bedrijf;

      2. niet meer dan één agrarische bedrijfswoning.

 

3.2.2 Bedrijfswoningen

Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is, ten dienste van het boomteeltbedrijf, niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

      1. de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 5,5 m mag bedragen;

      2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 8 m mag bedragen;

      3. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer dan 750 m³ mag bedragen;

      4. een bedrijfswoning voorzien dient te worden van een kap met een dakhelling van niet minder dan 30° en niet meer dan 55°;

      5. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van een openbare weg niet minder dan 12 m mag bedragen;

      6. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;

      7. de bebouwing binnen het bouwvlak zoveel mogelijk dient te worden geconcentreerd;

      8. in geval van herbouw van de bedrijfswoning op een andere locatie binnen het bouwvlak, deze woning niet mag worden gesitueerd binnen een 48 dB-contour vanwege een weg, tenzij daarbij een overeenkomstig de Wet geluidhinder verleende hogere waarde in acht wordt genomen;

      9. de woning niet mag worden voorzien van een kelder, tenzij hiervoor op grond van deze regels ontheffing is verleend of hiervoor geen ontheffing is vereist.

 

3.2.3 Bedrijfsgebouwen

Uitsluitend ten dienste van een bestaand of volwaardig agrarisch bedrijf mogen bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden, met dien verstande dat:

      1. de goothoogte van deze bouwwerken niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;

      2. de bouwhoogte hiervan niet meer mag bedragen dan 8 m;

      3. bedrijfsgebouwen voorzien dienen te worden van een kap met een dakhelling van niet minder dan 12° en niet meer dan 45°;

      4. de hoogte van kassen niet meer mag bedragen dan 3,5 m;

      5. de oppervlakte van permanente kassen en/of hoge tunnels niet meer mag bedragen dan 1000 m²;

      6. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aanduidingsvlak waarmee een maximum bebouwingspercentage is gegeven, met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak aan bedrijfsgebouwen mag ten opzichte van het aanduidingsvlak niet meer mag bedragen dan middels de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven;

      7. de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen;

      8. in afwijking van het bepaalde onder g, de afstand van kassen tot een zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m mag bedragen;

      9. de afstand van een gebouw tot de as van een openbare weg niet minder dan 15 m mag bedragen.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Behoudens het bepaalde in artikel 43 van de Woningwet en behoudens ontheffing, mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan hierna is aangegeven:

 

bouwwerk, geen gebouw zijnde: hoogte maximaal:

vrijstaande antennemast 18 m

licht- en andere masten 8 m

terreinafscheidingen 2 m

pergola's 2,75 m

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m

3.3 Ontheffing van de bouwregels

 

3.3.1 Splitsing bedrijfswoning

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van splitsing van een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

      1. deze splitsing noodzakelijk dient te zijn uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling, gelet op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;

      2. terzake voorafgaand aan het verlenen van de ontheffing de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen om advies gevraagd dient te worden;

      3. na splitsing de inhoud van beide bedrijfswoningen niet minder dan 450 m³ zal bedragen;

      4. een belangenafweging plaatsvindt waarbij betrokken worden enerzijds de mate waarin de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is en anderzijds de mate waarin de omringende agrarische, landschappelijke, recreatieve, abiotische en/of natuur(wetenschappelijke) waarden/belangen en/of belangen van derden door toepassing van de ontheffing (kunnen) worden geschaad;

      5. deze ontheffing niet toegepast kan worden indien een woning reeds gesplitst is.

 

3.3.2 Kelder bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder lid j ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning met kelder, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

 

3.3.3 Ontheffing als bedoeld in artikel 3.3.2 is niet vereist, indien:

      1. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;

      2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

 

3.3.4 Hogere bedrijfsgebouwen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.3 ten behoeve van het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen met een goot- en nokhoogte van maximaal respectievelijk 6,5 en 10 m; een en ander met dien verstande dat bij het verlenen van ontheffing voor al deze (hogere) bouwwerken een belangenafweging dient plaats te vinden waarbij met name betrokken wordt de mate waarin de omringende landschappelijke, abiotische en/of natuur(wetenschappelijke), agrarische, recreatieve waarden/belangen en/of belangen van derden door toepassing van de ontheffing (kunnen) worden geschaad.

 

3.3.5 Kleinschalig kamperen - gebouwtjes voor sanitair en dergelijke

Voorts zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwtjes ten dienste van een eventuele verblijfsrecreatieve functie, voor zover deze functie is toegestaan, met dien verstande dat:

      1. de goothoogte van deze gebouwtjes niet meer mag bedragen dan 2,75 meter;

      2. de nokhoogte hiervan niet meer mag bedragen dan 4,75 m;

      3. de oppervlakte hiervan niet meer mag bedragen dan 100 m²;

      4. de afstand van deze gebouwtjes tot een zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 10 m mag bedragen;

      5. de afstand van deze gebouwtjes tot de as van een openbare weg niet minder dan 15 m mag bedragen;

      6. de bebouwing binnen het bouwvlak zoveel mogelijk dient te worden geconcentreerd en deze gebouwtjes bij voorkeur in de bedrijfsbebouwing dienen te worden geïntegreerd.

 

3.3.6 Procedure ontheffing

Bij het verlenen van een ontheffing dienen de Procedureregels (Artikel 6) in acht genomen te worden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt tevens verstaan:

      1. de gehele of gedeeltelijke omschakeling naar het glastuinbouwbedrijf;

      2. het gebruik voor woondoeleinden, behoudens de bedrijfswoning;

      3. het beproeven van of racen of crossen met motoren of motorvoertuigen;

      4. het gebruik voor reclamedoeleinden;

      5. als wedstrijd- of sportterrein;

      6. het gebruik voor enige tak van handel en/of bedrijf, met uitzondering van:

        1. het gebruik overeenkomstig de bestemming;

        2. de verkoop in het klein als niet-zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf, mits deze verkoop beperkt blijft tot in het bedrijf geproduceerde goederen.

      7. als staanplaats voor wagens geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel ter plaatse;

      8. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met c.q. noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

      9. voor het al dan niet ten verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer- en vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

      10. als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover dit rechtstreeks verband houdt met het op de bestemming van het plan gerichte gebruik van de gronden, dan wel noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

3.5.1 Kleinschalig kamperen - beperkte verblijfsrecreatieve functie

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

      1. deze ontheffing beperkt dient te blijven tot kleinschalig kamperen, uitsluitend met tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;

      2. gebruik voor deze verblijfsrecreatieve functie uitsluitend mogelijk is voor de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

      3. bij deze verblijfsrecreatieve functie minimaal een afstand van 10 m tot de zijdelingse perceelsgrenzen in acht genomen dient te worden;

      4. de afstand van deze verblijfsrecreatieve functie tot de as van een openbare weg niet minder dan 15 m mag bedragen.

 

3.5.2 Agrotoerisme

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het gedeeltelijke gebruik voor agrotoerisme, met inachtneming van de volgende regels:

      1. de agrarische functie van het perceel moet daarbij gehandhaafd blijven en moet bovengeschikt zijn aan de activiteiten op het gebied van agrotoerisme;

      2. er mag geen sprake zijn van zodanig verkeersaantrekkende activiteiten dat extra maatregelen, zoals extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn;

      3. de activiteiten mogen geen belemmering veroorzaken voor de bestaande c.q. de ontwikkeling van de bedrijfsvoering van de in de omgeving aanwezige bedrijven;

      4. alleen bestaande bebouwing mag voor de activiteiten gebruikt worden.

 

3.5.3 Procedure ontheffing

Bij het verlenen van een ontheffing dienen de Procedureregels (Artikel 6) in acht genomen te worden.