direct naar inhoud van Regels
Plan: Klein Westerwijksestraat 19 Biest-Houtakker
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0798.BPKleinWwijksest19-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Klein Westerwijksestraat 19 Biest-Houtakker' met identificatienummer NL.IMRO.0798.BPKleinWwijksest19-ON01 van de gemeente Hilvarenbeek.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt (inclusief kinderopvang in de vorm van een kindercentrum voor maximaal 6 niet-eigen kinderen);

1.4 aan huis verbonden beroep:

een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, alsmede gastouderschap, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aangebouwd bijgebouw:

bijgebouw welke rechtstreek toegankelijk is vanuit de woning;

1.8 aardkundige waarde:

gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde mate van bescherming genieten;

1.9 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.10 afrastering:

hekwerk van gaas of daarmee vergelijkbaar materiaal;

1.11 archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingsconcentratie:

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

1.14 bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, aan steeds wisselend publiek; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.15 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuren, opslaan en distribueren van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen;

1.16 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 bedrijfsmatige exploitatie van recreatieverblijven:

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;

1.20 beperkt kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.21 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.22 bestaand:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • b. t.a.v. bebouwing ten behoeve van veehouderijen, niet zijnde bestaande bedrijfswoningen:
    • 1. de bebouwing die op 21 september 2013 aanwezig of in uitvoering was, of
    • 2. de bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning, of
    • 3. de bebouwing die is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke bouwaanvraag die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan per 21 september 2013;
  • c. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.27 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.28 boerderijsplitsing:

het - binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa - opdelen van een boerderij(gebouw), in niet meer dan 2 woningen;

1.29 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.33 bouwmassa:

een complex van aaneengebouwde bouwwerken

1.34 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.38 cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.39 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.41 diepploegen en - woelen:

het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel, eventueel tot in de diepere ondergrond;

1.42 ecologische verbindingszone:

langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd;

1.43 ecologische waarden:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.44 erfinrichtings- en beplantingsplan:

een plan inzake visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie, incl. de inrichting en het beheer er van;

1.45 evenement:

een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke;

1.46 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.47 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;

1.48 gastouderschap:

de opvang van maximaal 6 kinderen aan huis, inclusief de eigen kinderen;

1.49 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 geluidsgevoelige objecten:

woningen, een onderwijsgebouw, een ziekenhuis, een verpleeghuis, een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting, een kinderdagverblijf;

1.51 geluidsgevoelige terreinen:

een woonwagenstandplaats en een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen;

1.52 geluidzoneringsplichtige inrichting:

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Bor;

1.53 geomorfologisch:

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;

1.54 geurgevoelige objecten:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.55 groenblauwe mantel:

gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone en die deze verbinden;

1.56 groepsaccommodatie/logeergebouw:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.57 grootschalige ontwikkeling

ontwikkeling waarbij, blijkens een economisch effectenonderzoek, de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 per jaar bedraagt;

1.58 halfverhard:

een verharding bestaande uit grasbeton of uit kiezel, grind, schelpen en/of gemalen baksteen alsmede vergelijkbare losse materialen;

1.59 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.60 horeca:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

  • a. horecabedrijf categorie A
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
  • b. horecabedrijf categorie B
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
  • c. horecabedrijf categorie C
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
  • d. horecabedrijf categorie D
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
  • e. horecabedrijf categorie E
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;

1.61 horecalokaliteit:

een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse;

1.62 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatig kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.63 insteek van de watergang:

het begin van het sloottalud;

1.64 kampeerboerderij:

(voormalig) agrarisch bedrijf, waarvan de gebouwen geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin aan steeds wisselende (groepen van) personen gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf voor een al dan niet aaneengesloten periode van maximaal 100 dagen;

1.65 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.66 kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.67 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

1.68 kleinschalig kamperen:

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, waarbij het aantal toegestane kampeermiddelen is beperkt tot het in de regels genoemde maximum;

1.69 koffie-/theetuin:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse, bereide etenswaren;

1.70 kwaliteitsverbetering:

er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het desbetreffende gebied, waarbij de notitie 'Werkafspraken' als uitgangspunt geldt. De uitvoering en de instandhouding van de verbetering moet zijn gegarandeerd;

1.71 kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.72 landbouwhuisdieren:

rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.);

1.73 landschappelijke inpassing:

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting waarbij wordt getoetst aan de richtlijnen voor beeldkwaliteit uit hoofdstuk 3 van de Structuurvisie buitengebied Hilvarenbeek, zoals opgenomen in Bijlage 6 Structuurvisie buitengebied van de toelichting;

1.74 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.75 landschapscamping:

kampeerterrein dat gekenmerkt wordt door de beperkte dichtheid en de ligging in of nabij een bos of natuurgebied of bij een landgoed, met een in de regels nader bepaalde omvang;

1.76 landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha en zonder een agrarische productiefunctie;

1.77 landschapsinpassingsplan:

plan waaruit blijkt hoe een gebouw of een gebruik in het landschap wordt ingepast, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting waarbij wordt getoetst aan de richtlijnen voor beeldkwaliteit uit hoofdstuk 3 van de Structuurvisie buitengebied Hilvarenbeek, zoals opgenomen in Bijlage 6 Structuurvisie buitengebied van de Toelichting;

1.78 lawaaisport:

een sportactiviteit al dan niet individueel of in groepsverband, professioneel of hobbymatig waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.79 legaal:

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.80 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.81 minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;

1.82 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.83 natuurinclusief agrarisch bedrijf:

Agrarisch bedrijf gericht op de productie van fruit, noten, kruiden-, akker- en tuinbouwproducten, (waaronder een voedselbos en wijngaard) met als doel versterking van biodiversiteit, behoud, bescherming en duurzame ontwikkeling van landschapselementen.

1.84 nevenactiviteiten:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel en wordt uitgeoefend door de degene die tevens het (agrarisch) bedrijf uitoefent;

1.85 normaal onderhoud en/of landschapsbeheer:

tot het normaal onderhoud en/of landschapsbeheer behoren onder andere:

  • a. maaien, beweiden en bemesten van grasland;
  • b. verbeteren van grasland door het scheuren van de grasmat buiten het broedseizoen van weidevogels en het direct opnieuw inzaaien;
  • c. ploegen en cultiveren van bouwland niet dieper dan de bouwvoor;
  • d. verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt;
  • e. maaien en schonen van sloot en slootkant;
  • f. vervangen van en onderhoud aan drainage;
  • g. normaal landschapsonderhoud, waaronder:
    • 1. periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel;
    • 2. knotten van bomen;
  • h. opvullen van open plekken in houtwal of singel;
    • 1. normaal bosbeheer, waaronder;
    • 2. uitdunnen;
    • 3. verwijderen van dode bomen;
  • i. opslag van agrarische producten en gewassen tussen oogst en afvoer voor een periode van 2 weken;

1.86 nutsvoorziening:

gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afvalvoorziening, energievoorziening of het (tele)communicatie-verkeer;

1.87 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.88 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie of een nevenactiviteit een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren in een aan de hoofdfunctie of nevenactiviteit ondergeschikte vorm en omvang; verhuur ten behoeve van feesten en partijen valt hier niet onder;

1.89 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.90 overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf gericht op het telen van vissen, wormen, insecten en gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen -niet zijnde kassen- plaatsvindt, niet zijnde veehouderijen;

1.91 overkapping/ carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.92 overtollige bebouwing:

bebouwing die niet nodig is ten behoeve van de hoofdfunctie en/of de nevenactiviteit; dit houdt in dat het bebouwing betreft die niet functioneel verbonden is aan de bedrijfsvoering;

1.93 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.94 pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

1.95 productiegebonden detailhandel:

beperkte, op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een (agrarisch) bedrijf, dat die goederen teelt/vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.96 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.97 recreatief verblijf:

verblijf, inclusief nachtverblijf, voor uitsluitend recreatieve doeleinden door bij voorkeur wisselende huishoudens of daarmee gelijk te stellen groepen van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.98 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als recreatieverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.99 recreatiewoningencomplex:

een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;

1.100 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.101 routegebonden horeca:

horeca in de vorm van kleinschalige rustpunten met bijvoorbeeld een terras waar koffie, thee, frisdranken, zwak-alcoholische dranken en kleine versnaperingen verkrijgbaar zijn;

1.102 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.103 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.104 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.105 streekgebonden producten:

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;

1.106 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het tijdelijk huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.107 trekkershut:

een klein vrijstaand houten gebouw/ blokhut, zonder eigen sanitaire voorzieningen of met eenvoudige sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;

1.108 vakantieappartement:

recreatiewoning, die deel uitmaakt van een gebouw met meerdere zich boven en naast elkaar bevindende recreatiewoningen;

1.109 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.110 verhard:

een verharding, bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmee vergelijkbare vaste/gesloten materialen;

1.111 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.112 vloeroppervlak(te):

de totale bebouwde oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.113 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;

1.114 voorzieningen van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.115 vormverandering bouwvlak/bestemmingsvlak:

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.116 water:

alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld;

1.117 watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde waterloop;

1.118 waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d. en waterhuishoudkundige voorzieningen;

1.119 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen, dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen en inlaten;

1.120 werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.121 woning/ wooneenheid:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.122 (woon)boerderij:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.123 woonunit:

een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een stacaravan of chalet;

1.124 zijdelingse perceelsgrens:

de perceelsgrens die haaks of onder een hoek op de voorgevelrooilijn staat;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.9 peil:

voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

2.10 ondergeschikte bouwonderdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijf en agrarisch gebruik, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – boerenerf' een natuurinclusief agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. onverharde paden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens een ontsluiting bestaande uit halfverharde paden zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' mogen recreatiewoningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voedsel- en beleeflandschap de samenhang, het behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het zintuigenlandschap, zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is binnen en buiten de aanduiding 'bouwvlak' een parkeerterrein ten behoeve van deze bestemming toegestaan;
  • f. nevenactiviteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarische bedrijf als bedoeld onder a, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan onder de navolgende voorwaarden:

Nevenactiviteiten     Voorwaarden    
Ondergeschikte detailhandel     - uitsluitend detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten zijn toegestaan;
- de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m…²;
- ondergeschikte detailhandel is uitsluitend toegestaan in de bestaande gebouwen.    
Inpandige statische opslag     - de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
- inpandige statische opslag is uitsluitend toegestaan in de bestaande gebouwen;
- inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.    
Kleinschalig logeren     - uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning;
- kleinschalig logeren is toegestaan in de vorm van bed & breakfast, appartementen en/of gastenkamers met een slaapvoorziening van maximaal 3 kamers voor maximaal 2 personen per kamer per agrarisch bedrijf;
- de omvang bedraagt niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen tot een maximumvloeroppervlak van 150 m²;
- parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
- de nevenactiviteit wordt uitgeoefend door de bewoner van de bedrijfswoning.    

  • 1. de gezamenlijke vloeroppervlakte van nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 40% van de bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 500 m², met dien verstande dat de omvang van inpandige statische opslag en minicampings hierbij niet wordt meegerekend;
  • 2. in afwijking van het bepaalde in sub 1 en 2 zijn de agrarische nevenactiviteiten met de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen toegestaan, zoals in de onderstaande tabel is aangegeven, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte van bedrijfsgebouwen is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte van bedrijfsgebouwen als maximum:

Afkorting     Aanduiding     Nevenactiviteit     Adres     Vloeroppervlakte bedrijfsgebouwen (m2)    
(sa-boe)     specifieke vorm van agrarisch – Boerenerf     Dagrecreatie, educatie en ondergeschikte horeca     Klein Westerwijsksestraat 19 Biest-Houtakker     250 m²  

  • a. bescherming, instandhouding en versterking van de landschaps- en natuurwaarden zoals landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in Artikel 10, beogen te beschermen;
  • b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • c. een aan huis verbonden beroep;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden en (kikker)poelen, met dien verstande dat (kikker)poelen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 200 m² en een diepte van maximaal 1,5 m;
  • e. de functies als bedoeld in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Water', voor zover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water';
  • f. extensief recreatief medegebruik en de daarbij behorende voorzieningen;
  • g. doeleinden van openbaar nut, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • h. erfbeplanting en landschappelijke inpassing;
  • i. erfverharding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', 'ontsluiting' en 'parkeren';
  • j. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg waarnaar de voorgevel is gericht;
  • k. onverharde paden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

3.2.2 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

De onderstaande bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen en daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen uitsluitend is toegestaan:
    • 1. ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of een nog te ontwikkelen reëel agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding voedsel- en beleeflandschap, de bebouwing ten dienste staat van een agrarisch bedrijf gericht op voedselbos, inclusief nevenactiviteiten.
  • b. maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per bouwvlak met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximumaantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen is;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder d gelden voor de herbouw van bedrijfswoningen de volgende regels:
    • 1. de herbouw vindt voor 3/4 deel plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
    • 3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
    • 4. herbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarisch bedrijf';
  • d. permanente, tijdelijke, overige teeltondersteunende voorzieningen en teeltondersteunende kassen, met dien verstande dat teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige';
  • e. paardenbak;

3.2.3 Toegestane bouwwerken binnen de gehele bestemming

Binnen de gehele bestemming mag uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van agrarisch grondgebruik, met dien verstande dat uitsluitend open perceelsafscheidingen zijn toegestaan;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' recreatiewoningen', waarbij geldt dat per aanduidingsvlak maximaal 5 recreatiewoningen gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat binnen de aanduiding 'overige zone – voedsel- en beleeflandschap een totaaal maximum geldt van 25 recreatiewoningen met een maximum van 25 recreatiewoningen binnen de aanduiding 'overige zone – voedsel en beleeflandschap'.
  • c. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan zoals banken, picknicktafels, informatieborden e.d.;

3.2.4 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de subleden 3.2.2 en 3.2.3, gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
    • 2. de afstand van gebouwen bedraagt minimaal 15 m tot de as van de weg;
  • b. voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. uitsluitend 1 bedrijfsgebouw is toegestaan;
    • 2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
    • 4. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 250 m²;
    • 5. de dakhelling bedraagt minimaal 12° en maximaal 45°;
  • c. voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van permanente, tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de te telen gewassen;
    • 3. voor het bouwen van teelondersteunende kassen geldt dat:
      • de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
      • de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m;de oppervlakte van teeltondersteunende kassen bedraagt niet meer dan 5000 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - akkercomplex', 'overige zone - beekdal', 'overige zone - historische verkavelingsstructuur' en 'overige' de oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 1000 m2 mag bedragen;
      • teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van deaanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';
      • de afstand tussen kassen en (bedrijfs)woningen van derden bedraagt minimaal 25 m;
    • 4. voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening' gelden de volgende regels:
      • de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk);
      • de omvang bedraagt niet meer dan 3 ha met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - akkercomplex', 'overige zone - beekdal', 'overige zone -' en 'overige zone - kampenlandschap' de omvang niet meer dan 1,5 ha mag bedragen.
  • d. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
    • 3. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijgebouwen, bedraagt niet meer dan 750 m3, tenzij:
      • het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.
    • 4. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30° en niet meer dan 55°.
    • 5. in afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarisch bedrijf' dat de bestaande voormalige bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan met de bestaande goothoogte, bouwhoogte en inhoud;
  • e. voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen bedraagt niet meer dan 100 m2;
    • 2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 4. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°;
    • 5. de bijgebouwen moeten minstens 1 m achter de voorgevel of het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een sleufsilo bedraagt niet meer dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van een stapmolen bedraagt niet meer dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van een mestbassin bedraagt niet meer dan 8,5 m;
    • 4. de bouwhoogte van een silo of waterbassin bedraagt niet meer dan 12 m;
    • 5. de bouwhoogte van een erfafscheiding bedraagt niet meer dan:
      • 1 m vóór de voorgevelrooilijn;
      • 2 m achter de voorgevelrooilijn;
    • 6. de bouwhoogte van een carports en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 3 m;
    • 7. de bebouwde oppervlakte van carports en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m2;
    • 8. de bouwhoogte van een overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 9. sleufsilo's zijn niet toegestaan vóór de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • g. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van open perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • h. voor het bouwen van recreatiewoningen, buiten het bouwvlak, binnen de aanduiding 'recreatie' gelden de volgende regels:
    • 1. De oppervlakte mag per recreatiewoning niet meer bedragen dan 60 m²;
    • 2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m;
    • 3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;

3.2.5 Bestaande maatvoering

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen van schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2 teneinde buiten het bouwvlak gebouwen toe te staan in de vorm van schuilgelegenheden, mits aan de volgende bepalingen wordt voldaan:

  • a. voor het oprichten van schuilgelegenheden buiten de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn in het kader van dierenwelzijn;
    • 2. een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan indien de daarmee samenhangende gronden in gebruik voor het houden van vee ten minste 0,5 ha betreffen;
    • 3. schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een overkapping zonder wanden, met een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
    • 4. de hoogte van schuilgelegenheden bedraagt ten hoogste 3 meter;
    • 5. door middel van een landschapsinpassingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. voor het oprichten van schuilgelegenheden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het oprichten van schuilgelegenheden is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';
    • 2. de schuilgelegenheden dienen noodzakelijk te zijn in het kader van dierenwelzijn;
    • 3. het aantal schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 0,5 ha aaneengesloten agrarisch gebied dat in samenhang gebruikt wordt, waarbij het maximumaantal schuilgelegenheden 2 bedraagt;
    • 4. de afstand tot het aansluitende bouwvlak danwel bedrijfs- of woonbestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 25 m;
    • 5. de afstand tot het aansluitende bouwvlak van derden mag niet minder bedragen dan 25 m;
    • 6. de oppervlakte per schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 35 m²;
    • 7. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 8. van de schuilgelegenheid dient ten minste 1/6 deel open te blijven;
    • 9. de onderlinge afstand tussen schuilgelegenheden op aaneengesloten gronden die in samenhang gebruikt worden, bedraagt ten minste 100 m;
    • 10. de afstand tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 20 meter;
    • 11. er vindt kwaliteitsverbetering plaats in de vorm van zorgvuldige landschappelijke inpassing.

3.3.2 Verkleinen afstand tot perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.4, onder a, sub 1 teneinde een kleinere afstand tot de bouwperceelsgrens toe te staan voor het bouwen van gebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling door middel van een AAB-advies is aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 Verkleinen afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.4, onder a, sub 2 teneinde de voorgeschreven minimumafstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling door middel van een AAB-advies is aangetoond;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

3.3.4 Grotere goothoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.4 onder b teneinde een grotere goothoogte van bedrijfsgebouwen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling door middel van een AAB-advies is aangetoond;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  • c. er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan.

3.3.5 Grotere bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 onder b teneinde een grotere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling door middel van een AAB-advies is aangetoond;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 13 m;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de waarden die het plan beoogt te beschermen;
  • e. er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan.

3.3.6 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.3 teneinde bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toe te staan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - akkercomplex', 'overige', 'overige zone - historische verkavelingsstructuur' en 'overige zone -', een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling door middel van een AAB-advies is aangetoond;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de omvang bedraagt niet meer dan 1,5 ha;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden die het plan beoogt te beschermen.

3.3.7 Vergroten oppervlakte teeltondersteunende kassen op agrarisch bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.4 onder d teneinde de oppervlakte van teeltondersteunende kassen ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - akkercomplex', 'overige zone - beekdal', 'overige zone -' en ' overige zone - kampenlandschap ' te vergroten tot maximaal 5000 m2, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:'

  • a. teeltondersteunende kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe' en 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';
  • b. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf en/of boomkwekerij; Hiertoe vraagt het bevoegd gezag advies van de AAB;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 7,5 m;
  • e. de afstand tussen kassen en (bedrijfs)woningen van derden bedraagt minimaal 25 m;
  • f. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden die het plan beoogt te beschermen.

3.3.8 Herbouw van de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.2 onder d en e, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning wordt gesitueerd tussen de bedrijfsgebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
  • b. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. overtollige bebouwing wordt gesloopt binnen één jaar na gebruikname van de nieuwe bedrijfswoning, waaronder sloop van de oude bedrijfswoning.

3.3.9 Hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.4 onder h teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de waarden die het plan beoogt te beschermen.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sleufsilo';
  • b. detailhandel, behoudens het bepaalde in lid 3.1;
  • c. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • d. woondoeleinden en het bewonen van bedrijfsruimte, met uitzondering van de toegestane (bedrijfs)woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf';
  • e. een aan huis verbonden bedrijf;
  • f. huisvesting van werknemers;
  • g. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – boernerf' het bedrijfsmatig houden van landbouwdieren.
  • i. mestbe- en -verwerking en vergisting, met uitzondering van het bepaalde in 3.1;
  • j. een manege;
  • k. gebruik dat vergunningplichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • l. het betreden met en beproeven van, racen of crossen met motoren of overige motorvoertuigen(lawaaisporten);
  • m. verblijfsrecreatieve doeleinden zoals lig- en/of speelweide, staanplaats voor onderkomens of kamperen;
  • n. als wedstrijd- of sportterrein en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  • o. het beproeven en in gebruik hebben van geluidsapparaten en toestellen;
  • p. het winnen van bosstrooisel of mos;
  • q. boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van bestaande boomgaarden en vervanging van bestaande boomgaarden.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – voedsel- en beleeflandschap' is het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden alleen toegestaan, indien de landschappelijke inpassing is aangelegd conform het inrichtingsplan en aldus in stand wordt gehouden. Onder inrichtingsplan wordt in deze planregels verstaan het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van de nevenactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan onder de navolgende voorwaarden:

Nevenactiviteiten     Voorwaarden    
Extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theetuin, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities en bed and breakfastvoorzieningen in een grotere omvang     - kleinschalig logeren in de vorm van bed & breakfast, appartementen en/of gastenkamers is toegestaan in vrijstaande bijgebouwen.
- Het kleinschalig logeren bestaat uit maximaal 3 kamers voor maximaal 2 personen per kamer per agrarisch bedrijf met een maximale omvang van 150 m2 in totaal;
- de oppervlakte van een groepsaccomodatie mag niet meer bedragen dan 500 m2;    
Minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen     - kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 50 m uit de aanduiding 'bouwvlak', en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
- uitsluitend kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 1 trekkershut per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
- er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- de oppervlakte voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping mag niet meer dan 10.000 m2 bedragen;
- de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';
- er vind kwaliteitsverbetering plaats in de vorm van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;    
Zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak     - de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m2;
- een combinatie met horeca-activiteiten is niet toegestaan;    
Ondersteunende horeca     - de omvang van de ondersteunende horeca bedraagt niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit tot een maximum van 100 m2;
- er is tevens een terras toegestaan met een maximale oppervlakte van 50 m2;
- de ondersteunende horeca is uitsluitend toegestaan ter ondersteuning van het agrarisch bedrijf en nevenactiviteiten;
- zelfstandige feesten en partijen zijn niet toegestaan;
- ontsluiting vindt plaats via de hoofdontsluiting van het perceel;    
Verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij     - de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m2;
- de nevenactiviteit behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de in Bijlage 1 opgenomen bedrijvenlijst, alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten;    

  • b. nevenactiviteiten plaatsvinden naast en ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. indien de nevenactiviteit (deels) een inpandige activiteit betreft dan dient deze nevenactiviteit plaats te vinden in de bestaande bebouwing;
  • d. maneges niet zijn toegestaan;
  • e. ten behoeve van de nevenactiviteit ondergeschikte en ondersteunende routegebonden horeca is toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
  • f. detailhandel uitsluitend is toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm; de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • g. de gezamenlijke vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 40% van de bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen en niet meer dan 500 m2, met uitzondering van:
    • 1. de oppervlakte die nodig is voor statische opslag;
    • 2. de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping
  • h. de cultuurhistorische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • i. de overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • j. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • l. er op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • m. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de waarden die het plan beoogt te beschermen.

3.5.2 Huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.4.1 onder f ten behoeve van huisvesting van tijdelijke werknemers op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt plaats ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
  • c. de huisvesting vindt enkel plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • d. indien de huisvesting plaatsvindt in een bedrijfsgebouw, dan gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de huisvesting van werknemers is noodzakelijk vanwege een seizoensgebonden arbeidsbehoefte;
  • e. indien de huisvesting plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, dan gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de huisvesting van werknemers is noodzakelijk vanwege een niet seizoensgebonden arbeidsbehoefte
    • 2. de huisvesting mag het gehele kalenderjaar plaatsvinden;
    • 3. het aantal werknemers dat in de bedrijfswoning wordt gehuisvest, bedraagt niet meer dan 6 personen;
  • f. de omgevingsvergunning wordt verleend voor de duur dat de arbeidsbehoefte bestaat;
  • g. de gebruiksvloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de huisvesting van tijdelijke werknemers mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • h. er mogen geen zelfstandige wooneenheden ontstaan;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de waarden die het plan beoogt te beschermen.

3.5.3 Mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.4.1 onder c voor het gebruik van een bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. er is aangetoond dat er sprake is van een zorgbehoefte, bijvoorbeeld uit een zorgindicatie of verklaring van een arts;
  • b. het gebruik blijft beperkt tot de in de bouwregels genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt bepaald dat indien de mantelzorgsituatie is beëindigd het bevoegd gezag ambtshalve tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning overgaat;
  • e. binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg dient hiervan schriftelijk melding te worden gemaakt.

3.5.4 Aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in sublid 3.4.1 onder e teneinde een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits:

  • a. het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, met dien verstande dat de woonfunctie van de bedrijfswoning primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  • b. het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 van de in Bijlage 2 opgenomen bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijkgesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • c. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • d. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

3.5.5 Gebruik dat is vergunningplichtig is op basis van artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.4.1 onder k voor het gebruik van gronden en gebouwen dat vergunningplichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, indien is aangetoond dat geen aantasting plaatsvindt van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura2000-gebied.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging ten behoeve van het vergroten of wijzigen van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van het vergroten of het veranderen van de vorm van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied watersystemen' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone, alsmede het toekomstig herstel van het natuurlijk watersysteem, niet worden geschaad;
  • b. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf danwel een te ontwikkelen reëel agrarisch bedrijf;
  • c. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder tevens begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
  • d. de vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak' mag uitsluitend als volgt plaatsvinden:
    • 1. voor agrarische bedrijven, inclusief paardenhouderijen, en overige niet-grondgebonden bedrijven is vergroting tot een totale omvang van 1,5 ha toegestaan;
    • 2. op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en 'overige zone - groenblauwe mantel' is ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen bovenop de maximaal toegestane omvang van de aanduiding 'bouwvlak' een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' toegestaan ten behoeve van de situering van permanente teeltondersteunende voorzieningen met een omvang van maximaal 2 ha; hier zijn geen gebouwen toegestaan. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' dient noodzakelijk te zijn voor de bedrijfsvoering en de noodzaak hiervan dient te worden getoetst door de AAB;
      • de bouwhoogte van hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m;
      • de bouwhoogte van lage permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 1,5 m;
    • 3. voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting tot een omvang van 4 ha toegestaan, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en 'overige zone - groenblauwe mantel' is een vergroting ten behoeve van glastuinbouwbedrijven niet toegestaan;
    • 4. de omvang van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer' telt mee bij het bepalen van de omvang van de aanduiding 'bouwvlak';
  • e. ten behoeve van de vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak' gelden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderijen' en 'intensieve veehouderij' gelden de navolgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte Noord - Brabant;
    • 2. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderijen' is uitsluitend een grondgebonden veehouderij toegestaan, met dien verstande dat deze grondgebonden veehouderij voldoet aan de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte Noord - Brabant;
    • 3. indien de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'intensieveveehouderij' is een intensieve veehouderij niet toegestaan;
    • 4. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
    • 5. er is aangetoond dat de geurhinder, voorgrond en achtergrond belasting afzonderlijk beschouwd, op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er – indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 6. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
    • 2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 3. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd.;
    • 4. de bebouwing is passend binnen de omgeving waarbij rekening is gehouden met de volksgezondheid en de effecten op het milieu;
    • 5. Parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
    • 6. er is sprake van een goede verkeersafwikkeling;
    • 7. indien toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' leidt tot een bouwvlak van meer dan 1 ha, vindt er over het meerdere van deze oppervlakte kwaliteitsverbetering plaats;
  • g. bij het vergroten van de aanduiding 'bouwvlak' dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in artikel 10, beogen te beschermen;
  • k. er is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie.

3.6.2 Wijziging naar niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Bedrijf, teneinde een niet-agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor de functie gelden de volgende specifieke bepalingen:
    • 1. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1000 m2 dan wel niet meer dan de bestaande bebouwde oppervlakte indien deze minder bedraagt dan 1000 m2;
    • 2. detailhandel is uitsluitend in ondergeschikte en in ondersteunende vorm toegestaan; de verkoopvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
    • 3. de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige agrarisch bouwvlak tot een maximum van 5000 m2;
    • 4. de bedrijfsactiviteit behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de in Bijlage 1 opgenomen bedrijvenlijst, alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten;
  • b. voor statische opslag gelden de volgende specifieke bepalingen:
    • 1. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
    • 2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
    • 3. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor deze activiteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;
    • 4. detailhandel ten behoeve van de nevenactiviteit is niet toegestaan;
    • 5. de beoogde activiteit leidt niet tot een grootschalige ontwikkeling;
  • c. op de locatie is geen sprake geweest van een sloopregeling van bedrijfsgebouwen zoals de regeling “Ruimte-voor-ruimte” of RBV;
  • d. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd;
  • e. het hergebruik moet naar aard en omvang passen in de omgeving;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 2. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd;
    • 3. Parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.
    • 4. Het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en op een afstand van minimaal 15 vanuit de as van de weg.
  • g. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. bij toename van verharding van meer dan 500 m2 dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer' worden verwijderd, alsmede er is zekerstelling omtrent het verwijderen van de ter plaatse aanwezige voorzieningen. Tenzij aangetoond wordt dat deze voorzieningen tevens noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in Artikel 10, beogen te beschermen;
  • m. de regels van Artikel 4 Bedrijf uit het bestemmingsplan 'Reparatieplan Buitengebied Hilvarenbeek 2019' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • n. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.

3.6.3 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde deze aanduiding te laten vervallen en de bestemming deels te wijzigen in de bestemming Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de herbouw van een voormalige bedrijfswoning of voormalig (woon)boerderijpand voor woondoeleinden kan worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Algemene voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • b. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer' worden verwijderd, alsmede er is zekerstelling omtrent het verwijderen van de ter plaatse aanwezige voorzieningen. Tenzij aangetoond wordt dat deze voorzieningen tevens noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie;
  • d. de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige agrarisch bouwvlak tot een maximum van 1500 m2;
  • e. ten aanzien van kwaliteitsverbetering geldt het volgende:
    • 1. indien het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' maximaal 30% bedraagt van het voormalig agrarisch bouwvlak, dan is geen specifieke kwaliteitsverbetering vereist;
    • 2. indien het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' maximaal 40% bedraagt van het voormalig agrarisch bouwvlak dient de herinrichting van het erf landschappelijk wordt ingepast in welk kader een landschappelijk inpassingsplan dient te worden opgesteld;
    • 3. in de overige gevallen vindt er kwaliteitsverbetering plaats;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in Artikel 10, beogen te beschermen;
  • g. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • h. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • i. de regels van Artikel 16 Wonen uit het bestemmingsplan 'Reparatieplan Buitengebied Hilvarenbeek 2019' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;

Specifieke voorwaarden voor wijziging in woondoeleinden:

  • j. de bebouwde oppervlakte en inhoud van de voormalige bedrijfswoning (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) mag niet worden vergroot, met dien verstande dat:
    • 1. vergroting is toegestaan indien er per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing wordt gesloopt;
    • 2. de uiteindelijke inhoud niet meer bedraagt dan 1000 m3; 
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 100 m2 per woning; de overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) dient te worden gesloopt;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3. mag de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 200 m2 bedragen, indien het surplus (alle aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen en bijgebouwen boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m2) in één keer wordt gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, en deze sloop is als voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden;
    • 5. uitsluitend de sloop van legaal gebouwde gebouwen komen in aanmerking voor deze sloopbonusregeling;
  • k. de sloopbonusregeling als bedoeld onder j is niet van toepassing indien:
    • 1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
    • 2. sloop heeft plaatsgevonden of kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
    • 3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
    • 4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  • l. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;

3.6.4 Wijziging naar Recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of de daaraan grenzende gronden wijzigen in Recreatie, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theetuin, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;
  • b. de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige agrarisch bouwvlak tot een maximum van 5000 m2;
  • c. voor verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt het volgende:
    • 1. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, bed & breakfast, kampeermiddelen e.d.;
    • 2. bij groepsaccommodatie zijn maximaal 250 bedden toegestaan;
    • 3. voor kampeermiddelen gelden de bepalingen:
      • kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
      • uitsluitend kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan;
      • er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per camping toegestaan, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
      • 15% van het nieuwe bestemmingsvlak bestaat uit een robuuste landschappelijke inpassing;
  • d. ten aanzien van de functies in het algemeen, geldt het volgende:
    • 1. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1000 m2 dan wel niet meer dan de bestaande bebouwde oppervlakte indien deze minder bedraagt dan 1000 m2;
    • 2. maneges zijn niet toegestaan;
    • 3. hotels, conferentievoorzieningen en wellness zijn niet toegestaan;
    • 4. ten behoeve van de activiteit is ondergeschikte en ondersteunende routegebonden horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; de verkoopvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de recreatieactiviteit gerelateerde vorm; de verkoopvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • e. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
    • 2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 3. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt., met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd;
    • 4. Parkeren dient binnen het nieuwe bestemmingsvlak plaats te vinden.
  • g. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. bij toename van verharding van meer dan 500 m2 dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer' worden verwijderd, alsmede er is zekerstelling omtrent het verwijderen van de ter plaatse aanwezige voorzieningen. Tenzij aangetoond wordt dat deze voorzieningen tevens noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in Artikel 10, beogen te beschermen;
  • m. de beoogde activiteit leidt niet tot een grootschalige ontwikkeling;
  • n. de regels van Artikel 11 Recreatie uit het bestemmingsplan 'Reparatieplan Buitengebied Hilvarenbeek 2019' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • o. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.

3.6.5 Wijziging naar zorg (Maatschappelijk)

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Maatschappelijk, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor zorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;
  • b. indien de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- bebouwingsconcentratie' is uitsluitend een zorgboerderij toegestaan;
  • c. de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige agrarisch bouwvlak tot een maximum van 5000 m2;
  • d. ten aanzien van de functies in het algemeen, geldt het volgende:
    • 1. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1000 m2 dan wel niet meer dan de bestaande bebouwde oppervlakte indien deze minder bedraagt dan 1000 m2;
    • 2. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de zorgactiviteit gerelateerde vorm; de verkoopvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • e. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • f. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd;
  • g. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
    • 2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 3. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd.
    • 4. Parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.
  • h. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. bij toename van verharding van meer dan 500 m2 dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  • k. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • l. de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer' worden verwijderd, alsmede er is zekerstelling omtrent het verwijderen van de ter plaatse aanwezige voorzieningen. Tenzij aangetoond wordt dat deze voorzieningen tevens noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in Artikel 10, beogen te beschermen;
  • n. de regels van Artikel 9 Maatschappelijk uit het bestemmingsplan 'Reparatieplan Buitengebied Hilvarenbeek 2019' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • o. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.

3.6.6 Wijzigingsbevoegdheid plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de aanduiding 'bouwvlak' de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' opnemen teneinde de huidige bedrijfswoning door een derde te laten bewonen en deze aan te merken als plattelandswoning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woning is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de landbouwinrichting ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is in werking;
  • c. de woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten, geluid, trilling, fijnstof en/of verkeer van de op het eigen 'bouwvlak' gevestigde landbouwinrichting;
  • d. de activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving;
  • e. deze plattelandswoning blijft als bedrijfswoning tellen; toevoeging van een bedrijfswoning is niet toegestaan.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen/landschapselement ten behoeve van landschappelijke inpassing;
  • b. kleinschalig kweken van inheemse tuinplanten;
  • c. onverharde paden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' halfverharde paden zijn toegestaan;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. extensief recreatief medegebruik en de daarbij behorende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – voedsel en beleeflandschap', agrarisch medegebruik in de vorm van agrarische teelt (waaronder voedselbos) en de daarbij behorende voorzieningen;

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Het bouwen van gebouwen of bouwwerken is niet toegestaan.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • b. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben;
  • c. het betreden met en beproeven van, racen of crossen met motoren of overige motorvoertuigen (lawaaisporten);
  • d. verblijfsrecreatieve doeleinden zoals lig- en/of speelweide, staanplaats voor onderkomens of kamperen;
  • e. als wedstrijd- of sportterrein en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  • f. het beproeven en in gebruik hebben van geluidsapparaten en toestellen;
  • g. winnen van bosstrooisel of mos.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of dieper dan 0,40 meter wordt gewijzigd of waarbij maaiveldniveaus (steilranden) worden gewijzigd.
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 meter onder maaiveld.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage m.u.v. grondwateronttrekkingen.
  • f. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
  • g. Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren en de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in de voorwaardelijke verplichting uit artikel 4.
  • h. Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
  • i. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel, anders dan conform aanduiding “ontsluiting”.

4.4.2 Uitzonderingen

Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. verband houden met de aanleg van de landschappelijke inpassing en het ontwerp zoals opgenomen in Bijlage 3 van de regels.

4.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de biotopen van flora en fauna;
  • c. het als zondanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;
  • d. behoud en bescherming van aardkundige waarden;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landgoed' het behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het landgoed;
  • g. de functies als bedoeld in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Water', voor zover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water';
  • h. extensief recreatief medegebruik en de daarbij behorende voorzieningen, zoals informatievoorzieningen;
  • i. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  • j. doeleinden van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals (on)verharde paden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming.

5.2.2 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het voorgaande zijn ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' nutsvoorzieningen toegestaan, uitsluitend met de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte voor erfafscheidingen bedraagt maximaal 1 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Voederberging

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 ten behoeve van de bouw of het plaatsen van een voederberging en/of voederruif voor wild, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. dit bouwwerk is noodzakelijk voor de instandhouding van het wild;
  • b. de inhoud bedraagt niet meer dan 10 m³;
  • c. de hoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • d. de aanwezigheid van dit bouwwerk schaadt de andere dan op het behoud van de wildstand gerichte belangen niet in onevenredige mate;
  • e. de afstand tot de as van een openbare weg bedraagt niet minder dan 15 m;
  • f. het bouwwerk betreft niet een aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voertuig.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten, (chemisch) afval en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/ of opstallen;
  • b. verblijfsrecreatieve doeleinden zoals lig- en/of speelweide, staanplaats voor onderkomens of kamperen;
  • c. voor agrarische doeleinden;
  • d. voor het winnen van bosstrooisel of mos;
  • e. het aanleggen van drainage;
  • f. voor militaire doeleinden;
  • g. het betreden met en beproeven van of racen of crossen met motoren of motorvoertuigen (lawaaisporten);
  • h. als wedstrijd- of sportterrein en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  • i. het beproeven en in gebruik hebben van geluidsapparaten en toestellen.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op en in de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied ehs' de verplichting tevens geldt bij de aanleg van oppervlakteverhardingen kleiner dan 100 m2;
  • b. aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
  • c. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • e. dempen van poelen, sloten en greppels;
  • f. vellen of rooien van houtgewas;
  • g. het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven.

5.5.2 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 5.5.1 alleen indien door de in sublid 5.5.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

5.5.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 5.5.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • c. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. water met ecologische waarden;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • d. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  • e. beheer en onderhoud van de watergang, waaronder schouwpaden;
  • f. beeldende kunstwerken;
  • g. vijvers;
  • h. behoud, beheer en bescherming van natuurwaarden;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, bermen, paden, beschoeiingen e.d.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van bruggen en licht- en andere masten bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 2 m.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding met de bestaande druk en diameter als maximum;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij de veiligheid van de buisleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbaar object wordt toegelaten; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op en in de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • c. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • d. aanleggen van drainage;
  • e. beplanten van gronden met houtgewas;
  • f. vellen of rooien van houtgewas;
  • g. het permanent opslaan van goederen;
  • h. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

7.4.2 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 7.4.1 alleen indien door de in sublid 7.4.1 genoemde werken of werkzaamheden, de veiligheid van de buisleiding niet wordt geschaad en er geen kwetsbaar object wordt toegelaten, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Voorafgaande aan het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 7.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

7.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 7.4.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met het plan in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  • a. ten behoeve van het boren naar gas.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 overige zone - kampenlandschap

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kampenlandschap' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van het kleinschalig, besloten karakter en het behoud en herstel van kleine landschapselementen. Ook de aanwezige bolle maaiveldligging dient beschermd te worden.

10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.2.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

Aanduidingen/ Activiteiten     a     b     c     d     e     f     g     h     i     j    
overige zone - kampen     +     -     +     +     -     -     -     -     +     -    

+ omgevingsvergunning vereist

- toegestaan (zonder omgevingsvergunning)

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2;
  • b. aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
  • c. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • e. dempen van poelen, sloten en greppels;
  • f. aanleggen van drainage;
  • g. verlagen van de waterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties;
  • h. beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1,3 meter;
  • i. vellen of rooien van houtgewas;
  • j. het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven.

10.2.2 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 10.2.1 alleen indien door de in sublid 10.2.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

10.2.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 10.2.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • c. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
  • d. werken en werkzaamheden die uitgevoerd worden binnen het bouwvlak.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Omgevingsvergunning kleine windmolens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van een windmolen, geen gebouw zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 15m, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Per bestemmingsvlak/bouwvlak is één windmolen, gericht op individueel gebruik, toegestaan.
  • b. De afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 100 m.
  • c. De hoogte van de windmolen mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • d. De windmolens mag niet worden gerealiseerd binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming 'Bos' en 'Natuur'.
  • e. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. Er moet sprake zijn van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijziging bebouwingsconcentraties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie' op de verbeelding op te nemen, indien uit onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van een bebouwingsconcentratie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Klein Westerwijksestraat 19 Biest-Houtakker'