Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kern Biest-Houtakker
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0798.BPKernBHoutakker-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Kern Biest-Houtakker' met identificatienummer NL.IMRO.0798.BPKernBHoutakker-VG01 van de gemeente Hilvarenbeek;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0798.BPKernBHoutakker-VG01 van met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd, in directe verbinding staat met het hoofdgebouw, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
1.6 aan huis verbonden beroep:
een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
1.7 aanspreekpunt:
servicepunt voor vragen en/of opmerkingen over de geboden huisvesting;
1.8 achtererf:
gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen perceelgrens;
1.9 achtergevel:
de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
1.10 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.11 agrarisch bedrijf:
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:
  • het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
  • het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
nader te onderscheiden in:
grondgebonden bedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of glas met een hoogte van niet meer dan 1.00 meter;
 
kassenbedrijf
een bedrijf, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
 
niet-grondgebonden bedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel, waaronder begrepen intensieve veehouderij, zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;
1.12 agrarisch loonbedrijf:
een bedrijf, in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;
1.13 arbeidsmigrant
een arbeidsmigrant is een persoon die migreert (of is gemigreerd) vanuit een land, streek of stad, met als doel, vaak voor beperkte duur, om elders (beter betaald) werk te vinden/verrichten (met uitzondering van zelfstandigen en/of ondernemer) op eigen initiatief en op vrijwillige basis;
1.14 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
1.15 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
1.16 archeologische deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;
1.17 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
1.18 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.19 bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak in procenten van de oppervlakte van dat bouwvlak;
1.20 bed and breakfast:
het tegen vergoeding aanbieden van een ten opzichte van het hoofdgebruik, ondergeschikte mogelijkheid tot kortdurend recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Er worden geen voorzieningen aangeboden om zelfstandig te koken;
1.21 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.22 bedrijfsgebouwen:
één of meer gebouwen ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf;
1.23 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;
1.24 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;
1.25 beheerder:
een persoon aangewezen om als tussenpersoon te fungeren of zaken te beheren met betrekking tot de huisvesting;
1.26 beperkt kwetsbaar object:
  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
  3. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
  4. winkels, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
  5. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  6. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
  7. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
  8. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
Objecten die deel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.
1.27 Besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer, zoals dit luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.28 bestaand:
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat en is gebouwd overeenkomstig een verleende vergunning of kan worden gebouwd krachtens een vergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.29 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.30 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.31 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.32 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.
1.33 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.34 (bouw)perceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.35 (bouw)perceelgrens:
een grens van een (bouw)perceel;
1.36 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.37 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.38 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk voorzien van maximaal één gesloten wand.
1.39 cultuurhistorische waarden
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
1.40 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.41 eengezinswoning:
elke woning die tevens een geheel pand vormt en geschikt is voor bewoning door een persoon, al dan niet met een gezin;
1.42 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.43 eindwoning:
een woning die grenst aan een aanliggende woning en aan het begin of einde ligt van een reeks woningen;
1.44 evenement:
een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of daarmee gelijk te stellen activiteit;
1.45 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.46 Gemeentelijke parkeernota:
de beleidsregels parkeren van de gemeente Hilvarenbeek, zoals opgenomen in het, door de gemeenteraad op 16 juli 2015 vastgestelde, Parkeerbeleidsplan 2015-2020 van de gemeente Hilvarenbeek, dan wel in het beleidsplan dat is vastgesteld ter vervanging van dit parkeerbeleidsplan.
1.47 gevellijn:
de geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;
1.48 grootschalige huisvesting
een huisvestingslocatie met 50 of meer arbeidsmigranten;
1.49 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.50 horecabedrijf:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:
 
horecabedrijf categorie 1
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het tijdelijk verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
 
horecabedrijf categorie 2
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
 
horecabedrijf categorie 3
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
 
horecabedrijf categorie 4
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
 
horecabedrijf categorie 5
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;
1.51 huishouden:
een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen bewoner(s) is;
1.52 huisvesting arbeidsmigranten
tijdelijke dan wel structurele voorzieningen op een locatie ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, die hun hoofdverblijf elders hebben, niet bedoeld voor recreatieve doeleinden;
1.53 kamergewijze verhuur
het verhuren van onzelfstandige woonruimte(n);
1.54 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;
1.55 kantoor:
een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/ of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, zonder een publieksgerichte baliefunctie;
1.56 kleinschalige huisvesting:
een huisvestingslocatie met maximaal 6 arbeidsmigranten;
1.57 kleinschalig logeren:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt, zoals logeren bij de boer, bed & breakfast en dergelijke;
1.58 kwetsbaar object:
  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen waaronder begrepen onzelfstandige kantoren (bedrijfskantoren) en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object, o
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
Objecten die deel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.
1.59 logiesgebouw:
gebouw of gedeelte van een gebouw, anders dan een hotel, waarin meer dan één logiesverblijf ligt, gericht op het verstrekken van nachtverblijf voor een langdurige verblijfsperiode van minimaal een week en maximaal zes maanden, aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben. Het gebouw is aangewezen op een gezamenlijke verkeersroute;
1.60 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve (waaronder kinderopvang) en openbare dienstverlenende instellingen (alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen);
1.61 middelgrote huisvesting:
een huisvestingslocatie met minimaal 7 en maximaal 49 arbeidsmigranten;
1.62 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.63 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, milieuvoorzieningen, e.d.
1.64 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.65 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie en ondergeschikt daaraan strikt functie gebonden horeca mag uitoefenen en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
1.66 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.67 peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
1.68 pension:
Een accommodatie met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend een- en tweepersoonskamers tegen boeking anders dan per nacht, vaak voor langere duur en soms met de mogelijkheid tot gehele verzorging (drie maaltijden) voor langere termijn, waar afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten doch niet aan passanten;
1.69 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;
1.70 prostitutiebedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;
1.71 recreatieverblijf:
verblijf, inclusief nachtverblijf, voor uitsluitend recreatieve doeleinden door bij voorkeur wisselende huishoudens of daarmee gelijk te stellen groepen van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben. Hieronder vallen verblijven voor kleinschalig logeren, bed & breakfasts, vakantieparken, campings en hotels;
1.72 seks- en /of pornobedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel door detailhandel in seks en/ of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.73 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.74 Staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.75 terreinen:
Door een type landgebruik gekarakteriseerd zichtbaar begrensd stuk grond.
1.76 uitbouw:
een gebouw dat is gebouwd aan het hoofdgebouw, als vergroting van een bestaande ruimte, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.77 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel aan de weg waaraan het gebouw op basis van de gemeentelijke basisadministratie (huisnummer) is gesitueerd;
1.78 water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
1.79 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;
1.80 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.81 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.82 zijerf:
gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan de zijkant van de lijn gelegen perceelsgrens;
1.83 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen.
1.84 in deze regels wordt mede verstaan onder:
gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven
 
uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering brengen
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil;
2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’: een agrarisch loonbedrijf;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een bestaande intensieve veehouderij;
  4. ondergeschikte nevenactiviteiten; 
  5. het hobbymatig houden van dieren;
alsmede voor:
  1. bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroepen;
  2. tuinen en erven;
  3. paden, groen en water(lopen);
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. overkappingen;
  4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in artikel 3 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
  1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. het gebruik van gronden en gebouwen voor niet grondgebonden agrarische bedrijven (zoals glastuinbouwbedrijven en intensieve veehouderijen) is niet toegestaan, behoudens in geval het perceel de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ heeft.
3.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
3.2.1 Algemeen
  1. gebouwen alsmede (sleuf)silo's en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven maximale bebouwingspercentage;
  3. per aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  1. de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten;
  2. aan- en uitbouwen mogen niet aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
3.2.3 Bedrijfswoningen
  1. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m³ bedragen, dan wel de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande grotere inhoud;
  2. op het bouwen van tot de bedrijfswoning ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 25 lid 4
    van toepassing;
  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
  5. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  6. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. overkappingen
3 m;
  1. silo's
12 m;
  1. erfafscheidingen
2 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
6 m.
 
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water' of 'Natuur' ten behoeve van de inrichting van de ecologische verbindingszone (EVZ) en het beekherstel van het Spruitenstroompje, met inachtneming van de volgende regels:
  1. bij wijziging dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij enerzijds rekening wordt gehouden met de noodzaak tot realisatie van de EVZ en het beekheerstel en anderszijds de mate waarin belangen van derden (kunnen) worden geschaad;
  2. wijziging in de bestemming 'Water' of 'Natuur' geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  3. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor water of natuurontwikkeling;
  4. ten behoeve van bescherming en beheer van natuurwaarden en de waterhuishouding dient het wijzigingsplan in een verbod op het bouwen van gebouwen alsmede een vergunningstelsel te voorzien.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten behorende tot ten hoogste milieucategorie 2;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – garage/autohandel’: een garagebedrijf met autohandel;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overig': bedrijfsactiviteiten ten behoeve van bouw- en sloopwerkzaamheden, waarvoor ontheffing is verleend door burgemeester en wethouders bij besluit, zoals opgenomen in de bijlage van deze regels;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’: uitsluitend openbare nutsvoorzieningen, waaronder inbegrepen een bergbezinkbassin;
alsmede voor:
  1. bedrijfswoningen met aan huis verbonden beroepen;
  2. productiegebonden detailhandel;
  3. erven en terreinen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. overkappingen;
  4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in artikel 4 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
  1. zelfstandige kantoren en detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  2. geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
4.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
4.2.1 Algemeen
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven maximale bebouwingspercentage;
  3. per aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  1. de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten;
  2. aan- en uitbouwen mogen niet aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
4.2.3 Bedrijfswoningen
  1. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 500 m3 bedragen, dan wel de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande grotere inhoud;
  2. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
  4. op het bouwen van tot de bedrijfswoning ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 25 lid 4 van toepassing;
  5. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  6. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. overkappingen
3 m;
  1. bedrijfsinstallaties
6 m;
  1. erfafscheidingen
2 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m.
4.2.5 Aanduiding nutsvoorziening
In afwijking van artikel 4 lid 2.1 is bouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend toegestaan ten dienste van een openbare nutsvoorziening en met inachtneming van de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 goothoogtebouwhoogte
  1. gebouwen
3 m5,5 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-2m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bebouwingspercentage
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
  1. het aantal bedrijven niet wordt vergroot;
  2. is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  3. door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Ten behoeve van het garagebedrijf met autohandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garage/autohandel' mogen auto's/motorvoertuigen uitsluitend achter de voorgevel van de bedrijfswoningen en het verlengde daarvan tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen worden gestald of geparkeerd.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat niet vermeld is in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits:
  1. het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot ten hoogste milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.5.2 Toegestane milieucategorie
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar gesteld, mits:
  1. het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.5.3 Bewoning bedrijfswoning
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 voor het toestaan van bewoning van de bedrijfswoning door derden, mits:
  1. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is;
  2. de belangen van de rechthebbenden op de omliggende gronden niet worden beperkt.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. parken, plantsoenen en groenstroken;
  2. beplantingen;
en tevens voor:
  1. openbare tuinen en andere voor het publiek toegankelijke groenvoorzieningen;
  2. bermen, bermsloten;
  3. speelvoorzieningen;
  4. recreatief medegebruik;
  5. voet- en fietspaden;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. water(lopen);
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. overige bijbehorende voorzieningen;
  10. evenementen;
met de daarbij behorende:
  1. kunstuitingen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
5.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 5 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. muziekkiosk
6 m;
  1. kunstuitingen
12 m;
  1. verlichting en speelvoorzieningen
6 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
2 m.
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’: horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2, zoals aangegeven in horecabedrijf
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
en tevens voor:
  1. terrassen, erven, tuinen en terreinen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. onderbouwen
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. overkappingen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 6 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
6.2.1 Algemeen
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag maximaal het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;
6.2.2 Hoofdgebouwen
  1. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten;
  2. op het bouwen van tot het hoofdgebouw ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 25 lid 4 van toepassing;
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. overkappingen
3 m;
  1. erfafscheidingen voor de voorgevel
1 m;
  1. erfafscheidingen achter de voorgevel
2 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m.
6.2.5 Ondergronds bouwen
Onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 3
6.3 Afwijken van de gebruiksregels
6.3.1 Verhogen categorie horecabedrijf
Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 1.1, voor de vestiging van horecabedrijven één categorie hoger dan op grond van de aanduiding is toegestaan, zoals aangegeven in horecabedrijf, mits:
  1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de middels een aanduiding op de verbeelding aangegeven toelaatbare categorieën;
  2. door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’: een begraafplaats met voorzieningen van de teraardebestelling en de instandhouding van graven;
alsmede voor:
  1. erven, tuinen en terreinen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. onderbouwen;
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. overkappingen;
  5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 7 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
7.2.1 Algemeen
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn op de gronden met de aanduiding ‘begraafplaats’ gebouwen toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 per begraafplaats;
  3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven;
  4. in het geval geen maximale goot- en bouwhoogte zijn aangegeven, is de maximum goot- en bouwhoogte gelijk aan de goot- respectievelijk bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
7.2.2 Hoofdgebouwen
  1. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten;
  2. op het bouwen van tot het hoofdgebouw ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 25 lid 4 van toepassing;
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. overkappingen
3 m;
  1. erfafscheidingen
2 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m.
7.2.5 Ondergronds bouwen
Onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 3.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 sub c, voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
  1. het aantal maatschappelijke voorzieningen niet wordt vergroot;
  2. is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  3. door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
Artikel 8 Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. binnen- en buitensportbeoefening;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’: maatschappelijke functies;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – ondersteunende horeca’: ondersteunende horeca;
en tevens voor:
  1. erven, tuinen en terreinen;
  2. paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
  3. speelvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. onderbouwen;
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. overkappingen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 8 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
8.2.1 Algemeen
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven;
8.2.2 Gebouwen
  1. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten;
  2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
  3. op het bouwen van tot een gebouw ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 25 lid 4 van toepassing;
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. palen en ballenvangers
12 m;
  1. tribunes
5 m;
  1. lichtmasten
20 m;
  1. overkappingen
3 m;
  1. erfafscheidingen
2 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m.
8.2.4 Ondergronds bouwen
Onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 3 
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bebouwingspercentage
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het maximale bebouwingspercentage, mits:
  1. het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
  2. is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  3. door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water' of 'Natuur' ten behoeve van de inrichting van de ecologische verbindingszone (EVZ) en het beekherstel van het Spruitenstroompje, met inachtneming van de volgende regels:
  1. bij wijziging dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij enerzijds rekening wordt gehouden met de noodzaak tot realisatie van de EVZ en het beekheerstel en anderszijds de mate waarin belangen van derden (kunnen) worden geschaad;
  2. wijziging in de bestemming 'Water' of 'Natuur' geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  3. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor water of natuurontwikkeling;
  4. ten behoeve van bescherming en beheer van natuurwaarden en de waterhuishouding dient het wijzigingsplan in een verbod op het bouwen van gebouwen alsmede een vergunningstelsel te voorzien.
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
alsmede voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. erfafscheidingen voor de voorgevel
1 m;
  1. erfafscheidingen achter de voorgevel
2 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m.
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en voet- en fietspaden;
  2. pleinen;
  3. parkeerterreinen en andere openbare ruimten met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen bestemmingen;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - onverhard’: uitsluitend onverharde wegen en voet- en fietspaden;
en tevens voor:
  1. speelvoorzieningen;
  2. evenementen;
  3. groen en water(lopen)
  4. nutsvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. kunstwerken;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 10 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
10.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. verlichting
6 m;
  1. voorzieningen voor de verkeersgeleiding
10 m;
  1. speelvoorzieningen
6 m.
  1. kunstuitingen
12 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
2 m.
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterhuishoudkundige doeleinden, waterbergingen en waterlopen
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
11.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 11 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
11.2.1 Algemeen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding of geleiding, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. bruggen en viaducten
8 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4 m;
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woningen met:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’: minimaal 3 aaneengebouwde woningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’: gestapelde woningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’: twee-aaneengebouwde woningen;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’: vrijstaande woningen;
Alsmede voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’: de bestemming van karakteristieke, cultuurhistorische waarden;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aan huis verbonden bedrijf': de bestemming van een aan huis verbonden bedrijf;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’: uitsluitend een tuin;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – rvr’: uitsluitend een ruimte voor ruimtewoning is toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden – 1’: uitsluitend voor instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden – 2’: uitsluitend voor instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden. Onder deze landschappelijke waarden wordt mede verstaan het behoud en herstel van de kenmerkende openheid van een akkercomplex.
En tevens voor:
  1. aan huis verbonden beroepen;
  2. erven en tuinen;
  3. paden;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. onderbouwen;
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. overkappingen;
  5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in artikel 12 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
  1. het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande aantal, hieronder niet begrepen woningen die zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
12.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 12 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
12.2.1 Algemeen
  1. nieuw te bouwen woningen uitsluitend zijn toegestaan daar waar met een aanduiding ‘maximaal aantal woningen’ op de plankaart is aangegeven, met dien verstande dat het aantal nieuw te bouwen woningen maximaal het aangegeven aantal mag bedragen;
  2. ter plaatse van de aanduidingen ‘tuin’, ‘landschapswaarden - 1’ en 'landschapswaarden - 2' is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van een erfafscheiding tussen de woonpercelen Biestsestraat 89a en 91.
12.2.2 Hoofdgebouwen
  1. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de gevellijn worden gebouwd;
  2. de diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 13 m bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum diepte (m)' een andere diepte is aangegeven;
  3. bij vrijstaande hoofdgebouwen, twee aaneengebouwde hoofdgebouwen en bij aaneengebouwde woningen de hoofdgebouwen van eindwoningen dient de afstand aan de niet aaneengebouwde zijde tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,5 m te bedragen;
  4. op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 25 lid 4 van toepassing;
  5. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m), maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
12.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  2. het gezamenlijk te bouwen oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande grotere oppervlakte;
  4. de diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag ten hoogste 4 m bedragen, met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 17 m mag bedragen;
  5. overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  6. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  8. in afwijking van het bepaalde onder f en g mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande hogere hoogtes;
  9. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
 bouwhoogte
  1. erfafscheidingen voor de voorgevel
1 m;
  1. erfafscheidingen achter de voorgevel
2 m;
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m.
12.2.5 Ondergronds bouwen
Onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 3.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijking diepte gebouwen
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2.2 sub b, voor een grotere diepte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel dient minimaal 5 m te bedragen;
  2. de totale diepte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 17 m bedragen;
  3. de belangen van de rechthebbende op de aan het bouwperceel grenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
12.3.2 Afwijking zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2.2 sub c, voor het bouwen van het hoofdgebouw op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, met inachtneming van de voorwaarde dat de afstand tot op het naastgelegen perceel gelegen hoofdgebouw ten minste 3 m dient te bedragen.
12.3.3 Afwijken splitsen boerderij
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 1.2 voor het splitsen van een (langgevel)boerderij waardoor een extra woning wordt toegevoegd, mits:
  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonboerderij’;
  2. door de extra woning geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;      
    2. het woon- en leefklimaat in de omgeving;  
    3. de verkeersveiligheid;       
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;      
    5. voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Voorwaardelijke verplichting ecologie
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting ecologie' wordt slechts verleend als bij de aanvraag wordt aangetoond dat de aanwezige natuurwaarden niet worden verstoort.
12.4.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting ecologie' wordt slechts verleend als op eigen terrein wordt voorzien in een voorziening voor de berging van hemelwater met een capaciteit van ten minste 45 m(750 m2 x 0,06 m).
 
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden – 1’ en ‘landschapswaarden – 2’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
  1. het aanleggen van (aaneengesloten) oppervlakteverhardingen;
  2. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  3. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  4. beplanten van gronden met houtgewas hoger dan:
    1. ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden – 1’: 1,3 meter;
    2. ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden – 2’: 1,0 meter;
  5. vellen of rooien van houtgewas.
12.5.2 Beoordelingscriteria
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12 lid 5.1 alleen indien door de in artikel 12 lid 5.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
12.5.3 Uitzonderingen vergunningplicht
Een Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12 lid 5.1 is niet vereist voor:
  1. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  2. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden met uitzondering van het aanbrengen van aanplant hoger dan:
    1. ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden – 1’: 1,3 meter;
    2. ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden – 2’: 1,0 meter;
  3. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen
De voor ‘Leiding - Gas ’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse buisleiding, het beheer van deze leidingen en de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat in verband met deze leidingen;
 
Met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen (zoals regel- en meetkasten en afsluiterputten).
13.1.2 Nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 13 lid 1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, mag:
  1. binnen een afstand van 4 m aan weerszijde van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’ niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de oppervlakte van bouwwerken mag niet meer dan 25 m2 bedragen;
  3. ten behoeve van de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht tot een hoogte van 2,5 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de in artikel 13 lid 1.1 bedoelde leidingen, kan het bevoegd gezag een vergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 2 en toestaan dat bebouwing overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, mits vooraf het advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag op 4 m aan weerszijden van de aanduiding ‘Hartlijn leiding – gas’ de volgende werken uit te voeren:
  1. het ontginnen, ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen en egaliseren;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het graven van watergangen alsmede het aanleggen van een drainage;
  4. het in de grond brengen van voorwerpen;
  5. het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden;
  6. het aanbrengen van gewassen of beplantingen.
13.4.2 Toetsing
Een vergunning als bedoeld in artikel 13 lid 4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, gevaar en/of nadeel voor de leiding is te duchten of blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
13.4.3 Advies
Een vergunning als bedoeld in artikel 13 lid 4.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag wethouders daarover een advies heeft ingewonnen van de leidingbeheerder.
13.4.4 Uitzonderingen
Een vergunning als bedoeld in artikel 13 lid 4.1 is niet vereist voor:
  1. andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  2. andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 14 Leiding - Riool
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘ Leiding - Riool ’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: 
  1. een ondergrondse rioolpersleiding;
  2. het beheer en onderhoud van de leiding;
  3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
 met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
14.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een vergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits vooraf het advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 14 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
14.4.2 Toetsing
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14 lid 4.1 moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, gevaar en/of nadeel voor de leiding is te duchten of blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
14.4.3 Advies
Een vergunning als bedoeld in artikel 14 lid 4.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag wethouders daarover een advies heeft ingewonnen van de leidingbeheerder.
14.4.4 Uitzonderingen
Een vergunning als bedoeld in artikel 14 lid 4.1 is niet vereist voor:
  1. andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  2. andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 15 Waarde - Archeologie 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de historische kernen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 40 cm;
  2. bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 50 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 40 cm.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere diepte en/of oppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en/of de bebouwde oppervlakte als bepaald in artikel 15 lid 2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
15.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
15.3.3 Advies
Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in artikel 15 lid 3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 40 cm;
  2. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 40 cm;
  4. het verlagen van het grondwaterpeil.
15.4.2 Uitzonderingen
Het verbod, zoals bedoeld in artikel 15 lid 4.1 is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  2. het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  3. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  4. de werken en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  5. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
  1. het is verboden de voor de 'Waarde - Archeologie 1'aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2 en niet dieper dan 40 cm;
  2. aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  3. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
  4. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
15.5.2 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15 lid 5.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
15.5.3 Advies
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in artikel 15 lid 5.1 sub c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
15.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Artikel 16 Waarde - Archeologie 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische vindplaatsen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm;
  2. bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 100 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere diepte en/of oppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en/of de bebouwde oppervlakte als bepaald in artikel 16 lid 2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
16.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
16.3.3 Advies
Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in artikel 16 lid 3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm;
  2. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
  4. het verlagen van het grondwaterpeil.
16.4.2 Uitzonderingen
Het verbod, zoals bedoeld in artikel 16 lid 4.1 is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  2. het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  3. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  4. de werken en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  5. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
16.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
16.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
  1. het is verboden de voor de 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2 en niet dieper dan 50 cm;
  2. aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  3. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
  4. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
16.5.2 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16 lid 5.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
16.5.3 Advies
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in artikel 16 lid 5.1 sub c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd.
16.6 Wijzigingsbevoegdheid
16.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de hoge archeologische verwachtingswaarde.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm;
  2. bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 500 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere diepte en/of oppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en/of de bebouwde oppervlakte als bepaald in artikel 17 lid 2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
17.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
17.3.3 Advies
Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in artikel 17 lid 3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm;
  2. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
  4. het verlagen van het grondwaterpeil.
17.4.2 Uitzonderingen
Het verbod, zoals bedoeld in artikel 17 lid 4.1 is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  2. het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  3. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  4. de werken en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  5. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
17.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
  1. het is verboden de voor de 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m2 en niet dieper dan 50 cm;
  2. aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  3. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
  4. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
17.5.2 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17 lid 5.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
17.5.3 Advies
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in artikel 17 lid 5.1 sub c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd.
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
17.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 4
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de hoge archeologische verwachtingswaarde voor uitsluitend vindplaatsen van jager-verzamelaars en middelhoge/onbekende archeologische verwachtingswaarde.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm;
  2. bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 2.500 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere diepte en/of oppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en/of de bebouwde oppervlakte als bepaald in artikel 18 lid 2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
18.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
18.3.3 Advies
Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in artikel 18 lid 3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 cm;
  2. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
  4. het verlagen van het grondwaterpeil.
18.4.2 Uitzonderingen
Het verbod, zoals bedoeld in artikel 18 lid 4.1 is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  2. het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  3. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  4. de werken en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  5. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
  1. het is verboden de voor de 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m2 en niet dieper dan 50 cm;
  2. aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  3. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
  4. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
18.5.2 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18 lid 5.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
18.5.3 Advies
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in artikel 18 lid 5.1 sub c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.
19.2 Bouwregels
Op of in de gronden als bedoeld in artikel 19 lid 1 is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 2 ten behoeve van het aan-, ver- of nieuwbouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek.
19.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) een bouwwerk te slopen.
19.4.2 Toetsing
De in artikel 19 lid 4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de cultuurhistorische waarden van de omgeving.
19.4.3 Advies
Voorafgaande aan de verlening van de vergunning als bedoeld in artikel 19 lid 4.1 dient het bevoegd gezag daarover een advies te hebben ingewonnen bij de welstands/gemeentelijke monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische waarden.
19.4.4 Uitzonderingen
Het in artikel 19 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor:
  1. sloopwerkzaamheden waarvoor ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan vergunning is verleend;
  2. sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  3. sloopwerkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn.
Artikel 20 Waterstaat - Beschermingszone natte natuurparel
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone natte natuurparel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende overige bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de waterhuishouding en het voorkomen van negatieve effecten op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
20.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.2.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 20 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  3. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  4. het aanbrengen van oppervlaktenverhardingen of verharden oppervlakte buiten een agrarisch bouwperceel.
20.2.2 Toetsing
Een vergunning als bedoeld in artikel 20 lid 2.1 wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
20.2.3 Advies
Een vergunning als bedoeld in artikel 20 lid 2.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van het waterschap.
20.2.4 Uitzonderingen
Het in artikel 20 lid 2.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. de werken en werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. de werkzaamheden behoren tot het normale beheer en onderhoud; of
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 21 Waterstaat - Meanderzone
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor:
  1. de bescherming en het beheer van de watergang en beekherstel;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
 met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en met inachtneming van de keur van het waterschap.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Uitsluitend een gebouw ten dienste van deze bestemming mag gebouwd worden.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning op de in artikel 21 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
21.3.2 Toetsing
Een vergunning moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden het door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de watergang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
  2. natuurwetenschappelijke waarden van het gebied, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
21.3.3 Advies
Een vergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
21.3.4 Uitzonderingen
Een vergunning als bedoeld in artikel 21 lid 3.1 is niet vereist voor:
  1. andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  2. andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 22 Waterstaat - Regionale waterberging
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Regionale waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het waterbergend vermogen van dat gebied.
22.2 Bouwregels
 
22.2.1 Gebouwen
Uitsluitend een gebouw ten dienste van de waterberging mag worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd, mits hierdoor door het waterbergend vermogen van het gebied niet wordt belemmerd.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2 per perceel;
  2. het ophogen van gronden;
  3. het aanbrengen of wijzigen van kaden;
  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
22.3.2 Uitzonderingen
Een vergunning als bedoeld in artikel 22 lid 3.1 is niet vereist voor:
  1. andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  2. andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
22.3.3 Voorwaarden
De in artikel 22 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden. Alvorens te beslissen over het verlenen van een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.
Artikel 23 Waterstaat - Reservering waterberging
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Reservering waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het waterbergend vermogen van dat gebied.
23.2 Bouwregels
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels in artikel 23 lid 2 en toe te staan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende overige bestemmingen worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.
  2. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de waterbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2 per perceel;
  2. het ophogen van gronden;
  3. het aanbrengen of wijzigen van kaden;
  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren
23.4.2 Uitzonderingen
Een vergunning als bedoeld in artikel 23 lid 4.1 is niet vereist voor:
  1. andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  2. andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
23.4.3 Voorwaarden
De in artikel 23 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden. Alvorens te beslissen over het verlenen van een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.
3 Algemene regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene bouwregels
25.1 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
25.1.1 Minimale maat
In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die legaal tot stand is gekomen, minder bedraagt dan de minimale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden die maat in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven.
25.1.2 Maximale maat
In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die legaal tot stand is gekomen, meer bedraagt dan de maximale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden die maat in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
25.2 Percentageregeling
Een in dit plan opgenomen percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overige bouwwerken geen gebouw zijnde.
 
Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.
25.3 Ondergronds bouwen
Het bepaalde in dit bestemmingsplan omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
25.4 Overschrijding van bouwgrenzen en gevellijnen
Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en gevellijnen mogen, in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
  1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat de diepte van een erker maximaal 1,1 m mag bedragen;
  2. de goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m, met een maximum van 3 m;
  3. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:
    1. een erker voor de gevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
    2. de afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 1 m dient te bedragen;
    3. een erker aan de zijgevel ten minste 3 m achter de gevellijn dient te liggen;
  4. de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
  5. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Artikel 26 Algemene gebruiksregels
 
26.1 Algemeen
Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of buitenopslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of buitenopslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen en voor vuurwerkbedrijven;
  5. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  6. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
  7. een gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
  8. een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, met uitzondering van:
    1. een gebruik voor evenementen in de bestemming ‘Groen’ en 'Verkeer - Verblijfsgebied';
    2. een gebruik voor evenementen in de overige bestemmingen, mits het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer dan 3 per jaar bedraagt, met een maximum aantal dagen van 15 per evenement.
26.2 Mantelzorg
26.2.1 Verruimde mantelzorg
In aanvulling op de landelijke vergunningsvrije mantelzorgregeling kunnen Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning verlenen voor huisvesting in een woning of bijbehorend bouwwerken van één huishouden van maximaal twee personen, mits:
  1. de aanvrager de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, of;
  2. de aanvrager de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, maar aantoont dat er een reële verwachting is dat binnen 10 jaar een zorgbehoefte gaat ontstaan.
26.2.2 Intrekken vergunning
Burgemeester en Wethouders trekken de vergunning, verleend op grond van artikel 26 lid 2.1 in, indien de aanvrager van de vergunning en diens partner, geen gebruik meer maken van de vergunning.
26.3 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf' en 'Wonen' voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 25% van het bebouwde oppervlak van de aanwezige bebouwing met een maximum van 60 m2 ten behoeve van aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  2. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  3. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past binnen milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  5. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van de woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  6. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
Artikel 27 Algemene aanduidingsregels
27.1 overige zone - historische dorpsstructuur
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - historische dorpsstructuur' wordt gestreefd naar behoud, beheer en herstel van de historische dorpsstructuur uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
27.2 overige zone - oud gehuchtenpleintje
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oud gehuchtenpleintje' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de gehuchtenpleintjes uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
 
Aanduidingen/Activiteiten 
overige zone - oud gehuchtenpleintje 
 +
overige zone - historische dorpsstructuur 
 -
+
 
+ omgevingsvergunning vereist
- toegestaan (zonder omgevingsvergunning)
  1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2;
  2. aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
  3. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  4. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  5. dempen van poelen, sloten en greppels;
  6. aanleggen van drainage;
  7. verlagen van de waterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties;
  8. beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1,3 meter;
  9. vellen of rooien van houtgewas;
  10. het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven.
27.3.2 Beoordelingscriteria
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27 lid 3.1 alleen indien door de in artikel 27 lid 3.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
27.3.3 Uitzonderingen vergunningplicht
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27 lid 3.1 is vereist voor:
  1. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  2. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  3. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
  4. werken en werkzaamheden die uitgevoerd worden binnen het bouwvlak.
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels
 
28.1 Kleine overschrijdingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
28.2 Dubbelbestemming archeologie toekennen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen door aan één of meer gronden een archeologische dubbelbestemming toe te kennen indien ter plaatse sprake is van archeologisch waardevol gebied, en/of archeologisch onderzoeksgebied, en indien uit een rapport van een ter zake deskundige blijkt dat de betreffende waarde in voldoende mate aanwezig is.
28.3 Dubbelbestemming archeologie verwijderen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen door bij één of meer gronden een archeologische dubbelbestemming te verwijderen, indien ter plaatse uit een rapport van een ter zake deskundige blijkt dat de betreffende waarde in onvoldoende mate aanwezig is.
Artikel 29 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking of nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
  1. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 30 Overige regels
 
30.1 Voorrang (dubbel)bestemmingen
Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, prevaleren de regels bij de dubbelbestemming(en). Daar waar tevens aan gronden meerdere dubbelbestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij deze dubbelbestemmingen naast elkaar.
30.2 Parkeren
30.2.1 Algemeen
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeer- en stallingsgelegenheid. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's en het stallen van fietsen te worden voorzien in voldoende parkeer- en stallingsgelegenheid;
  2. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's en het stallen van fietsen te worden voorzien in voldoende parkeer- en stallingsgelegenheid;
  3. Voor het bepalen van de benodigde parkeer- en stallingsgelegenheid dient te worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernota, zoals bedoeld in Gemeentelijke parkeernota
  4. De parkeer- en stallingsvoorzieningen als bedoeld onder a en b dienen in stand te worden gehouden.
30.2.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, overeenkomstig met de gemeentelijke parkeernota.
30.2.3 Afwijken van de parkeerregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 30 lid 2.1 en artikel 30 lid 2.2 ten behoeve van een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen, voor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien, met dien verstande dat:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieu hygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  3. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
31.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
31.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 31 lid 1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 31 lid 1.1 met maximaal 10%.
31.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 31 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
 
31.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
31.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 31 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
31.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 31 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
31.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 31 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 
Regels van het bestemmingsplan 'Kern Biest-Houtakker'.