1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Kern Baarschot, Diessen en Haghorst' met identificatienummer NL.IMRO.0798.BPKernBDH-ON01 van de gemeente Hilvarenbeek;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0798.BPKernBDH-ON01 van met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd, in directe verbinding staat met het hoofdgebouw, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
1.6 aan huis verbonden beroep:
een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
1.7 achtererf:
gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen perceelgrens;
1.8 achtergevel:
de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
1.9 achtergevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van een gebouw loopt tot aan de perceelsgrenzen.
1.10 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.11 agrarisch bedrijf:
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:
- het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
- het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
nader te onderscheiden in:
grondgebonden bedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of glas met een hoogte van niet meer dan 1.00 meter;
kassenbedrijf
een bedrijf, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
niet-grondgebonden bedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel, waaronder begrepen intensieve veehouderij, zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;
1.12 agrarisch technisch hulpbedrijf:
gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
1.13 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
1.14 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
1.15 archeologische deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;
1.16 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.18 bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak in procenten van de oppervlakte van dat bouwvlak;
1.19 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.20 bedrijfsgebouwen:
één of meer gebouwen ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf;
1.21 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;
1.22 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;
1.23 beperkt kwetsbaar object:
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
- hotels en restaurants, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
- winkels, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
- sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
- bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object vallen;
- objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
- objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
Objecten die deel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.
1.24 Besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer, zoals dit luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.25 bestaand:
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat en is gebouwd overeenkomstig een verleende vergunning of kan worden gebouwd krachtens een vergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.26 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.27 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.28 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.29 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.
1.30 bijzondere centrumdoeleinden:
bij een dorpscentrum passend gebruik van het verblijfsgebied voor onder andere een warenmarkt, terrassen, rommelmarkt en evenementen;
1.31 bijzondere woonvorm:
een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.
1.32 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.33 (bouw)perceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.34 (bouw)perceelgrens:
een grens van een (bouw)perceel;
1.35 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.36 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.37 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk voorzien van maximaal één gesloten wand.
1.38 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.39 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, zonnebankstudio, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, internetdiensten, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
1.40 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.41 eindwoning:
een woning die grenst aan een aanliggende woning en aan het begin of einde ligt van een reeks woningen;
1.42 erfbebouwing:
alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;
1.43 evenement:
een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of daarmee gelijk te stellen activiteit;
1.44 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.46 Gemeentelijke parkeernota:
de beleidsregels parkeren van de gemeente Hilvarenbeek, zoals opgenomen in het, door de gemeenteraad op 16 juli 2015 vastgestelde, Parkeerbeleidsplan 2015-2020 van de gemeente Hilvarenbeek, dan wel in het beleidsplan dat is vastgesteld ter vervanging van dit parkeerbeleidsplan.
1.47 gevellijn:
de geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;
1.48 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.49 horecabedrijf:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:
horecabedrijf categorie 1
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
horecabedrijf categorie 2
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
horecabedrijf categorie 3
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
horecabedrijf categorie 4
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
horecabedrijf categorie 5
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;
1.50 hoveniersbedrijf:
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.51 huishouden:
een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband;
1.52 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;
1.53 kantoor:
een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/ of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, zonder een publieksgerichte baliefunctie;
1.54 kwetsbaar object:
- woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen, of
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- kantoorgebouwen waaronder begrepen onzelfstandige kantoren (bedrijfskantoren) en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object, o
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
Objecten die deel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.
1.55 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve (waaronder kinderopvang) en openbare dienstverlenende instellingen (alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen);
1.56 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.57 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, milieuvoorzieningen, e.d.
1.58 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.59 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, ten dienste aan de hoofdfunctie binnen de bestemming;
1.60 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.61 paardenhouderij:
Een agrarisch verwant bedrijf voor het stallen van paarden en pony's alsmede gebruik van paarden ten behoeve van recreatie en sport (mensgericht).
1.62 peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
1.63 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;
1.64 prostitutiebedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;
1.65 seks- en /of pornobedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel door detailhandel in seks en/ of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.66 Staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.67 terreinen:
Door een type landgebruik gekarakteriseerd zichtbaar begrensd stuk grond.
1.68 uitbouw:
een gebouw dat is gebouwd aan het hoofdgebouw, als vergroting van een bestaande ruimte, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.69 verkoopvloeroppervlak:
het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend publiek toegankelijk is;
1.70 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel aan de weg waaraan het gebouw op basis van de gemeentelijke basisadministratie (huisnummer) is gesitueerd;
1.71 water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
1.72 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;
1.73 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.74 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van:
- één afzonderlijk huishouden of;
- één huishouden plus maximaal twee individuele personen of:
- vier individuele personen;
1.75 zijerf:
gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan de zijkant van de lijn gelegen perceelsgrens;
1.76 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen.
1.77 zorgboerderij:
een voorziening waar dagopvang, dagverzorging en/of arbeidsmatige dagbesteding wordt geboden aan mensen die als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, psychiatrische en/of psychosociale problematiek beperkt zijn in hun zelfredzaamheid en/of participatie en waarbij de geboden zorg en ondersteuning gericht is op het verbeteren of behoud van de mogelijkheden en kwaliteit van leven.
1.78 zorgwoning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
1.79 in deze regels wordt mede verstaan onder:
gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven
uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering brengen
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil;
2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor '
Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij": uitsluitend een paardenhouderij;
- ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - akkerbouw met verkoop': de uitoefening van een akkerbouwbedrijf en tuinderij met verkoop van streekgebonden akkerbouw en tuinderijproducten;
- ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderijen": uitsluitend een veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing 1': de realisatie, de instandhouding, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing conform het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2;
- ondergeschikte nevenactiviteiten;
- het hobbymatig houden van dieren;
alsmede voor:
- bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroepen;
- tuinen en erven;
- paden, groen en water(lopen);
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 3 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- het gebruik van gronden en gebouwen voor niet grondgebonden agrarische bedrijven (zoals glastuinbouwbedrijven en intensieve veehouderijen) is niet toegestaan.
3.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 3 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
3.2.1 Algemeen
- gebouwen alsmede (sleuf)silo's en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- in afwijking van de bepaalde onder a zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van sleufsilo's, mestsilo's en dergelijke aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat:
- enkel ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - voorziening buiten bouwvlak' dergelijke aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen, niet zijnde gebouwen, zijn toegestaan, en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte en situering als maximum;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” aangegeven maximale bebouwingspercentage;
- per aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' is uitsluitend de bouw van sleufsilo's toegestaan met een oppervlakte van maximaal 4.000 m2;
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- aan- en uitbouwen mogen niet aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch - overige veehouderijen' geldt dat:
- de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf of een nog te ontwikkelen reëel agrarisch bedrijf;
- de oprichting van nieuwe kassen niet is toegestaan;
3.2.3 Bedrijfswoningen
- de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m³ bedragen, dan wel de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande grotere inhoud;
- op het bouwen van tot de bedrijfswoning ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4
van toepassing;
- de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- overkappingen
| 3 m; |
- silo's
| 12 m; |
- erfafscheidingen
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 6 m. |
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Overige veehouderijen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderijen' geldt dat:
- stalruimte voor de veehouderij uitsluitend is toegestaan in de bestaande gebouwen;
- nieuwe bedrijfsgebouwen uitsluitend gebruikt mogen worden voor de stalling van landbouwmachines en dergelijke en de opslag van aardappelen, uien, mest, hooi, stro en dergelijke;
- mestverwerking en mestbewerking ten behoeve van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij is toegestaan, mits de vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m2;
- de omvang van het bestaande veebestand niet mag toenemen
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting' geldt dat:
- bedrijfsgebouwen uitsluitend in gebruik genomen mogen worden voor zover ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing 1' de landschappelijke inpassing conform het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 in stand wordt gehouden;
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderijen' geldt dat:
- het gebruik overeenkomstig de bestemming 'Agrarisch' uitsluitend is toegestaan indien voorzieningen voor een waterberging met een inhoud van minimaal 325 m3 in stand worden gehouden;
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing 2' geldt dat:
- In het geval van nieuwbouw van agrarische bedrijfsgebouwen het verboden is de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden en daarop aanwezige gebouwen te gebruiken ten behoeve van de in artikel 3 lid 1 genoemde functies, indien er geen landschappelijke inpassing heeft plaats gevonden.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied', bevoegd de bestemming '
Agrarisch' te wijzigen in de bestemming '
Wonen' ten behoeve van de bouw van maximaal 16 wooneenheden, binnen de wijzigingsgebieden gezamenlijk, in de vorm van aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde en/of vrijstaande woningen, mits:
- passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en de provinciale bevolkings- en behoefteprognose;
- een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is;
- stedenbouwkundig/ruimtelijk inpasbaar;
- omliggende bedrijven vanuit milieutechnisch en -hygiënisch oogpunt niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor '
Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten behorende tot ten hoogste milieucategorie 2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - milieucategorie': uitsluitend bedrijven als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten behorende tot ten hoogste milieucategorie 1;
- ter plaatse van de aanduiding ‘groothandel': een groothandel;
- ter plaatse van de aanduiding ‘opslag': een bedrijf ten behoeve van opslag;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch technisch hulpbedrijf': een agrarisch technisch hulpbedrijf;
- ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend openbare nutsvoorzieningen, waaronder inbegrepen en bergbezinkbassin;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf': een hoveniersbedrijf;
alsmede voor:
- bedrijfswoningen met aan huis verbonden beroepen;
- productiegebonden detailhandel;
- erven en terreinen;
- nutsvoorzieningen;
- paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 4 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- zelfstandige kantoren en detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
- geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
- bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning".
4.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 4 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
4.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven maximale bebouwingspercentage;
- per aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- aan- en uitbouwen mogen niet aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
4.2.3 Bedrijfswoningen
- de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 500 m3 bedragen, dan wel de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande grotere inhoud;
- de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
- op het bouwen van tot de bedrijfswoning ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- overkappingen
| 3 m; |
- bedrijfsinstallaties
| 6 m; |
- erfafscheidingen
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m. |
4.2.5 Aanduiding nutsvoorziening
In afwijking van
artikel 4 lid 2.1 is bouwen ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” uitsluitend toegestaan ten dienste van een openbare nutsvoorziening en met inachtneming van de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| goothoogte | bouwhoogte |
- gebouwen
| 3 m | 5,5 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| - | 2m. |
|
|
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bebouwingspercentage
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
- het aantal bedrijven niet wordt vergroot;
- is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
4.3.2 Bedrijfswoning
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1.2 en
artikel 4 lid 2.1 voor het bouwen van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1', mits:
- de bedrijfswoning voldoet aan de bouwregels van artikel 4 lid 2;
- per aanduiding niet meer dan één bedrijfswoning wordt gebouwd.
- de milieuhygiënische beperkingen, welke voortvloeien uit in de omgeving gelegen agrarisch bedrijven zijn opgeheven.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat niet vermeld is in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits:
- het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot ten hoogste milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.4.2 Toegestane milieucategorie
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar gesteld, mits:
- het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.4.3 Bewoning bedrijfswoning
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 1 voor het toestaan van bewoning van de bedrijfswoning door derden, mits:
- ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is;
- de belangen van de rechthebbenden op de omliggende gronden niet worden beperkt.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
de voor '
Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de volgende daarin opgenomen categorie-indeling:
- ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 2": bedrijven in milieucategorie 2;
- ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1”: bedrijven in milieucategorie 2 en 3.1;
- ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”: bedrijven in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2;
- ter plaatse van de aanduiding "kantoor": een kantoor ten behoeve van een bedrijf;
- ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": een parkeerterrein ten behoeve van het bedrijf;
met dien verstande dat:
- uitsluitend voor al gevestigde bedrijven die op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt, reeds tot een lagere milieucategorie behoren dan blijkens de categorie-aanduiding is toegestaan, die lagere milieucategorie eveneens als toelaatbaar geldt;
- uitsluitend voor al gevestigde bedrijven die op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt reeds tot een hogere milieucategorie behoren dan blijkens de categorie-aanduiding is toegestaan, het reeds aanwezige bedrijfstypen eveneens als toelaatbaar geldt;
alsmede voor:
- ter plaatse van de aanduiding "antennemast": een zendmast met antenne voor mobiele telecommunicatie en/of radio-/televisieontvangst met bijbehorende voorzieningen;
- bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroepen;
- productiegebonden detailhandel;
- erven en terreinen;
- nutsvoorzieningen;
- paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 5 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- zelfstandige kantoren en detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
- geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
- bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning".
5.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 5 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
5.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven maximale bebouwingspercentage;
- per aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- aan- en uitbouwen mogen niet aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
5.2.3 Bedrijfswoningen
- de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 500 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze hoger is;
- de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
- op het bouwen van tot de bedrijfswoning ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- overkappingen
| 3 m; |
- bedrijfsinstallaties
| 6 m; |
- erfafscheidingen
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m. |
5.2.5 Antennemast
Ter plaatse van de aanduiding “antennemast” mag een zendmast met antenne met een maximale bouwhoogte van 55 m worden gebouwd alsmede voorzieningen in de vorm van apparatuurkasten en terreinafscheidingen met een maximale oppervlakte en bouwhoogte van 10 m2 respectievelijk 2 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag is bevoegd door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
- het aantal bedrijven niet wordt vergroot;
- is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Niet-zelfstandige kantoren
Het bruto-oppervlak van een kantoor ten dienste van een bedrijf mag niet meer bedragen dan 40% van het totale bruto-oppervlak van het betreffende bedrijf.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' gelden de volgende voorwaarden:
- wanneer sprake is van nieuwbouw, dient de nieuwbouw te voldoen aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in paragraaf 4.6 van bijlage 3 van deze regels;
- op de gronden grenzend aan deze aanduiding dient ter plaatse van de bestemming 'Groen', uitsluitend voor zover sprake is van nieuwbouw, een groenvoorziening aangelegd en in stand gehouden te worden, waarbij:
- de groenvoorziening dient te voldoen aan de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels;
- de groenvoorzieningen gerealiseerd dienen te worden ter plaatse van de bestemming Groen, direct grenzend aan de gronden binnen de aanduiding, alwaar nieuwbouw plaatsvindt;
- de afwateringvoorzieningen, conform de rapportage zoals opgenomen in bijlage 4 bij de regels, in stand gehouden en beheerd dient te worden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking Staat van bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat niet vermeld is in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits:
- het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.5.2 Afwijking toegestane milieucategorie
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar gesteld, mits:
- het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot middels een aanduiding aangegeven toelaatbare milieucategorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen
De voor '
Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- centrumvoorzieningen;
alsmede uitsluitend op de begane grond voor:
- detailhandel;
- horecabedrijven tot ten hoogste categorie D, zoals aangegeven in horecabedrijf;
- kantoren en (zakelijke) dienstverlening;
- maatschappelijke voorzieningen;
alsmede voor:
- (bedrijfs)woningen, met aan huis verbonden beroepen;
- erven en tuinen;
- nutsvoorzieningen;
- paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- hoofdgebouwen;
- onderbouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
6.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 6 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- het aantal detailhandelsvestigingen binnen de gezamenlijke bestemmingsvlakken mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande aantal conform bijlage 5 van deze regels te weten de "Functiekaart centrum Diessen";
- het aantal horecabedrijven binnen de gezamenlijke bestemmingsvlakken mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande aantal conform bijlage 5 van deze regels te weten de "Functiekaart centrum Diessen";
- het aantal (bedrijfs)woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande aantal conform bijlage 5 van deze regels te weten de "Functiekaart centrum Diessen".
6.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 6 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
6.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven maximale bebouwingspercentage;
6.2.2 Hoofdgebouwen
- de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorgevellijn worden gebouwd;
- de diepte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 13 m bedragen;
- de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- de afstand van vrijstaande en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen aan de niet aaneengebouwde zijde tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,5 m te bedragen;
- op het bouwen van tot het hoofdgebouw ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing;
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- het gezamenlijke te bebouwen oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
- de diepte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag ten hoogste 4 m bedragen;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- erfafscheidingen voor de voorgevel
| 1 m; |
- erfafscheidingen achter de voorgevel
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m. |
6.2.5 Onderbouwen
- onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 lid 3.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking diepte gebouwen
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 2.2 sub b en
artikel 6 lid 2.3 sub c, voor een grotere diepte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel dient minimaal 5 m te bedragen;
- de belangen van de rechthebbende op de aan het bouwperceel grenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- het geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
6.3.2 Afwijking zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 2.2 sub d, voor het bouwen van het hoofdgebouw op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, met inachtneming van de voorwaarde dat de afstand tot op het naastgelegen perceel gelegen hoofdgebouw ten minste 3 m dient te bedragen.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijking uitbreiding voorzieningen
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 1.1, onder b t/m e, voor de uitbreiding van deze voorzieningen op de verdieping, mits:
- het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
- is aangetoond dat de uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- is aangetoond dat er geen uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4.2 Afwijking groter aantal vestigingen
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 1.2:
- onder a, voor een groter aantal detailhandelsvestigingen, mits:
- uit onderzoek is gebleken dat door het toevoegen van het aantal vestigingen, en daarmee het verkoopvloeroppervlak, geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de voorzieningenstructuur;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- onder b, voor een groter aantal horecavestigingen, mits:
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- onder c, voor een groter aantal woningen, mits dat in overeenstemming is met het gemeentelijk woningbouwprogramma.
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen
De voor '
Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel;
alsmede voor:
- ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
en tevens voor:
- bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
- erven, tuinen en terreinen;
- nutsvoorzieningen;
- paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- onderbouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 7 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de verbeelding is aangegeven.
7.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 7 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
7.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven maximale bebouwingspercentage;
- per aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is het middels deze aanduiding aangegeven maximum aantal wooneenheden toegestaan.
7.2.2 Hoofdgebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- op het bouwen van tot de bedrijfswoning ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- overkappingen
| 3 m; |
- erfafscheidingen voor de voorgevel
| 1 m; |
- erfafscheidingen achter de voorgevel
| 2 m; |
- verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten
| 12 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m; |
7.2.5 Ondergronds bouwen
- onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 lid 3.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bebouwingspercentage
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
- het aantal detailhandelsvestigingen niet wordt vergroot;
- is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- is aangetoond middels een distributieplanologisch onderzoek dat de uitbreiding past binnen de verzorgingsstructuur;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
Artikel 8 Dienstverlening
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen
- dienstverlenende bedrijven
alsmede voor:
- bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
- erven, tuinen en terreinen;
- nutsvoorzieningen;
- paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- onderbouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 8 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de verbeelding is aangegeven.
8.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 8 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
8.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven maximale bebouwingspercentage;
- per aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
8.2.2 Hoofdgebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- op het bouwen van tot de bedrijfswoning ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing;
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- overkappingen
| 3 m; |
- erfafscheidingen voor de voorgevel
| 1 m; |
- erfafscheidingen achter de voorgevel
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m. |
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bebouwingspercentage
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 8 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
- het aantal dienstverlenende bedrijven niet wordt vergroot;
- is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- parken, plantsoenen en groenstroken;
- beplantingen;
en tevens voor:
- openbare tuinen en andere voor het publiek toegankelijke groenvoorzieningen;
- bermen, bermsloten;
- speelvoorzieningen;
- recreatief medegebruik;
- voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- water(lopen);
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
- evenementen;
met de daarbij behorende:
- kunstuitingen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde
9.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 9 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
9.2.1 Gebouwen
- gebouwen mogen niet worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- muziekkiosk
| 6 m; |
- kunstuitingen
| 12 m; |
- verlichting en speelvoorzieningen
| 6 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 2 m. |
Artikel 10 Groen - Landschappelijk inpassing
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen/landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats;
- behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden en de hydrologische betekenis;
- behoud van de archeologische waarden en behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden.
10.2.1 Algemeen
Het bouwen van gebouwen of overige bouwwerken is niet toegestaan.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijken van het bepaalde
artikel 10 lid 2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- In het algemeen:
- Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m. wordt gewijzigd of waarbij maaiveldniveaus (steilranden) worden gewijzigd.
- Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld.
- Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
- Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
- Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage m.u.v. grondwateronttrekkingen.
- Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
- Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
- Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m., opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
- Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
- Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
10.4.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 10 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
- Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.4.3 Toelaatbaarheid
De in
artikel 10 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen
De voor '
Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 4’: horecabedrijven tot ten hoogste categorie 4, zoals aangegeven in horecabedrijf;
en tevens voor:
- bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
- terrassen, erven, tuinen en terreinen;
- nutsvoorzieningen;
- paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de bescherming van cultuurhistorische waarden;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- onderbouwen
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 11 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de verbeelding is aangegeven.
11.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 11 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
11.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag maximaal het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;
- per aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
11.2.2 Hoofdgebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- op het bouwen van tot het hoofdgebouw ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing;
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- overkappingen
| 3 m; |
- erfafscheidingen voor de voorgevel
| 1 m; |
- erfafscheidingen achter de voorgevel
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m. |
11.2.5 Ondergronds bouwen
- onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 lid 3.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
artikel 11 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
- het aantal horecabedrijven niet wordt vergroot;
- is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- door de uitbreiding geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Verhogen categorie horecabedrijf
Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 11 lid 1.1, voor de vestiging van horecabedrijven één categorie hoger dan op grond van de aanduiding is toegestaan, zoals aangegeven in
horecabedrijf, mits:
- het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de middels een aanduiding op de verbeelding aangegeven toelaatbare categorieën;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen
De voor '
Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoren;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 1': tevens showrooms, ateliers en een maatschappelijke functie in de vorm van een praktijk voor fysiotherapie;
- ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens woningen in de vorm van gestapelde woningen, enkel op de eerste verdieping;
alsmede voor:
- bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
- erven, tuinen en terreinen;
- nutsvoorzieningen;
- paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- onderbouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 12 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de verbeelding is aangegeven.
12.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 12 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
12.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven maximale bebouwingspercentage;
- per aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag het aantal woningen niet minder en niet meer dan drie bedragen.
12.2.2 Hoofdgebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- op het bouwen van tot het hoofdgebouw ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing;
12.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- overkappingen
| 3 m; |
- erfafscheidingen voor de voorgevel
| 1 m; |
- erfafscheidingen achter de voorgevel
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m. |
12.2.5 Ondergronds bouwen
- onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 lid 3.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Bebouwingspercentage
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 12 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
- het aantal kantoren niet wordt vergroot;
- is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - parkeren', ten behoeve van parkeren aan de wegzijde van het gebouw c.q. de gebouwen.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
- de bouw van de woningen niet gerealiseerd is binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van bestemmingsplan 'Meiraap 2-2A Diessen';
- het bevoegd gezag hierover vooraf in overleg met de eigenaar van de gronden is getreden;
- het niet realiseren van de woningen binnen de in lid a gestelde termijn het gevolg is van de procedure tot het komen tot de omgevingsvergunning en dit niet te wijten is aan de eigenaar van de gronden.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen
- maatschappelijke voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats met voorzieningen op het gebied van de teraardebestelling en de instandhouding van graven;
- ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij':
- uitsluitend een zorgboerderij, met daaraan verbonden het vervaardigen en verkoop van boerderijgerelateerde producten en ter plaatse vervaardigde goederen/producten;
- het kleinschalig houden van dieren;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm': wonen in de vorm van een bijzondere woonvorm in een complex;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgwoningen 1':
- maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- wonen, tot maximaal 21 gestapelde woningen;
- extramurale zorgwoningen, tot maximaal 9 eenheden;
- intramurale zorgwoningen, tot maximaal 6 eenheden;
- dienstverlening, uitsluitend op de begane grond tot een maximale bruto-vloeroppervlakte van 100 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgwoningen 2': (zorg)woningen;
Alsmede voor:
- ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’: de bestemming van karakteristieke, cultuurhistorische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen;
En tevens voor:
- (bedrijfs)woningen, met aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
- erven, tuinen en terreinen;
- nutsvoorzieningen;
- paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- onderbouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 13 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de verbeelding is aangegeven.
13.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 13 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
13.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven;
- in afwijking van het bepaalde onder a en b, zijn op de gronden met de aanduiding ‘begraafplaats’ gebouwen toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 per begraafplaats;
- in het geval geen maximale goot- en bouwhoogte zijn aangegeven, is de maximum goot- en bouwhoogte gelijk aan de goot- respectievelijk bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
13.2.2 Hoofdgebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- op het bouwen van tot het hoofdgebouw ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing;
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- overkappingen
| 3 m; |
- erfafscheidingen
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m. |
13.2.5 Ondergronds bouwen
- onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 lid 3.
13.2.6 Bijzondere woonvorm
Bouwen binnen de aanduiding 'bijzondere woonvorm' is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 13 lid 1.1 sub d omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels:
- het maximaal aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantallen;
- uit productieafspraken en/of contracten met het zorgkantoor maar ook door middel van pgb's, onderaannemerschap of anderszins aantoonbaar is gemaakt dat er behoefte is aan niet zelfstandige zorgwooneenheden en financieringsgrond;
- dat de eerste 12 niet zelfstandige zorgwooneenheden gebouwd mogen worden indien 2/3 deel van de gevraagde niet zelfstandige zorgwooneenheden middels productieafspraken/contracten daadwerkelijk met cliënten zijn gesloten;
- dat voor de overige te realiseren niet zelfstandige zorgwooneenheden eveneens 2/3 deel van de gevraagde niet zelfstandige zorgwooneenheden middels productieafspraken/contracten daadwerkelijk met cliënten afgesloten dient te zijn.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 13 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
- het aantal maatschappelijke voorzieningen niet wordt vergroot;
- is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Landschappelijke inpassing
Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' is het verboden de voor '
Maatschappelijk' aangewezen gronden en daarop aanwezige gebouwen te gebruiken ten behoeve van de in
artikel 13 lid 1 genoemde functies, indien er geen landschappelijke inpassing heeft plaatsgevonden en geen natuurzone in het kader van de benodigde kwaliteitsverbetering is aangelegd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het in bijlage 6 bij deze regels opgenomen plan compensatie/ landschappelijke inpassing.
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen
De voor '
Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatie;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - handboogsport':
- de beoefening van de handboogsport;
- assemblage van onderdelen voor deze sport;
- evenementen ten behoeve van de handboogsport;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondersteunende horeca': ondersteunende horeca;
alsmede voor:
- erven en terreinen;
- paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- speelvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 14 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
14.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven;
14.2.2 Gebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- erfafscheidingen
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m; |
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Toestaan mini-camping
Bij omgevingsvergunning kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - handboogsport' worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 14 lid 1.1, voor het toestaan van minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak of tot maximaal 35 m uit het bouwvlak, en op een afstand van minimaal 30 m van de bestemming “Wonen” van derden;
- voor de minicamping gelden de volgende specifieke bepalingen:
- alleen kampeermiddelen met een niet permanent karakter en maximaal 1 trekkershut;
- maximaal 25 kampeerplaatsen toegestaan. Uitsluitend in de periode 15 maart tot 31 oktober;
- gebouwde voorzieningen ten behoeve van de minicamping alleen in het bouwvlak en max. gezamenlijk opp. van 50 m2;
- geen ondergeschikte en ondersteunende horeca toegestaan;
- totale oppervlakte voor het plaatsen van de kampeermiddelen mag max. 3.000 m2 bedragen;
- zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- geen onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
- verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit moet afgestemd zijn op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- op eigen terrein moet voorzien worden in de parkeerbehoefte.
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen
De voor '
Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- binnen- en buitensportbeoefening;
en tevens voor:
- erven, tuinen en terreinen;
- paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- speelvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- onderbouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 15 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
15.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven;
15.2.2 Gebouwen
- de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven maten;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
- op het bouwen van tot een gebouw ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing;
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- palen en ballenvangers
| 12 m; |
- tribunes
| 5 m; |
- lichtmasten
| 20 m; |
- overkappingen
| 3 m; |
- erfafscheidingen
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m. |
15.2.4 Ondergronds bouwen
- onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 lid 3
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Bebouwingspercentage
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 15 lid 2.1 sub b, voor het verhogen van het maximale bebouwingspercentage, mits:
- het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
- is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen
- wegen en voet- en fietspaden;
- pleinen;
- parkeerterreinen en andere openbare ruimten met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen bestemmingen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer en calamiteitenpad': langzaam verkeer en calamiteitenpad;
- ter plaatse van de aanduiding 'garage': garageboxen voor de stalling van auto's en andere motorvoertuigen;
- ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': een onderdoorgang ten behoeve van het verkeer;
en tevens voor:
- speelvoorzieningen;
- evenementen;
- groen en water(lopen)
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bijzondere centrumdoeleinden': bijzondere centrumdoeleinden;
met de daarbij behorende:
- kunstwerken;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 16 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
16.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- verlichting
| 6 m; |
- voorzieningen voor de verkeersgeleiding
| 10 m; |
- speelvoorzieningen
| 6 m. |
- kunstuitingen
| 12 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 2 m. |
16.2.3 Garages
In afwijking van het bepaalde in
artikel 16 lid 2.1 mogen ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ garageboxen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Hoofdstuk 3 en de volgende regels:
- de goothoogte van garageboxen mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van garageboxen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
16.2.4 Onderdoorgang
Ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mag slechts bebouwing worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een doorgangsruimte van ten minste 3,2 m hoog.
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterhuishoudkundige doeleinden, waterbergingen en waterlopen
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
17.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 17 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
17.2.1 Algemeen
- gebouwen mogen niet worden gebouwd.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding of geleiding, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- bruggen en viaducten
| 8 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 4 m; |
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woningen met:
- ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’: minimaal 3 aaneengebouwde woningen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’: gestapelde woningen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’: twee-aaneengebouwde woningen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’: vrijstaande woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio': patiowoningen;
alsmede voor:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatie': recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig logeren;
- ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud van een cultuurhistorisch waardevol element;
- aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
- erven en tuinen;
- paden;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen;
- onderbouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- overkappingen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
Ten aanzien van de in
artikel 18 lid 1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande aantal, hieronder niet begrepen woningen die zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatie' geldt dat:
- het kleinschalig logeren ondergeschikt is aan de woonfunctie;
- kleinschalig logeren in de vorm van bed & breakfast, appartementen en/of gastenkamers is toegestaan met een slaapvoorziening voor maximaal 3 kamers van maximaal 2 personen per woning;
- de omvang van het kleinschalig logeren niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met dien verstande dat dit niet meer mag bedragen dan 150 m²;
- kleinschalig logeren uitsluitend in de woning en aangebouwde bijgebouwen is toegestaan;
- parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
- de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
18.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 18 lid 1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
18.2.1 Algemeen
- nieuw te bouwen woningen uitsluitend zijn toegestaan daar waar met een aanduiding ‘maximaal aantal woningen’ op de plankaart is aangegeven, met dien verstande dat het aantal nieuw te bouwen woningen maximaal het aangegeven aantal mag bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verbod' is het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken voor gebruik als verblijfsruimte verboden.
18.2.2 Hoofdgebouwen
- de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de gevellijn worden gebouwd;
- de diepte van het hoofdgebouw mag ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' ten hoogste 17 m bedragen;
- de diepte van het hoofdgebouw mag ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', 'aaneengebouwd' en 'gestapeld' ten hoogste 13 m bedragen;
- de diepte van het hoofdgebouw mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende diepte' ten hoogste 11,5 m bedragen;
- bij vrijstaande hoofdgebouwen, twee aaneengebouwde hoofdgebouwen en bij aaneengebouwde woningen de hoofdgebouwen van eindwoningen dient de afstand aan de niet aaneengebouwde zijde tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,5 m te bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte' geldt dat
- de inhoud van het hoofdgebouw (inclusief aaneengebouwde bijbehorende bouwwerken, exclusief kelder) niet meer bedraagt dan 1.000 m3;
- de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 50° bedraagt;
- de afstand van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedraagt dan 5 m;
- in afwijking van het bepaalde onder 3 bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de noordelijke bestemmingsgrens tenminste 14 meter;
- op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 32 lid 4 van toepassing;
- de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m), maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
18.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
- het gezamenlijk te bouwen oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
- in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande grotere oppervlakte;
- in afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - inpassing' een maximum van 200 m2;
- de diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag ten hoogste 4 m bedragen, met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 17 m mag bedragen;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
- in afwijking van het bepaalde onder g mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte' geldt dat:
- de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 6 meter;
- de dakhelling minimaal 30° bedraagt;
- de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning niet meer bedraagt dan 25 meter;
- in afwijking van het bepaalde onder f en g mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer bedragen dan de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande hogere hoogtes;
- de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte' en 'specifieke bouwaanduiding - afmetingen' geldt dat:
- de bebouwde oppervlakte van carports en overkappingen bij het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 25 m2;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte' de bouwhoogte van een vrijstaande antennemast niet meer bedraagt dan 18 m;
- de bouwhoogte van licht- en andere masten niet meer bedraagt dan 8 m;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' geldt dat:
- de overkapping niet meetelt voor de berekening van de diepte zoals bedoeld in artikel 18 lid 2.3 sub e;
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 ;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' geldt dat:
- in afwijking van het bepaalde in artikel 18 lid 2.4 sub a hier tevens een overkapping mag worden gebouwd;
- de bouwhoogte van de overkapping niet meer bedraagt dan 3 m;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
| bouwhoogte |
- erfafscheidingen voor de voorgevel
| 1 m; |
- erfafscheidingen achter de voorgevel
| 2 m; |
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
| 3 m. |
18.2.5 Ondergronds bouwen
- onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 lid 3.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijking diepte gebouwen
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 18 lid 2.3 sub e, voor een grotere diepte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel dient minimaal 5 m te bedragen;
- de totale diepte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 17 m bedragen;
- de belangen van de rechthebbende op de aan het bouwperceel grenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
18.3.2 Afwijking zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 18 lid 2.2 sub e, voor het bouwen van het hoofdgebouw op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, met inachtneming van de voorwaarde dat de afstand tot op het naastgelegen perceel gelegen hoofdgebouw ten minste 3 m dient te bedragen.
18.3.3 Grotere goot- en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding- ruimte voor ruimte' en 'specifieke bouwaanduiding - afmetingen', door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 18 lid 2.2 sub a en
artikel 18 lid 2.2 sub h, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de grotere goot- en/of bouwhoogte van de woning is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar;
- er is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte':
- is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bestemmingsvlak omvat en welke is gelegen binnen het bestemmingsvlak dan wel dat er sprake is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
- overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de oude woning, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Karakteristiek
Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” geldt als verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening het slopen van het cultuurhistorisch waardevolle element.
18.4.2 Landschappelijke inpassing
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte' geldt dat het gebruik van het hoofdgebouw ten behoeve van een woning niet eerder is toegestaan dan nadat de landschappelijke inpassing van het perceel is gerealiseerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig de wijze zoals opgenomen in "landschappelijk inpassing" dat als bijlage 7 is opgenomen bij deze regels.
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - inpassing' geldt dat het gebruik van het hoofdgebouw ten behoeve van een woning niet eerder is toegestaan dan nadat de landschappelijke inpassing van het perceel is gerealiseerd overeenkomstig de wijze zoals opgenomen in "landschappelijk inpassing" dat als bijlage 8 is opgenomen bij deze regels.
18.4.3 Verbod aantasting landschappelijke inpassing
Het is niet toegestaan om de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in
artikel 18 lid 4.2 sub b te wijzigen of te verwijderen.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Afwijken landschappelijke inpassing
Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 18 lid 4.2 sub b of
artikel 18 lid 4.3 voor het toestaan van een andere vorm van landschappelijke inpassing dan is opgenomen in bijlage 8, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke kwaliteit.
18.5.2 Kleinschalig logeren
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 18 lid 1.2 sub b ten einde kleinschalig logeren als nevenactiviteit in vrijstaande bijgebouwen bij een woning toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- kleinschalig logeren in de vorm van bed & breakfast, appartementen en/of gastenkamers is toegestaan. Het kleinschalig logeren bestaat uit maximaal 3 kamers van maximaal 2 personen per kamer per woning met een maximale omvang van 150 m² in totaal, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van de woning gebruikt mag worden ten behoeve van kleinschalig logeren;
- permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
- de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
- overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
- het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
Artikel 19 Leiding - Brandstof
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen
De voor '
Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- ondergrondse buisleidingen, het beheer van deze leidingen en de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat in verband met deze leidingen;
alsmede voor:
- bijbehorende bouwwerken en voorzieningen (zoals regel- en meetkasten en afsluiterputten).
19.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met 18) zijn op de in
artikel 19 lid 1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
19.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen in artikel 3 tot en met artikel 18 van deze regels, mag:
- binnen een afstand van 5 meter aan weerszijden van de leiding niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
- op de overige binnen de zone gelegen gronden geen nieuw bouwwerk ten behoeve van de in artikel 19 lid 1.2 genoemde functies worden gebouwd.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m;
- de oppervlakte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de in
artikel 19 lid 1.1 bedoelde leidingen, een vergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 19 lid 2 en toestaan dat bebouwing overeenkomstig de secundaire bestemming wordt gebouwd, mits vooraf het advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag op de in
artikel 19 lid 1.1 bedoelde gronden op 5 meter aan weerszijden van de leiding de volgende werken uit te voeren:
- het ontginnen, ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen en egaliseren;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, of parkeervoorzieningen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het graven van watergangen alsmede het aanleggen van een drainage;
- het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 30 cm;
- het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
- het aanbrengen van gewassen of beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
19.4.2 Toetsing
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 19 lid 4.1 moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, gevaar en/of nadeel voor de leiding is te duchten of blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
19.4.3 Advies
Een vergunning als bedoeld in
artikel 19 lid 4.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag wethouders daarover een advies heeft ingewonnen van de leidingbeheerder.
19.4.4 Uitzonderingen
Een vergunning als bedoeld in
artikel 19 lid 4.1 is niet vereist voor:
- andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
- andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘
Leiding - Riool ’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- een ondergrondse rioolpersleiding;
- het beheer en onderhoud van de leiding;
- de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde
20.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
20.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een vergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 20 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits vooraf het advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag op de in
artikel 20 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken uit te voeren:
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
20.4.2 Toetsing
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 20 lid 4.1 moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, gevaar en/of nadeel voor de leiding is te duchten of blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
20.4.3 Advies
Een vergunning als bedoeld in
artikel 20 lid 4.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag wethouders daarover een advies heeft ingewonnen van de leidingbeheerder.
20.4.4 Uitzonderingen
- andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
- andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 21 Leiding - Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘
Leiding - Water ’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een ondergrondse watertransportleiding.
Alsmede voor:
- het beheer van deze bedoelde leiding;
- overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde
21.2 Bouwregels
Ongeacht het bepaalde in artikelen 3 tot en met artikel 18 van deze regels, is bouwen op deze gronden uitsluitend toegestaan ten dienste van de in
artikel 21 lid 1 omschreven doeleinden en met in achtneming van de volgende regels:
- de oppervlakte van bouwwerken bedraagt maximaal 25 m2;
- de hoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan een vergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 21 lid 2, voor het bouwen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met artikel 11 van deze regels, mits het belang van de leidingen niet onevenredig wordt geschaad.
21.3.2 Vrijstelling
Een vrijstelling als bedoeld in
artikel 21 lid 3.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van de beheerder van de betreffende leiding.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag op de in
artikel 21 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
21.4.2 Toetsing
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 21 lid 4.1 moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, gevaar en/of nadeel voor de leiding is te duchten of blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
21.4.3 Advies
Een vergunning als bedoeld in
artikel 21 lid 4.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag wethouders daarover een advies heeft ingewonnen van de leidingbeheerder.
21.4.4 Uitzonderingen
- andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
- andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de historische kernen.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 40 cm;
- bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 50 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 40 cm.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere diepte en/of oppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en/of de bebouwde oppervlakte als bepaald in
artikel 22 lid 2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
22.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
22.3.3 Advies
Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in
artikel 22 lid 3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 40 cm;
- het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 40 cm;
- het verlagen van het grondwaterpeil.
22.4.2 Uitzonderingen
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
- het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
- op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
- de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
22.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
- Het is verboden de voor de "Waarde - Archeologie 1" aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2 en niet dieper dan 40 cm;
- Aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
- Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
- de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
22.5.2 Toelaatbaarheid
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
22.5.3 Advies
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in
artikel 22 lid 5.1 sub c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd.
22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming "
Waarde - Archeologie 1" wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische vindplaatsen.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm;
- bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 100 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere diepte en/of oppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en/of de bebouwde oppervlakte als bepaald in
artikel 23 lid 2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
23.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
23.3.3 Advies
Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in
artikel 23 lid 3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm;
- het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
- het verlagen van het grondwaterpeil.
23.4.2 Uitzonderingen
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
- het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
- op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
- de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
- Het is verboden de voor de "Waarde - Archeologie 2" aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2 en niet dieper dan 50 cm;
- Aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
- Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
- de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
23.5.2 Toelaatbaarheid
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
23.5.3 Advies
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in
artikel 23 lid 5.1 sub c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid
23.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming "
Waarde - Archeologie 2" wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 3
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de hoge archeologische verwachtingswaarde.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm;
- bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 500 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere diepte en/of oppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en/of de bebouwde oppervlakte als bepaald in
artikel 24 lid 2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
24.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
24.3.3 Advies
Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in
artikel 24 lid 3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm;
- het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
- het verlagen van het grondwaterpeil.
24.4.2 Uitzonderingen
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
- het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
- op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
- de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
- Het is verboden de voor de "Waarde - Archeologie 3" aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m2 en niet dieper dan 50 cm;
- Aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
- Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
- de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
24.5.2 Toelaatbaarheid
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
24.5.3 Advies
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in
artikel 24 lid 5.1 sub c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd.
24.6 Wijzigingsbevoegdheid
24.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming "
Waarde - Archeologie 3" wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 4
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de hoge archeologische verwachtingswaarde voor uitsluitend vindplaatsen van jager-verzamelaars en middelhoge/onbekende archeologische verwachtingswaarde.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm;
- bouwwerken waarbij grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van minder dan 2.500 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming tot een grotere diepte en/of oppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de diepte van de grondbewerkingen en/of de bebouwde oppervlakte als bepaald in
artikel 25 lid 2, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.
25.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
25.3.3 Advies
Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in
artikel 25 lid 3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 cm;
- het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
- het verlagen van het grondwaterpeil.
25.4.2 Uitzonderingen
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
- het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
- op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
- de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
- Het is verboden de voor de "Waarde - Archeologie 4" aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500 m2 en niet dieper dan 50 cm;
- Aan de omgevingsvergunning voor het slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
- Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
- de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
25.5.2 Toelaatbaarheid
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
- de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
25.5.3 Advies
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in
artikel 25 lid 5.1 sub c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
25.6.1 Wijziging verwijdering dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming "
Waarde - Archeologie 4" wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Alvorens de bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA.
Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.
26.2 Bouwregels
Op of in de gronden als bedoeld in
artikel 26 lid 1 is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 26 lid 2 ten behoeve van het aan-, ver- of nieuwbouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek.
26.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) een bouwwerk te slopen.
26.4.2 Toetsing
De in
artikel 26 lid 4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de cultuurhistorische waarden van de omgeving.
26.4.3 Advies
Voorafgaande aan de verlening van de vergunning als bedoeld in
artikel 26 lid 4.1 dient het bevoegd gezag daarover een advies te hebben ingewonnen bij de welstands-/gemeentelijke monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische waarden.
26.4.4 Uitzonderingen
- sloopwerkzaamheden waarvoor ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan vergunning is verleend;
- sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
- sloopwerkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn.
Artikel 27 Waterstaat - Beschermingszone natte natuurparel
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waterstaat - Beschermingszone natte natuurparel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende overige bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de waterhuishouding en het voorkomen van negatieve effecten op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.2.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
artikel 27 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
- de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
- het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het beperken van het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten.
27.2.2 Toetsing
Een vergunning als bedoeld in
artikel 27 lid 2.1 wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
27.2.3 Advies
Een vergunning als bedoeld in
artikel 27 lid 2.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van het waterschap.
27.2.4 Uitzonderingen
Het in
artikel 27 lid 2.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
- de werken en werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- de werkzaamheden behoren tot het normale beheer en onderhoud; of
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 28 Waterstaat - Meanderzone
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “
Waterstaat - Meanderzone” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor:
- de bescherming en het beheer van de watergang en beekherstel;
- behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
- behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en met inachtneming van de keur van het waterschap.
28.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning op de in
artikel 28 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
28.3.2 Toetsing
Een vergunning moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden het door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de watergang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
- natuurwetenschappelijke waarden van het gebied, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
28.3.3 Advies
Een vergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
28.3.4 Uitzonderingen
- andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
- andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 29 Waterstaat - Regionale waterberging
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “
Waterstaat - Regionale waterberging ” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor reservering ten behoeve van het waterbergend vermogen van dat gebied.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2 per perceel;
- het ophogen van gronden;
- het aanbrengen of wijzigen van kaden;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren
29.3.2 Uitzonderingen
Een vergunning als bedoeld in
artikel 29 lid 3.1 is niet vereist voor:
- andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
- andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
29.3.3 Voorwaarden
De in
artikel 29 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden. Alvorens te beslissen over het verlenen van een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.
Artikel 30 Waterstaat - Reservering waterberging
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Waterstaat - Reservering waterberging" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor reservering ten behoeve van het waterbergend vermogen van dat gebied.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels in
artikel 30 lid 2 en toe te staan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende overige bestemmingen worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.
- Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de waterbeheerder.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2 per perceel;
- het ophogen van gronden;
- het aanbrengen of wijzigen van kaden;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren
30.4.2 Uitzonderingen
Een vergunning als bedoeld in
artikel 30 lid 4.1 is niet vereist voor:
- andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
- andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
30.4.3 Voorwaarden
De in
artikel 30 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden. Alvorens te beslissen over het verlenen van een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.
Artikel 31 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene bouwregels
32.1 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
32.1.1 Minimale maat
In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die legaal tot stand is gekomen, minder bedraagt dan de minimale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden die maat in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven.
32.1.2 Maximale maat
In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die legaal tot stand is gekomen, meer bedraagt dan de maximale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden die maat in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
32.2 Percentageregeling
Een in dit plan opgenomen percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overige bouwwerken geen gebouw zijnde.
Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.
32.3 Ondergronds bouwen
Het bepaalde in dit bestemmingsplan omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
32.4 Overschrijding van bouwgrenzen en gevellijnen
Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en gevellijnen mogen, in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
- de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat de diepte van een erker maximaal 1,1 m mag bedragen;
- de goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m, met een maximum van 3 m;
- de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:
- een erker voor de gevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
- de afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 1 m dient te bedragen;
- een erker aan de zijgevel ten minste 3 m achter de gevellijn dient te liggen;
- de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Artikel 33 Algemene gebruiksregels
33.1 Algemeen
Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of buitenopslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of buitenopslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen en voor vuurwerkbedrijven;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
- een gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, met uitzondering van:
- een gebruik voor evenementen in de bestemming ‘Groen’ en 'Verkeer - Verblijfsgebied';
- een gebruik voor evenementen in de overige bestemmingen, mits het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer dan 3 per jaar bedraagt, met een maximum aantal dagen van 15 per evenement.
33.2.1 Verruimde mantelzorg
In aanvulling op de landelijke vergunningsvrije mantelzorgregeling kunnen Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning verlenen voor huisvesting in een woning of bijbehorend bouwwerken van één huishouden van maximaal twee personen, mits:
- de aanvrager de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, of;
- de aanvrager de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, maar aantoont dat er een reële verwachting is dat binnen 10 jaar een zorgbehoefte gaat ontstaan.
33.2.2 Intrekken vergunning
Burgemeester en Wethouders trekken de vergunning, verleend op grond van
artikel 33 lid 2.1 in, indien de aanvrager van de vergunning en/of diens partner, geen gebruik meer maken van de vergunning.
33.3 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingen '
Centrum', '
Detailhandel' en '
Wonen' voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
- de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 25% van het bebouwde oppervlak van de aanwezige bebouwing met een maximum van 60 m2 ten behoeve van aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
- het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past binnen milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
- door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van de woning geheel of gedeeltelijk verliest;
- de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
Artikel 34 Algemene aanduidingsregels
34.1 Vrijwaringszone - Straalpad
34.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - straalpad" zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding.
34.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 18) mag niet hoger worden gebouwd dan 45 meter boven NAP.
34.1.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 34 lid 1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding.
34.2 overige zone - historische dorpsstructuur
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - historische dorpsstructuur' wordt gestreefd naar behoud, beheer en herstel van de historische dorpsstructuur uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
34.3 Overige zone - oud gehuchtenpleintje
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oud gehuchtenpleintje' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de gehuchtenpleintjes uit oogpunt van cultuurhistorische waarden.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
Aanduidingen/Activiteiten | a | b | c | d | e | f | g | h | i | j |
overige zone - historische dorpsstructuur | - | - | - | - | + | - | - | - | - | + |
overige zone - oud gehuchtenpleintje | - | - | - | - | + | - | - | - | - | + |
+ omgevingsvergunning vereist
- toegestaan (zonder omgevingsvergunning)
- het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2;
- aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
- afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
- diepploegen en diepwoelen van de bodem;
- dempen van poelen, sloten en greppels;
- aanleggen van drainage;
- verlagen van de waterstand door de aanleg van beregeningsinstallaties;
- beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1,3 meter;
- vellen of rooien van houtgewas;
- het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven.
34.4.2 Beoordelingscriteria
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 34 lid 4.1 alleen indien door de in
artikel 34 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
34.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht
- werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
- werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
- werken en werkzaamheden die uitgevoerd worden binnen het bouwvlak.
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:
- het afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is;
- het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.
Artikel 36 Algemene wijzigingsregels
36.1 Kleine overschrijdingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
36.2 Dubbelbestemming archeologie toekennen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen door aan één of meer gronden een archeologische dubbelbestemming toe te kennen indien ter plaatse sprake is van archeologisch waardevol gebied, en/of archeologisch onderzoeksgebied, en indien uit een rapport van een ter zake deskundige blijkt dat de betreffende waarde in voldoende mate aanwezig is.
36.3 Dubbelbestemming archeologie verwijderen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen door bij één of meer gronden een archeologische dubbelbestemming te verwijderen, indien ter plaatse uit een rapport van een ter zake deskundige blijkt dat de betreffende waarde in onvoldoende mate aanwezig is.
Artikel 37 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking of nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 38 Overige regels
38.1 Voorrang (dubbel)bestemmingen
Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, prevaleren de regels bij de dubbelbestemming(en). Daar waar tevens aan gronden meerdere dubbelbestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij deze dubbelbestemmingen naast elkaar.
38.2.1 Algemeen
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeer- en stallingsgelegenheid. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de volgende regels:
- In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's en het stallen van fietsen te worden voorzien in voldoende parkeer- en stallingsgelegenheid;
- In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's en het stallen van fietsen te worden voorzien in voldoende parkeer- en stallingsgelegenheid;
- Voor het bepalen van de benodigde parkeer- en stallingsgelegenheid dient te worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernota, zoals bedoeld in Gemeentelijke parkeernota;
- De parkeer- en stallingsvoorzieningen als bedoeld onder a en b dienen in stand te worden gehouden.
38.2.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, overeenkomstig met de gemeentelijke parkeernota.
38.2.3 Afwijken van de parkeerregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in
artikel 38 lid 2.1 en
artikel 38 lid 2.2 ten behoeve van een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen, voor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien, met dien verstande dat:
- Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieu hygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
- geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 39 Overgangsrecht
39.1 Overgangsrecht bouwwerken
39.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
39.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 39 lid 1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 39 lid 1.1 met maximaal 10%.
39.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in
artikel 39 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
39.2 Overgangsrecht gebruik
39.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
39.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 39 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
39.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 39 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
39.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in
artikel 39 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 40 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Kern Baarschot, Diessen en Haghorst'.