1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Groenstraat 7 en 9 Esbeek' met identificatienummer NL.IMRO.0798.BPGroenstraat7en9-ON01 van de gemeente Hilvarenbeek;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 AAB
stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
1.4 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt (inclusief kinderopvang in de vorm van een kindercentrum voor maximaal 6 niet-eigen kinderen);
1.5 aan huis verbonden beroep
een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, alsmede gastouderschap, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8 agrarisch bedrijf
bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren;
1.9 archeologische waarden
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingsconcentratie
kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;
1.12 bed & breakfast
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, aan steeds wisselend publiek; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.13 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuren, opslaan en distribueren van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen;
1.14 bedrijfsactiviteiten
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;
1.17 bestaand
- bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
- gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.20 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.21 boerderij
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijkte hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
1.24 bouwmassa
een complex van aaneengebouwde bouwwerken;
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
1.29 cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 diepploegen en - woelen
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel, eventueel tot in de diepere ondergrond;
1.32 ecologische waarden
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
1.33 extensief recreatief medegebruik
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 groenblauwe mantel
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone en die deze verbinden;
1.36 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.37 horeca
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:
- horecabedrijf categorie A
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse van het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
- horecabedrijf categorie B
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
- horecabedrijf categorie C
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
- horecabedrijf categorie D
een bedrijf dat het hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
- horecabedrijf categorie E
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;
1.38 huishouden
Een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen bewoner(s) is.
1.39 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.40 kampeerplaats
standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;
1.41 koffie-/theetuin
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse, bereide etenswaren;
1.42 kwaliteitsverbetering
er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het desbetreffende gebied, waarbij de notitie 'Werkafspraken' als uitgangspunt geldt. De uitvoering en de instandhouding van de verbetering moet zijn gegarandeerd;
1.43 landschappelijke inpassing
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting waarbij wordt getoetst aan de richtlijnen voor beeldkwaliteit uit hoofdstuk 3 van de Structuurvisie buitengebied Hilvarenbeek, zoals opgenomen in Bijlage 6 Structuurvisie buitengebied van de toelichting;
1.44 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.45 landschapselementen
ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha en zonder een agrarische productiefunctie;
1.46 landschapscamping
kampeerterrein dat gekenmerkt wordt door de beperkte dichtheid en de ligging in of nabij een bos of natuurgebied of bij een landgoed, met een in de regels nader bepaalde omvang;
1.47 landschapsinpassingsplan
plan waaruit blijkt hoe een gebouw of een gebruik in het landschap wordt ingepast, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting waarbij wordt getoetst aan de richtlijnen voor beeldkwaliteit uit hoofdstuk 3 van de Structuurvisie buitengebied Hilvarenbeek, zoals opgenomen in bijlage 6 Structuurvisie buitengebied van de toelichting;
1.48 lawaaisport
een sportactiviteit al dan niet individueel of in groepsverband, professioneel of hobbymatig waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;
1.49 legaal
gebouwd in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.50 manege
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden;
1.51 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.52 minicamping
een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;
1.53 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.54 nevenactiviteiten
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel en wordt uitgeoefend door de degene die tevens het (agrarisch) bedrijf uitoefent;
1.55 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.56 ondersteunende horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie of een nevenactiviteit een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren in een aan de hoofdfunctie of nevenactiviteit ondergeschikte vorm en omvang; verhuur ten behoeve van feesten en partijen valt hier niet onder;
1.57 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.58 overkapping/ carport
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
1.59 overtollige bebouwing
bebouwing die niet nodig is ten behoeve van de hoofdfunctie en/of de nevenactiviteit; dit houdt in dat het bebouwing betreft die niet functioneel verbonden is aan de bedrijfsvoering;
1.60 paardenhouderij
een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten, berijden en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard. Hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan. De paardenhouderijen zijn nader te onderscheiden in:
- productiegerichte paardenhouderij: een paardenhouderij, waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het fokken, africhten, trainen en verhandelen van paarden;
- gebruiksgerichte paardenhouderij: het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;
1.61 paardenbak
een onoverdekt al dan niet omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of een ander waterdoorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.62 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.63 slopen
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.64 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
het tijdelijk huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering
1.65 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
1.66 verbrede landbouw
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn aan de aanwezige agrarische bedrijfsvoering;
1.67 trekkershut
een klein vrijstaand houten gebouw/ blokhut, zonder eigen sanitaire voorzieningen of met eenvoudige sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;
1.68 vloeroppervlak(te)
de totale bebouwde oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
1.69 vormverandering bouwvlak/bestemmingsvlak
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;
1.70 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
- gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
- gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
1.71 water
alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld;
1.72 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen, dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen en inlaten;
1.73 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.74 woning/ wooneenheid
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.75 (woon)boerderij
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
1.76 zijdelingse perceelsgrens
de perceelsgrens die haaks of onder een hoek op de voorgevelrooilijn staat;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.9 peil
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.10 ondergeschikte bouwonderdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch bedrijf en agrarisch gebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf' is uitsluitend het bestaande gebruik toegestaan, met dien verstande dat de bedrijfswoning tevens door een derde mag worden bewoond;
- nevenactiviteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarische bedrijf als bedoeld onder a., met dien verstande dat:
- uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan onder de navolgende voorwaarden:
Nevenactiviteiten | Voorwaarden |
Ondergeschikte detailhandel | - uitsluitend detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten zijn toegestaan; - de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²; - ondergeschikte detailhandel is uitsluitend toegestaan in de bestaande gebouwen. |
Inpandige statische opslag | - de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m²; - inpandige statische opslag is uitsluitend toegestaan in de bestaande gebouwen; - inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen. |
Gebruiksgerichte paardenhouderij | - uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' - de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m²; - pensionstalling is uitsluitend toegestaan in de bestaande gebouwen. |
Kleinschalig logeren | - uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning; - kleinschalig logeren is toegestaan in de vorm van bed & breakfast, appartementen en/of gastenkamers met een slaapvoorziening van maximaal 3 kamers voor maximaal 2 personen per kamer per agrarisch bedrijf; - de omvang bedraagt niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen tot een maximumvloeroppervlak van 150 m²; - parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden; - de nevenactiviteit wordt uitgeoefend door de bewoner van de bedrijfswoning. |
- de gezamenlijke vloeroppervlakte van nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 40% van de bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 500 m², met dien verstande dat de omvang van inpandige statische opslag en minicampings hierbij niet wordt meegerekend;
- bescherming, instandhouding en versterking van de landschaps- en natuurwaarden zoals landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden die de gebiedsaanduiding, welke zijn opgenomen in artikel 9 beogen te beschermen;
- hobbymatig agrarisch gebruik;
- een aan huis verbonden beroep;
- water en waterhuishoudkundige doeleinden en (kikker)poelen, met dien verstande dat de (kikker)poelen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 200 m2 en een diepte van maximaal 1,5 m;
- extensief recreatief medegebruik en de daarbij behorende voorzieningen;
- erfbeplanting;
- erfverharding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg waarnaar de voorgevel is gericht;
- onverharde paden.
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken
De onderstaande bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf' zijn uitsluitend de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
- maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per bouwvlak;
- paardenbak.
3.2.3 Toegestane bouwwerken binnen de gehele bestemming
Binnen de gehele bestemming mag uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van agrarisch grondgebruik, met dien verstande dat uitsluitend een open perceelafscheidingen zijn toegestaan.
3.2.4 Bouwen
- voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
- de afstand van gebouwen bedraagt minimaal 15 m tot de as van de weg;
- voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
- de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijgebouwen, bedraagt niet meer dan 750 m³, tenzij:
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/ bouwmassa daarvan als maximum geldt;
- de dakhelling bedraagt niet minder dan 30° en niet meer dan 55°;
- In afwijking van het voorstaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf' dat de bestaande voormalige bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan met de bestaande goothoogte en bouwhoogte en inhoud;
- voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt niet meer dan 100 m²;
- de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
- de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°;
- de bijgebouwen moeten minstens 1 m achter de voorgevel of het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gesitueerd;
- voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van een stapmolen bedraagt niet meer dan 3 m;
- de bouwhoogte van een erfafscheiding bedraagt niet meer dan:
- 1 m vóór de voorgevelrooilijn;
- 2 m achter de voorgevelrooilijn;
- de bouwhoogte van een carport en overkapping bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 3 m;
- de bebouwde oppervlakte van carports en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 25 m²;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 6 m.
3.2.5 Bestaande maatvoering
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Herbouw van de bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.2 sub b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de bedrijfswoning wordt gesitueerd tussen de bedrijfsgebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
- de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- overtollige bebouwing wordt gesloopt binnen één jaar na gebruikname van de nieuwe bedrijfswoning, waaronder sloop van de oude bedrijfswoning.
3.3.2 Verkleinen afstand tot perceelsgrenzen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.4 sub a onder 1 teneinde een kleinere afstand tot de bouwperceelsgrens toe te staan voor het bouwen van gebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
- de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling door middel van een AAB advies is aangetoond;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
- de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.3.3 Verkleinen afstand tot de weg
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.4 sub a onder 2 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling door middel van een AAB advies is aangetoond;
- de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
- er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
- er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
- de wegbeheerder dient te worden gehoord;
- de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
- indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- detailhandel, behoudens het bepaalde in artikel 3 lid 1;
- vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- woondoeleinden en het bewonen van bedrijfsruimte, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf';
- een aan huis verbonden bedrijf;
- huisvesting van werknemers;
- de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10¯6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
- het binnen gebouwen gebruiken van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
- mestbe- en -verwerking en vergisting, met uitzondering van het bepaalde in artikel 3 lid 1;
- een manege;
- het betreden met en beproeven van, racen of crossen met motoren of overige motorvoertuigen (lawaaisporten);
- verblijfsrecreatieve doeleinden zoals lig- en/of speelweide, standplaats voor onderkomens of kamperen;
- als wedstrijd- of sportterrein en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
- het beproeven en in gebruik hebben van geluidsapparaten en toestellen;
- het winnen van bosstrooisel of mos;
- boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van bestaande boomgaarden en vervanging van bestaande boomgaarden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.1 sub e teneinde een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits:
- het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, met dien verstande dat de woonfunctie van de bedrijfswoning primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
- het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 van de in bijlage 2 van bijlagen bij de regels opgenomen bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
- het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
- de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.5.2 Huisvesting van tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.1 sub f ten behoeve van huisvesting van tijdelijke werknemers op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de huisvesting vindt plaats ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
- de huisvesting vindt enkel plaats binnen de bestaande bebouwing;
- indien de huisvesting plaatsvindt in een bedrijfsgebouw, dan gelden de volgende bepalingen:
- de huisvesting van werknemers is noodzakelijk vanwege een seizoensgebonden arbeidsbehoefte;
- indien de huisvesting plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, dan gelden de volgende bepalingen:
- de huisvesting van werknemers is noodzakelijk vanwege een niet seizoensgebonden arbeidsbehoefte
- de huisvesting mag het gehele kalenderjaar plaatsvinden
- het aantal werknemers dat in de bedrijfswoning wordt gehuisvest, bedraagt niet meer dan 6 personen
- de omgevingsvergunning wordt verleend voor de duur dat de arbeidsbehoefte bestaat;
- de gebruiksvloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de huisvesting van tijdelijke werknemers mag niet meer bedragen dan 500 m2;
- er mogen geen zelfstandige wooneenheden ontstaan;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de waarden die het plan beoogt te beschermen.
3.5.3 Nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 1 ten behoeve van het toestaan van de nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
- uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan onder de navolgende voorwaarden:
Nevenactiviteiten | Voorwaarden |
Extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theetuin, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities en bed and breakfastvoorzieningen in een grotere omvang | - kleinschalig logeren in de vorm van bed & breakfast, appartementen en/of gastenkamers is toegestaan in vrijstaande bijgebouwen. - Het kleinschalig logeren bestaat uit maximaal 3 kamers voor maximaal 2 personen per kamer per agrarisch bedrijf met een maximale omvang van 150 m2 in totaal; - de oppervlakte van een groepsaccommodatie mag niet meer bedragen dan 500 m2 |
Minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen | - kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 50 m uit de aanduiding 'bouwvlak', en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming 'Wonen' van derden; - uitsluitend kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 1 trekkershut per agrarisch bedrijf zijn toegestaan; - er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; - gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; - de oppervlakte voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping mag niet meer dan 10.000 m2 bedragen; - er vind kwaliteitsverbetering plaats in de vorm van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
Zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak | - de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m2 ; - een combinatie met horeca-activiteiten is niet toegestaan; |
Ondersteunende horeca | - de omvang van de ondersteunende horeca bedraagt niet meer dan 30% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit tot een maximum van 100 m2; - er is tevens een terras toegestaan met een maximale oppervlakte van 50 m2 ; - de ondersteunende horeca is uitsluitend toegestaan ter ondersteuning van het agrarisch bedrijf en nevenactiviteiten; - zelfstandige feesten en partijen zijn niet toegestaan; - ontsluiting vindt plaats via de hoofdontsluiting van het perceel; |
- Agrarisch verwant bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf - Niet-agrarisch bedrijf - Gebruiksgerichte paardenhouderij - Productiegebonden paardenhouderij | - de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m²; - detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan; - de nevenactiviteit behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de in bijlage 1 van bijlagen bij de regels opgenomen bedrijvenlijst, alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten; |
Verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij | - de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m² - de nevenactiviteit behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de in bijlage 1 bijlagen bij de regels opgenomen bedrijvenlijst, alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten; |
- nevenactiviteiten plaatsvinden naast en ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering;
- indien de nevenactiviteit (deels) een inpandige activiteit betreft dan dient deze nevenactiviteit plaats te vinden in de bestaande bebouwing;
- maneges niet zijn toegestaan;
- ten behoeve van de nevenactiviteit ondergeschikte en ondersteunende routegebonden horeca is toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
- detailhandel uitsluitend is toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm; de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
- de gezamenlijke vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 40% van de bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen en niet meer dan 500 m², met uitzondering van:
- de oppervlakte die nodig is voor statische opslag;
- de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen bij een minicamping
- de cultuurhistorische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
- de overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- er op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
- het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de waarden die het plan beoogt te beschermen.
3.5.4 Mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.1 sub c voor het gebruik van een bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- er is aangetoond dat er sprake is van een zorgbehoefte, bijvoorbeeld uit een zorgindicatie of verklaring van een arts;
- het gebruik blijft beperkt tot de in de bouwregels genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 80 m2;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt bepaald dat indien de mantelzorgsituatie is beëindigd het bevoegd gezag ambtshalve tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning overgaat;
- binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg dient hiervan schriftelijk melding te worden gemaakt.
3.5.5 Opslag gevaarlijke stoffen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4.1 sub g ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
- het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde deze aanduiding te laten vervallen en de bestemming deels te wijzigen in de bestemming '
Wonen', waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of voormalig (woon)boerderijpand voor woondoeleinden kan worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige agrarisch bouwvlak tot een maximum van 1500 m2;
- ten aanzien van kwaliteitsverbetering geldt het volgende:
- indien het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' maximaal 30% bedraagt van het voormalig agrarisch bouwvlak, dan is geen specifieke kwaliteitsverbetering vereist;
- indien het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' maximaal 40% bedraagt van het voormalig agrarisch bouwvlak dient de herinrichting van het erf landschappelijk wordt ingepast in welk kader een landschappelijk inpassingsplan dient te worden opgesteld;
- in de overige gevallen vindt er kwaliteitsverbetering plaats;
- de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in artikel 9, beogen te beschermen;
- uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
- voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
- de regels van 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
Specifieke voorwaarden voor wijziging in woondoeleinden:
- de bebouwde oppervlak en inhoud van de voormalige bedrijfswoning (inclusief de inpandige stal / het inpandige deel) mag niet worden vergroot, met dien verstande dat:
- vergroting is toegestaan indien per 50 m³ vergroting van de woning telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing wordt gesloopt;
- de uiteindelijke inhoud niet meer bedraagt dan 1.000 m³;
- de bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 100 m² per woning; de overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) dient te worden gesloopt;
- in afwijking van het bepaalde onder 3. mag de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 200 m² bedragen, indien het surplus (alle aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen en bijgebouwen boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen van 100 m²) in één keer wordt gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
- uitsluitend de sloop van legaal gebouwde gebouwen komen in aanmerking voor deze sloopbonusregeling;
- de sloopbonusregeling als bedoeld onder h. is niet van toepassing indien:
- op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden;
- sloop heeft plaatsgevonden of kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling;
- sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehoudertakken;
- of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
- de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.
3.6.2 Wijzigen naar recreatie
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of de daaraan grenzende gronden wijzigen in 'Recreatie', teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;
- de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige agrarische bouwvlak tot een maximum van 5.000 m²;
- voor verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt het volgende:
- verblijfsrecreatieve activiteiten zijn toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, bed & breakfast, kampeermiddelen e.d.;
- bij groepsaccommodatie zijn maximaal 250 bedden toegestaan;
- voor kampeermiddelen gelden de bepalingen:
- kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming 'Wonen' van derden;
- uitsluitend kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan;
- er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per camping toegestaan, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- 15% van het nieuwe bestemmingsvlak bestaat uit een robuuste landschappelijke inpassing;
- ten aanzien van de functies in het algemeen, geldt het volgende:
- de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1.000 m² dan wel niet meer dan de bestaande bebouwde oppervlakte indien deze minder bedraagt dan 1.000 m²;
- maneges zijn niet toegestaan;
- hotels, conferentievoorzieningen en wellness zijn niet toegestaan;
- ten behoeve van de activiteit is ondergeschikte en ondersteunende routegebonden horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d., de verkoopvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m²;
- detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de recreatieactiviteit gerelateerde vorm; de verkoopvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m²;
- er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd;
- er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
- landschappelijke inpassing: er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
- zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- en bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
- ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkingstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd;
- parkeren dient binnen het nieuwe bestemmingsvlak plaats te vinden;
- de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- bij toename van verharding van meer dan 500 m² dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in artikel 9, beogen te beschermen;
- de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling;
- de regels van 'Recreatie' worden van overeenkomstig toepassing verklaard
- de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.
3.6.3 Wijzigen naar zorg (maatschappelijk)
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of de daaraan grenzende gronden wijzigen in 'Maatschappelijk', teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor een zorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;
- de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige agrarische bouwvlak tot een maximum van 5.000 m²;
- ten aanzien van de functie in het algemeen, geldt het volgende:
- de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteit mag niet meer bedragen dan 1.000 m² dan wel niet meer dan de bestaande bebouwde oppervlakte indien deze minder bedraagt dan 1.000 m²;
- detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de zorgactiviteit gerelateerde vorm; de verkoopvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m²;
- op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
- er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd;
- er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
- landschappelijke inpassing: er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
- zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- en bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
- ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkingstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd;
- parkeren dient binnen het nieuwe bestemmingsvlak plaats te vinden;
- de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- bij toename van verharding van meer dan 500 m² dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in artikel 9, beogen te beschermen;
- de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling;
- de regels van 'maatschappelijk' worden van overeenkomstig toepassing verklaard
- de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, met dien verstande dat voor het aantal woningen de volgende regels gelden:
- per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
- een aan huis verbonden beroep;
- het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig logeren, met dien verstande dat:
- kleinschalig logeren in de vorm van bed & breakfast, appartementen en/of gastenkamers is toegestaan met een slaapvoorziening voor maximaal 3 kamers van 2 personen per woning;
- de omvang niet meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen tot een maximumvloeroppervlak van 150 m²;
- kleinschalig logeren uitsluitend in de woning en aangebouwde bijgebouwen is toegestaan;
- parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
- de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
- bescherming, instandhouding en versterking van de landschaps- en natuurwaarden zoals landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden die de gebiedsaanduiding, welke zijn opgenomen in artikel 9, beogen te beschermen;
- water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- ontsluitingswegen;
- parkeervoorzieningen;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.
4.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
4.2.2 Bouwvlak
Indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan zijn gebouwen binnen dat bestemmingsvlak uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
4.2.3 Woning
Voor woningen geldt het volgende:
- de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
- de inhoud van de woning, inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt maximaal 1100 m³, tenzij:
- de dakhelling bedraagt niet minder dan 30° en niet meer dan 55°;
- de afstand van een woning en aangebouwde bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 5 m;
- de afstand van een woning bedraagt minimaal 15 m tot de as van de weg;
- kelders zijn uitsluitend onder de woning toegestaan.
4.2.4 Vrijstaande bijgebouwen bij woning
Voor vrijstaande bijgebouwen bij een woning gelden de volgende bepalingen:
- de gezamenlijke bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 375 m²;
- de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
- de bijgebouwen moeten minstens 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gesitueerd;
- de dakhelling bedraagt minimaal 30°.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van een erfafscheiding bedraagt niet meer dan:
- 1 m vóór de voorgevelrooilijn;
- 2 m achter de voorgevelrooilijn;
- de bouwhoogte van een carport en overkappingen bij de woning bedraagt niet meer dan 3 m;
- de bebouwde oppervlakte van carports en overkappingen bij de woning bedraagt niet meer dan 25 m²;
- de bouwhoogte van een pergola bedraagt niet meer dan 3 m;
- de bouwhoogte van een overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 1 m.
4.2.6 Herbouw bestaande woning
Woningen mogen worden herbouwd onder de volgende voorwaarden:
- de herbouw vindt voor 3/4 deel plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
- de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
- de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
4.2.7 Bestaande maatvoering
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Sloopbonusregeling
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.4 ten einde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten met een aantal vierkante meter en van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.3 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een woning, mits overtollige bebouwing wordt gesloopt. Hierbij dient het volgende te worden voldaan:
- ten behoeve van het vergroten van de toegestane bebouwde oppervlakte van bijgebouwen geldt dat de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen mag worden vermeerderd met een sloop-bonusregeling percentage van 25% (indien 100 m² wordt gesloopt mag 25 m² worden teruggebouwd), mits de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 200 m²;
- ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een woning gelden de volgende regels:
- de inhoud bedraagt niet meer dan 1.000 m³;
- per 50 m³ vergroting van de woning boven de maximaal toegestane inhoud als opgenomen in artikel 4 lid 2.3, dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
- het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
- uitsluitend de sloop van legaal gebouwde gebouwen komen in aanmerking voor deze sloopbonusregeling;
- de sloopbonusregeling als bedoeld onder c is niet van toepassing indien:
- op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden;
- sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling;
- sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling Beëindiging veehouderijtakken; of
- de sloop al op andere wijze is verzekerd;
- de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
- de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bestemmingsvlak omvat en welke is gelegen binnen het bestemmingsvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonende en omliggende (agrarische) bedrijven.
4.3.2 Grotere goot- en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder
artikel 4 lid 2.3 onder a en b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de grotere goot- en/of bouwhoogte van de woning is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar;
- er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bestemmingsvlak omvat en welke is gelegen binnen het bestemmingsvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan, of de overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de oude woning, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd.
4.3.3 Verplaatsen van de bestaande woning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder
artikel 4 lid 2.6 onder a en b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat het moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonende en omliggende (agrarische) bedrijven;
- overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de oude woning, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt sloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd.
4.3.4 Verkleinen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.3 teneinde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan voor het bouwen van de woning, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
- het is noodzakelijk voor een doelmatige inrichting van het perceel;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonende en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
- de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
- vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- kleinschalig logeren in vrijstaande bijgebouwen;
- bedrijf aan huis.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 4.1 sub a voor het gebruik van een bijgebouw behorende bij een woning als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- er is aangetoond dat er sprake is van een zorgbehoefte, bijvoorbeeld uit een zorgindicatie of verklaring van een arts;
- het gebruik blijft beperkt tot de in de bouwregels genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 80 m²;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonende en omliggende (agrarische) bedrijven;
- bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt bepaald dat indien de mantelzorgsituatie is beëindigd het bevoegd gezag ambtshalve tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning overgaat;
- binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg dient hiervan schriftelijk melding te worden gemaakt.
4.5.2 Kleinschalig logeren
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 4.1 sub b ten einde kleinschalig logeren als nevenactiviteit in vrijstaande bijgebouwen bij een woning toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- kleinschalig logeren in de vorm van bed & breakfast, appartementen en/of gastenkamers is toegestaan. Het kleinschalig logeren bestaat uit maximaal 3 kamers van maximaal 2 personen per kamer met een maximale omvang van 150 m² in totaal, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van de woning gebruikt mag worden ten behoeve van kleinschalig logeren;
- permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
- de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
- overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonende en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteiten dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
- het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
4.5.3 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in
artikel 4 lid 4.1 sub c teneinde een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits:
- het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruikt te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
- het aan huis verbonden bedrijf komt in de milieucategorie 1 of 2 van de in bijlage opgenomen bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
- het gebruik geen onevenredig afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
- de aard en de activiteit van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.5.4 pre-mantelzorgwoning
In aanvulling op de landelijke vergunningsvrije mantelzorgregeling kunnen Burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen voor huisvesting in een woning of bijbehorende bouwwerken van één huishouden van maximaal twee personen, mits:
- De aanvrager de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, of:
- De aanvrager de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, maar aantoont dat er een reële verwachting is dat binnen 10 jaar een zorgbehoefte gaat ontstaan;
- tussen zorgvrager en -verlener moet sprake zijn van een 'bestaande sociale relatie';
- de mantelzorgwoning mag geen onevenredige aantasting van de aangrenzende bouwpercelen met zich meebrengen;
- de mantelzorgwoning mag geen afbreuk doen aan gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen;
- parkeren dient op eigen terrein te geschieden;
- de omgevingsvergunning voor de pre-mantelzorgwoning wordt afgegeven voor een periode van 10 jaar maar eindigt eerder als;
- als voldaan wordt aan de voorwaarden van de vergunningsvrije mantelzorg;
- als de (toekomstige) zorgverlener verhuist;
- als de persoon ten behoeve van wie de omgevingsvergunning is verleend en zijn of haar partner geen gebruik (meer) maken van de omgevingsvergunning;
- nadat de mantelzorg is beëindigd en er geen sprake is van vergunningsvrije mantelzorg, moet de mantelzorgwoning en of de aangebrachte voorzieningen, binnen 8 weken verwijderd worden en blijven.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de hoge verwachtingswaarde en hoge verwachtingswaarde vanwege vindplaats jager/ verzamelaars in bestaand natuurgebied.
5.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming eisen burgemeester en wethouders uitsluitend voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergroting van bestaande gebouwde of bouwwerken, geen gebouwen zijde, waarbij ter realisering bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk zijn, die:
- een totale oppervlakte hebben groter dan 500 m², en
- waarvoor grond op een diepte van 0,5 m of meer onder het maaiveld, moet worden geroerd;
dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
5.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waaronder de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm;
- het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
- het verlagen van de grondwaterstand over een oppervlakte van 500 m².
5.3.2 Uitzonderingen
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
- het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
- op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
- de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de hoge verwachtingswaarde en hoge verwachtingswaarde vanwege vindplaats jager/ verzamelaars in bestaand natuurgebied.
6.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming eisen burgemeester en wethouders uitsluitend voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergroting van bestaande gebouwde of bouwwerken, geen gebouwen zijde, waarbij ter realisering bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk zijn, die:
- een totale oppervlakte hebben groter dan 2.500 m², en
- waarvoor grond op een diepte van 0,5 m of meer onder het maaiveld, moet worden geroerd;
dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
6.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waaronder de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 cm;
- het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 50 cm;
- het verlagen van de grondwaterstand over een oppervlakte van 2.500 m².
6.3.2 Uitzonderingen
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
- het gaat om het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
- op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
- de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Algemeen
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met het plan in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
- ten behoeve van het boren naar gas.
8.2 Voorwaardelijke verplichting asbestonderzoek
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor bouwen wordt slechts verleend als een verkennend onderzoek asbest conform NEN 5707 wordt uitgevoerd na het slopen van de gebouwen, waarna gesteld kan worden dat sprake is van een goede milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse.
8.3 Voorwaardelijke verplichting ecologie
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor bouwen wordt slechts verleend als, alvorens de sloop, is aangetoond dat geen beschermde diersoorten worden geschaad door het planvoornemen. Hiertoe dient een ecologische quickscan uitgevoerd te worden.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Overige zone - bebouwingsconcentratie
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie' zijn de gronden tevens bestemd voor kernrandzone, bebouwingslint en bebouwingscluster.
9.2 Overige zone - beekdal
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – beekdal' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de kenmerkende verkaveling van het beekdal. Er wordt hier gestreefd naar een ruimtelijke verdichting van het gebied en accentuering van het beekdal middels de aanleg van nieuwe landschapselementen.
9.3 Overige zone - groenblauwe mantel
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Wijziging naar Recreatie ten behoeve van landschapscamping
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aangrenzende gronden wijzigen in recreatie, ten behoeve van een landschapscamping, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de landschapscamping is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 5 ha bos, natuur en/of landgoed;
- de wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'
- de omvang van het bestemmingsvlak is passend bij de beoogde functie, met dien verstande dat de omvang niet meer bedraagt dan het voormalige agrarisch bouwvlak tot een maximum van 1,5 ha;
- overtollige bebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt niet minder mag bedragen dan de oppervlakte aan bebouwing die nieuw wordt gebouwd;
- de oppervlakte per standplaats mag niet minder bedragen dan 300 m²;
- het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 60;
- de oppervlakte aan te realiseren landschap per standplaats mag niet minder bedragen dan 1.000 m2
- er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen;
- buitenopslag en detailhandel zijn niet toegestaan;
- er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
- de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- bij toename van verharding van meer dan 500 m2
- dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden die de gebiedsaanduidingen, welke zijn opgenomen in artikel 9, beogen te beschermen;
- er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat en welke is gelegen binnen het bouwvlak dan wel dat er sprake is van een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsontwikkelingsplan;
- de regels van Artikel 11 van het vigerende bestemmingsplan worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
10.2 Wijziging bebouwingsconcentraties
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de aanduiding 'overige zone-bebouwingsconcentraties' op de verbeelding op te nemen, indien uit onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van een bebouwingsconcentratie.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in
artikel 11 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 11 lid 1.1 met maximaal 10%.
11.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in
artikel 11 lid 1.1 is niet van toepassing op de bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 11 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 11 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan
Het bepaalde in
artikel 11 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Groenstraat 7 en 9 Esbeek'.