direct naar inhoud van Regels
Plan: Beekseweg 4a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0798.BPBeekseweg4a-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Beekseweg 4a' met identificatienummer NL.IMRO.0798.BPBeekseweg4a-VG01 van de gemeente Hilvarenbeek

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd, in directe verbinding staat met het hoofdgebouw, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een op de verbeelding aangegeven vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;

1.7 aan huis verbonden beroep:

een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijgehorende bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;

1.8 achtererf:

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen perceelsgrens;

1.9 achtergevel:

de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

1.10 achtergevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die van de weg af is gekeerd, tot aan de perceelsgrenzen.

1.11 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.12 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.13 bebouwing

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak in procenten van de oppervlakte van dat bouwvlak;

1.15 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.16 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

bouwkundig, ruimtelijk, functioneel, architectonisch of stedenbouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een boven het peil gelegen een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

1.23 (bouw)perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.24 (bouw)perceelgrens:

de grens van een (bouw)perceel;

1.25 bouwvlak

een met de verbeelding bepaald bouwvlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

1.28 dienstwoning/bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

1.29 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erfbebouwing:

alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.33 gevellijn:

de op de verbeelding aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.35 huishouden:

de bewoning van een woning door:

  • een persoon;
  • meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

1.36 kantoor:

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.37 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.38 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.39 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.40 peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.41 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.42 seks- en/of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel door detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.43 Staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.44 uitbouw

een gebouw dat is gebouwd aan het hoofdgebouw, als vergroting van een bestaande ruimte, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.45 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel aan de weg waaraan het gebouw op basis van de gemeentelijke basisadministratie (huisnummer) is gesitueerd;

1.46 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc

1.47 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden;

1.48 zijerf:

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan de zijkant van de lijn gelegen perceelsgrens;

1.49 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.50 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.51 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;

2.4 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil;

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor "bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de volgende daarin opgenomen categorie-indeling:
  • a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1": bedrijven in milieucategorie 2 en 3.1;

met dien verstande dat uitsluitend voor bedrijven die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds tot een lagere milieucategorie behoren dan blijkens de categorie-aanduiding op de verbeelding is toegestaan, die lagere milieucategorie eveneens als toelaatbaar geldt;


en tevens voor:

  • b. bedrijfswoningen met aan huis verbonden beroepen;
  • c. productiegebonden detailhandel;
  • d. erven en terreinen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen;


met bijbehorend(e):

  • i. hoofdgebouwen;
  • j. aan- en uitbouwen;
  • k. bijgebouwen;
  • l. overkappingen;
  • m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.1.2 Ten aanzien van de in artikel 3.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
  • a. detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande detailhandel;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding "bedrijfswoning" op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat per aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan.

3.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag maximaal het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage dient minimaal 50% te bedragen;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 500 m³ bedragen;
  • e. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • f. aan- en uitbouwen mogen uitsluitend aan bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • g. aan- en uitbouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • i. op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 6.4 van toepassing;
  • j. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

    goothoogte   bouwhoogte  
1.   hoofdgebouwen   zie verbeelding   zie verbeelding  
2.   bedrijfswoningen   6 m   9 m;  
3.   aan- en uitbouwen   3 m   5,5 m;  
4.   bijgebouwen   3 m   5,5 m;  
5.   overkappingen   -   3 m;  
6.   bedrijfsinstallaties   -   6 m;  
7.   erfafscheidingen   -   2 m;  
8.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m.  

  • k. de minimale goot- en of bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt de op de verbeelding aangegeven maximale goot- en of bouwhoogte min 1 meter, danwel de bestaande goot- en of bouwhoogte indien deze lager is dan de op de verbeelding aangegeven maximale goot- en of bouwhoogte min 1 meter.
  • l. ter plaatse van de aanduiding "antennemast" mag een zendmast met antenne met een maximale bouwhoogte van 55 m worden gebouwd alsmede voorzieningen in de vorm van apparatuurkasten en terreinafscheidingen met een maximale oppervlakte en bouwhoogte van 10m² respectievelijk 2 m.

3.3 Afwijking van de bouwregels
3.3.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2, onder b, voor een het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
  • a. het aantal bedrijven niet wordt vergroot;
  • b. is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.

3.3.2 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het het bepaalde in artikel 3.2 onder k voor het verlagen van de minimale goot- en of bouwhoogte indien dit vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is.

3.4 Afwijking van de gebruiksregels
3.4.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het het bepaalde in artikel 3.1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat niet vermeld is in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
  • a. het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot middels een aanduiding op de verbeelding aangegeven toelaatbare milieucategorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving
3.4.2 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar gesteld, mits:
  • a. het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot middels een aanduiding op de verbeelding aangegeven toelaatbare milieucategorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand": vrijstaande woningen;

alsmede voor:

  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. erven en tuinen;

met bijbehorende:

  • d. hoofdgebouwen;
  • e. onderbouwen;
  • f. aan- en uitbouwen;
  • g. bijgebouwen;
  • h. overkappingen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • b. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorgevellijn worden gebouwd;
  • c. de diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 13 m bedragen;
  • d. de inhoud van een hoofdgebouw dient ten minste 350 m³ te bedragen;
  • e. onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.3;
  • f. de afstand van vrijstaande hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,5 m te bedragen;
  • g. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 150 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • h. de diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag ten hoogste 4 m bedragen, met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 17 m mag bedragen;
  • i. overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • j. op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 6.4 van toepassing;
  • k. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

    goothoogte   bouwhoogte  
1.   hoofdgebouwen   verbeelding   verbeelding;  
2.   aan- en uitbouwen   3 m   5,5 m;  
3.   bijgebouwen   3 m   5,5 m;  
4.   overkappingen   -   3 m;  
5.   erfafscheidingen voor de voorgevel   -   1 m;  
6.   erfafscheidingen achter de voorgevel   -   2 m;  
7.   overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   -   3 m.  

4.3 Specifieke bouwregels
4.3.1 Bouwverbod

Het bouwen van gebouwen, aan-, en uitbouwen, bijgebouwen voor gebruik als verblijfsruimte is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' verboden.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2, onder c, en artikel 4.2, onder h, voor een grotere diepte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  • a. de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel dient minimaal 5 m te bedragen;
  • b. de totale diepte van hoofdgebouw en aan- en/of uitbouwen en overkappingen mag ten hoogste 17 meter bedragen;
  • c. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.

4.4.2 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2, onder f, voor het bouwen van het hoofdgebouw op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, met inachtneming van de voorwaarde dat de afstand tot het op het naastgelegen perceel gelegen hoofdgebouw tenminste 3 m dient te bedragen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
  • a. het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  • b. het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 in de Staat van bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • c. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • d. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 bestaande afmetingen, afstanden en percentages
6.1.1 In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, minder bedraagt dan de minimale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden op het perceel die maat in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven.

6.1.2 In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan de maximale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt voor de bouwmogelijkheden op het perceel die maat in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

6.2 Percentageregeling

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

6.3 ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

6.4 overschrijding van bouwgrenzen en gevellijnen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en gevellijnen mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:

  • a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat de diepte van een erker maximaal 1,10 m mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:
    • 1. een erker voor de voorgevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
    • 2. de afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m dient te bedragen;
    • 3. een erker aan de zijgevel tenminste 3 m achter de voorgevellijn dient te liggen;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming "verkeer - verblijfsgebied";
  • e. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.?

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo);
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
  • g. een gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, met uitzondering van:
    • 1. een gebruik voor evenementen in de bestemmingen "groen" en "verkeer - verblijfsgebied";
    • 2. een gebruik voor evenementen in de overige bestemmingen, mits het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer bedraagt dan 3 per jaar, met een maximum aantal dagen van 15 per evenement.

7.2 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van van het bepaalde in artikel 7.1, onder g, voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. het gebruik beperkt blijft tot de in hoofdstuk 2 genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

7.3 Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van artikel 7.2, in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:

  • a. het afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 10 Overige regels

Daar waar op de verbeelding aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, prevaleren de regels bij de dubbelbestemming(en). Daar waar tevens op de verbeelding aan gronden meerdere dubbelbestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij deze dubbelbestemmingen naast elkaar.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

12.1.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Beekseweg 4a' van de gemeente Hilvarenbeek