direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Bedrijventerrein Steenfabriek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.BPbedrijven5-VG01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenfabriek' uitsluitend een steenfabriek is toegestaan;
  • b. gasontvangststation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • c. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. aan huis verbonden beroep of bedrijf;

met de daarbij behorende:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en verhardingen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige doeleinden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 70%, met dien verstande dat parkeer- en laad- en losvoorzieningen op eigen terrein dienen plaats te vinden.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenfabriek' mag de bouwhoogte van een schoorsteen niet meer bedragen dan 35 m.

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en wel ten hoogste één bedrijfswoning per aanduidingsvlak;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel de bestaande afstand tot de voorgevelrooilijn;
  • c. voor bedrijfswoningen die vrij staan van de bedrijfsbebouwing gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan bedragen 10 m.

3.2.4 Bijgebouwen en carports bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en carports bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen en carports dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en carports mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en carports mag niet meer bedragen dan 6 m.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en masten ten behoeve van veiligheidscamera's en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de toegestane bouwhoogte in sublid 3.2.2 sub c;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.2.6 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid en de inzet van hulpdiensten;
  • d. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI;
  • e. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI/bedrijven;
  • f. voor het realiseren van voldoende laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het openbaar terrein niet wordt belast met de bevoorrading;
  • g. voor het realiseren van voldoende parkeervoorzieningen voor het parkeren van medewerkers en bezoekers op eigen terrein, waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd om te voldoen aan de parkeernormering uit de meest recente versie van het ASVV (aanbevelingen voor Verkeersvoorzieningen) uitgegeven door het CROW.

3.4 Specifieke gebruiksregel

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie van de bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;
  • b. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m² van de onder a genoemde gezamelijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een woning ter plaatse wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse duurzaam is beëindigd.