Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Fort Hedikhuizen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0797.BPForthedikhuizen-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan Fort Hedikhuizen met identificatienummer NL.IMRO.0797.BPForthedikhuizen van de gemeente Heusden.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten
met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanbouw
een, aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aan-huis-verbonden-bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
1.7 aan-huis-verbonden-beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.8 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
 
1.9 achtergevelrooilijn
  1. de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
  1. indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak, dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw – zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen – alsmede het verlengde daarvan;
 
1.10 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
 
1.11 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werken volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
 
1.12 archeologische verwachtingswaarde
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.
 
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.14 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
 
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.16 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
 
1.17 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
 
1.18 beroeps- c.q. bedrijfsoppervlak
het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
 
1.19 bestaand
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning.
 
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.22 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.23 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
 
1.26 bouwmassa
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
 
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.28 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
 
1.32 dagrecreatie
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
 
1.33 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
 
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  
1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.
 
1.36 eenheden
een verblijfsruimte binnen een complex of gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf.
 
1.37 extensief recreatief medegebruik
een extensief recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatieve gebruik is toegestaan, zoals die vormen van dagrecreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, te weten wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een daarmee naar de aard gelijk te stellen medegebruik, waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers.
 
1.38 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
 
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.40 geluidbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh).
 
1.41 geluidgevoelige functies
functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen.
 
1.42 geluidzoneringplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
 
1.43 groenblauwe mantel
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone en die deze verbinden.
 
1.44 groepsaccommodatie
een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in o.a. gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding.
 
1.45 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.46 hoofdgebouw
een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
 
1.47 horeca
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
 
1.48 horeca categorie 1
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-)restaurant, pannenkoekenhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.
 
1.49 horeca categorie 2
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.
 
1.50 horeca categorie 3
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.
 
1.51 horeca categorie 4
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen, al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een partycentrum, een café met dansvloer van enige omvang of een discotheek.
 
1.52 huishouden
één of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen.
 
1.53 kampeermiddel
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2.  enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
1.54 kantoor- en/of praktijkruimte
een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid.
 
1.55 kelder
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
 
1.56 kleinschalig kamperen
kleinschalige recreatieve activiteiten, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij niet meer dan 15 kampeermiddelen aan de orde zijn.
 
1.57 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
 
1.58 landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.
 
1.59 landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.
 
1.60 lichte bedrijvigheid
het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze planregels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten.
 
1.61 maatschappelijke en culturele voorzieningen
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
 
1.62 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.63 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezigheid van flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
 
1.64 nevenactiviteit
activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel.
 
1.65 ondergeschikte bouwdelen
ondergeschikte delen aan een gebouw, zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen.
 
1.66 ondergeschikte detailhandel
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.
 
1.67 opslag (statisch)
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoen)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
 
1.68 perceelsgrens
de grens van een perceel.
 
1.69 plaatsgebonden risico
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.
 
1.70 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
 
1.71 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
 
1.72 recreatieve voorziening
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik, zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties.
 
1.73 ruimtelijke eenheid
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
 
1.74 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
 
1.75 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
 
1.76 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.77 stacaravans
onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
 
1.78 stedenbouwkundig beeld
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
 
1.79 uitbouw
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.80 verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
 
1.81 verkoopvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte binnen een gebouw, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
 
1.82 voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.
 
1.83 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
 
1.84 voorgevelrooilijn
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing georiënteerd is.
 
1.85 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
 
1.86 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
 
1.87 wonen (woondoeleinden)
het gehuisvest zijn in een woning conform het begrip ‘woning’.
 
1.88 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
1.89 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
2.2 bebouw oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
2.3 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
 
2.6 dakhelling
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.7 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.10 peil
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
 
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie – Dagrecreatie
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. dagrecreatieve voorzieningen, waaronder begrepen kinderopvang en sportbeoefening;
  2. zwembaden;
  3. aan recreatieve voorzieningen ondergeschikte detailhandel;
  4. aan recreatieve voorzieningen ondergeschikte horeca;
  5. aan recreatieve voorzieningen ondergeschikte dienstverlening;
  6. recreatieve voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dagrecreatie – recreatieve voorzieningen’;
  7. zaalverhuur en horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dagrecreatie – zaalverhuur en horeca’;
  8. een kunstgalerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dagrecreatie – kunstgalerij’;
  9. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dagrecreatie – bedrijfswoning’;
  10. nutsvoorzieningen;
  11. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen;
  12. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
  13. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  14. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven gebouwen.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat het bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven.
 
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen dienen te worden gebouwd in het bouwvlak;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van antennes, reclamemasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  4. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m2.
 
3.2.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren
Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeergelegenheid gelden de volgende regels:
  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt alleen verleend als is aangetoond dat voorzien wordt in de parkeerbehoefte overeenkomstig het bepaalde in de nota Parkeernormen Heusden 2016, zoals vastgesteld 17 mei 2016;
  2. indien het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. gedurende de planperiode van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met deze wijziging.
 
3.2.5 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Ten behoeve van het voorzien in voldoende waterberging gelden de volgende regels:
  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt alleen verleend als is aangetoond dat op eigen terrein met de bouw wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening overeenkomstig de berekeningsmethodes van de Keur, dan wel het daarop afgestemde gemeentelijke beleid.
 
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:
  1. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid.
 
Artikel 4 Waarde – Archeologie 3
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met te verwachten archeologische waarden.
  
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:
  1. een bouwplan voor gebouwen en/of bouwwerken geen grotere oppervlakte heeft dan 500 m2 én waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
  2. een gebouw of ander bouwwerk wordt gebouwd op een bestaande fundering en er buiten 1 m uit deze fundering geen bodemverstoring plaatsvindt.
  
4.3 Afwijken van de bouwregels
  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat dit niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  2. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, mag slechts worden afgeweken met een omgevingsvergunning indien aan de vergunning een, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  3. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 4.3, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
  
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
  1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  5. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van bos of boomgaard;
  9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  10. het scheuren van grasland;
  11. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
 
4.4.2 Uitzondering
De in lid 4.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
  2. betrekking hebben op een gebied dat niet groter is dan 500 m2 én waarbij de bodem tot maximaal 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
  3. het normale onderhoud betreffen;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  5. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
 
4.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
  2. Het bevoegd gezag kan een of meer van de volgende voorschriften verbinden aan het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988; of
    3. de verplichting de uitvoeren van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde – Archeologie 3 wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
 
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtsgeldig, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
6.2 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
  1. ondergrondse bebouwing gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  2. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.
 
6.3 Bouwen langs wegen
  1. Op de gronden buiten de bebouwde kom, gelegen binnen de volgende afstanden:
    1. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
    2. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan; mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd.
  2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het bouwen van een bebouwing, mits:
    1. door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord;
    2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder.
 
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  3. het gebruik van een woning voor de huisvesting anders dan van een huishouden.
  
7.2 Niet strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt niet begrepen:
  1. het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van ‘bed & breakfast’, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdbebouwing en de daaraan gebouwde of vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;
    2. het aantal personen ten behoeve van wie de recreatieve verblijfsvoorzieningen worden uitgeoefend mag niet meer bedragen dan 10;
    3. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a. genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein.
  
7.3 Afwijken van de gebruiksregels
 
7.3.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 onder b. voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  4. het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
 
7.3.2 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur)
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 onder c. voor het gebruik van een woning voor de huisvesting van maximaal 5 arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), mits:
  1. wordt voldaan aan het beleid ‘Huisvesting arbeidsmigranten 2020’, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Heusden op 15 december 2020;
  2. indien het beleid als bedoeld onder a. gedurende de planperiode van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met deze wijziging.
 
7.3.3 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van personen, niet zijnde arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders, in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur)
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 onder c. voor het gebruik van een woning voor de huisvesting van maximaal 5 personen, niet zijnde arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders, in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), mits:
  1. in een bestaande grondgebonden woning;
  2. maximaal 5% van de woningen in een straat, hieronder niet begrepen woningen in appartementen- of flatgebouwen, wordt aangewend voor de huisvesting anders dan van een huishouden, waarbij aan eventuele geconcentreerde huisvestingslocaties (>5 personen) een factor twee wordt toegekend;
  3. sprake is van minimaal twee woningen tussen de woningen die aangewend worden voor de huisvesting anders dan van een huishouden;
  4. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen van het gemeentelijk parkeerbeleid, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Heusden 2016 (vastgesteld 17 mei 2016) met inbegrip van eventuele wijzigingen daarop gedurende de planperiode;
  5. sprake is van een verblijfsruimte van minimaal 12 m2 per persoon;
  6. de bewoningsintensiteit voor de leefomgeving niet onevenredig hoog is;
  7. buurtoverleg heeft plaatsgevonden en wordt aangetoond dat het resultaat daarvan bij de planontwikkeling is betrokken.
 
7.3.4 Afwijken ten behoeve van gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 onder c. voor het gebruik van een woning voor de huisvesting van personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen of andere, tijdelijke opvang van hulpbehoevenden, mits:
  1. het betreft maximaal 12 personen, met inbegrip van de eventuele huisvesting van begeleiding en toezicht;
  2. het alles is gericht op zelfstandige bewoning;
  3. wordt voorzien in voldoende parkeerbeleid, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Heusden 2016 (vastgesteld 17 mei 2016) met inbegrip van eventuele wijzigingen daarop gedurende de planperiode;
  4. een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd;
  5. de bewoningsintensiteit voor de leefomgeving niet onevenredig hoog is;
  6. buurtoverleg heeft plaatsgevonden en wordt aangetoond dat het resultaat daarvan bij de planontwikkeling is betrokken.
 
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 Overige zone – attentiegebied EHS
 
8.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Behoudens het bepaalde in artikel 8.1.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – attentiegebied EHS’ de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2 per perceel;
  2. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,6 m onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  3. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  4. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
 
8.1.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in artikel 8.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. werkzaamheden binnen het bouwvlak betreffen;
  2. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
 
8.1.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
De in artikel 8.1.1 genoemde vergunning kan – gehoord het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag – slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.
  
8.2 Overige zone – schootsvelden
 
8.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden
Behoudens het bepaalde in artikel 8.2.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – schootsvelden’ de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of met meer dan 0,6 m wordt gewijzigd, of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
  2. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  3. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen.
 
8.2.2 Uitzonderingen omgevinvsvergunningplicht
Het in artikel 8.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
 
8.2.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
De in lid 8.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van het cultuurhistorisch karakter van de vestingstad Heusden.
  
8.3 Beperkingen veehouderij
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – beperkingen veehouderij’ zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van natuur en woonconcentraties, door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet-intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
  1. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  2. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  3. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
    2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
    3. ten behoeve van windturbines tot niet meer dan 20 m;
    4. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  4. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Lid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Fort Hedikhuizen.