direct naar inhoud van Planregels
Plan: Buitengebied Blokkenweg 4 en Blokkenweg 4a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002551-1401

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:


Het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening Blokkenweg 4 en Blokkenweg 4a' .

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002551-1401 met de bijbehorende regels (en bijlagen).

1.3 AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 Aanbouw:

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Achtererfgebied:

Een erf aan de achterkant en de niet naar een openbaar toegankelijk gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.9 Agrarisch technisch hulp-/ loonbedrijf:

Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.10 Agrarisch verwantbedrijf:

Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.11 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bedrijfsvloeroppervlakte:

De totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.13 Bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming en bedrijfsvoering van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bijgebouw:

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.

1.17 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.19 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.20 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 Bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel.

1.22 Bouwblok:

Aaneengesloten terrein, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd;

1.23 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 Dak:

Iedere boven beëindiging van een gebouw.

1.25 Dakopbouw:

Een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.

1.26 Erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.27 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 Hoekperceel:

Een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen en / of het openbaar gebied.

1.29 Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 Hoveniersbedrijf:

Bedrijf gericht op het aanleggen van en onderhouden van tuinen, parken, plantsoenen, bossen etc..

1.31 Huishouden

Een persoon, of groep personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit 2 of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

Kamerverhuur valt niet onder het begrip 'huishouden'.

1.32 Inwoning

Medegebruik door maximaal twee personen door bewoning van (een) kamer(s), die onderdeel uitmaakt/uitmaken van een woning, die door een ander huishouden in gebruik is.

1.33 Kamerverhuur / verkameren

Het al dan niet bedrijfsmatig verhuren of aanbieden van kamers binnen een woning, niet zijnde inwoning, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet.

1.34 Kap:

De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.35 Landschappelijke waarde:

Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.36 Lessenaarsdak:

Een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.

1.37 Mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.38 Nevenactiviteit:

Activiteiten die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.39 Nieuwvestiging

Projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwblok op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwblok;

1.40 Nok:

Het snijpunt van twee hellende vlakken.

1.41 Ondergeschikte functie:

Functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.42 Omschakeling

Projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwblok op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwblok;

1.43 Opslag:

(binnen) Opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.44 Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

Een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.45 Splitsen van een woning

Het verbouwen van een woning tot twee of meer woningen, dan wel het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat feitelijk twee of meer woningen ontstaan.

1.46 Vloeroppervlakte:

De totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.47 Voorerfgebied:

Erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.

1.48 Voorgevellijn:

De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.49 Voorgevelrooilijn:
  • 1. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.
1.50 Vormverandering van een bouwblok

Wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.51 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, poelen, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.52 Wonen

Het gehuisvest zijn in een woning.

1.53 Woning:

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, al dan niet in combinatie met inwoning door maximaal twee personen. Een woning heeft een eigen toegang en de bewoner(s) kan/kunnen deze bewonen, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning.

1.54 Zelfstandige woonruimte

Zie definitie 'woning'.

1.55 Zijgevellijn:

De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten


Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.10 peil:
  • c. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
  • d. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • e. agrarische doeleinden in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • f. groen(voorzieningen);
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'groen' een groenstrook ten behoeve van de landschappelijke inpassing van een agrarisch bedrijf;
  • i. extensief recreatief medegebruik;
  • j. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en archeologische waarden en kenmerken van deze gronden;
  • k. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies/voorzieningen zoals verharde en onverharde paden/wegen, parkeervoorzieningen en extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. In afwijking hiervan zijn schuilstallen toegestaan uitsluitend voor zover deze reeds legaal bestonden op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, op de plaats en tot de afmetingen zoals die bestonden op genoemd tijdstip.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • l. teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter zijn niet toegestaan.
  • m. voeropslagvoorzieningen zijn niet toegestaan;
  • n. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • o. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • p. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • q. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn of als er geen voorgevellijn is mag niet meer bedragen dan 1 m en voor het overige niet meer bedragen dan 2 m;
  • r. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • s. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • t. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing;
  • u. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het bebossen en beplanten hoger dan 4,5 meter in het gebied ten noorden van de weg Kruisstraat
3.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.4.1 vervatte is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van het open karakter van de voormalige Beerse Overlaat.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte paden, wegen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief medegebruik.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. In afwijking hiervan zijn schuilstallen toegestaan uitsluitend voor zover deze reeds legaal bestonden op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, op de plaats en tot de afmetingen zoals die bestonden op genoemd tijdstip.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Binnen deze bestemming mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
  • b. Voor het gebied dat is gelegen ten zuiden van de Kloosterstraat en ten oosten van de Nieuwe Dijk geldt het onder a bedoelde verbod niet voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • 3. Het verzetten, ophogen of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
  • 4. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
  • 5. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling in het gebied ten noorden van de Kloosterstraat en het gebied dat in art 22 is bestemd als Waarde – attentiegebied EHS.
  • 6. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
  • 7. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
  • 8. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voorzover groter dan 100 m2 per perceel.
4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • c. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • d. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.4.1genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • e. De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en natuur-, en/of landschapscompensatie buiten de Ecologische Hoofd Structuur (EHS).
  • f. De wijziging pas plaatsvindt indien er zicht is op concrete inrichting en zicht op uitvoering.
  • g. De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.5 Specifieke gebruiksregels
  • h. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  • i. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 5.6, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor  Bedrijf  aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – Statische opslag' uitsluitend een bedrijf gericht op de stalling van caravans, campers, boten en/of oldtimers;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Handelsonderneming' uitsluitend een bedrijf gericht op handel op kleine schaal;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – Hovenier / Cultuurtechnisch loonbedrijf' uitsluitend een bedrijf gericht op dienstverlenende werkzaamheden bij derden;
  • m. maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel;
  • n. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen, terreinen en dergelijke.

met dien verstande dat

  • o. per bestemmingsvlak maximaal één bedrijf is toegestaan;
  • p. het verboden is een woning te splitsen in meerdere woningen;
  • q. het verboden is een aan- en/of bijgebouw om te bouwen tot één of meer zelfstandige woningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • r. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.
  • s. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.
  • t. De bebouwde oppervlakte van een bouwvlak (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen (bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven;
    Maximum bebouwd oppervlak    
    Blokkenweg 4a    
    Bedrijfswoning, incl. aan-/uitbouw   170 m²  
    Bedrijfsgebouw   500 m²  
    Inpandig bijgebouw (gebruik privé)   220 m²  
    Totale maatvoering bebouwd oppervlak   890 m²  
    Blokkenweg 4    
    Bedrijfswoning, incl. aan-/uitbouw   215 m²  
    Bedrijfsgebouw   1.200 m²  
    Inpandig bijgebouw (gebruik privé)   195 m²  
    Losstaand bijgebouw (gebruik privé)   45 m²  
    Totale maatvoering bebouwd oppervlak   1.655 m²  
  • u. De inhoud van een bedrijfswoning mag, incl. aan-/uitbouwen, niet meer bedragen dan 750 m3.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen en Inpandige bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen inclusief de inpandige bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;

de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.

  • v. Nadere detaillering van de bestemming
aanduiding   functie/aard bebouwing   adres   bedrijfsvloeroppervlakte, begane grond
in m² (maatvoering)  
sb-so
 
Specifieke vorm van bedrijf – Statische opslag   Blokkenweg 4   Max. 1.000 m2  
sb-hon   Specifieke vorm van bedrijf – Handelsonderneming   Blokkenweg 4   Max. 200 m2  
sb-hclb   Specifieke vorm van bedrijf –
Hoveniersbedrijf / Cultuurtechnisch loonbedrijf  
Blokkenweg 4aMax. 500 m2  
5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;

  • w. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
5.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van losstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

bijgebouwen bij een bedrijfswoning zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en met inachtneming van de maximale maatvoering in 5.2.1 sub c;

bijgebouwen bij een bedrijfswoning dienen achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;

de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  • x. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn, met uitzondering van erfafscheidingen, uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, met uitzondering van het bepaalde in 5.2.5sub c, ten hoogste 3 meter bedragen;

  • y. terrein- en erfafscheidingen mogen van af de voet gemeten maximaal 1 meter hoog zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

de verkeersveiligheid;

de milieusituatie;

de sociale veiligheid;

  • z. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken met betrekking tot de parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  5.2.1 , mits:

de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en

  • aa. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
5.4.2 Afwijken met betrekking tot bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5sub c met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen bij bedrijfsgebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;

de erfafscheiding dient transparant/een open constructie te zijn;

  • ab. de bezonning en het uitzicht van naastgelegen bouwpercelen mogen niet onevenredig zwaar worden aangetast;
  • ac. de verkeersveiligheid mag niet worden aangetast;
  • ad. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving mag niet worden aangetast.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.

het gebruik van aan- en/of bijgebouwen als zelfstandige woning en het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor inwoning is verboden. Mantelzorg valt hier niet onder.

Kamerverhuur is niet toegestaan.

  • ae. Woningsplitsing is niet toegestaan.
5.5.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden is alleen toegestaan, indien de landschappelijke inpassing binnen de bestemming 'Groen' binnen maximaal 12 maanden na het onherroepelijk worden van het plan is aangelegd conform het inrichtingsplan en aldus wordt beheer en in stand gehouden. Onder inrichtingsplan wordt in deze planregels verstaan het landschapsplan zoals opgenomen in de bijlage 1.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 5.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor  Groen  aangewezen gronden zijn bestemd voor:

groen(voorziening);

aanleg, beheer en instandhouding van landschappelijke inpassing zoals opgenomen in het landschapsplan, bijlage 1;

  • af. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, standplaatsen, terrassen en dergelijke.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen;

  • ag. Kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 10 meter hoog zijn.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

de verkeersveiligheid;

de milieusituatie;

de sociale veiligheid;

  • ah. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

  • ai. Van strijdig gebruik is in ieder geval sprake indien de gronden die zijn bestemd als 'Groen' niet worden aangelegd, beheerd of gebruikt conform de bij dit bestemmingsplan in bijlage 1 gevoegde landschapsplan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 9.4 , indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
6.6.1 Vergunningplicht

Het is ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden, uit te voeren of te laten uitvoeren:

het afgraven, ophogen, egaliseren en het aanleggen van verhardingen en kaden;

  • aj. het aanbrengen van drainage.
6.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  • ak. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
6.6.3 Beoordelingscriteria

De onder 6.6.1  genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien er geen sprake van is, dat door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van die gronden, welke het plan beoogt te beschermen onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind. De bovenbedoelde waarden of functies betreffen de instandhouding van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor fauna, en in voorkomend geval ook flora, verbindingen aanwezig blijven dan wel (kunnen) ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden ten zuiden en ten noorden van het plangebied, alsook het herstel en behoud van watersystemen.

6.6.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en zij kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de natuurlijke ecologische waarden kunnen worden behouden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bouwregels
  • al. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekken/uitstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 meter bedraagt.
  • am. Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn of mogen worden, maar in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
  • an. Zwembaden zijn niet toegestaan.
8.2 Parkeren

Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aan de hand van de Nota Parkeernormering 2021 van de gemeente 's-Hertogenbosch bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

9.1 Strijdig gebruik
  • ao. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
  • ap. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
  • aq. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen als zelfstandige woning.
  • ar. Als met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het (laten) gebruiken van onbebouwde gronden/water:
    • 1. als opslagplaats voor bagger, grond en specie;
    • 2. als opslagplaats voor vaten kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
    • 3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    • 4. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
    • 5. als plaats voor het (laten) landen of opstijgen van (model)vliegtuigen;
    • 6. voor groeps- en natuurkamperen.
9.2 Afwijken van het gebruiksverbod

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 sub c en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • as. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;
  • at. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • au. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m²;
  • av. het bijgebouw is gelegen op maximale afstand van 15 meter van het hoofdgebouw.
9.3 Parkeren

Het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemmingen in dit plan is uitsluitend toegestaan als voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en gehandhaafd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2021. Als de beleidsregels wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • aw. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
  • ax. de bestemmingsbepalingen en de verbeelding van het bestemmingsplan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van deze verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • ay. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • az. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het dakoppervlak bedraagt;
    • 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een uitwerking of wijziging is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 9. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid met een omgevingsvergunning afwijken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 3. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 4. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 5. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 6. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening Blokkenweg 4 en Blokkenweg 4a'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van………...


De voorzitter, De raadsgriffier,

…………………. ……………………

bijlagen bij regels