direct naar inhoud van Regels
Plan: Onderwijsboulevard 256
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002500-1401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Onderwijsboulevard 256 met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002500-1401 van de gemeente 's Hertogenbosch;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.10 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.11 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.17 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel;

1.18 detailhandel

bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.22 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van een op duurzaamheid gerichte onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;

1.23 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.24 horeca
Categorie   Type   Begripsbepaling  
1   hotel   Een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.  
2   restaurant   Een horecabedrijf, primair gericht op het, overdag en 's avonds, verstrekken en bereiden van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is.  
3   daghoreca   Een horecabedrijf, waarbij de bedrijfsactiviteit gericht is op het - overdag - al dan niet ter plaatse verstrekken en bereiden van etenswaren en dranken en waarvan de openingstijden (in belangrijke mate) binnen de openingstijden van winkels vallen.  
4   cafetaria   Een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken en bereiden van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide kleine etenswaren en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is.  
5   café / bar   Een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het in de avond en nacht verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en het gelegenheid bieden voor dansen, als dan niet als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden.  
6   nachtzaak, discotheek, partycentrum   Een horecabedrijf dat gericht is op het in de avond en nacht verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij overwegend mechanische muziek wordt beluisterd en het verschaffen van dansgelegenheid een wezenlijk onderdeel vormt. Een nachtzaak is veelal tot later geopend dan een café en bar.  
7   speelautomatenhal   Een horecabedrijf, waarin een speelautomatenhal (conform de Wet op de Kansspelen) wordt geëxploiteerd en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is.  
8   shishalounge   Een horecabedrijf waar rechtmatig het roken van shisha wordt aangeboden.  
1.25 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.26 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.27 prostitutie

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

1.28 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 sociale huurwoning

huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.30 student

persoon die een studie volgt aan het MBO, HBO of WO, voltijds en duaal, met uitzondering van deeltijdonderwijs, open universiteiten en particulier contractonderwijs;

1.31 studentenwoning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer studenten, die niet noodzakelijk één huishouden vormen;

1.32 verhard oppervlak

bebouwing en/of verharding, leidend tot een versnelde afvoer van hemelwater;

1.33 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.34 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en/of waterkwaliteit;

1.35 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.36 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.9 peil:
  • a. voor gebouwen: de hoogte van de kruin van de Statenlaan ter hoogte van de aanduiding 'ontsluiting';
  • b. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijsvoorzieningen, tot een maximum bruto vloeroppervlak van 24.500 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens voor wonen in de vorm van gestapelde woningen en/of studentenwoningen, niet zijnde woonwagens, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', alsmede buiten het bouwvlak, tevens voor horeca in categorieën 2 en 3, zoals omschreven in artikel 1.24, uitsluitend op de begane grond en tot een maximum bruto vloeroppervlak van 300 m²;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. verblijfsgebied en verblijf;
  • f. boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, inclusief in- en uitritten, met dien verstande dat de ontsluiting van parkeervoorzieningen voor gemotoriseerd verkeer op het omliggende weggennet uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is toegestaan;
  • g. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
  • h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, paden en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een bovengrondse entree van ondergrondse parkeervoorzieningen, een fietsenberging, e.d. buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2 per bouwperceel; de maximale bouwhoogte van deze gebouwen is 3 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd, mits een onderdoorgang met een vrije hoogte van ten minste 3 meter en een onafgebroken breedte van ten minste 5 meter aanwezig is, behoudens de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Gebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 voor het gedeeltelijk bouwen van een gebouw buiten een bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale overschrijding van het bouwvlak bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak is de op de aangrenzende maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. er dient te worden voldaan aan de voorwaardelijke verplichting, zoals opgenomen in 3.5.5.
3.3.2 Balkons

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3.1 en 6 voor het bouwen van balkons met een overschrijding van de bouwgrens van meer dan 1,5 meter, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale overschrijding van het bouwvlak bedraagt 2 meter;
  • b. de bestemmingsgrens wordt niet overschreden;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Algemeen

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.5.2 die publieksaantrekkend zijn.

3.5.2 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in 3.1 onder b moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsactiviteit moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie: maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen samen mag voor de beroeps- of bedrijfsactiviteit worden gebruikt, tot in totaal 50 m2;
  • b. de beroeps- of bedrijfsactiviteit moet naar aard, omvang en uitstraling passen in de woonomgeving;
  • c. de beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet vergunningplichtig zijn volgens artikel 2.1 lid 1 sub e van de Wabo en niet meldingplichtig volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer;
  • d. degene die de beroeps- of bedrijfsactiviteit uitoefent, moet bewoner van de woning zijn;
  • e. horeca en detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van beperkte detailhandel als ondergeschikte functie van de beroep- of bedrijfsactiviteit en onder de voorwaarde dat te koop aangeboden goederen en/of producten een relatie hebben met de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
3.5.3 Nadere detaillering wonen

Ten aanzien van het wonen, zoals bedoeld in 3.1 onder b gelden de volgende nadere gebruiksregels:

  • a. het aantal woningen mag maximaal 210 bedragen;
  • b. uitsluitend studentenwoningen en/of sociale huurwoningen zijn toegestaan.
3.5.4 Nadere detaillering horeca

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bebouwing voor horeca in categorieën 2 en 3, zoals bedoeld in 3.1 onder c gelden de volgende nadere gebruiksregels:

  • a. de openingstijden van de in de aanhef bedoelde horeca bedragen maximaal 7.00 uur tot 22.00 uur;
  • b. de onder a. bedoelde openingstijden gelden niet voor ondersteunende werkzaamheden, zoals schoonmaakwerkzaamheden, opruimwerkzaamheden, administratieve werkzaamheden, openen/afsluiten, e.d.
3.5.5 Groenvoorzieningen en waterberging
  • a. Het in gebruik nemen en gebruikt houden van gronden en/of bebouwing voor de doeleinden als bedoeld in 3.1 onder a tot en met f, is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. ten minste 15% van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Gemengd' is ingericht met groenvoorzieningen en/of groene daken;
    • 2. wordt voorzien in voldoende waterbergend vermogen binnen de bestemming, waarbij de waterbergingsopgave ten minste 60 mm/m² verhard oppervlak bedraagt;
  • b. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of bebouwing voor de doeleinden als bedoeld in 3.1 onder a tot en met f, zonder;
    • 1. het realiseren en/of in stand houden van de onder a.1 bedoelde groenvoorzieningen en/of groene daken; en/of
    • 2. het realiseren en/of instandhouden van de onder a.2 bedoelde waterbergende voorzieningen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, onder de voorwaarden als bepaald in 3.5.2 en onder de voorwaarde dat het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.2 onder c voor het gebruik van ruimten binnen de woning voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit die meldingsplichtig is volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer, onder de voorwaarde dat de beroeps- of bedrijfsactiviteit naar aard, omvang en uitstraling past in de woonomgeving: bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de afwijking moet vaststaan dat een goed woon- en leefklimaat op omliggende woonpercelen gegarandeerd is.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en wegverkeer;
  • b. fiets- en voetpaden en langzaam verkeer;
  • c. verblijfsgebied en verblijf;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, standplaatsen en terrassen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken voor verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer is 10 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 5 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

  • a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,5 meter.
  • b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2021;
  • c. Als de beleidsregels als bedoeld onder c wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding:

  • a. voor een vermeerdering of vermindering van maten en normen tot 10% van die maten en normen;
  • b. voor een geringe afwijking van plaats en richting van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen als dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • c. voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van 10 meter;
  • d. voor een grotere bouwhoogte van gebouwen vanwege plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging is 10% van het dakoppervlak;
    • 2. de maximale hoogte van de plaatselijke verhoging is 4 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Onderwijsboulevard 256.