Plan: | De Groote Wielen - Broekland - Indigoweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002492-1402 |
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening, het doel van het plan en de ligging van het plangebied beschreven. Daarnaast wordt de ligging van het plangebied geïllustreerd aan de hand van een kaartfragment. Tot slot bevat dit hoofdstuk nog een korte leeswijzer voor het plan.
Op het perceel gelegen aan de Indigoweg bevinden zich leegstaande bouwpercelen ten behoeve van de functie wonen. Het perceel is momenteel bestemd ten behoeve van vijf woningen. De initiatiefnemer wil hier zeven woningen realiseren. Deze ontwikkeling past niet binnen de regeling van het geldende bestemmingsplan 'De Groote Wielen' van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Om deze ontwikkeling toch juridisch-planologisch te kunnen regelen, is onderhavig bestemmingsplan opgesteld wat hierin voorziet. Aangezien de bouwplannen al geheel uitgewerkt en definitief zijn, wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde coördinatieregeling. Daarmee wordt het ontwerpbestemmingsplan tegelijkertijd met de ontwerp omgevingsvergunning voor het bouwen ter inzage gelegd.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op leegstaande percelen aan de Indigoweg in de nieuwbouwwijk de Groote Wielen. De Groote Wielen ligt ten noorden van de bestaande kern Rosmalen.
Het plangebied wordt globaal begrensd door:
Figuur 1.1: Situering plangebied (Luchtfoto 2020, bron: Nationaal Georegister)
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie. Vervolgens wordt het planvoornemen in Hoofdstuk 3 beschreven. Het relevante beleidskader vanuit het rijk, de provincie en de gemeente wordt in Hoofdstuk 4 beschreven. In Hoofdstuk 5 wordt aangetoond dat het planvoornemen milieuhygiënisch uitvoerbaar is. Ook wordt in dat hoofdstuk onderbouwd dat het planvoornemen geen invloed heeft op bestaande waarden in of nabij het gebied en wordt ingegaan op de duurzaamheidsmaatregelen. In Hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe de nieuwe situatie juridisch- planologisch in dit bestemmingsplan wordt vastgelegd. De economische uitvoerbaarheid van het plan komt in Hoofdstuk 7 aan bod. Tot slot wordt in Hoofdstuk 8 ingegaan op de te doorlopen procedure.
Het plangebied is gelegen aan het eind van de Indigoweg. Het plangebied is ruim 1700 m² groot en ligt langs het water aan de zijde van de doorgaande weg Het Hooghemaal. De Indigoweg is een straat in de nieuwbouwwijk de Groote Wielen ten noorden van Rosmalen. In figuur 2.1 is een overzicht van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1: Overzicht plangebied (Drone-foto, november 2020, Bouwbedrijf Wagemakers)
Het plangebied bestaat uit leegstaande bouwkavels. Op deze bouwkavels bevindt zich gras, dat regelmatig wordt gemaaid. In figuur 2.2 is een recent vooraanzicht van het plangebied weergegeven vanaf de nutsvoorziening ten zuidwesten van het plangebied.
Figuur 2.2: Vooraanzicht plangebied (Eigen foto, 2020)
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Groote Wielen, 1e herziening'. Dit bestemmingsplan is d.d. 9 oktober 2012 vastgesteld door de raad en vanaf 18 december 2012 onherroepelijk.
Het zogenoemde moederplan 'De Groote Wielen' - waarop de regeling van de 1e herziening is gebaseerd - is vastgesteld op 8 juni 2011 en bij uitspraak d.d. 11 november 2011 van de Raad van State in werking getreden. Het bestemmingsplan 'De Groote Wielen' is onherroepelijk bij uitspraak d.d. 25 juli 2012 van de Raad van State.
In figuur 2.3 is de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 2.3: Verbeelding geldend bestemmingsplan met plangebied zwart omlijnd (bron: ESRI Nederland ism ruimtelijkeplannen.nl en Kadaster)
Op basis van het geldende bestemmingsplan is het gehele plangebied bestemd als 'Wonen'. Op basis van die bestemming zijn de gronden bestemd voor wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en daarbij behorende tuinen, erven, water; e.d. Ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen zijn hier toegestaan
In het bestemmingplan zijn tevens bouwvlakken aangegeven. Elk bouwvlak heeft de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld'. Daarnaast hebben de rechthoekige delen van de bouwvlakken de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakvorm' en een maatvoeringsaanduiding 'bouwlagen 2'. De vierkante bouwvlakken hebben de bouwaanduiding 'plat dak' en de maatvoeringsaanduiding 'bouwlagen 1'. Het bestemmingsplan voorziet hiermee in 5 geschakelde woningen, bestaande uit een hoofdgebouw met twee bouwlagen. De dakvorm mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakvorm' niet gewijzigd worden. Ter plaatse van de aanduiding 'platdak' zijn uitsluitend platte daken toegestaan.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 7 woningen. Planologisch betreft de ontwikkeling het toevoegen van twee woningen. Door middel van dit bestemmingsplan wordt het planvoornemen concreet juridisch-planologisch vastgelegd.
Het plangebied is gelegen in het stadsdeel De Groote Wielen. Kenmerkend voor De Groote Wielen is dat de wijk vrij ligt in een weids polderlandschap, dat sterke randsituaties oplevert. Daarnaast wordt De Groote Wielen natuurlijk gekenmerkt door de grote hoeveelheid oppervlakte water. Veel namen in dit stadsdeel verwijzen ook naar water. Zo ook de wijk Broekland waarbinnen het plangebied is gelegen.
De hoofdopzet van Broekland zorgt voor een goed evenwicht tussen de woonfunctie enerzijds en het duurzame watersysteem anderzijds. Broekland heeft een sterke eigen identiteit gekregen binnen De Groote Wielen. In de verkaveling van de wijk zijn de kwaliteiten voor de woonomgeving maximaal benut: ze is gebaseerd op de selectieve ontsluiting voor autoverkeer in combinatie met een gesloten bouwbloktypologie met inwendig gesitueerde parkeerhoven. Hierdoor zijn overwegend autoluwe woonstraten en groengebieden ontstaan.
De buurt kent kleine, maar significante hoogteverschillen en is opgebouwd uit 'ruggen' en 'dalen'. De ruggen bestaan uit parkeerstraten, terwijl de dalen bestaan uit stroken waarin zich koppelbeken, of Broeken genoemd naar de vochtminnende vegetatie die hier groeit, bevinden.
De buurt Broekland is introvert en informeel van sfeer. Het stedenbouwkundig concept is gericht op het inzichtelijk en beleefbaar maken van de Watermachine. Naast de Watermachine zijn de thema's Autoluwe woonomgeving en de selectieve openbare ruimte met grote bebouwingsvelden bepalend.
De bebouwing in Broekland heeft 2 tot 4 lagen plus een kap en met stedenbouwkundige en/of architectonische accenten op markante plekken.
Figuur 3.1: Naamgeving deelgebieden binnen Broekland (Bron: Beeldkwaliteitsplan Broekland Zuid) met plangebied rood omlijnd
De woonbuurten in het zuidelijke deel van Broekland zijn als het ware opgespannen tussen de lange, geknikt lopende lange lijn met Hoge Ring aan de noordzijde en de Lage Ring aan de zuidzijde. De primaire buurtontsluiting van Broekland is opgehangen aan de Groote Wielenlaan.
Het plangebied ligt in het deelgebied "Vlek D" zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan "Broekland Zuid". Dit is een langgerekte strook die ligt op de grens van Broekland en de naastgelegen buurt de Watertuinen. Van "wonen-op-het-land" naar "wonen-aan-het-water". Een fors hoogteverschil tussen het maaiveld van Broekland en van de Watertuinen versterkt het contrast.
Aan de overzijde van het plangebied liggen vrijstaande woningen. Parkeren vindt in de regel plaats op eigen terrein.
De kwaliteit van de individuele woning is gerelateerd aan de situering op de kavel en de wijze waarop de woningplattegrond daarop inspeelt.
De verkaveling zoals mogelijk gemaakt met het geldende bestemmingsplan voorzag in 5 geschakelde woningen van 2 lagen met een kap. Hierdoor ontstond echter een vrij gesloten geheel. Daarnaast biedt deze uniek gelegen strook kansen voor een woningtypologie gericht op deze locatie aan het water. Het Bouwplan voorziet in meer openheid en sluit daarmee beter aan op de gewenste beeldkwaliteit in dit deel van Broekland. Die halfopenheid wordt, ondanks de planologische toevoeging van 2 extra woningen, bereikt door te voorzien in de nodige afstand tussen de woonblokken en het mandelige gebruik van de tuinen. Daarnaast zorgt het spel met de hoogteverschillen van het maaiveld voor een lagere bebouwing: aan zijde van de Indigoweg 1 laag met een kap. Aan de zijde van het water wordt contact gemaakt met het water door hier een verdieping lager te gaan.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 7 woningen. Hiervan zijn 6 twee-onder-een kapwoningen en één vrijstaande woning voorzien. De woningen bestaan uit drie bouwlagen waarbij de eerste bouwlaag op het waterniveau ligt. Hierdoor is de bouwmassa vanaf de Indigoweg beperkt en sluit deze aan op de bouwhoogte en massa ten opzichte van de woningen aan de overkant van de weg. Daarnaast wordt rekening gehouden met de woningen aan de overkant van de weg door de eerder genoemde halfopen verkaveling waardoor het uitzicht op het water (gedeeltelijk) behouden blijft. Ook voor de woningen aan de Barkentijn geeft de beoogde halfopen verkaveling doorzichten en meer openheid richting Broekland. Doordat tuinen en vlonders ongeveer op gelijk peil liggen is er geen inkijk meer. Eerder lagen tuinen op peil van Indigoweg waardoor men zich in de tuinen/vlonders aan Barkentijn van boven bekeken voelde.
In figuur 3.2 is een inrichtingstekening van de woningen weergegeven.
Figuur 3.2: Inrichtingstekening (Faam Architects, 4-12-2020)
De nieuwe woningen liggen ingebed en ingegraven in de groene oeverhelling en zijn geheel gericht op het water (figuur 3.3). Elke woning heeft zijn eigen compacte bouwvlak, rondom deze bouwvlakken wordt een gezamelijke tuin gerealiseerd. Aangezien de woningen zijn gericht op het water en aansluiten bij de visie voor dit deel van vlek D, is een passende verkaveling gevonden binnen de bestaande ruimtelijke structuren. Daarmee wordt ook aangesloten op de beleving die in Broekland wordt nagestreefd. De woningen hebben een dubbele orientatie; een schaduwrijke vlonder aan het water en een zuid gepositioneerde tuin. Verder wordt gebruik gemaakt van erfscheidingen en geïntegreerde berging.
Figuur 3.3: Dwarsdoorsnede woning (Faam Architects, 2021)
Terwijl de bouwmassa vanaf de Indigoweg klein oogt (figuur 3.4), komen de woningen vanaf het water forser over (figuur 3.5). Dit komt door de 3 bouwlagen die vanaf hier zichtbaar zijn. Door de ingegraven ligging van de woningen blijven de woningen koeler in de zomer en warmer in de winter. Daarnaast is er een fraai uitzicht over het water. Dat maakt dit planvoornemen duurzaam en onderscheidend.
Figuur 3.4: Aanzicht vanaf de Indigoweg (Faam Architects, 2021)
Figuur 3.5: Aanzicht vanaf het water (Faam Architects, 2021)
De architectuur van dit planvoornemen is onderscheidend en gericht op de sfeer van de buurt; het water. Verder is er aandacht voor detaillering en materialisering en de in dit gebied zo belangrijke waterhuishouding.
Het planvoornemen voorziet in een bouwplan waarbij, conform het beeldkwaliteitsplan, de halfopen verkaveling gewaarborgd moet worden. In dit geval zullen de open ruimtes tussen de woonblokken gewaarborgd worden door de realisatie van mandelige tuinen. In dat kader is tevens een landschappelijk inrichtings- en beplantingsplan gemaakt. Naast een ontwerp voor het mandelige terrein is ook een ontwerp gemaakt voor de parkeerplaats. De parkeerplaatsen zelf én het groen rond de openbare parkeerplaats zal door de gemeente aangebracht worden conform dit plan. Dat zal gebeuren na oplevering van de woningen én in het plantseizoen.
Het inrichting- en beplantingsplan is akkoord bevonden door de stedenbouwkundige van de gemeente en beplanting is afgestemd met een beplantingsdeskundige van de gemeente.
Figuur 3.6: Beplantingsplan nieuwbouw Indigoweg (bron: Verhoeven de Ruijter, 17 november 2020)
Rondom de woningen aan de Indigoweg ligt een groen en waterrijk woonmilieu. Bij de groene inpassing wordt ingezet op gebiedseigen vegetatie en soorten die bijdragen aan de biodiversiteit. De woningen krijgen een watersfeer aan de ene kant een groen straatbeeld aan de andere kant.
In het straatbeeld worden het groene karakter versterkt door de toevoeging van bomen en heesters. De soorten die gekozen zijn betreffen de transparante honingboom en de meerstammige zevenzoneboom, beiden trekken insecten aan als ze bloeien. Tussen de woningen door biedt de gedeelde zijtuin een blik tussen de woningen door naar de waterzijde. Deze zijtuinen houden een open karakter en bieden toegang tot de woning middels een oplopend pad. De tuinafscheidingen aan voor- en zijkant hebben een transparant karakter, maar in de loop van de tijd zullen de klimplanten een groene aanblik geven en meer privacy bieden.
Voor het pad en de parkeervoorzieningen is gekozen voor een natuurlijke materiaal; een duurzame halfverharding. Daardoor zakt regenwater in de grond en spoelt minder water weg naar het riool. Dit materiaal komt terug in de vakken van de parkeervoorziening op de kop. Deze groene parkeerkoffer wordt omzoomd door brede gemengde hagen met bomen en heesters. De parkeervoorziening ligt lager dan de woningen waardoor hij wegvalt in het straatbeeld.
De terrassen bieden een verrassend zicht op het water. Met groen dat past bij de waterkant wordt tussen de woningen privacy gecreëerd. Door de lage ligging van de vlonders is ook de privacy van de woonpercelen aan de Barkentijn gewaarborgd.
Lage struikwilgen direct naast de terrassen en een knotwilg tussen de woonblokken geven op verschillende hoogtes een groen beeld. Tussen het terras en de waterkant groeien de bloemrijke oeverplanten, riet en grassoorten die van nature voorkomen op deze plek.
Het plangebied wordt ontsloten via de Indigoweg en de Groote Wielenlaan. Via de Blauwe Sluisweg is vervolgens de N625 te bereiken en vindt men aansluiting op de A59 of A2.
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormering 2016 Auto en Fiets dat is vastgesteld op 21 september 2016. De nota geeft normen en richtlijnen voor functies, gebaseerd op kentallen van het CROW, voor de zes verschillende zones binnen de gemeente. De nota geeft alleen voor de meest voorkomende functies, te weten wonen, werken en winkels, parkeernormen. Voor de ontwikkeling van andere functies gelden richtlijnen hoe met parkeren omgegaan moet worden.
Bij het toelaten van initiatieven moet inzichtelijk zijn dat in de parkeerbehoefte van auto's en fietsen voorzien kan worden. Dat moet in principe op eigen terrein. Wanneer dat niet mogelijk is en er binnen loopafstand geen parkeerruimte is kan dat leiden tot ruimtebeslag voor (meer) parkeren in de openbare ruimte. Dit ruimtebeslag mag de verkeersveiligheid en een goed woon- en leefklimaat niet aantasten. Het plangebied is op basis van de gebiedsindeling van de gemeente 's-Hertogenbosch gelegen binnen zone 3: de 'rest bebouwde kom'. Voor woningen met een bruto vloeroppervlakte tussen de 80 en 150 m² geldt binnen zone 3 een parkeernorm van 1,7 per woning. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 7 woningen. Hierdoor ontstaat een parkeerbehoefte van (7x1,7=11,9) 12 parkeerplaatsen.
Op basis van het Beeldkwaliteitsplan voor Broekkland Zuid geldt een parkeernorm van (minimaal) 2 parkeerplaatsen per woning. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 15 parkeerplaatsen, waarvan 9 stuks aan de voorzijde van de woningen en 6 stuks op het parkeerhof aan de zuidzijde van et plangebied (zie figuur 3.7). Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de parkeernorm van de gemeente 's-Hertogenbosch en aan de eisen op basis van het beeldkwaliteitsplan.
Figuur 3.7: Situatietekening met parkeerplaatsen (Faam Architects, 4-12-2020)
Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Eén van de dertien nationale belangen heeft betrekking op 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen'. Het rijk behartigt dit belang onder meer met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Het geldende bestemmingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In dit geval is in het geldende bestemmingsplan 'De Groote Wielen, 1e herziening' al voorzien in de realisatie van 5 woningen binnen het plangebied. Het planvoornemen voorziet in de toevoeging van 2 woningen ten opzichte van de geldende planologische situatie. Daarom is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde. De kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan deze woningen is wel getoetst in het kader van de Woonvisie 2020 (paragraaf 3.3.2).
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De Nationale Omgevingsvisie, de novi, is de langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Nederland staat voor urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland flink veranderen.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als we alle wensen naast elkaar leggen, ontstaat het volgende beeld. We willen een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit plan relevante nationale belangen zijn:
Toetsing
Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het realiseren van 7 woningen wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Toetsing
Het planvoornemen voorziet in een relatief kleinschalige ontwikkeling. Het bestemmingsplan maakt 7 woningen mogelijk in een bestaande woonwijk. Ten opzichte van de planologische situatie worden slechts twee woningen toegevoegd. Het betreffen 7 duurzame woningen op een inbreidingslocatie met een goede omgevingskwaliteit. Hierdoor is het planvoornemen in overeenstemming met de omgevingsvisie Noord-Brabant.
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening (hierna: Iov) Noord-Brabant vastgesteld. 8 december 2020 is de Iov voor het laatst geconsolideert. Die versie is dan ook leidend. De Iov is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hierin worden de bestaande verordeningen voor de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één integrale omgevingsverordening.
Toetsing
Het plangebied ligt in de Iov in het 'Bestaande stedelijk gebied' en in het 'Concentratiegebied voor verstedelijking'. Voorkomen van onnodig nieuw ruimtebeslag moet vorm krijgen door eerst de mogelijkheden binnen de bestaande bebouwde omgeving optimaal te benutten. Daarbij is ook ruimte nodig voor groenvoorzieningen en voldoende opvang van water. Ook de ladder voor duurzame verstedelijking is voor dit provinciaal beleid essentieel en is ook in de Iov opgenomen. Uit de toets aan de Brabantse Agenda Wonen (paragraaf 4.2.3) en de gemeentelijke Woonvisie 2020 (paragraaf 4.3.2) blijkt een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte die wordt ingevuld in bestaand stedelijk gebied conform de ladder voor duurzame verstedelijk in de Iov.
Versnelling van de woningbouwproductie, vernieuwing en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad en het ombouwen van leegstaand vastgoed naar woningen. Dat zijn belangrijke doelen van de Brabantse Agenda Wonen. Met deze agenda geven Gedeputeerde Staten aan welke accenten er de komende jaren liggen bij het bouwen en wonen en hoe de provincie zich hiervoor gaat inzetten.
De Brabantse woningmarkt kent grote uitdagingen. Zo moet de woningvoorraad de komende 10 tot 15 jaar met 11%, ofwel zo'n 120.000 woningen, toenemen. De afgelopen jaren zijn te weinig woningen gebouwd. Bovendien verandert de vraag naar woonruimte sterk. Zo bestaat ruim 40% van de huishoudens in 2040 uit eenpersoonshuishoudens en is er een grote behoefte aan kleinere, betaalbare woonruimten. Ook het bouwen van voldoende woningen voor het middensegment op de woningmarkt –betaalbare koop en middeldure huur – blijft punt van aandacht. Verder vragen initiatieven voor nieuwe woonvormen als flexwonen, tiny houses, tijdelijk wonen en nieuwe combinaties van wonen, werken en zorg steeds vaker van overheden om experimenteerruimte te bieden.
Transformatie en inbreiding krijgen prioriteit
Woningbouw is het enige type vastgoed waar de komende jaren nog een behoorlijke vraag naar is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld winkels, kantoren en maatschappelijk vastgoed. Woningbouw kan daarom ook vrijwel als enige een substantiële bijdrage leveren aan maatschappelijke en ruimtelijke vraagstukken als verduurzaming en het terugdringen van leegstand. Na 2030 neemt de groei van de woningbehoefte sterk af, en verdwijnt ook de kans om werk te maken van transformatie. Dus de urgentie om in de komende paar jaar de vraag naar woningen slim te benutten is heel groot.
In de regionale woningbouwafspraken wil de provincie daarom prioriteit geven aan plannen voor herbestemming van leegstaande gebouwen of plannen voor inbreidingslocaties. Een principe dat ook iets kan betekenen voor bestaande woningbouwplannen, die dan niet, pas later of na aanpassing kunnen worden gerealiseerd. Ook voert de provincie een brede inventarisatie uit naar potentiële transformatielocaties in steden en dorpen. Bij complexe transformaties kan de provincie mee investeren via het provinciale Ontwikkelbedrijf.
Toetsing
Met de toevoeging van woningen voorziet het planvoornemen in een concrete behoefte, namelijk meer woningen. Bij de ontwikkeling van woningen wordt voorkeur gegeven aan inbreidingslocaties in bestaand stedelijk gebied. Met de realisatie van twee extra woningen op een inbreidingslocatie wordt gehoor gegeven aan de prioritering van de provincie. Het planvoornemen is hierdoor in overeenstemming met de Brabantse Agenda Wonen.
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid.
De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het 'ruimtelijk motto' van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.
Figuur 4.1 - Structuurvisie 's-Hertogenbosch 'Stad tussen Stromen, bovenste laag (globale ligging plangebied rood omcirkeld)
De stedelijke hoofdstructuur is weergegeven in de bovenlaag. Deze verstedelijkings- of occupatielaag omvat het totale verstedelijkte gebied inclusief de dorpen en het stedelijk groen, exclusief de groenblauwe slingers die de stad binnendringen. In de occupatie- of verstedelijkingslaag dienen in principe alle nieuwe ruimtevragen te worden ondergebracht. Dit betreft voornamelijk de afronding van de wijk De Groote Wielen en een toekomstige locatie voor grondgebonden woningbouw ten oosten van de wijk De Overlaet, De Bunders (ca. 1.000 woningen).
Toetsing
Aanvulling van de bestaande voorraad blijft echter noodzakelijk als gevolg van bevolkingsgroei, gezinsverdunning en veranderende behoeften. Na de afronding van de laatste grote stadsuitbreiding De Groote Wielen zullen dergelijke grote woonwijken niet meer worden ontwikkeld en wordt slechts een enkele nieuwe woningbouwlocatie van beperkte omvang ontwikkeld. De afronding van De Groote Wielen staat in de RSV op het programma voor de periode na 2015. Met dit planvoornemen wordt hier concreet invulling aan gegeven.
De doelstelling van de Woonvisie 's-Hertogenbosch is wonen in een sterke stad met leefbare wijken en dorpen. De inzet voor de komende jaren wordt beschreven op basis van vier woonopgaven met de volgende inzet:
1. Passend en betaalbaar wonen voor iedereen
2. Leefbare en inclusieve buurten
3. Toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad
4. Strategisch innovatief woonprogramma
Specifiek voor Groote Wielen
Uit het woonwensenonderzoek 's-Hertogenbosch (2019) blijkt dat mensen graag in, of (zeer) nabij, het centrum wonen, vanwege voorzieningen en goede bereikbaarheid met het ov. De wijken die verder van het centrum liggen, geven vooral invulling aan de behoefte van doorstromers. Dat geldt in feite voor alle doelgroepen.
Figuur 4.2 - Woonwensen en woonmilieus
Een van de ambities is het kwalitatief versterken en verduurzamen van de groenstedelijke woonmilieus. Vooral dankzij een betere benutting en ontsluiting van bestaande groenstructuren en aantakking op het buitengebied. De gemeente wil nieuwe woningen en buurten toevoegen in de groenstedelijke woonmilieus. De bouw van nieuwere wijken zoals De Groote Wielen wordt afgerond.
Hoewel de invloed van de corona-crisis op de woningmarkt nog niet uitgekristalliseerd is, is in het hogere prijssegment nu al enige ontspanning opgetreden; er zijn minder kandidaten voor het aangeboden duurdere woningaanbod. In het sociale- en middeldure segment zal de druk hoog blijven, zo niet verder toenemen.
Om te komen van visie naar uitvoering wordt, naast de door de gemeenteraad vastgestelde woonvisie, door het College ingezet op een uitvoeringsprogramma voor de komende jaren. Hierin wordt concreet beschreven welke stappen het College zet om de ambities waar te maken. Daarbij wordt ook de link gelegd met het maatregelenpakket 'Sneller bouwen aan 's-Hertogenbosch' dat het College in februari 2020 heeft gepresenteerd om de hoge woningproductie op peil te houden.De Woonvisie wordt als bouwsteen opgenomen in het raamwerk van de Bossche Omgevingsvisie.
Toetsing
Het planvoornemen voorziet in zeven middeldure koopwoningen. Dit zijn woningen die geschikt zijn voor 2 persoonshuishoudens en kleine gezinnen. Maar er worden ook 2 woningen gerealiseerd met het slaapprogramma op de begane grond, oftewel levensloopbestendige woningen. Hiermee draagt het bij aan een grotere differentiatie in de woningvoorraad. Daarnaast versterkt het planvoornemen het karakter en identiteit van de buurt Broekland. Door het gebruik van bodemwarmte en zonnepanelen wordt ook de energietransitie vormgegeven en wordt ingezet op duurzaamheid. Hiermee voldoet het plan aan verschillende woningopgaven.
Geconcludeerd kan worden dat het planvoornemen aansluit bij de uitgangspunten van de Woonvisie van de gemeente 's-Hertogenbosch.
In de welstandnota is het kader voor het welstandsbeleid van de gemeente ’s Hertogenbosch neergelegd. Doel van de welstandsnota is het vertalen, waarborgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving en het openbaar gebied in stedenbouwkundig, cultuurhistorisch, architectonisch en landschappelijk opzicht. Dit door middel van transparante, objectieve en daarmee voor een ieder begrijpelijke criteria. Met de welstandsnota wordt beoogd de burgers te informeren over de criteria en uitgangspunten, die de welstandscommissie bij de beoordeling van een haar om advies voorgelegd bouwplan zal hanteren. Bovendien wordt inzicht gegeven in de hoofdlijnen en procedures waarbinnen de welstandscommissie handelt en waarbinnen de welstandsadviezen worden gevormd.
Broekland valt in zijn geheel onder het welstandsgebied De Groote Wielen. Dit gebied wordt, net zoals andere grote ontwikkelingsgebieden in de gemeente ’s Hertogenbosch, niet in de welstandsnota geïnventariseerd of beschreven. In de welstandsnota zijn dan ook nog geen welstandscriteria voor dit gebied te vinden. Er wordt in de welstandsnota verwezen naar de beeldkwaliteitregels voor het plan De Groote Wielen. Voor de woongebieden en het bedrijventerrein zijn afzonderlijke beeldkwaliteitplannen opgesteld, zo ook voor het woongebied Broekland. In paragraaf 3.1 is reeds ingegaan op dit beeldkwaliteitsplan en de specifieke eisen ide daarin voor het plangebied (Vlek D) zijn opgenomen.
Daarnaast zijn de algemene welstandscriteria die voor ieder bouwwerk gelden uit de welstandsnota van toepassing. Deze algemene criteria worden door de welstandscommissie als argumentatie gebruikt voor ieder welstandsadvies. De algemene welstandscriteria dienen tevens als inspiratiebron voor ontwerpers en opdrachtgevers.
Toetsing
Het planvoornemen is getoetst aan de algemene welstandscriteria uit de gemeentelijke welstandsnota. Zij heeft in april 2020 dan ook positief over het bouwplan geadviseerd. Het planvoornemen is in maart 2021 nogmaals aan Welstand voorgelegd en akkoord bevonden. Het planvoornemen voldoet daarmee aan het Welstandsbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
ad a.
In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings) plichtig.
Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 7 middeldure koopwoningen dus voldoet het niet aan deze criteria. Op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Verder blijkt uit de in het vervolg van dit hoofdstuk genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.
ad b.
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied en op een afstand van 6,8 kilometer tot Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek. De afstand tot het Natura 2000-gebied Rijntakken bedraagt 7,7 kilometer. Uit uitgevoerde stikstofberekeningen blijkt dat het planvoornemen geen significant negatief effect heeft op omliggende Natura 2000-gebieden. De uitgevoerde berekeningen/onderzoeken (d.d. 25-01-2021 met aanvullende memo d.d. 23-02-2021) zijn als bijlagen 1 en 2 bijgevoegd. De tussenliggende afstand is hiervoor te groot en de externe factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat geen negatieve effecten op dit Natura2000-gebied zijn te verwachten. Een rechtstreekse m.e.r.-(beoordelings-)plicht is derhalve niet aan de orde.
Milieuzonering zorgt voor voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te garanderen naast de zorg dat er voor bedrijven voldoende ruimte voorhanden is om de bedrijfsactiviteiten duurzaam en binnen aanvaardbare voorwaarden (normen) uit te kunnen voeren.
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering”. De VNG brochure is een richtlijn, vormt geen wettelijk kader maar heeft als gevolg van jurisprudentie de status van pseudo-wetgeving gekregen. Deze richtlijn biedt kaders om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan minimale richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelgrens van het bedrijf waar de bedrijfsactiviteiten plaats kunnen vinden (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een 'rustige woonwijk'. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen, afschermingen etcetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De grootste van de vier VNG-richtafstanden (voor geur, stof, geluid of gevaar) is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieu-categorie. De milieucategorie van een bedrijf kan variëren van 1 (een licht bedrijf, met een hinderafstand van 10 meter) tot 6 (een zeer zwaar bedrijf, met een hinderafstand van 1500 meter).
Bedrijven
Het plangebied bevindt zich aan de Indigoweg in het zuidwesten van de wijk De Groote Wielen. Het plangebied ligt op ruime afstand van bedrijven. In figuur 5.1 zijn het plangebied (rood gekleurd) en de omliggende bedrijven (rood omlijnd) weergegeven. De meest nabij gelegen bedrijven zijn:
Figuur 5.1 - Plangebied en omliggende bedrijven
Onderhavig gebied kan, vanwege de overwegende woonfunctie, gezien worden als een rustig woongebied. Er is dan ook geen sprake van reductie van de indicatief aan te houden afstanden.
De indicatief aan te houden afstand van bedrijven in de milieucategorie 3.1 bedraagt 50 meter en in milieucategorie 2 bedraagt dit 30 meter. Aangezien de afstand tot omliggende bedrijven minimaal 670 meter bedraagt, wordt ruimschoots aan deze afstand voldaan.
Nutsvoorziening, sportvelden en maatschappelijke voorziening
Naast bedrijven bevinden zich in de buurt van het plangebied (rood ingekleurd) een nutsvoorziening, sportvelden en een maatschappelijke voorziening (allen rood omlijnd), deze zijn weergegeven in figuur 5.2.
Figuur 5.2 - Afstand sportvelden, maatschappelijke voorziening en nutsvoorziening tov. plangebied
Nutsvoorziening
De nutsvoorziening ten zuidoosten van het plangebied betreft een rioolgemaal. Dit gemaal verpompt het water naar de rioolwaterzuivering in Oijen. Dergelijke bedrijven vallen conform de VNG-publicatie onder milieucategorie 2 met een indicatief aan te houden afstand van 30 meter tot woningen. Een kortere indicatieve afstand (van 10 meter) is op basis van een "gemengd gebied" niet te rechtvaardigen. De locatie is echt gelegen binnen een rustige woonwijk.
Het bestaande rioolgemaal (bestemd als nutsvoorziening) bevindt zich ter plaatse van adres 'Het Hooghemaal 90'. Het betreffende rioolgemaal bestaat uit een stenen gebouw met aan de zuidzijde metalen kleppen die in verbinding staan met het te verpompen rioolwater.
Op 27,5 meter van het stenen gebouw van het rioolgemaal bevindt zich een bestaande woning (adres Indigoweg 89). Deze woning staat er sinds 2009. Er is geen klachtensituatie bekend van geur van het rioolgemaal nabij reeds bestaande woningen.
De kortste afstand tot de nieuw geplande woning is 28,1 meter, gemeten vanaf het stenen gebouw van het rioolgemaal.
Het nu geldende bestemmingsplan laat nieuwe woningen toe op een kortere afstand dan nu gepland, namelijk op 17,9 meter afstand van het stenen gebouw rioolgemaal.
De VNG-Handreiking bedrijven & milieuzonering (editie 2009) geeft voor een rioolgemaal een indicatieve hinderafstand van 30 meter voor nieuwe woningen in een rustige woonwijk.
Het maatgevend aspect voor deze afstand is geur. In mindere mate is geluid aan de orde. Voor een rioolgemaal geldt voor geluid een indicatieve aftand van 10 meter. Deze afstand voor geluid is hier niet aan de orde.
Het hanteren van deze afstand is tweeledig; ter eerste om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen bij nieuwe woningen, en ten tweede om bepaalde activiteiten (in dit geval een rioolgemaal) voldoende zekerheid (in de vorm van een afstand) te geven om de bedrijfsmatige activiteiten binnen normen te kunnen uitvoeren. Deze VNG-afstand dient in principe te worden aangehouden, tenzij uit een gedegen motivatie een korte afstand kan worden gehanteerd.
Er heeft overleg plaatsgevonden tussen de gemeente 's-Hertogenbosch en Waterschap Aa en Maas, eigenaar van het rioolgemaal. Uit het overleg is naar voren gekomen dat de locatie van de maatgevend geurbron van het rioolgemaal niet het stenen gebouw is, maar de kleppen aan de zuidzijde van het rioolgemaal. Deze zouden – bijvoorbeeld bij onderhoud en/of bij openen van de kleppen – geurhinder kunnen veroorzaken.
De afstand van deze te geurbron tot aan de eerste nieuwe te plannen woning bedraagt circa 36 meter. Hiermee bevinden de beoogde woningen zich buiten de indicatieve hindercontour van 30 meter.
Bovendien bevindt zich reeds een bestaande woning, Indigoweg 89, op kortere afstand (dan de geplande nieuwe woningen) van het rioolgemaal. Een situatie van klachten is hier niet bekend.
Verder betreft het een verbetering van de bestaande planologische situatie. Het geldende bestemmingsplan laat immers de bouw van woningen toe op een kortere afstand dan met het nieuwe plan het geval zal zijn. Het geldende bestemmingsplan laat nieuwe woningen toe op 27 meter van de geurbron binnen het rioolgemaal.
Op basis van het bovenstaande kan het volgende worden geconcludeerd:
Naast bovenstaande bevindingen zal de gemeente aan de ontwikkelaar vragen om de koper van de dichtstbijzijnde woningen te wijzen op de aanwezigheid van het gemaal en de mogelijke geuroverlast die hierdoor kan ontstaan. Het een en ander zal in de koopovereenkomst (met kettingbeding) worden opgenomen.
Op basis van bovenstaande motivatie wordt geconcludeerd dat het rioolgemaal geen belemmering vomt voor de realisatie van de nieuwe woningen binnen het plangebied. De realisatie van de nieuwe woningen heeft ook geen invloed op de bedrijfsvoering van het betreffende rioolgemaal.
Sportvoorziening
Ten zuiden van het plangebied, aan de andere kant van Het Hooghemaal ligt op 76m afstand een sportvoorziening met 'manege' als aanduiding. Op grotere afstand een sportvoorziening met verlichting. Zowel voor de manege als andere sportvoorzieningen geldt op basis van de VNG-publicatie een aan te houden afstand van 50 meter, hieraan wordt voldaan.
Maatschappelijke voorziening
Ten zuiden van het plangebied, aan de andere kant van Het Hooghemaal is tevens een maatschappelijke voorziening gelegen. Deze voorziening ligt op circa 180 meter afstand. Voor deze functie geldt op basis van de VNG-publicatie een aan te houden afstand van 30 meter. Ook deze maatschappelijke voorziening voldoet aan de richtafstand.
De belangen van de genoemde bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen, nutsvoorzieningen en sportvoorzieningen zullen niet worden geschaad door de realisatie van de woningen. Er zijn bovendien woningen op kortere afstand tot deze functies gelegen. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de realisatie van de woningen. De afstanden tot bedrijven, de nutsvoorziening en de sportvelden voldoet ruim aan de richtlijn. Het planvoornemen heeft ook geen invloed op het functioneren van deze functies.
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een “goed woon- en leefklimaat”. Het aspect geluid kent voor geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) afhankelijk van typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Wettelijk kader
Langs alle wegen bevinden zich conform de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, met uitzondering van wegen op woonerven en 30 km/uur-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) aan wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluids-onderzoeks-zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk).
De beoogde ontwikkeling ligt binnen de geluidzone van de weg Het Hooghemaal. Het plan is tevens gelegen in de nabijheid van diverse 30 km/uur wegen. Voor de geluidsbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van deze weg geldt een ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB. Onder voorwaarden is een hogere waarde mogelijk tot 63 dB. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor zulke maatregelen wordt onderstaande volgorde aangehouden:
Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten een hogere (geluid)waarde verlenen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie en dus het woon- en leefklimaat bij de gevoelige objecten. Hiervoor heeft gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting en het type gebied waarin het plan zich bevindt. Per gebiedstype geldt een ambitie voor wat betreft de geluidsbelastingen. Zo wordt bijvoorbeeld in een (normaliter rustig) buitengebied een lager geluidsniveau nagestreefd dan in een rumoerig gebied langs een drukke snelweg met verhoogde geluidsbelastingen. Een hogere waarde mag – zoals gezegd - de maximale geluidsbelasting van 63 dB niet overschrijden. Voorwaarden voor een vast te stellen hogere waarde zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van een geluidsluwe (rustige) zijde en een geluidsniveau in de buitenruimte (zoals achtertuin/balkon) dat voldoet aan de ambitie voor het betreffende gebied. Voor geluidsbelastingen op gevels meer dan 63 dB kan formeel geen ontheffing worden verleend.
Naast het toetsingskader en wettelijke eisen van de Wgh dienen er altijd zodanige gevelmaatregelen te worden genomen dat wordt voldaan aan de maximale geluidsbinnenwaarde op grond van het Bouwbesluit. Deze maximale geluidsbinnenwaarde is ten gunste van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in betreffend object. Met de aanvraag om omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat deze binnenwaarde wordt voldaan.
Plan
Binnen het plangebied worden geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het betreft 7 koopwoningen. Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit de Wet geluidhinder. Het akoestisch onderzoek (Onderzoek wegverkeerslawaai Indigoweg, Rho Adviseurs, 16-03-2021) is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de gezoneerde ’Het Hooghemaal’ lager is dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt hier 41 dB, inclusief 5 dB aftrek op basis van artikel 110g wgh. Verder wordt de richtwaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Indigoweg niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt hier 48 dB, inclusief 5 dB aftrek op basis van artikel 110g Wgh. De woningen worden in een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat gerealiseerd. Het is niet noodzakelijk om een hogere geluidswaarde aan te vragen. Ook kan met deze nieuwbouw zonder meer worden voldaan aan de eis van het Bouwbesluit van 33 dB binnen. Het is dan ook niet noodzakelijk om een gevelweringsonderzoek uit te voeren.
Het aspect geluid staat de ontwikkeling niet in de weg.
Langs alle spoorwegen bevinden zich conform de Wgh geluidszones. De breedte van de zone is afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond. De beoogde ontwikkeling ligt niet in de zone van het spoortraject 's-Hertogenbosch-Utrecht/'s-Hertogenbosch-Nijmegen/ 's-Hertogenbosch-Tilburg/Eindhoven. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet relevant.
Geluidszonering
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. De zonering van industrielawaai is vastgelegd in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder 'Zones rond industrieterreinen' en hoofdstuk 2 van het Besluit geluidhinder. De afstand van het plangebied tot bedrijven is voldoende groot (zie ook paragraaf 5.3.2). Er zijn verder geen bedrijven of industrieterreinen aanwezig waar omheen een wettelijke geluidszone is gelegen. Het is dan ook niet nodig dit aspect nader te onderzoeken.
Bij trillingen in de ruimtelijke ordening gaat het vrijwel altijd om bescherming tegen trillinghinder bij personen. In sommige gevallen kan er ook sprake zijn van verstoring van activiteiten door trillingen (bijvoorbeeld laboratoria of computercentra welke gevoelig zijn voor trillingen). Trillingen is – indien relevant - een mee te nemen aspect in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening'.
Weg- of railverkeer en bepaalde zware industriële activiteiten kunnen trillingen in de bodem veroorzaken. In de nabijheid is geen bijzonder zware bedrijvigheid aanwezig of geprojecteerd. Gezien de ruime afstand tot het spoor en Rijksweg (>1 km) is het aspect trillingen voor de nieuwe woningen niet relevant te noemen.
Kunstmatige verlichting kan hinder geven. Er zijn veel functies met kunstmatige verlichting, zoals (autosnel)wegen, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouwbedrijven en sportterreinen. Hinder door licht hangt af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. Maar ook door de kans op blootstelling.
In onderhavige omgeving is kunstmatige verlichting (anders dan verlichting van openbaar gebied) aanwezig in de vorm van lichtmasten op het ten zuiden gelegen sportcomplex, ten behoeve van de piste van de manege. Ten eerste kan ruim aan de VNG-afstand van 50 meter vanaf de sportbestemming worden voldaan. Hierdoor is hinder in beginsel niet aannemelijk. De reeds aanwezige bestaande lichtmasten bevinden zich (met ruim 100 meter) overigens op een ruimere afstand (dan 50 meter) van de geplande woningen. Bovendien schijnen de lichtmasten niet in de richting van de beoogde woningen maar recht naar beneden op de piste. Hinder als gevolg van de lichtmasten is niet aannemelijk. Gezien de afstand tot de woningen, zullen ook belangen niet worden geschaad door de komst van een nieuw gevoelig object.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's – met het voldoen aan normen – aanvaardbaar zijn en wanneer ze verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De aanvaardbare risico's zijn vast gelegd in diverse besluiten. De belangrijkste in de ruimtelijke ordening zijn:
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit". In Nederland heeft de overheid bepaald dat in principe nergens in Nederland iemand een groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 1 op de 1 miljoen per jaar (10-6/jaar). Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een
bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Activiteitenbesluit
Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit (of vuurwerkbesluit)
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch
De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C, 2010). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid. Voor ontwikkelingen bevat deze beleidsvisie ook een kleurenkaart van het gemeentelijk gebied, waarin met een kleur (groen, oranje of rood) is aangegeven welke objecten (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of extra kwetsbaar) juist wel (groen), niet (rood) of onder voorwaarden (oranje) toelaatbaar zijn op een bepaalde locatie.
De beoogde ontwikkeling voorziet in woningbouw. De bewoners worden als normaal zelfredzaam beschouwd. De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid. De beoogde ontwikkeling vindt plaats in een groen gebied (buiten de 325 meter van het spoor en wegen). Nieuwe kwetsbare objecten zijn hierin toegestaan.
Beschouwing risicobronnen
De verschillende risicobronnen zijn in het kader van dit bestemmingsplan geïnventariseerd. Op basis van de risicokaart kan worden geconcludeerd dat er zich in of nabij het plangebied geen relevante risicobronnen bevinden.
Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
Uit bovenstaande informatie blijkt dat het plangebied niet is gelegen in het invloedsgebied van risicobronnen. Het is dan ook niet noodzakelijk om een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico op te stellen. Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
Omdat de ontwikkeling niet binnen de invloedssfeer van risicobronnen ligt en (ver) buiten een afstand van 325 meter van spoor en wegen, is geen advies gevraagd van de Veiligheidsregio. Dit is conform de afspraken met de Veiligheidsregio welke zijn opgenomen in het gemeentelijk 'Uitvoeringskader externe Veiligheid'.
Aangezien het planvoornemen niet is gelegen binnen het invloedsgebied van risicobronnen, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het planvoornemen.
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; PM2,5 fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. De grenswaarden voor luchtkwaliteit kunnen beperkend zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen en plannen. Uitgangspunt is dat een ruimtelijke plan (een project) niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m3. Om de bijdrage aan de luchtkwaliteit bij een kleiner ruimtelijk plan of verkeersplan vast te kunnen stellen, is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een speciale rekentool ontwikkeld, genaamd de NIBM-tool.
Met het invoeren van het extra aantal voertuigbewegingen en aandeel vrachtverkeer, bepaalt de NIBM-tool – uitgaande van worst-case omstandigheden – de bijdrage aan luchtkwaliteit en daarmee of een plan wel of niet NIBM is. Uitgaande van een worst-case uiterst maximum van 8,2 motorvoertuigbewegingen per woning per etmaal (conform CROW, verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer), daarmee maximaal 222 in totaal per etmaal, toont de NIBM-tool aan dat dit verkeer niet in betekenende mate bijdraagt bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarom hoeft onderhavig plan formeel niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Vanuit de wetgeving bestaat dan ook geen bezwaar tegen onderhavig plan.
Figuur 5.3 - Uitslag NIBM-tool (versie 24-03-2021, bron: infomil.nl)
Zoals gezegd is een formele toets aan de kwaliteitsnormen hier niet aan de orde, echter is in het kader van 'goede ruimtelijke ordening' de luchtkwaliteit wel beschouwd. Uit de landelijke Monitoringstool blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van de relevante stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) in dit gebied (Woongebied De Groote Wielen) onder respectievelijk 19 en 19 µg/m³ liggen. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke maximale grenswaarden (van 40 µg/m³). Verder is de heersende jaargemiddelde concentratie PM2,5 (de fijnere fractie van fijn stof) hier beneden 12 microgram/m³. Hiermee wordt ruim voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde van 25 microgram/m3. Naar verwachting nemen deze concentraties in de toekomst verder af door nationale en lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit.
Het planvoornemen draagt NIBM bij aan de luchtverontreiniging. Daarnaast is de luchtkwaliteit ter plaatse van goede kwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen knelpunt vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Bij plannen en ontwikkelingen, het daarvoor opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de toekomstige bestemming.
Het plangebied is op basis van het geldende bestemmingsplan al bestemd voor 'Wonen'. De gronden zijn dus al eerder geschikt bevonden voor deze functie. Toch is de bodemkwaliteit door middel van een actualiserend bodemonderzoek opnieuw beoordeeld (Diverse actualiserende onderzoeken, 6 locaties plangebied De Groote Wielen, Verhoeven Milieutechniek B.V., 7 december 2016). Het betreffende bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting. In dit onderzoeksrapport is het plangebied ter plaatse van de beoogde woningbouw aangeduid als 'Locatie 5'.
Ter plaatse van het plangebied zijn geen sterke grondverontreinigingen aangetroffen. Wettelijk zijn er dan ook geen sanerende maatregelen van toepassing. Met de uitgevoerde actualiserende onderzoeken is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in voldoende mate onderzocht en vastgelegd.
Het bodemonderzoek dateert van eind 2016, echter hebben in de periode hierna geen bodemverontreinigende activiteiten meer plaatsgevonden. Het plangebied heeft sindsdien enkel nog braak gelegen en heeft gefungeerd als groenstrook.
Geconcludeerd kan worden dat er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen belemmeringen bestaan voor de herontwikkeling en onroerend goed transactie.
Als er door graafwerkzaamheden grond moet worden afgevoerd van de locatie gelden de voorwaarden uit de Nota Bodembeheer 2019-2024 van de omgevingsdienst Brabant Noord. Ook moet er rekening worden gehouden met het "tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie". Dit tijdelijk handelingsperspectief van 8 juli 2019 is op 28 november 2019 geactualiseerd.
De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Geur kan in de leefomgeving in meer of minder mate hinder veroorzaken en kan om die reden ook eventueel gezondheidsrisico's met zich meebrengen. De geuremissie verspreidt zich via de lucht en op de woon- en leefomgeving wordt een geurbelasting veroorzaakt. Er dient een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig te zijn, maar tevens dienen omliggende bedrijven (veehouderijen of geur producerende bedrijven) niet in hun bedrijfsontwikkeling(en) worden belemmerd.
Gezien de afwezigheid van agrarische bedrijven, alsook industriële geur-producerende bedrijven in de nabijheid van het plangebied, is geur hier geen relevant aspect.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van bovengrondse hoogspanningslijnen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijken namelijk aanwijzingen dat langdurig verblijf in de buurt van hoogspanningslijnen mogelijk invloed heeft op de gezondheid van kinderen, namelijk een verhoogde kans op het krijgen van leukemie. Gedacht wordt dat de magneetvelden van de bovengrondse hoogspanningslijnen hiervan de oorzaak zouden kunnen zijn. Het is overigens niet aangetoond dat de magneetvelden van hoogspanningslijnen hiervan écht de oorzaak zijn. Wél is er een advies van het Rijk uit 2005 over bovengrondse hoogspanningslijnen. Hierin staat dat het niet wenselijk is dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven binnen de magneetveldzones van hoogspanningslijnen. Via dit voorzorgsbeleid dient zo veel als mogelijk te worden vermeden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven binnen de magneetveldzones van bovengrondse hoogspanningslijnen. Dit voorzorgbeleid heeft betrekking op nieuwe objecten waarin kinderen langdurig verblijven, zoals nieuwe woningen, scholen, kinderdagverblijven en crèches. De magneetveldzone is het gebied waar het (jaargemiddeld) magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla.
Het Rivm beheert een kaart met daarop de Nederlandse hoogspanningslijnen. Dit is de zogenaamde 'netkaart'. Deze netkaart is in juli 2018 geactualiseerd en geeft voor elke individuele hoogspanningslijn (of een deel daarvan) de breedte van de 'indicatieve magneetveldzone'. De breedte van de 'indicatieve magneetveldzone' bedraagt hier 60 meter aan weerszijden van het hart van de hoogspanningslijn. De breedte van deze magneetveldzone dient bij ontwikkelingen te worden aangehouden, tenzij uit een specifiek onderzoek een kleinere afstand blijkt. Dit betekent dat nieuwe gevoelige objecten (inclusief buitenruimten) er buiten dienen te liggen.
Voor de realisatie van dit planvoornemen is een onderzoek uitgevoerd naar de specifieke magneetveldzones voor de 150kV hoogspanningslijn Den Bosch Noord - Oss, ter plaatse van de masten 18, 19 en 20 en aanvullend ook masten 22 en 23 (ter hoogte van het plangebied) in de Groote Wielen. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 5 bij deze toelichting.
Berekend is dat voor het vaksegment M22 – M23 een specifieke magneetveldzone van 45 meter geldt, zowel voor het noordelijke (witte) circuit als het zuidelijke (zwarte) circuit.
Figuur 5.4: De berekende specifieke magneetveldzones tussen de masten 22 en 23 met plangebied rood omlijnd.
Geadviseerd wordt om binnen de specifieke magneetveldzone van 45 meter geen woningen en bijbehorende percelen mogelijk te maken. Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen buiten de specifieke magneetveldzone van 45 meter en maakt dus geen woningen en bijbehorende percelen mogelijk binnen de zone. Daarmee voldoet het plan aan het advies van het rijk uit 2005 en het daarin geformuleerde voorzorgsbeleid.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van een woonbestemming op 59 meter van hoogspanningslijnen. Uit het specifieke onderzoek blijkt dat de zone 45 meter bedraagt, hierdoor is er geen sprake van langdurige blootstelling en daarmee heeft het planvoornemen geen invloed op de gezondheid. Daarmee wordt gehoor gegeven aan het advies om geen nieuwe woningen, inclusief bijbehorende tuinen, binnen deze zone te realiseren.
Op 31 januari 2017 heeft de gemeenteraad het Waterplan 2016 vastgesteld. Dit plan beoogt een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem in 's-Hertogenbosch. Het hemelwaterbeleid is verankerd in de gemeentelijke Verordening Hemelwater en Grondwater. De doelen en ambities van het waterschap Aa en Maas zijn beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021. In de Keur (2018) staan de regels die een waterschap hanteert bij de bescherming van onder andere waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Deze regels voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Daarnaast is met de komst van de Waterwet het waterschap bevoegd gezag geworden voor de regulering van grondwateronttrekkingen en infiltraties.
De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:
Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem. Aan de hand van deze waterparagraaf wordt toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald in dit bestemmingsplan.
Het potentieel extra verhard oppervlak binnen het plangebied (bestemming 'Wonen') bedraagt (worst-case) circa 1.500 m². Om invulling te geven aan het aspect klimaat-adaptatie geldt volgens het gemeentelijke hemelwaterbeleid en de Keur van het Waterschap Aa en Maas een bergingsopgave van ten minste 60 mm per m² oppervlak dat wordt verhard. In deze situatie komt dat neer op een worst-case bergingsopgave van 90 m³.
Voor het totale plan van De Groote Wielen is een waterhuishoudingsplan van toepassing. Dit is afgestemd met het Waterschap Aa en Maas. Voor meer informatie over dit plan wordt verwezen naar de actualisatie van het gehele bestemmingsplan De Groote Wielen uit 2011. In dit waterhuishoudingsplan is rekening gehoouden met de invulling van het plangebied aan de Indigoweg met woningbouw. In het totale waterhuishoudingspan is rekening gehouden met het extra verhard oppervlak dat de beoogde woningen genereren. Gezien de opgave voor berging op eigen terrein vanuit de Verordening Hemelwater (2021) volstaat hier een berging van 10 mm op eigen terrein; de Watermachine voorziet in de rest van de opgave.
Overigens voorziet het planvoornemen in een kleiner oppervlak aan verharding dan het geldende bestemmingsplan. Het plangebied wordt, naast de nieuwe woningen, ook voorzien van een mandelige tuin. Het inrichtings- en beplantingsplan zoals bescherven in paragraaf 3.2 geeft hier inzicht in.
Ten opzichte van de geldende planologische situatie zal het verhard oppervlak derhalve eerder afnemen.
Parallel aan Het Hooghemaal ligt een A-watergang. Het planvoornemen voorziet niet in werkzaamheden in of nabij deze A-watergangen.
Het planvoornemen is wel gelegen tegen het oppervlakte van een zijtak van De Groote Wielen. Ter plaatse zijn, op basis van het geldende bestemmingsplan, vlonders reeds toegestaan. Het planvoornemen voorziet ter plaatse ook in de realisatie van vlonders maar deze zijn buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gesitueerd en zullen ook op afstand tot het open water worden gerealiseerd. Verder heeft het planvoornemen geen invloed op het oppervlakte water. Het hemelwater van de waterzijde van de woningen wordt geloosd op open water. Aan de straatzijde en de platte daken zal het hemelwater door middel van een infiltratiesysteem in de bodem worden geïnfiltreerd.
Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater wordt geadviseerd om bij het ontwerp (en de bouw) af te zien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (zoals zink en koper) in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen zoals goten en leidingen. In de uitwerking van de plannen, c.q. het ontwerp van de nieuwe woningen, zal invulling worden gegeven aan het hemelwaterbeleid. Het planvoornemen voldoet hieraan.
In de Indigoweg is een vuilwaterriool aanwezig. Via een vuilwatergemaal zal het huishoudelijk afvalwater getransporteerd worden naar dit vuilwaterriool. Het is niet mogelijk en toegestaan om hemelwater aan te sluiten op dit vuilwaterriool.
In verband met eventuele geurhinder afkomstig van het rioolgemaal, heeft een overleg plaatsgevonden tussen de gemeente 's-Hertogenbosch en waterschap Aa en Maas. In paragraaf 5.3.2 wordt nader ingegaan op de uitkomsten van deze bespreking. Geconcludeerd wordt in ieder geval dat het rioolgemaal geen belemmering vomt voor de realisatie van de nieuwe woningen binnen het plangebied. De realisatie van de nieuwe woningen heeft ook geen invloed op de bedrijfsvoering van het betreffende rioolgemaal.
Het aspect water vormt geen belemmering voor dit plan. In het waterhuishoudkundig plan voor De Groote Wielen is rekening gehouden met de hemelewaterberging die noodzakelijk zal zijn voor (onder andere) de invulling van het plangebied met woningen. Daarmee wordt dus aan het beleid voldaan. Het planvoornemen heeft geen nadelige invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.
We staan in Nederland voor ingewikkelde opgaven. Niet alleen moeten we steeds meer mensen huisvesten, ook hebben we rekening te houden met klimaatverandering en een toenemende schaarste aan energie en grondstoffen. Ook ontwrichten hoosbuien steeds vaker de openbare ruimte. Gemeente 's-Hertogenbosch werkt intensief aan een energiebewuste, gezonde, groene en klimaatbestendige gemeente. Hierbij zorgen we er onder meer voor dat onze gemeente door onze inwoners als prettig en gezond wordt ervaren, met behoud van grondstoffen en het milieu in het algemeen. De duurzame uitgangspunten zijn vast gelegd in de 'visie duurzaam 's-Hertogenbosch' (mei 2019).
Met de vast gestelde visie zet gemeente 's-Hertogenbosch verduurzaming in op de onderstaande 4 thema's:
Conform de visie houden we rekening met veranderingen in het klimaat met meer extreme buien en hete zomers. We zorgen voor een veilig watersysteem en werken aan vergroening van onze omgeving. Op het gebied van energie (om een CO2 neutrale gemeente te worden) werken we enerzijds aan het verminderen van de energievraag en anderzijds het opwekken van duurzame energie op diverse manieren. Ook maken we stappen om de gemeente op termijn aardgasloos te laten zijn. Ten aanzien van grondstoffen zijn we ons er van bewust dat deze dreigen schaars te worden door een groeiende bevolking en toenemende welvaart in de wereld. Beschikbare grondstoffen dienen derhalve zo efficiënt mogelijk te worden gebruikt (en hergebruikt) en we gaan er bewust mee om.
Ten aanzien van het vervoer werken we aan schonere, slimmere en duurzame mobiliteit. Op deze wijze bouwen we samen aan een duurzaam 's-Hertogenbosch.
Ten aanzien van het plan is per thema beschreven op welke wijze hier invulling wordt gegeven:
Het planvoornemen voorziet in een gezonde, groene en klimaatbestendige leefomgeving. De gezonde, groene leefomgeving wordt vorm gegeven door de realisatie van een gemeenschappelijke tuin aan de voor- en zijkant van de woningen. Hiermee worden bewoners aangezet tot bewegen en kunnen omwonenden samen komen. De klimaat bestendige leefomgeving wordt vormgegeven door hemelwater te laten infiltreren in de bodem, en niet af te voeren richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Hierdoor wordt verdroging en overbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (met vervuiling tot gevolg) tegen gegaan. Verder zet het planvoornemen in op natuurinclusief bouwen, waarbij het groen en water wordt omarmd in het ontwerp. Voor het vergroten van de biodiversiteit is gekozen voor inheemse plantensoorten in de gemeenschappelijke tuin. Ook is er gekozen voor het gebruik van natuurlijke materialen zoals vlonders in plaats van bestrating.
Vanaf 1 juli 2018 mogen nieuwe woningen en andere nieuwe kleinverbruikers niet meer op aardgas worden aangesloten. Vanaf 1 januari 2021 moet nieuwbouw voldoen aan zogenaamde 'BENG-eisen' voldoen. BENG staat voor “Bijna Energie Neutraal Gebouw”. Woningen gebouwd volgens het tegenwoordige BENG zijn optimaal geisoleerd met onder meer betere kierdichting en als ontwerpopgave een verminderde energievraag. Daarbij moeten BENG-woningen ook voor een deel in hun eigen nodige energie voorzien. Alle woningen in het planvoornemen worden dan ook gerealiseerd zonder gasaansluiting. De woningen worden verwarmd door gebruik te maken van bodemwarmte. Daarnaast voorziet het planvoornemen alle 7 woningen van zonnepanelen op het dak. Op deze manier voorzien de woningen in hun eigen energiebehoefte.
Verder wordt ingezet op energiebesparing, zo voorziet het planvoornemen in goed geïsoleerde woningen. Doordat de woningen half zijn ingegraven, blijven de woningen koeler in de zomer en warmer in de winter. Hierdoor wordt eveneens energie bespaard. Met bodemwarmte wordt in de winter gebruik gemaakt van de opgeslagen warmte in de bodem en in de warme zomers wordt gebruik gemaakt van de koelte uit de bodem. Dit scheelt tevens in energieverbruik voor koeling. Verder dienen nieuwe woningen - tesamen met BENG - te voldoen aan een eis om oververhitting in woningen (mede door de warmere zomers en betere isolatie) te voorkomen. Koeling via de bodem levert hierbij een deel van een duurzame oplossing.
Het planvoornemen voorziet in het gebruik van natuurlijke en duurzame materialen.
Andere materialen die gebruik worden, zoals beton, kunststof etc. zijn te recyclen waardoor ook deze impact op de grondstoffenvoorraad beperkt is.
Het planvoornemen betreft de bouw van 7 woningen. Elke woning krijgt de beschikking over voorzieningen voor de aanschaf van duurzame mobiliteit, zoals een eigen parkeerplaats voor de deur voor het opladen van een elektrische auto. De laadinfrastructuur en voertuigen zullen door de bewoners zelf moeten worden ingezet. Uit vooronderzoek is dan ook gebleken dat er geen wensen zijn voor gemeenschappelijke mobiliteitsoplossingen.
De bescherming van de natuur is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming (Wnb) geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en gebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De provincie is bevoegd gezag voor de toetsing van handelingen met mogelijke gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten (de soortenbeschermingsbepalingen) én voor Natura 2000-gebieden (de gebiedenbeschermingsbepalingen). Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk bevoegd gezag.
Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook in dit kader zijn de provincies het bevoegd gezag.
Gebiedsbescherming vanuit de Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming, heeft voor wat betreft gebiedsbescherming, betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze bij de voorbereiding van een bestemmingsplan in kaart te worden gebracht en beoordeeld. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.
Gebiedsbescherming vanuit provinciaal beleid
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones met als doel natuurgebieden beter met elkaar en met het omringende agrarisch gebied te verbinden.
Conform artikel 1.12 van de Wet natuurbescherming dragen gedeputeerde staten in hun provincie zorg voor de totstandkoming en instandhouding van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, genaamd 'Natuurnetwerk Nederland'. Zij wijzen daartoe in hun provincie gebieden aan die tot dit netwerk behoren. De planologische begrenzing en beschermingsregimes van het Natuurnetwerk Nederland loopt via het traject van de provinciale ruimtelijke structuurvisies en verordeningen.
Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming onderscheidt beschermingsregimes voor soorten op grond van internationale verdragen, aangevuld met soorten die vanuit een nationaal oogpunt beschermd worden. Hierdoor zijn er in de Wet natuurbescherming drie verschillende verbodsartikelen per categorie soorten;
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Volgens artikel 3.31 zijn de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10 niet van toepassing op handelingen die zijn beschreven in en aantoonbaar worden uitgevoerd overeenkomstig een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode en die plaatsvinden in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, of ruimtelijke ontwikkeling of inrichting.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in of in de directe nabijheid van Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland of andere beschermde natuurgebieden. De afstand tot het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek is circa 6 kilometer, dit is weergegeven in figuur 5.4
Figuur 5.4 - Afstand Natura 2000-gebied ten opzichte van het plangebied (rode cirkel)
Omdat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat het planvoornemen geen negatieve invloed heeft op het Natura 2000-gebied, zijn berekeningen uitgevoerd, de resultaten zijn samengevat in de rapportages (Aerius berekening Indigoweg te Rosmalen, d.d. 25-01-2021 en de aanvullende memo, d.d. 23-02-2021) zoals opgenomen in bijlage 1 en 2. Uit de uitgevoerde berekeningen naar de gebruiksfase en de aanlegfase blijkt dat de stikstofdepositie in beide situaties niet meer dan 0,00 mol N/ha/jaar bedraagt. Het onderhavige plan zal geen relevante significante cumulatieve effecten kunnen veroorzaken ter plaatse van nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Hierdoor vormt het aspect stikstofdepositie geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Soortenbescherming
Het plangebied is momenteel braakliggend en wordt gekenmerkt door een groene invulling. Deze groene invulling bestaat uit een trapveldje (huidig gebruik). Door het regelmatig maai-onderhoud dat plaatsvindt bevat het plangebied geen geschikte habitats voor beschermde soorten. Hierdoor kan gesteld worden dat in het plangebied geen natuurwaarden aanwezig zijn. Het riet en de flauwe oever vallen dan ook ruim buiten het plangebied.
In figuur 5.5 en 5.6 zijn een vooraanzicht en een bovenaanzicht weergegeven, hieruit blijkt dat het plangebied met regelmaat wordt gemaaid, er geen natuurwaarden voorkomen en de oever en rietkraag buiten het plangebied vallen.
Figuur 5.5 - Vooraanzicht trapveldje en arcering plangebied
Figuur 5.6 - Bovenaanzicht en arcering plangebied
Het planvoornemen voorziet niet in het verwijderen van bomen of struiken en de afstand tot de oever van het water is enkele meters. Wel zullen in deze oever, conform het geldende bestemmingsplan, vlonders worden aangelegd. Dat heeft echter geen invloed op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Gezien het huidige gebruik en de beoogde ontwikkeling met woningbouw en tevens een gemeenschappelijke tuin op basis van het Inrichtings- en beplantingsplan, kan geconcludeerd worden dat er in de bestaande situatie geen natuurwaarden aanwezig zijn en dat er in de toekomstige situatie meer ruimte komt voor de natuur.
Het planvoornemen geeft geen stikstofdepositie ter plaatse van het Natura 2000-gebied. Vanwege het ontbreken van geschikte habitats voor beschermde soorten, vormt het aspect ecologie geen belemmering voor het planvoornemen.
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.
Uit bestemmingsplan De Groote Wielen volgt dat het merendeel van de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones in het plangebied van dat plan is onderzocht. Daarbij zijn de belangrijkste archeologische resten gedocumenteerd en is de informatie veiliggesteld. Voor het plangebied van De Groote Wielen geldt dus dat het grotendeels 'archeologievrij' is. Omdat ook het plangebied van dit bestemmingsplan binnen dat gebied valt, is geen archeologisch onderzoek nodig.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingsplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. de SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijks als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
Op basis van het geldende bestemmingsplan was het plangebied reeds bestemd voor 5 woningen. Dit bestemmingsplan sluit aan bij het huidige bestemmingsplan en voorziet in de realisatie van 7 woningen. De typologie van de betreffende woningen wordt ook vastgelegd, namelijk 'twee aaneen' ter plaatse van de 6 twee-onder-een-kapwoningen en 'vrijstaand' ter plaatse van de vrijstaande woning.
In de regels is vastgelegd dat de hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een kap. Ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' zijn uitsluitend platte daken toegestaan. Daarnaast zijn de maximale goot- en bouwhoogten op de verbeelding en in de regels vastgelegd.
Het bouwplan zoals toegelicht in paragraaf 3.2 is verwerkt op de verbeelding en in de regels en daarmee planologisch- juridisch vastgelegd.
Om de doorzichten van en naar het aangrenzende water ook juridisch-planologisch te verankeren krijgt de mandelige tuin de bestemming 'Groen'. Het is hier niet toegestaan om gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen te realiseren. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'is de realisatie van parkeervoorzieningen toegestaan. Verder sluit de groenbestemming aan op de groenbestemming zoals opgenomen in het aangrenzende bestemmingsplan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
De gronden zijn in het bezit van een ontwikkelende partij. Zij is, samen met de gemeente 's-Hertogenbosch initiatiefnemer van onderhavige bestemmingswijziging. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. Tussen de ontwikkelende partij en de gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de plankosten en planschadeverhaalskosten.
De plankosten maar ook de kosten voor het bouwrijp maken en de bouw van de woningen worden gedekt uit de opbrengsten van de verkoop van de woningen of de bouwpercelen. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.
De kosten voor de openbare parkeerplaats binnen de groenbestemming neemt de gemeente 's-Hertogenbosch voor eigen rekening.
In het kader van de inspraak hebben inmiddels meerdere informatieavonden plaatsgevonden met omwonenden. De geplande ontwikkeling is de derde keer verspreid huis-aan-huis bij de omwonenden waarbij het ruimtelijk plan is gepresenteerd en stakeholders inspraak hadden. Een verslag van de laatste omgevingsdialoog d.d. 19 november 2020 is opgenomen in Bijlage 6 bij deze toelichting.
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht in samenhang met artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het ontwerpbestemmingsplan voorafgaand aan de terinzagelegging ervan toegezonden aan:
De opmerkingen van het waterschap AA en Maas over het rioolgemaal zijn verwerkt in paragraaf 5.3 van deze toelichting.
Het ontwerpbestemmingsplan lag vanaf 1 november 2021 tot en met 12 december 2021 ter inzage. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Er zijn gedurende de terinzagelegging geen zienswijzen ingediend.