direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Duyn en Daelseweg ongenummerd naast 14 Nuland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002464-1401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de woningbouwontwikkeling van vier schuurwoningen aan de Duyn en Daelseweg in Nuland op een onbebouwd perceel naast de woning met huisnummer 14 voorzien. Het plangebied betreft het kadastrale perceel Nuland, sectie B nummer 4403.

De realisatie van de schuurwoningen past niet binnen het vigerend bestemmingsplan 'Kom Nuland'. De nieuwbouw van extra woningen in de kernrand van Nuland binnen de bebouwde kom is mogelijk als het aan sluit bij omliggende percelen en de ontwikkeling niet in strijd is met andere wet- en regelgeving. In de structuurvisie 'Groene Schil Nuland' is de inrichting voor de zone rondom Nuland uitgewerkt. Op basis van deze visie van de voormalige gemeente Maasdonk wordt woningbouw mogelijk gemaakt.

In dit bestemmingsplan wordt aangegeven hoe het te realiseren project past in het (gemeentelijk) beleid. Vervolgens wordt inzicht gegeven in de, bij de afweging betrokken, belangen en aspecten. Het bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden van de voormalige gemeente Maasdonk zoals bij gemeenteraadsbesluit d.d. 21 april 2009 en zoals in de brieven van 27 september 2011 en 25 januari 2012 zijn meegegeven. Dit betekent dat de bouw van vier woningen mogelijk wordt gemaaakt binnen de kaders structuurvisie 'Groene Schil Nuland' en dat er sprake moet zijn van een “groene kamer”.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de Duyn en Daelseweg te Nuland in gemeente 's-Hertogenbosch (zie rode omlijning in figuur 1). Aan de noordwestzijde van het plangebied liggen de bestaande woningen Duyn en Daelseweg 14 en 14A. Direct ten zuiden van het plangebied ligt een perceel waarop zes vrijstaande nieuwbouwwoningen zijn gerealiseerd. Aan de noord- en oostzijde grenst het plangebied aan het sportpark 'Duin en Dael' van Nuland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0001.jpg"

Figuur 1: Plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kom Nuland' van de gemeente 's-Hertogenbosch, vastgesteld op 20 augustus 2018. Zie figuur 2 met uitsnede ter plaatse van plangebied. Op grond van het bestemmingsplan heeft het plangebied de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' zonder bouwvlak. Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0002.jpg"

Figuur 2: Uitsnede bestemmingsplan 'Kom Nuland'

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Verbeelding:

Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.

  • Planregels:

In de planregels is het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden, opstallen en ander gebruik van de gronden juridisch geregeld. Per bestemming is aangegeven wat binnen die bestemming mogelijk en/of toegestaan is.

  • Toelichting:

In de toelichting worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de uitkomsten van eventueel uitgevoerde onderzoeken opgenomen.

1.5 Leeswijzer

De bestaande situatie en de stedenbouwkundige structuur nieuwe ontwikkeling zijn beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 is het relevante beleid samengevat en onderverdeeld in Rijks-, provinciaal- en gemeentelijke beleid. De randvoorwaarden zijn in hoofdstuk 4 uitgewerkt in verschillende onderwerpen, zoals: geluid, bodem, externe veiligheid etc.. De juridische aspecten staan in hoofdstuk 5. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid zijn toegelicht in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied Duyn en Daelseweg ongenummerd (naast nummer 14) ligt ten westen van de kern Nuland. Nuland is een dorp in de provincie Noord-Brabant, gelegen aan de A59 tussen 's-Hertogenbosch en Oss. Het plangebied is gelegen aan de rand van deze kern binnen de bebouwde kom. Aan de westzijde van het plangebied begint het buitengebied. Doordat het plangebied is gesitueerd in het overgangsgebied tussen de kern Nuland en het buitengebied, kent het een groen en open karakter. In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse vrijstaande woningen gelegen.

De kern Nuland kent nabij de lint Duyn en Daelseweg een zachte overgang van stedelijk naar landelijk gebied. Deze zachtere overgang wordt gecreëerd door de lagere bebouwingsdichtheid en de aanwezigheid van zowel open als gesloten groene gebieden. Ten oosten van het plangebied ligt het sportpark van Nuland met enkele voetbal- en tennisvelden. Het sportpark is door groene kamers omkaderd en zorgt daarmee voor een open ruimte tussen de bebouwde kom van Nuland en de bebouwingslint langs de Duyn en Daelseweg. In verband met lichthinder ligt rond de sportvelden een 30 meter brede hindercontour welke deels over het plangebied loopt. Ten westen van de Duyn en Daelseweg liggen nog enkele agrarische en open graspercelen en start het bos en heidegebied 'Hei en Wei' met het verpleeg- en verzorgingstehuis Sint Jozefoord.

Kenmerkend voor het landschap is de verspreide ligging van de weilanden en akkers in een fijnmazige structuur, alsmede de verspreide concentratie van bebouwing in kleine groene kamers en linten. Tot slot wordt de Duyn en Daelseweg gekenmerkt door historisch waardevolle beplanting van eiken en platanen.

Het bebouwingslint kent een open karakter door de beperkte fysieke verdichting en de aanwezigheid van het half open landschap. Kenmerkend voor het lint is de lage bebouwingsdichtheid die past bij een overgangsgrens van een stedelijk gebied naar een meer landelijke omgeving.

2.2 Stedenbouwkundige structuur nieuwe ontwikkeling: "Wonen op een eigentijds boerenerf"

1. Wooncluster in groene kamer: uitwerking als een eigentijds boerenerf.

Voor de locatie aan de Duyn en Daelseweg in Nuland is een stedenbouwkundig plan ontwikkeld voor een wooncluster van vier woningen in een groene kamer conform het beleid uit de Structuurvisie Groene Schil is. Zie figuur 3.

Vanuit de Structuurvisie Groene Schil zijn geen nadere eisen aan de typologie en beeldkwaliteit van de woningen gesteld. Tevens ligt de locatie in een welstandsvrij gebied. Vanuit de eerdere planvorming door de initiatiefnemers is in overleg met de voormalige gemeente Maasdonk en de gemeente 's-Hertogenbosch echter steeds ingezet op de realisatie van “schuurwoningen”. In dit stedenbouwkundig plan is dat nader uitgewerkt als een “eigentijds boerenerf”.

Bij de stedenbouwkundige uitwerking is rekening gehouden met de ligging aan het lint van de Duyn en Daelseweg waarin bebouwing wordt afgewisseld met groene ruimtes.

Daarnaast zijn de direct aangrenzende bestaande woningen Duyn en Daelseweg 14, 14A en 14B aan de noordzijde, de in aanbouw zijnde woningen in het plan Hof Duyn en Dael / Van Lijssel aan zuidzijde en de sportvelden (korfbalveld en trainingsveld voetbal) aan de oost- en noordzijde van belang voor de stedenbouwkundige en milieutechnische mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0003.jpg" Figuur 3: Stedenbouwkundig plan (inclusief landschappelijke inrichting)

Kenmerkend voor een eigentijds boerenerf is een verkavelingsopzet waarbij de schuurwoningen geclusterd rondom een gezamenlijk erf staan. In de verkavelingsopzet en positionering van de woningen is rekening gehouden moet worden met de volgende aspecten:

  • De woningen zijn georiënteerd op het gezamenlijke erf, en staan compact geclusterd rondom het gezamenlijk erf. Om dit te bewerkstelligen zijn de volgende randvoorwaarden aangehouden:
    • 1. de onderlinge afstand tussen aangrenzende schuurwoningen is niet meer dan 10 meter;
    • 2. de woningen liggen aan een gemeenschappelijk erf. Het gemeenschappelijke erf is voldoende ruim gedimensioneerd zodat er 'overruimte' ontstaat die uitnodigd om door de aanwonenden in te richten als informele zone met bijvoorbeeld potplanten, bankjes of een grindstrook om hemelwaterafvoer op te vangen. De zone is geen voortuin, maar maakt onderdeel uit van het gezamenlijke erf. Deze zone waarborgt de privacy van de bewoners, die noodzakelijk is vanwege de korte afstand tussen de tegenover elkaar liggende woningen (14 meter) en vanwege de noodzaak om fysieke afstand aan te houden tot het autoverkeer over het gemeenschappelijke erf.
      Een dergelijke informele overgangszone tussen woningen en gemeenschappelijk erf is veelvuldig bij (eigentijdse en traditionele) boererven terug te vinden.
  • De zuidwestelijke woning is zowel georiënteerd op de Duyn en Daelseweg als op het gezamenlijk erf. Deze woning staat maximaal 3 meter van de perceelsgrens aan de zijde van de Duyn en Daelseweg af, zodat de woning ook georiënteerd is op de Duyn en Daelseweg. Deze woning vormt hierdoor de entreewoning van het erf.
  • Het verkavelingsplan heeft een orthogonale verkavelingsopzet, waarbij de kaprichtingen elke keer verschillen.

2. Schuurwoningen 

De schuurwoningen vormen één samenhangend eigentijds ruimtelijk ensemble dat refereert aan het traditionele boerenerf. Daarom zijn de volgende uitgangspunten voor de volumeopbouw van de woningen aangehouden:

  • De woningen zijn opgebouwd uit eenvoudige volumes van 1 bouwlaag met kap (typologie schuurwoningen).

Om onderlinge samenhang te generen hebben de woningen eenzelfde goothoogte, nokhoogte en zijn allen voorzien van een zadeldak. De goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 8,5 meter sluit aan op de hoogteregeling van de direct ten noorden en ten zuiden gelegen bestaande woningen.

  • Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

3. Groene kamer door landschappelijke inpassing

Vanuit het beleid uit de Structuurvisie Groene Schil en de ruimtelijke situatie van het plangebied dient sprake te zijn van een “groene kamer”. De groene kamer is gecreëerd door het handhaven van de bestaande groene voorruimte/weiland langs de Duyn en Daelseweg. De nieuwe woningen komen hierdoor op een afstand van ruim 45 meter vanaf de weg te staan. De direct aangrenzende bestaande/te realiseren woningen aan de noord- en zuidzijde (Duyn en Daelseweg 14, 14 a en 14 b en de woningen Hof Duyn en Dael / Van Lijssel) staan met 10 meter op veel kortere afstand van aan de weg.

Naast de groene voorruimte is het nieuwe wooncluster ook voorzien van een robuuste groene rand door middel van het aanbrengen van een landschappelijke inpassing. Deze landschappelijke inpassing sluit grotendeels aan op de voetbalvelden van Nulandia en de bestaande woonpercelen aan zowel de noord- als zuidzijde.

Het nieuwe erf van de 4 woningen is omlijst door een robuuste groene rand, in de vorm van een beukenhaag van ca. 1 meter breed en ca. 2 meter hoog. Op deze wijze kunnen minimaal twee plantrijen worden toegepast. De beukenhaag wordt toegepast aan de zijde van de Duyn en Daelseweg en aan de zijde van het voetbalveld. Ter plaatse van de entreewoning verlaagd de haag tot ca 80 cm zodat de woning ook een oriëntatie krijgt op de Duyn en Daelseweg. (formeel geen voortuin namelijk).

Op de plaatsen waar de nieuwe kavels direct grenzen aan de bestaande woonkavels wordt in gezamenlijk overleg tussen de eigenaren voorzien in een erfafscheiding tussen de kavels, die bij voorkeur in de vorm van een groene haag wordt uitgevoerd.

Het toegangspad wordt half verhard aangelegd naar het gemeenschappelijk erf. In de groene kamer voor het erf met de 4 woningen worden een aantal solitaire losstaande bomen aangeplant. Zie figuur 3.

Referentiebeelden schuurwoningen

In het stedenbouwkundig plan worden 4 vrijstaande schuurwoningen gerealiseerd. Deze schuurwoningen bestaan uit een eenvoudige, rechthoekige bouwmassa met grote daken. Bij de architectonische uitwerking worden bij voorkeur natuurlijke kleuren en materialen toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0005.jpg"

Figuur 4 en 5: Referentie beelden

2.3 Verkeer en parkeren

Verkeer

Bij het planvoornemen wordt gekeken naar de verkeerssituatie. Het plan voorziet in het herbestemmen van agrarische gronden naar wonen, waarbij de bestemming wonen een verkeersaantrekkende werking heeft. Het plangebied ligt aan de Duyn en Daelseweg in de bebouwde kom met ter hoogte van het plangebied een 30km/u regime met een lage verkeersintensiteit. De verkeersaantrekkende werking van de vier nieuwe woningen heeft een minimaal aandeel in de totale verkeersintensiteit van de Duyn en Daelseweg. De nieuwe woningen worden met een gezamenlijke in- en uitrit ontsloten naar de Duyn en Daelseweg zoals in het stedenbouwkundige plan is opgenomen (zie figuur 3).

Parkeren

Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de 'Nota Parkeernormering 2021', die is vastgesteld op 12 oktober 2021. De nota geeft normen en richtlijnen voor functies, gebaseerd op kengetallen van CROW, voor zes verschillende zones binnen de gemeente. De nota geeft alleen voor de functies wonen, werken en winkels de parkeernormen. Voor de ontwikkeling van andere functies gelden richtlijnen hoe met parkeren omgegaan wordt.

De nieuwe woningen hebben een bouwvlak van circa 144 m2. Het precieze aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak (bvo) is nog onbekend, maar gezien het vloeroppervlakte van de begane grond is het aannemelijk dat het totaal per woning boven de 150 m2 bvo komt.

In figuur 6 is de gebiedsindeling voor het parkeren van de gemeente 's-Hertogenbosch weergegeven. Hierop is te zien dat het plangebied is gelegen in zone 4b: Bokhoven, Gewande, Kruisstraat, Nualnd, Vinkel. Voor woningen van >150 m2 bvo geldt een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning. Dit is inclusief het bezoekersaandeel van 0,3 parkeerplaats per woning. Voor het planvoornemen van vier woningen moeten dus 6,8 (=1,7*4), afgerond 7 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd, waar voldoende ruimte aanwezig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0006.png"

Figuur 6 Overzichtskaar gebiedsindeling parkeerzones gemeente 's-Hertogenbosch

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat geen voor het plangebied Duyn en Daelseweg relevant beleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het besluit is 30 december 2011 in werking getreden.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat geen voor het plangebied Duyn en Daelseweg relevante gebieden of regelingen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Met de inwerkingtreding op 1 oktober 2012 van artikel. 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) – de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geldt voor alle juridische verbindende ruimtelijke plannen van decentrale overheden die (planologisch) nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken een bijzonder procesvereiste. Dit nationale belang houdt in dat, ten behoeve van een goed systeem van ruimtelijke ordening, een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten plaats dient te vinden. Deze zorgvuldige afweging heeft tot doel om, vanuit een oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, planologisch ongewenste versnippering en een onaanvaardbare leegstand te voorkomen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is herzien en per 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden.

Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is in artikel 1.1.1, lid 1 sub i van Het Bro gedefinieerd als: “een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”.

Een aantal aspecten is van belang om te bepalen of, en hoe de ladder moet worden toegepast, waaronder de vraag of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling en of de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is.

Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Indien de ladder niet van toepassing is op het plan, is een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet onder andere aandacht besteedt worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. In het kader van de uitvoerbaarheid moet aandacht worden besteed aan de behoefte aan de beoogde ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.

Toetsing plangebied

De beoogde ontwikkeling betreft een ontwikkeling waarbij vier grondgebonden woningen mogelijk worden gemaakt. De jurisprudentie in oogschouw nemende is deze ontwikkeling niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Het gaat immers om een ontwikkeling van minder dan 12 woningen, waardoor de ontwikkeling niet aan te merken is als een 'stedelijke ontwikkeling'. De ladder is niet van toepassing op de beoogde ontwikkeling. Hieronder wordt aandacht besteedt aan de uitvoerbaarheid van het plan.

Kwantitatieve behoefte

De bevolking van gemeente 's-Hertogenbosch blijft de komende decennia groeien en deze mensen zullen op zoek gaan naar huisvestiging binnen de gemeente. Volgens de laatste bevolkingsprognoses van de provincie (2017) moet de woningvoorraad van de gemeente 's-Hertogenbosch de komende jaren fors groeien. Van 70.255 woningen in 2017 naar 79.345 woningen in 2030 en 83.425 woningen in 2040 in het hoge scenario. De vraag naar woonruimte in de gemeente 's-Hertogenbosch is en blijft dus groot. Daarvoor is voldoende woningbouwproductie nodig, die aansluit bij de huidige en toekomstige behoefte, zowel lokaal als regionaal. Om deze kwantitatieve woningbouwlocatie te kunnen realiseren, moeten er voldoende en beschikbare woningbouwlocaties in de gemeente voorhanden zijn. De gemeente 's-Hertogenbosch brengt ieder jaar de potentiële woningbouwlocaties in beeld om deze woningproductie mogelijk te maken. Alle (op termijn) beschikbare woningbouwlocaties die nodig zijn voor de taakstellende woningproductie, zijn in dit overzicht vermeld. Het plangebied aan de Duyn en Daelseweg in Nuland is opgenomen in de structuurvisie 'Groene Schil Nuland' van de voormalige gemeente Maasdonk als woningbouwlocatie. Hierdoor maakt de planlocatie onderdeel uit van de bestaande zachte planvoorraad binnen de provincie Noord-Brabant.

Kwalitatieve behoefte

De landelijke trends zijn dat mensen langer thuis blijven wonen en dat de huishoudensgrootte in de toekomst gaat dalen, hetgeen een direct effect heeft op het type woningen dat een gemeente nodig heeft. Als gevolg hiervan is er een verhoogde vraag door één- en tweepersoonshuishoudens naar passende en betaalbare huisvestiging. De gemeente 's-Hertogenbosch speelt in op deze trend. De kwalitatieve woonbehoefte voor de gemeente 's-Hertogenbosch is verwoord in de 'Woonagenda 2017-2018'. Voorliggend initiatief speelt hierop in door woningen te bouwen, waarbij een behoorlijk deel van het woonprogramma op de begane grond is gelegen. Dit maakt de woningen geschikt als levensloopbestendige woningen waarin de huidige situatie vraag naar is en in de toekomst vraag naar blijft.

Conclusie

Uit de bovenstaande toetsing blijkt dat het planvoornemen past binnen het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale omgevingsvisie Noord-Brabant

Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt de voorheen geldende structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil laten zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wil daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.

Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Noord-Brabant. Daarbij ligt de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proef Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier opgaven staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.

Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.

De betreffende ontwikkeling vindt plaats binnen het gemengd landelijk gebied en zoekgebied verstedelijking en voldoet daarmee aan de provinciale omgevingsvisie van zorgvuldig ruimte gebruik. Nadere regels van de provincie Noord-Brabant voor ruimtelijke projecten zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Verderop in dit hoofdstuk wordt ingegaan op de Verordening ruimte.

Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Met komst van de Omgevingswet in 2021 zijn provincies verplicht om één omgevingsverordening voor haar grondgebied vast te stellen. Ter voorbereiding hierop heeft provincie Noord-Brabant de Interim Omgevingsverordening vastgesteld op 25 oktober 2019. Deze interim verordening bundelt de regels uit diverse bestaande provinciale verordeningen, onder andere de:

- Provinciale milieuverordening

- Verordening natuurbescherming

- Verordening Ontgrondingen

- Verordening ruimte

- Verordening water

- Verordening wegen

De regels uit deze verordeningen zijn zoveel mogelijk beleidsneutraal opgenomen in de interim verordening.

Verstedelijking afweegbaar

Als er vanuit kwaliteit of kwantiteit in Stedelijk gebied onvoldoende ruimte aanwezig is, dan bestaat er de mogelijkheid dat een stedelijke ontwikkeling binnen het werkingsgebied “Verstedelijking afweegbaar” wordt gerealiseerd. Deze gebieden zijn in het verleden (2004) na toepassing van de lagenbenadering en afweging aangeduid als gebieden waar –onder voorwaarden- verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden (kunnen) liggen. Als er nieuw ruimtebeslag nodig is, wordt met toepassing van de basisprincipes uit paragraaf 3.1.2 Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies gekeken naar een concrete invulling.

In het verleden werd hierbij onderscheid gemaakt in Zoekgebied verstedelijking en Integratie stad-land gebieden. Het plangebied lag voorheen binnen de aanduiding : Integratie stad-land”. In deze verordening zijn beide aanduidingen onder het werkingsgebied Verstedelijking afweegbaar gebracht. Dat betekent niet dat de doelstelling voor de integratie stad-land gebieden is vervallen. Binnen die gebieden is het streven er nog steeds opgericht dat een rode ontwikkeling in een evenredige verhouding met de ontwikkeling van landschapskwaliteiten plaatsvindt. De meeste van de integratie stad-land gebieden liggen ook in de groenblauwe mantel of natuur netwerk brabant. Daarvoor is een aparte regeling opgenomen. Er zijn een paar specifieke gebieden waarvoor dat niet geldt, waaronder het plangebied. De provincie vertrouwt er op dat de gemeenten de afspraken die voor die gebieden zijn gemaakt nakomen. Overigens geldt in die gevallen dat een intensieve verstedelijking vanuit de zorgplicht voor omgevingskwaliteit niet passend is.

De gebieden 'integratie stad-land' betreffen het buitengebied dat is gelegen in de nabijheid van steden en dorpen. Op deze gebieden rust er meer druk vanuit de stad of dorp, maar ook vanuit het agrarisch of recreatief gebruik. Dergelijke gebieden zijn dus om landschappelijke, recreatieve of cultuurhistorische redenen bepalend voor de regionale landschappelijke structuur tussen stad en land. In deze gebieden kunnen stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden in samenhang met een groene en blauwe landschapsontwikkeling, mits deze geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of uit te breiden bedrijventerrein of kantorenlocatie. Een groene landschapsontwikkeling betreft bijvoorbeeld een robuuste duurzame groene geleding of een landschappelijke verbinding, bij een blauwe landschapsontwikkeling kan het gaan om een nieuw of aangepast watersysteem. Een integrale visie is nodig om aan te geven hoe in deze gebieden nieuwe stedelijke en landschapsontwikkelingen gelijktijdig en in samenhang met elkaar worden ontwikkeld. Het doel hierbij is dat er in het landschap nieuwe kwaliteiten ontstaan of bestaande landschapskwaliteiten worden versterkt. De structuurvisie 'Groene Schil Nuland' (zie paragraaf 3.3.) van de voormalige gemeente Maasdonk, tegenwoordig gemeente 's-Hertogenbosch, zorgt voor een gedetailleerde uitwerking van de mogelijkheden in de kernrandzone. Woningbouw moet leiden tot verbetering van de kwaliteit van het gebied. Initiatiefnemers leveren de kwaliteit door herstel en versterking van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0007.jpg"

Figuur 7 Uitsnede IOV

In het 'Gemengd landelijk gebied' zijn geen nieuwe woningen toegestaan, tenzij het gebied is aangeduid als “verstelijking afweegbaar” (voorheen: 'integratie stad-land'). Het plangebied ligt in deze aanduiding waardoor de beperkte ontwikkeling van 4 woningen is toegestaan. Het planvoornemen dient goed landschappelijk ingepast te worden in de omgeving. De landschappelijke inpassing van het planvoornemen is opgenomen in paragraaf 2.2.

Doel vanuit de Structuurvisie Groene Schil Nuland is dus vooral dat initiatiefnemers zelf voor kwaliteit zorgen en pas als dit niet (voldoende)- mogelijk is een bijdrage aan het fonds wordt betaald. De kwaliteitsverbetering, in de vorm van een fondsbijdrage 'Groene Schil Nuland', geschiedt tevens in het kader van artikel 3.9 Interim Omgevingsverordening

Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied is daarnaast gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Deze gebieden liggen als een 'schil' om het waterwingebied heen. Sommige van de grondwaterbeschermingsgebieden zijn zeer kwetsbaar, in deze gebieden ontbreekt een slecht doorlaatbare kleilaag boven de laag waaruit grondwater wordt onttrokken. Het betreft de gebieden bij Waalwijk, Nuland, Helvoirt, Macharen, Vessem en Budel.

Voor de grondwaterbeschermingsgebieden geldt dat de kwaliteit van het grondwater bescherming vraagt. Daarom geldt binnen deze gebieden dat in de regels geborgd moet zijn dat er bij (het toelaten van een) ruimtelijke ontwikkeling een zorgvuldige afweging plaatsvindt dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater niet toenemen. In de hiervoor genoemde zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden vraagt dit om een extra onderbouwing. Overigens liggen de grondwaterbeschermingsgebieden veelal in gebieden waar op grond van regels elders in deze verordening toch al beperkingen gelden, bijvoorbeeld ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen. De regels voor grondwaterbescherming zijn hier aanvullend op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0008.jpg"

Figuur 8 Uitsnede IOV Thema Water

Binnen het bestemmingsplan zal voor het plangebied ter waarborging van het grondwaterbeschermingsgebied de gebiedsaanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' worden opgenomen. Daarnaast is binnen de regels

Conclusie

Uit de bovenstaande toetsing blijkt dat het planvoornemen past binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 'Groene Schil Nuland'

De Structuurvisie 'Groene Schil Nuland' is op 21 april 2009 door de gemeenteraad van Maasdonk vastgesteld, inclusief een financiële uitvoeringsparagraaf. Voor de uitvoering van de structuurvisie is een reconstructiefonds ingesteld. Bij het raadsbesluit is destijds aan de Duyn- en Daelseweg onder strikte voorwaarden de bouw van enkele schuurwoningen mogelijke geacht. In de Westrand was een maximum van 32 woningen passend. Zie hiervoor Deelkaart 3 (figuur 9).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0009.png"

Figuur 9 Deelkaart 3 Structuurvisie Groene Schil Nuland.

Het raadsvoorstel schrijft dat het gebied grenzend aan de bebouwde kom van Nuland (Westrand) in het Uitwerkingsplan Waalboss van de provincie Noord Brabant onder andere de aanduiding 'integratiegebied stad-land' heeft. Zie figuur 2. De gemeente had daarmee de taak om deze aanduidingen verder uit te werken, met als doel verbetering van het landschap en de cultuur- en de natuurwaarden, grenzend aan de bebouwde kom van Nuland. De structuurvisie 'Groene Schil Nuland' is deze uitwerking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0011.png"

Doel structuurvisie

Het hoofddoel van de structuurvisie is te komen tot een groene afronding van de kern en het creëren van een geleidelijke overgang van de bebouwde omgeving richting het buitengebied. Deze groene afronding vormt hierdoor een uitloopgebied/parklandschap voor de kern Nuland naar het buitengebied. Aan de westzijde van Nuland, de Westrand, geeft de structuurvisie als specifiek doel aan: 'landschapsontwikkeling en beperkte woningbouw'.

Westrand

De planlocatie ligt in de westelijke kernrandzone van Nuland. Zie de rode stip in figuur 1 en 2. Deze kernrandzone heeft onder de 'zoekgebieden verstedelijking' de aanduiding 'integratie stad-land' in het provinciale uitwerkingsplan 'Waalboss'. Hierbinnen is nieuwe stedelijke en landschappelijke ontwikkeling gelijktijdig en in samenhang met elkaar mogelijk. Verstedelijking in dit gebied is afweegbaar. Dit is alleen mogelijk als dit samengaat met ontwikkeling van natuur, dan wel met ontwikkeling van landschappelijke kwaliteiten van dat gebied. De integrale benadering kan ertoe leiden dat de verstedelijking niet plaatsvindt aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied. De provincie achtte dit aanvaardbaar en passend.

De Westrand had ten tijde van de structuurvisie het karakter van een restzone met enkele bedrijven, verspreide woningen, weilandjes, sportvelden en recreatieve voorzieningen. Om op een duurzame manier aanwezige landschaps- en natuurwaarden veilig te stellen en te versterken zijn financiële middelen nodig. Dit is destijds ingevuld door beperkte woningbouw in het gebied toe te staan.

De Westrand ligt ook in een 25 -jaarszone voor bescherming van grondwater. Hierbinnen zijn geen grootschalige stedelijke uitbreidingen toegestaan. Bij de invulling van nieuwe woningbouwlocaties is het aspect water richtinggevend, evenals de bepalingen uit de toen geldende provinciale milieuverordening.

Zoekgebieden verstedelijking

De structuurvisie 'Groene Schil Nuland' geeft invulling aan de vraag aan gemeenten door de provincie hoe zij in 'zoekgebieden verstedelijking' nieuwe stedelijke en landschappelijke ontwikkeling gelijktijdig en in samenhang met elkaar willen ontwikkelen. Het doel was toen ook om in het landschap nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan, of bestaande te versterken, waarbinnen het verstedelijkingsopgave een passende plek krijgt. In het gebied aan de westrand van Nuland lag de nadruk op kleinschalige ontwikkelingen passend binnen de aanduiding 'Integratie stad-land'. De woningbouwopgave voor de gemeente Maasdonk was toen 400 woningen tot 2015 en 200 woningen in de periode daarna tot 2020. De provincie gaf wel aan dat het aantal nieuwe woningen zijn maximum heeft bereikt. Het streven voor het gebied Westrand was immers 'incidentele woningbouw'.

De wens van de provincie was dat woningbouw zo dicht mogelijk bij bestaande infrastructuur plaatsvond. Dit om het grondwater te beschermen. Vanuit de gemeente Maasdonk werd dit ruimtelijk niet wenselijk geacht, omdat dit leidt tot aaneengesloten lintbebouwing, waardoor doorkijk naar achterliggende gebieden wordt belemmerd. In de structuurvisie is invulling gegeven om zoveel mogelijk aan de wens van de provincie tegemoet te komen. Alleen niet overal, zoals bij de planlocatie Duyn en Daelseweg naast nummer 14.

Invulling planlocatie met 4 schuurwoningen

De structuurvisie omschrijft het gebied als een overgangsgebied tussen de bossen ten westen van de Duyn en Daelseweg en de kom van Nuland. De Duyn en Daelseweg kenmerkt zich door gevarieerd beeld met verspreid liggende woningen, (voormalige) agrarische bedrijven, bedrijven en bos- en weidepercelen. De doorkijkjes zijn een waardevolle karakteristiek van deze weg. Aan de Duyn en Daelseweg zelf liggen verspreid verschillende woningen. De westzijde van de weg bestaat uit bosgebied en weiland.

Karakteristiek is de landschappelijke relatie tussen de kern van Nuland en landelijke gebied ten westen van de Duyn en Daelseweg door de open plekken die tussen de bebouwing langs deze weg aanwezig zijn. De sportvelden aan de achterzijde van de planlocatie zijn overwegend omlijst met opgaand groen en houtwallen. Daarom is het niet wenselijk om het bestaande lint te versterken met extra woningbouwlocaties. Schuurwoningen in een groene kamer is wel voorstelbaar. Mits goed ingepast en rekening houdend met de aanwezige zichtlijnen, levert dit geen verslechtering van het bestaande beeld.

In de structuurvisie was het maximum 2, de gemeenteraad heeft dit aangepast naar enkele, onder strikte voorwaarden. Op de bijgevoegde Deelkaart 3 (Bijlage 1) bij het besluit is de locatie aangeduid achter op het perceel tegen de bestaande sportvelden aan. De structuurvisie geeft aan dat in de westzijde van Nuland op verschillende locaties woningbouw mogelijk is. Dit gaat om solitaire ontwikkelingen die zijn toegelicht in de structuurvisie. In het gehele gebied van de Westrand gaat het om circa 32 woningen.

Ruimtelijke motivering 4 schuurwoningen

Nuland ligt samen met Geffen en Vinkel in het meer landelijke overgangsgebied tussen de steden 's-Hertogenbosch en Oss. Nuland ligt op een kruispunt van routes de oostelijke flank van een dekzandrug. Nuland is een dorp van aan elkaar gegroeide kleinschalige bebouwingsconcentraties, welke zich gevormd hebben langs een aantal historische linten. Deze bijzondere ligging in het buitengebied en de randen daarmee zijn bepalend voor de herkenbaarheid en karakteristiek van Nuland.

Aan de westzijde ligt Nuland op de rand van de plaatselijke dekzandrug. Deze is voornamelijk bebost met naaldbomen, maar hier liggen ook de Nulandse Heide en de Nulandse Zandverstuiving. De westrand van Nuland is hier minder rigide, maar kent in verschillende concentraties meer vrijstaande bebouwing in een bosrijke omgeving en heeft een geleidelijke overgang. Vroeger was dit de locatie voor de Nulandse Buitens, waarvan er nog enkele bestaan. Ook Sint-Jozefoord, oorspronkelijk een klooster nu een verpleeg- en verzorgingstehuis, is hier gelegen.

De historische houtwallen tussen de agrarische kavels langs het spoor, ten noordwesten van de Kern Nuland hebben een grote cultuurhistorische waarde. Bij de uitbreiding van de Kern Nuland ter plaatse zijn deze houtwallen opgenomen in het wijkontwerp (onder andere Heiduinen). Deze houtwallen hebben, afhankelijk van de ligging in of aan de rand van de wijk, voornamelijk een cultuurhistorische en in mindere mate nog een ecologische betekenis. Zij maken niet langer onderdeel uit van een lineaire groenstructuur.

De Westrand vormt de overgang tussen de bossen rond Sint Jozefsoord en de kom van Nuland. De visie voor de Westrand komt voort uit de oorspronkelijke Structuurvisie Westrand Nuland Gemeente Maasdonk van 15 mei 2008, die op advies van de Provinciaal Planologische Commissie (PPC) is opgesteld. Daarbij is tevens invulling gegeven aan de aanduiding “integratie stad–land” zoals deze toentertijd is omschreven in het provinciale uitwerkingsplan Waalboss.

In de Structuurvisie 'Groene Schil Nuland' geeft de gemeente aan, hoe zij in de gebieden, die in het uitwerkingsplan “Waalboss” de aanduiding “integratie stad-land” hebben gekregen, nieuwe stedelijke en landschappelijke ontwikkelingen gelijktijdig en in samenhang met elkaar wil ontwikkelen. Dit houdt in: versterking van de natuur en landschappelijke waarden in combinatie met incidentele woningbouw.

De planlocatie waar het bestemmingsplan betrekking op heeft ligt in de Westrand, de westelijke kernrandzone. Deze vormt de overgang tussen de bossen ten westen van de Duyn en Daelseweg en de kom van Nuland. Het gebied ten noorden van de Heiweg is anders qua karakteristiek dan het gebied ten zuiden daarvan. De Duyn en Daelseweg verbindt beide delen en heeft een gevarieerd beeld met verspreid liggende woningen, (voormalige) (agrarische) bedrijven, bos- en weidepercelen. Die doorkijkjes zijn een waardevolle karakteristiek van de Duyn en Daelseweg.

Het noordelijk deel van de Westrand bestaat voor het grootste deel uit recreatieve voorzieningen. In dit gebied liggen onder andere een aantal sportvelden en een speeltuin met kinderboerderij. Aan de Duyn en Daelseweg, zijn verspreid verschillende woningen gelegen. Het gebied ten westen van de Duyn en Daelseweg bestaat uit een afwisseling tussen bosgebied en weiland, in het bosgebied bevindt zich ook woonzorgcomplex Sint Jozefsoord. Karakteristiek is de landschappelijke relatie tussen de kern Nuland en het landelijk gebied westelijk van de Duyn en Daelseweg door de open plekken die tussen de bebouwing langs deze weg aanwezig zijn. De sportvelden zijn overwegend omlijst met opgaand groen en houtwallen. Het behoud van deze waardevolle open plekken stedenbouwkundig en landschappelijk gewenst. Vanuit dit principe is het dan ook niet wenselijk om direct aan het bestaande lint aan de Duyn en Daelseweg het gebied te versterken met extra woningbouwlocaties.

Op deelkaart 3 van de gebiedsvisie Groene Schil staan de contouren zijn weergegeven waarbinnen woningbouw kan plaatsvinden. Juist om de waardevolle open plekken aan de Duyn en Daelseweg te behouden is de contour gesitueerd aan de achterzijde van het perceel. Deze ontwikkeling past binnen de contouren zoals zijn opgenomen in deelkaart 3 (zie figuur 3 en 10). afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0012.jpg" Figuur 10: Stedenbouwkundig plan (inclusief landschappelijke inrichting)

Woonvisie 2020

Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgesteld in de Woonvisie die is vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juni 2020. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is dat inwoners van 's-Hertogenbosch trots zijn op hun woonplaats, en hier graag wonen. De gemeente wil dat iedereen een woning heeft die zoveel mogelijk aansluit bij hun woonwensen en mogelijkheden. En dat die woningen liggen in een sterke stad met leefbare wijken en dorpen. In de Woonvisie beschrijft de gemeente, aan de hand van vier woonopgaven, wat de gemeente doet om daarvoor te zorgen. Maar ook wat ze daarin verwacht van andere partijen.

De ambitie is uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: passend en betaalbaar wonen voor iedereen, leefbare en inclusieve buurten, toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad en strategisch innovatief woonprogramma.

De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is vertaalt naar een Uitvoeringsprogramma Woonvisie 's-Hertogenbosch, zoals:

Voorzien in de toekomstige woningbehoefte door te streven naar de realisatie van 10.500 woningen in de periode van 2020 tot 2030;

Het vergroten van de woningdifferentiatie en –variatie in buurten en wijken, waardoor enerzijds het soms eenzijdige woningaanbod in buurten wordt doorbroken en anderzijds de keuzemogelijkheden voor de woonconsumenten worden vergroot;

Het innemen van een positieve en proactieve houding t.o.v. (kansrijke) initiatieven, door (binnen wettelijke kaders) meer ruimte te bieden, meer flexibiliteit en maatwerk te leveren bij bouwplanontwikkeling;

Woonconsumenten meer mogelijkheden geven om hun woonwensen te realiseren door middel van o.a. (collectief) particulier opdrachtgeverschap:

Bij nieuwbouw maakt de gemeente duidelijk welke duurzaamheidseisen en wensen op het vlak van energieprestatie de gemeente heeft, maar ook als het gaat om maatregelen rond klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen.

Het planvoornemen sluit aan bij het vergroten van de woningdifferentiatie in Nuland, waardoor de keuzemogelijkheden voor de woonconsument worden vergroot. De woningen zijn geschikt voor starters maar daarnaast ook voor ouderen doordat het woonprogramma voornamelijk op de begane grond is gelegen en het hierdoor levensbestendige woningen zijn. Met het planvoornemen wordt geen sociale woningbouw gerealiseerd. Dit is gezien de beperkte omvang en aard van het plan ook niet mogelijk. Voor deze locatie gelden maatwerkafspraken. Het planvoornemen sluit aan bij de uitgangspunten van de Woonvisie en het Uitvoeringsprogramma.

Verordening Bomen, Water en Groen 2021

De Verordening Bomen, Water en Groen 's-Hertogenbosch 2021 is door de gemeenteraad vastgesteld op 9 maart 2021. Deze verordening bestaat uit een drietal onderdelen, namelijk bomen, water en groen en behoort bij de visie 's-Hertogenbosch Groen en Klimaatbestendig. In de verordening worden regels gesteld over het vellen van houtopstanden (bomen), het lozen van hemelwater en grondwater en het realiseren van groen. Het doel van het stellen van de regels in deze verordening is het beperken van de gevolgen van klimaatverandering. Door de gevolgen van klimaatverandering wordt de gemeente 'sHertogenbosch namelijk kwetsbaarder voor verdroging, extreme hitte en extreme neerslag. Verder is sprake van achteruitgang van de biodiversiteit. Ook is het doel van het stellen van de regels in deze verordening het beschermen van bepaalde categorieën houtopstanden, die voor de gemeente van belang zijn. Met de regels in deze verordening kunnen de gevolgen van klimaatverandering beter worden opgevangen en wordt een meer groene en blauwe inrichting van de stad, wijken en dorpen juridisch ook geborgd.


Wat betreft het onderdeel bomen (houtopstanden) is aangesloten bij het Bomenbeleidsplan 2017. Bomen dragen bij aan een betere wateropvang, leveren schaduw, een hogere luchtvochtigheid en dragen daarmee bij aan verkoeling. Ook dragen bomen bij aan een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving en zijn bepaalde houtopstanden waardevol voor onze leefomgeving. Daarom zijn in deze verordening regels opgenomen om bepaalde categorieën houtopstanden te beschermen. Voor deze categorieën houtopstanden geldt onder meer Zoals hierboven staat wordt zoveel mogelijk aangesloten bij beleidsuitgangspunten uit het Bomenbeleidsplan, zoals het zoveel mogelijk behouden van bomen, het verplanten van bomen en herplant en compensatie van groen. Afspraken over velling, herplant en compensatie wordt bij het plan vastgelegd zodat hierbij aangesloten kan worden bij de uiteindelijke vergunningsprocedure. Het kan zowel om behoud als om ontwikkeling van nieuw groen gaan.

De realisatie van de woningen heeft geen invloed op de bomen in de omgeving en de bomen aan de rand van het perceel. Op het perceel zijn geen bomen aanwezig. In de berm aan de Duyn en Daelseweg staan waardevolle eiken en platanen. Het toegangspad naar de nieuwe woningen kan aangelegd worden tussen de bomen door zodat er niets gekapt hoeft te worden. Om deze reden kan worden gesteld dat met onderhavige ontwikkeling geen bomen worden aangetast of gekapt. een vergunningplicht. Zonder een vergunning mogen deze houtopstanden niet worden geveld.


Wat betreft het onderdeel water zijn in deze verordening regels opgenomen voor het lozen van grondwater en hemelwater. Door klimaatverandering neemt de kans op onder andere wateroverlast en overstromingen door extreme neerslag toe, maar ook de kans op langdurige periodes van droogte. Om wateroverlast door extreme neerslag te voorkomen en verdroging tegen te gaan is het onder meer van belang dat voldoende waterberging op eigen terrein wordt gerealiseerd. Daarom is in deze verordening onder meer de verplichting opgenomen om hemelwater op eigen terrein te verwerken, waarbij een hemelwatervoorziening met een bepaalde capaciteit moet worden gerealiseerd. In het plan is voor de waterberging een Wadi opgenomen, deze wordt opgenomen ind e Verbeelding.


Wat betreft het onderdeel groen is in deze verordening per gebied een groennorm vastgelegd. Groen biedt een oplossing voor het extremer weer: het zorgt voor verkoeling door betere wateropvang en het leveren van schaduw en een hogere luchtvochtigheid. Ook draagt groen bij aan een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving. Het doel van het opnemen van een groennorm in deze verordening is om te komen tot een klimaatadaptieve, biodiverse en groene omgeving. Voor het plan is een landschappelijke inpassing gemaakt. Zie hiervoor bijlage 1 bij de regels en de toelichting.

Welstandsnota

Op 11 oktober 2016 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch besloten om de Maasdonkse Welstandsnota in 2017 en verdere jaren in afwachting van de implementatie in het kader van de Omgevingswet in stand te houden. Voor Nuland geldt nog steeds het welstandsbeleid van de voormalige gemeente Maasdonk, 'Welstandsnota gemeente Maasdonk' uit 2004.

Op 31 januari 2012 heeft de gemeente Maasdonk het plangebied aangewezen als welstandsvrij gebied. In de evaluatie van dit raadsbesluit is tevens naar voren gekomen dat er ook geen beeldkwaliteitsplannen hoeven worden voorgelegd. Dit betekent dat het plangebied niet voorgelegd hoeft te worden aan een welstandscommissie.

De gemeente 's-Hertogenbosch heeft in een mail op 6 juni 2019 aangegeven dat een welstandstoets voor het plangebied niet nodig is. In de planbeschrijving is het planvoornemen uitgewerkt, zodat duidelijk is waar de woningen binnen het plangebied komen te staan.

Conclusie

Uit de bovenstaande toetsing blijkt dat het planvoornemen past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Archeologie

Verdrag van Malta

Voor archeologie geldt de nationale wetgeving die afkomstig is uit Europees beleid. Het Verdrag van Valletta (of wel: 'Verdrag van Malta') regelt hoe er omgegaan moet worden met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland heeft het verdrag in 1992 mede ondertekend. De uitgangspunten van dit Europese verdrag zijn in de Nederlandse wet- en regelgeving verankerd door middel van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). De Wamz is in werking getreden op 1 september 2007 en wijzigt hiermee de Monumentenwet uit 1988, de Ontgrondingenwet (Ow), de Wet milieubeheer (Wm), de Woningwet (Ww) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Sinds de invoering van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Vanaf 1 juli 2016 is dit op dezelfde wijze als via de Wamz verwerkt in de Erfgoedwet en in de toekomst zal dit verwerkt worden in de Omgevingswet. Tot de Omgevingswet ingaat gelden voor onderdelen, die gaan over fysieke leefomgeving, de bepalingen uit de Monumentenwet. Dit is opgenomen in de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Het uitgangspunt is dat er verplicht rekening gehouden moet worden met het behoud van het archeologisch erfgoed in de bodem. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden door middel van archeologisch onderzoek. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Verkennend archeologisch onderzoek

BAAC bv heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Duyn en Daelsweg te Nuland.

Binnen het plangebied wordt een intacte enkeerdbodem op een dekzandrug verwacht. Voor het plangebied geldt een hoge verwachting voor de perioden vanaf het laat paleolithicum tot heden, met een nadruk op de perioden middeleeuwen tot nieuwe tijd (nabij middeleeuws verdwenen kasteel Duyn en Dael).

Overeenkomstig met het bureauonderzoek zijn binnen het plangebied enkeerdgronden zonder verstoringen aangetroffen. Onder het plaggendek bevindt zich een oude akkerlaag (Aa/B-horizont) en een restant van een podzol BC-horizont. Uit de boringen blijkt dat de natuurlijke bodem in het grootste deel van het plangebied geheel intact is. Eventuele archeologische vindplaatsen met grondsporen, zoals paalkuilen en greppels of funderingen in het plangebied kunnen nog redelijk intact zijn. Ondiep liggende vuursteen-vindplaatsen zullen door eeuwenlange ploegwerkzaamheden niet meer geheel intact zijn.

BAAC bv adviseert op basis van de resultaten van dit onderzoek (intacte bodemprofielen, een plaggendek, archeologische indicatoren en gezien het naburige kasteel) voor het gehele plangebied een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (3750 m2).

Beoordeling bevoegd gezag

Per mail van 15 oktober 2012 heeft het bevoegd gezag (voormalig gemeente Maasdonk) aangegeven om in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde archeologie 2' op te nemen. In dat geval wordt een vorm van een bouwverbod in het bestemmingsplan geborgd, tenzij middels aanvraag van een omgevingsvergunning is aangetoond dat er geen archeologische waarden ter plaatse worden aangetast. Hier mag niet gebouwd worden als een bouwwerk groter is dan 100 m2 en/of dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld gebouwd wordt, tenzij anders wordt aangetoond. Deze regel is in lijn met het geldende bestemmingsplan 'Kom Nuland' van de gemeente 's-Hertogenbosch. Een archeologische vervolgonderzoek is derhalve in dit stadium van de planvorming niet noodzakelijk.

Conclusie

Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen afgegeven kan worden moet een vervolgonderzoek worden uitgevoerd.

4.2 Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisie, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Op 5 juli 2011 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gepubliceerd. Vanaf 1 januari 2012 moet ieder nieuw bestemmingsplan een analyse van cultuurhistorische waarden bevatten. In aansluiting op de Wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in mei 2011 zijn op 17 juni 2011 het Bro, het Besluit omgevingsrecht (Bor) en het besluit archeologische monumentenzorg (Bamz) aangepast. Door een wijziging van het Bro moeten cultuurhistorische waarden voortaan vooraf in het proces van ruimtelijke ordening worden meegenomen, met name bij de voorbereiding en vaststelling van bestemmingsplannen. Het Bro bevat eisen waaraan de voorbereiding een bestemmingsplan moet voldoen. Zo wordt er onder meer een beschrijving verlangd van de manier waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten wordt omgegaan. De wetgever wil hiermee bereiken dat aandacht voor cultuurhistorische waarden voortaan in het planproces naar voren wordt gehaald.

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan zijn daarmee dus verplicht om breder te kijken dan enkel naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Erfgoedwet

De erfgoedwet, van kracht sinds 1 juli 2016, bundelt wet- en regelgeving op het gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland in één nieuwe wet. Een groot deel van de bestaande wet- en regelgeving (monumentenwet, Wet ruimtelijke ordening) is overgenomen in de Erfgoedwet, bijvoorbeeld de aanwijzing van rijksmonumenten, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Voor het eerst is er één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. Voorheen was het behoud en beheer van ons erfgoed geregeld in zes verschillende wetten met elk hun eigen procedures en beschermingsmaatregelen. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de eerdere wetten en regelingen golden, worden gehandhaafd. Daarnaast worden aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Samen met de Omgevingswet die naar verwachting in 2021 wordt ingevoerd, wordt een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk.

Beleid provincie Noord-Brabant

In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, bestemmingsplannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Hierop staan bepalende cultuurhistorische elementen aangegeven.

Toetsing cultuurhistorische waardenkaart (CHW 2010, herziening 2016)

Op de CHW is af te lezen dat het plangebied ligt binnen de regio 'Meierij'. De Meierij bestaat uit verschillende dekzandruggen, beekdalen en dekzandvlaktes. Het gebied 'Meierij' wordt gekenmerkt door een kleinschalig mozaïek van oude en jonge ontginningslandschappen en woeste gronden. Voorheen waren de randen van de beekdalen en de dekzandruggen de meest geschikte plek voor bewoning. De beekdalen zelf en de uitgestrekte broekgebieden waren te nat om te wonen of om akkerbouw te bedrijven. Op hoger gelegen delen bevonden zich vroeger uitgestrekte heidenvelden, bossen en stuifzanden. Het agrarische landschap was over het algemeen heel kleinschalig en de beekdalen waren besloten. De percelen waren klein en vrijwel allemaal omgeven door opgaande beplanting. De oude akkerbouwcomplexen waren wat grotere, open ruimten in dit besloten gebied. De heidenvelden zorgde voor het grote contrast in het gebied, dit waren zeer grote, open gebieden.

Een van de beeldbepalende aspecten van de Meierij is de populierenteelt, aanvankelijk vooral in de vorm van weg- of perceelrandbeplanting, later ook in de vorm van populierenbosjes. Een ander beeldbepalend aspect in de Meierij is de aanwezigheid van verschillende kastelen, abdijen en kloosters, hiervan zijn enkele middeleeuwse kastelen bewaard gebleven. Daarnaast zijn er vooral in de omgeving van 's-Hertogenbosch nog veel landgoederen, buitenplaatsen en statige villa's te vinden. De landgoederen en buitenplaatsen uit de negentiende en twintigste eeuw liggen vaak op vroegere heidenvelden die geen functie meer hadden voor de boeren. Tussen Boxtel en Vught liggen verschillende van deze jonge landgoederen en buitenplaatsen, zoals Dommeloord (ook wel Wilhelminapark genoemd), De Oude Hondsberg, Sparrenrijk, Beukenhorst, Halsche Barrier en De Eikenhorst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0013.jpg"

Figuur 11: Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart Provincie Noord-Brabant

De verschillen tussen de hoge zandgronden, de oude cultuurgebieden en de beekdalen zijn door landinrichting in de afgelopen decennia deels verloren gegaan. De kleinschaligheid van de beekdalen in de Meierij is op veel plaatsen verdwenen door de achteruitgang van de populierenteelt en het verdwijnen van perceelrandbegroeiing. De Meierij wordt gekarakteriseerd door veel kleine dorpen, met ieder een eigen karakter en relatie met het landschap. Ook zijn een aantal plattenlandsdorpen uitgegroeid tot middelgrote steden of industriekernen, zoals Veghel en Schijndel. De grote stedelijke gebieden van 's-Hertogenbosch, Eindhoven en Tilburg zijn met elkaar verbonden door een netwerk van snelwegen, provinciale wegen, kanalen en spoorlijnen.

Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft is getoetst aan de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant. In het plangebied liggen geen monumenten en komen geen bouwkundige punten, lijnen of vlakken van enige waarde voor. In de directe omgeving van het plangebied staat het klooster 'Sint-Jozefoord', deze is van provinciaal cultuurhistorisch belang. Het planvoornemen heeft gezien de afstand geen invloed op het historisch belang van het klooster. Het initiatief voldoet aan het aspect Cultuurhistorie.

Conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Waterparagraaf

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De kaderrichtlijn moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Kort samengevat regelt de Waterwet het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert de wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet vervangt een groot aantal wetten op het gebied van water. De Waterwet biedt instrumenten om het waterbeheer op een doeltreffende en doelmatige manier aan te pakken. Op rijksniveau wordt een nationaal waterplan gemaakt.

Het nationaal waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid. De ruimtelijke aspecten van deze plannen van Rijk en provincies worden vervolgens aangemerkt als structuurvisie in de zin van de Wro. De bedoeling is dat op basis van deze structuurvisies, plannen van de Waterwet doorwerken in de ruimtelijke ordening en ervoor zorgen dat de waterbelangen op een goede manier worden geborgd. Als aanvulling hierop is de op 1 januari 2008 ingevoerde Wet gemeentelijke watertaken opgenomen in de Waterwet. Door deze wetgeving kunnen gemeenten een verbrede zorgplicht op zich nemen. De wetgeving maakt het in tegenstelling tot eerdere wetgeving mogelijk om rioolheffing te heffen voor een zuiveringstechnisch werk dat door de gemeente (of waterschap/derde) wordt beheerd op grond van de gemeentewet.

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) is opgesteld op basis van de Waterwet en is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationaal waterbeleid voor de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het Rijk een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft het Rijk naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is zelfbindend voor het Rijk welke verantwoordelijk is voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelingsplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

Bestuursakkoord Water

Het bestuursakkoord Water volgt op het Nationaal Bestuursakkoord Water en bevat hernieuwde afspraken over bestuur, financiën en richtinggevende kaders voor onder andere water. De maatregelen uit het Bestuursakkoord Water zijn gericht op:

Heldere verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte;

Beheersbaar programma voor de waterkeringen;

Doelmatig beheer van de waterketen;

Werkzaamheden slim combineren;

Het waterschapsbestuur.

De doelstellingen van het 'oude' Nationaal Bestuursakkoord blijven van kracht.

Waterbeheerplan 2016-2021


In het Waterbeheerplan (WBP) beschrijft het waterschap Aa en Maas haar doelstellingen voor de periode 2016 – 2021 en de wijze waarop deze doelstellingen bereikt moeten worden. Hiermee geeft het waterschap invulling aan de verplichting vanuit de Waterwet en de Verordening water Noord-Brabant om een waterbeheerplan op te stellen.

In het waterbeheerplan wordt een indeling gemaakt in de volgende programma’s:

  • Veilig en bewoonbaar;
  • Voldoende water en robuust watersysteem;
  • Schoon water;
  • Gezond en natuurlijk water;
  • Het leveren van maatschappelijke meerwaarde


Deze programma’s zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; Keur, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.

Keur

De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt beleids- en algemene regels.

Legger


De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen behorende bij de regels van de Keur vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven.

Verordening hemelwater en grondwater 's-Hertogenbosch 2017

Voor onderhavig plan is de Verordening hemelwater en grondwater 's-Hertogenbosch van belang. Hierin is namelijk het volgende opgenomen met betrekking tot het verbod op het lozen van hemelwater op de riolering:

  • 4. Het is verboden vanaf een nieuw bouwwerk of een nieuw verhard oppervlak hemelwater te lozen op de riolering of openbaar terrein;
  • 5. De eigenaar van een perceel heeft de verplichting het hemelwater op eigen terrein te verwerken en heeft daarbij vrije keuze tussen de toe te passen voorzieningen waarbij het volgende geldt:
    • a. De minimale te realiseren hemelwatervoorziening moet 60 mm (per m2 verhard oppervlak) kunnen verwerken;
    • b. In de binnenstad is de vereiste hemelwatervoorziening 30 mm (per m2 verhard oppervlak; zie de kaar in de toelichting;
    • c. Voor het oppervlak aan groen dak (in m2) wordt geen (aanvullende) hemelwatervoorziening vereist.
  • 6. Bij elke activiteit geldt dat de reeds aanwezige totale hoeveelheid (hemel)waterberging niet af mag nemen.
  • 7. De voorzieningen als bedoeld in lid 2 dienen uiterlijk 10 weken na het gereedkomen van het nieuwe bouwwerk of aanleg van het nieuw verhard oppervlak gerealiseerd te zijn en moeten blijvend in stand gehouden worden.
  • 8. De beheerder kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien van de eigenaar van het nieuw bouwwerk of het nieuw verhard oppervlak redelijkerwijs een te grote inspanning wordt geëist in verhouding tot het doel van het verbod.
  • 9. De aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het vijfde lid wordt tegelijk met de aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, ingediend.

Beoordeling

Hemelwater

In de huidige situatie is er geen sprake van bebouwing of verharding in het plangebied. Met dit initiatief worden vier nieuwe woningen toegevoegd. De woningen inclusief de eventuele bijgebouwen hebben in de toekomstige situatie een gezamenlijke oppervlakte van circa 1.000 m2 (4 x 250 m2). Naast de nieuwe bebouwing zal ook de verharding (toegangspad en woonhof) toenemen met circa 455 m2. In totaal wordt er circa 1.455 m2 aan verhard oppervlak toegevoegd met het planvoornemen.

Oppervlakte   Huidige situatie (m2)   Toekomstige situatie (m2)  
Totaal oppervlakte plangebied   6.100 m2    6.100 m2   
Bebouwing   0 m2   1.000 m2   
Verharding   0 m2   557 m2  
Onverhard   6.100 m2    2.519 m2  
Totaal verhard oppervlak   0 m2   1.557 m2  

In de gemeentelijke 'Verordening hemelwater en grondwater 's-Hertogenbosch 2017' is opgenomen dat hemelwater niet geloosd mag worden op het rioolstelsel. De eigenaar van het perceel heeft de verplichting het hemelwater op eigen terrein te verwerken en heeft daarbij vrije keuze tussen de toe te passen voorzieningen waarbij geldt dat de minimaal te realiseren hemelwatervoorziening 60 mm (per m2 verhard oppervlak) moet kunnen verwerken. In onderhavig geval komt dit neer op 93,4 m3 (uitgaande van 1.557 m2 verhard oppervlak). Het realiseren van deze hoeveelheid waterberging is conform de gemeentelijke verordening verplicht.

Om te kunnen bepalen hoe groot de waterberging moet worden is de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) nodig. Voor de gemiddelde hoogste grondwaterstand is de bodematlas Brabant van de provincie Noord-Brabant geraadpleegd. Het planvoornemen ligt in een gebied waar de gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen de 80 cm en 100 cm beneden het maaiveld is. Om te bepalen hoeveel m2 de wadi moet worden is uitgegaan van een grondwaterstand van 80 cm beneden maaiveld. In het plan zal circa (93,4 m3 / 0,8 m) 117 m2 aan waterberging gerealiseerd worden. Dit zal in de vorm van een wadi aan de oostzijde in het plangebied komen. In het geval dat de wadi over de hele lengte van het perceel wordt aangelegd, over een lengte van ongeveer 75 meter, zal deze een breedte krijgen van circa 1,55 meter.

Om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen zal binnen het plangebied het principe van duurzaam bouwen worden gehanteerd. Er zal gebruik worden gemaakt van duurzame materialen, die niet uitlogen.

Afvalwater

Met de realisatie van de nieuwe woningen zal het afvalwater naar schatting toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Er is in de toekomstige situatie namelijk sprake van vier extra woningen. Gezien de beperkte toename is te verwachten dat het huidige riool dit extra afvalwater kan verwerken. Op dit punt worden daarom geen belemmeringen verwacht.

Grondwater

Het plangebied ligt in het 'Grondwaterbeschermingsgebied' uit de 'Verordening ruimte Noord-Brabant'. Door de ligging in het 'Grondwaterbeschermingsgebied' is het bestemmingsplan voorgelegd aan de waterbeheerder waterschap Aa en Maas, de provincie Noord-Brabant en het waterwinbedrijf Brabantwater met het verzoek om een advies uit te brengen. Op basis van deze documenten te hebben beoordeeld, heeft het waterschap geconstateerd dat het grondwaterbeschermingsgebied het enige ruimtelijke waterschapsbelang is. Deze is op correcte wijze opgenomen in de verschillende onderdelen van het bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan is de bestaande gebiedsaanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' worden overgenomen uit het geldend bestemmingsplan 'Kom Nuland' om het gebied te beschermen.

Zoals aangegeven bij het onderdeel hemelwater zal binnen het plangebied het principe van duurzaam bouwen worden gehanteerd. Dit betekent dat er gebruik wordt gemaakt van duurzame materialen die niet uitlogen waardoor het grondwater niet vervuild kan raken door het hemelwater. Tevens wordt het hemelwater afgekoppeld en kan dit in de bodem infiltreren zonder dat er gevaar bestaat op vermenging met vuilwater omdat dit laatste gescheiden wordt afgevoerd via de riolering. Verder zijn er bij een woonfunctie van deze beperkte omvang geen factoren die een groter risico met zich mee brengen voor de kwaliteit van het grondwater. Op dit punt worden daarom geen belemmeringen verwacht.

Oppervlaktewater

Ter plaatse van het plangebied en haar directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig. Het initiatief heeft daarom geen negatieve gevolgen op het oppervlaktewater binnen de gemeente 's-Hertogenbosch.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat, ten aanzien van de watertoets, voor onderhavig plan geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

4.4 Luchtkwaliteit

Kader

De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2017 in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wet Luchtkwaliteit is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Voor de verschillende stoffen zijn normen (grenswaarden) opgenomen voor de jaargemiddelde concentraties en voor dagelijkse concentraties (vierentwintig uur gemiddelde).

De Wet Luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het 'Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)'. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate (NIBM)' bijdrage aan de luchtverontreiniging.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekende mate (Besluit NIBM)' en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. De definitie NIBM is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor-, en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Op grond van de regeling NIBM zijn onder andere woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Onderzoek

Onderhavig planvoornemen betreft een ontwikkeling van vier nieuwe woningen. De realisatie van vier nieuwe woningen ligt ver onder de grenswaarde van 1.500 woningen die in de lijst van categorieën is opgenomen. De realisatie van de woningen draagt 'niet in betekenende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie

Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.5 Bodemkwaliteit

De voormalige gemeente Maasdonk beschikt sinds februari 2012 over een vastgestelde Bodemkwaliteitskaart en Nota Bodembeleid. Als de nieuwe bouwlocaties een onverdachte locatie betreffen, kan op basis van deze beleidsdocumenten een vrijstelling voor het uitvoeren van een bodemonderzoek worden aangevraagd. De planlocatie betreft een onverdachte locatie en daarom is een vrijstelling aangevraagd bij de voormalige gemeente Maasdonk. In de brief van 14 juni 2012 heeft de voormalige gemeenten Maasdonk aangegeven dat een vrijstelling voor het uitvoeren van een bodemonderzoek kan worden verleend. Het verlenen van de vrijstelling zal tegelijkertijd met het verlenen van de omgevingsvergunning geschieden.

Conclusie

Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer zorgt ervoor dat milieuoverlast in woongebieden zoveel mogelijk wordt beperkt. Alle voorzieningen en bedrijven die overlast veroorzaken moeten daarom een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer.

In de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een indicatie richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten ten opzichte van gevoelige bestemmingen opgenomen.

De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.

Onderzoek

Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' dient te worden gekeken naar de bedrijven in de omgeving. Er is een sportcomplex in de directe nabijheid gesitueerd, een sportveldcomplex (met verlichting) met SBI-code (2008) 931 G is aangemerkt als categorie 3.1. De grootste afstand welke aangehouden dient te worden is 50 meter en heeft betrekking op geluid. Bij de minimale afstand van 50 meter is uitgegaan van omgevingstype A, zijnde een rustige woonwijk. Gezien de ligging aan de kernrand en de aanwezigheid van functiemenging door de bedrijven, sportvelden en een verpleeg- en verzorgingstehuis langs de Duyn en Daelseweg kan voor het plangebied gesproken worden van een gemengd gebied. Bij een gemengd gebied neemt deze afstand af tot 30 m. Binnen deze hindercontour is het oprichten van gevoelige bouwwerken zoals woningen niet toegestaan, tenzij onderzoek wordt gedaan of er een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.

Voor de goede ruimtelijke ordening zijn een akoestisch onderzoek industrielawaai voor het sportcomplex en een lichtonderzoek naar de lichthinder van de lichtmasten van de voetbalvelden uitgevoerd. Het resultaat van het akoestisch onderzoek industrielawaai is opgenomen in paragraaf 4.7 Geluidhinder, daaruit is gebleken dat de zijgevel, aan de zijde van het sportcomplex, op de 2e woonlaag uitgevoerd dient te worden als dove gevel. In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om deze dove gevel te waarborgen. Voor het aspect geluid voldoet het planvoornemen verder aan een goed woon- en leefklimaat.

Voor het aspect licht is een lichtonderzoek uitgevoerd, de resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 4.8 Lichthinder. Uit de resultaten van het lichtonderzoek is gebleken dat het planvoornemen niet voldoen aan de richtlijnen die NSVV hanteert. Door enkele maatregelen te nemen kan er een goed woon- en leefklimaat ontstaan.

Conform afspraak (overleg d.d. 10 juli 2019) met de voetbalvereniging Nulandia zullen voor verlening van een omgevingsvergunning afdoende maatregelen genomen worden. In het overleg is geconstateerd dat er technische maatregelen mogelijk zijn om voor beide partijen een aanvaardbare situatie te creëren. Voorbeelden zijn genoemd zoals het verlagen van de kappen, andere armaturen en bepaalde LED verlichting. In de planregels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de maatregelen aan de verlichting moeten worden uitgevoerd, voordat de bouw van de woningen plaats kan vinden. Op deze wijze is planologisch een aanvaard woon- en leefklimaat gegarandeerd.

Conclusie

Bij de situering van de nieuwe woningen is rekening gehouden met de milieucontour van het sportcomplex. In de planregels van het bestemmingsplan zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen om het nemen van de vereiste maatregelen voor geluid en licht juridisch te borgen.

4.7 Geluidhinder

Wet geluidhinder

Het aspect geluid speelt een belangrijke rol in de omgevingskwaliteit. Er bestaan verschillende geluidsbronnen die van invloed kunnen zijn op deze omgevingskwaliteit. Overlast van geluid op geluidsgevoelige functies dient te worden voorkomen. In de Wet geluidhinder (wgh) wordt onderscheidt gemaakt tussen wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wet geluidhinder beschouwt woningen als zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Onderzocht dient te worden of toetsing aan de Wgh dient plaats te vinden.

Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wgh bevinden zich langs alle wegen zones. Bij de bouw van geluidsgevoelige objecten binnen deze zones dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt.

Conform Wet geluidhinder hoeft er geen onderzoek wegverkeerslawaai te worden uitgevoerd, want de Duyn en Daelseweg is een weg met een maximumsnelheid van 30 km/uur en heeft daarnaast geen hoge verkeersintensiteit.

Industrielawaai

Indien er woningen zijn gesitueerd of geprojecteerd binnen de richtafstanden van bedrijven of inrichtingen, is het noodzakelijk deze te toetsen aan de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”(paragraaf 4.6). Bij kleinere afstanden, zoals in dit plan aan de orde is, dienen de betreffende milieuaspecten nader te worden onderzocht. Hierbij is het belangrijk vanuit het gezichtspunt van woningen aan te tonen dat er sprake is van een goede ruimtelijke kwaliteit. Anderzijds moet worden aangetoond dat de vereniging en de voetbalvelden niet in hun activiteiten beperkt worden. Daarnaast is in de Wet geluidhinder bepaald dat gemeenten bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de Wettelijke geluidgrenswaarden in acht moeten nemen.

Onderzoek

In opdracht van de initiatiefnemer heeft NIPA milieutechniek b.v. in juni 2019 een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd in verband met de woningbouwontwikkeling aan de Duyn en Daelseweg voor de bouw van 4 schuurwoningen. De locatie is gesitueerd aan de Duyn en Daelseweg in Nuland op een onbebouwd perceel naast huisnummer 14.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet aangetoond worden dat het woon- en leefklimaat bij die nieuwe woonbestemmingen is gewaarborgd. Ook moet worden aangetoond of en in welke mate de voetbalvereniging R.K.V.V. Nulandia gelegen aan Duyn en Daelseweg 12 ten oosten van het bouwplan door de nieuwe ontwikkeling in haar (akoestische) activiteiten wordt beperkt.

Langetijdgemiddelde beoordelingsniveaus

Uit het onderzoek volgt dat niet wordt voldaan aan de richtwaarde van stap 2 van Bedrijven en milieuzonering (gecumuleerde waarden) en aan de ambitiewaarden van het geluidbeleid. Aan de grenswaarden van het activiteitenbesluit van 50/45/40 wordt in nagenoeg alle punten voldaan, uitgezonderd 03 en 08. In deze punten is een overschrijding van 1 dB berekend op de oostgevels van de woonbestemmingen in de avondperiode. Het geluidniveau is 46 dB(A).

De mogelijkheden de in hoofdstuk 4.2 berekende geluidbelastingen terug te brengen tot aan de in hoofdstuk 2 vermelde richt- en grenswaarden zijn onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat bron en overdrachtsmaatregelen redelijkerwijs niet beschikbaar zijn.

De voorkeur gaat uit naar de maatregel bij de ontvanger die voorziet in een oostelijke ''dove'' zijgevel van de geplande nieuwe woningen (t.p.v. waarneempunten 03 en 08) op de 2e woonlaag. Er resteren dan nog overschrijdingen van ten hoogste 3 dB(A) in de avondperiode op de noord- en zuidgevels (voor en achter) van de geprojecteerde woningen.

Mede omdat de situatie voldoet aan de grenswaarden van het activiteitenbesluit wordt het bevoegd gezag verzocht in afwijking van gemeentelijk beleid en de publicatie Bedrijven en milieuzonering, om instemming met het geluidniveau (Lar,LT) van 44 dB(A) in de avondperiode.

Ter motivatie wordt aangevoerd dat het woon- en leefklimaat bij een geluidniveau van 44 dB(A) in de avondperiode is gewaarborgd. De milieukwaliteit ter plaatse van de nieuwe woonlocatie is bij een dergelijke geluidbelasting goed.

Maximale geluidsniveaus

Maximale geluidsniveaus ten behoeve van komen en gaan van bezoekers, het verrichten van sportactiviteiten in de openlucht en het laden en lossen in de dagperiode voor de aan- en afvoer van producten worden uitgesloten van toetsing aan de grenswaarden van het activiteitenbesluit.

Uit onderzoek blijkt dat ter plaatse van de geprojecteerde woningen wordt voldaan aan de richtwaarden voor het maximale geluidniveau.

Eindconclusie industrielawaai

Uit het onderzoek blijkt enerzijds dat wanneer de oostgevel van de 2e woonlaag van de geprojecteerde woningen als dove gevel wordt uitgevoerd het woon- en leefklimaat voor deze woningen is gewaarborgd, en anderzijds de voetbalvereniging R.K.V.V. Nulandia niet in haar akoestische ruimte wordt beperkt.

Conclusie

In het bestemmingsplan wordt opgenomen dat de oostgevel van de 2e woonlaag als een dove gevel moet worden uitgevoerd. In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om deze dove gevel te waarborgen. Voor het aspect geluid voldoet het planvoornemen verder aan een goed woon- en leefklimaat. In het kader van de Wet geluidhinder zijn er geen belemmeringen voor het plan.

4.8 Lichthinder

Het voorkomen van lichthinder draagt bij aan een goede woon- en leefomgeving. Uit de beoordeling van het plan blijkt dat lichthinder bij woningen in de buurt van het sportpark een rol kan spelen in het planvoornemen. Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer geldt t.a.v. lichthinder een zorgplicht voor het voorkomen dan wel, voor zover niet mogelijk is, het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder.

Door de Nederlandse stichting voor verlichtingskunde (NSVV) zijn richtlijnen voor lichthinder opgesteld, in het Activiteitenbesluit wordt ook verwezen naar deze richtlijnen. De tijden waarop de verlichting aan mag zijn, zijn geregeld in artikel 3.148 van het Activiteitenbesluit. In de onderstaande tabel worden de richtlijnen voor verlichtingssterkte weergegeven.

  Omgevingszone  
Te hanteren parameter   Toepassings-condities   E1 Natuurgebied   E2
Landelijk gebied  
E3
Stedelijk gebied  
E4 Stadscentrum/ industriegebied  
E(v) lux op de gevel   Dag en avond
07.00-23.00  
2 lux   5 lux   10 lux   25 lux  
  Nacht
23.00-07.00  
1 lux   1 lux   2 lux   4 lux  
L(cd) van elke armatuur   Dag en avond
07.00-23.00  
2.500 cd   7.500 cd   10.000 cd   25.000 cd  
  Nacht
23.00-07.00  
0 cd   500 cd   1.000 cd   2.500 cd  

Tabel: Richtlijnen voor verlichting

Onderzoek

Om het lichthinder van het sportpark op de nieuwe woningen in beeld te brengen heeft Strago Electro Installatietechniek b.v. in februari 2018 een lichtonderzoek uitgevoerd. Het lichtonderzoek is uitgevoerd voor de variant waarbij de woningen op 15 meter afstand staan van de sportvelden. In het lichtonderzoek zijn de effecten van de verlichting op de nieuwe woningen berekend en uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat niet op alle punten wordt voldaan aan de richtlijnen voor verlichting.

De maximaal berekende verlichtingssterkte is 45,3 lux, volgens de richtlijn mag dit voor stedelijk gebied tussen 07.00-23.00 maximaal 10 lux zijn. Omdat de berekende verlichtingssterkte hoger is dan de richtlijn voorschrijft, zullen er voor een goed woon- en leefklimaat maatregelen getroffen moeten worden. Hierbij kan aan de volgende maatregelen gedacht worden:

  • 1. Scherm de lichtbron af, zodat deze niet direct zichtbaar is;
  • 2. Verlicht alleen met geringe oppervlaktehelderheid van de lichtbron;
  • 3. Gebruik alleen betrekkelijk langgolvig licht;
  • 4. Gebruik bij verlichting niet meer licht dan nodig is: verlicht alleen wat verlicht moet worden en zolang als het verlicht moet worden;
  • 5. Vermijd de risicogebieden.

Voor de maatregelen dient de voetbalvereniging R.K.V.V. Nulandia nauw betrokken te worden, het gaat om de verlichtingsmasten bij het kleine trainingsveld. In overleg met R.K.V.V. Nulandia zal worden gekeken naar met welke maatregelen het uitstralend licht verminderd kan worden. Bijvoorbeeld door het opnieuw afstellen van de armaturen of het volledig vernieuwen van de armaturen. Een groenblijvende afscherming behoort ook tot de mogelijkheden.

Uit de resultaten van het lichtonderzoek is gebleken dat het planvoornemen niet voldoet aan de richtlijnen die NSVV hanteert. Door enkele maatregelen te nemen kan er een goed woon- en leefklimaat ontstaan.

Conform afspraak (overleg d.d. 10 juli 2019) met de voetbalvereniging Nulandia zullen voor verlening van een omgevingsvergunning afdoende maatregelen genomen worden. In het overleg is geconstateerd dat er technische maatregelen mogelijk zijn om voor beide partijen een aanvaardbare situatie te creëren. Voorbeelden zijn genoemd zoals het verlagen van de kappen, andere armaturen en bepaalde LED verlichting. In de planregels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de maatregelen aan de verlichting moeten worden uitgevoerd, voordat de woningen in gebruik kunnen worden genomen. Op deze wijze is planologisch een aanvaard woon- en leefklimaat gegarandeerd.

Conclusie

Uit het lichtonderzoek blijkt dat er maatregelen nodig zijn voordat het planvoornemen voldoet aan het aspect licht. In de planregels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de maatregelen aan de verlichting moeten worden uitgevoerd, voordat de bouw van de woningen plaats kan vinden. Op deze wijze is planologisch een aanvaard woon- en leefklimaat gegarandeerd.

4.9 Flora en fauna

Wet natuurbescherming

De wet natuurbescherming (Wnb), die per 1 januari 2017 in werking is getreden, vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de boswet. Deze nieuwe wet bestaat uit minder regels en is overzichtelijker dan de drie voorgaande wetten. De uitvoering van de Wet natuurbescherming komt grotendeels in handen van de provincies. De wet bevat regels voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten en de belangrijkste natuurgebieden in Nederland.

Natura 2000-gebieden

Natura 2000 is de benaming van een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijkste flora en fauna voorkomen, gezien vanuit Europees perspectief. Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings-)doelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingsdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwegen te laten of te beperken.

Met de komst van de Wet natuurbescherming vervalt de bescherming van beschermde Natuurmonumenten uit de Natuurbeschermingswet. Deze vallen echter vrijwel altijd (op enkele kleine gebieden na) binnen Natura 2000-gebieden of het Natuurnetwerk Nederland en worden dus indirect beschermd. De provincies hebben daarnaast de bevoegdheid om bijzondere provinciale landschappen of bijzonder provinciale natuurgebieden aan te wijzen. Zij kunnen in een later stadium door de minister worden toegevoegd aan de Natura 2000-gebieden.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd, is het Nederlandse netwerk bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter met elkaar en het omringende agrarische gebied verbinden. Het NNN is gebaseerd op de provinciale regelgeving die met ingang van de Wet Natuurbescherming niet is veranderd. In het Natuurnetwerk Nederland liggen:

  • Bestaande natuurgebieden, waaronder 20 nationale parken;
  • Waar nieuwe natuur aangelegd wordt;
  • Landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
  • Ruim 6miljoen hectare grote wateren, meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee;
  • Alle Natura 2000-gebieden.

Het NNN moet uiteindelijk samen met de natuurgebieden in andere Europese landen een aaneengesloten Pan-Europees Ecologisch Netwerk (PEEN) vormen.

Beschermende planten en dieren

De Wet natuurbescherming kent drie algemene beschermingsregimes:

  • 1. Soorten vogelrichtlijn: dit zijn alle van nature in Nederland in het wild levende vogels (zoals bedoelt in artikel 1 van de Vogelrichtlijn);
  • 2. Soorten Habitatrichtlijn: dit zijn soorten die genoemd worden in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, Bijlage I en II van het Verdrag van Bern en Bijlage II van het Verdrag van Bonn. In de Bijlage van de verdragen worden tevens vogels genoemd;
  • 3. Andere soorten: dit zijn soorten die genoemd zijn in bijlage A van de Wet natuurbescherming. Het gaat hier om de bescherming van zoogdieren, amfibieën, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.

Onderzoek

Natura 2000-gebieden

In de nabijheid van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen. Gebiedsbescherming in het kader van Natura 2000 en de vogel- en habitatrichtlijn is niet aan de orde.

Flora- en faunainspectie

Er is een flora- en fauna inspectie (externe bijlage, Aeres Milieu, AM12065, 7 juni 2012) uitgevoerd ter plaatse van een weiland gelegen aan de Duyn en Daelseweg, naast nummer 14 te Nuland. Op deze locatie wil men woningen met bijgebouwen realiseren. Het volgende is hierbij aan gegeven:

  • welke beschermde dieren en planten komen mogelijk voor in het plangebied;
  • welke effecten heeft de voorgenomen ingreep.

Op 6 juni 2012 is het plangebied en haar naaste omgeving afgezocht naar beschermde soorten. Daarbij werd tevens beoordeeld of het perceel geschikt was als habitat voor beschermde diersoorten. Ook werd er gezocht naar (tekenen van aanwezigheid van) beschermde zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Alle beschermde planten werden in kaart gebracht.

Uit de inspectie zijn de volgende conclusies naar voren gekomen:

Beschermde dieren uit de categorie 'algemene soorten': vrijstelling

In het plangebied bevinden zich mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen van algemeen beschermde diersoorten. Voor het vernietigen van holen etc. en verstoren van beschermde zoogdieren van de categorie 'algemene soorten', bestaat voor ruimtelijke ingrepen een vrijstelling op grond van 'AMvB artikel 75' van de Flora- en faunawet (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 20051). Er hoeft voor deze soorten daarom geen ontheffing te worden aangevraagd.

Voorkomen doden of verwonden dieren

De in de Flora- en faunawet genoemde 'algemene zorgplicht' is ook op beschermde soorten uit de categorie 'algemene soorten' van toepassing. Beschermde diersoorten (ook die van de categorie 'algemene soorten') die tijdens het verwijderen van vegetatie en het vergraven van grond worden aangetroffen, moeten direct worden gevangen en na afloop van de werkzaamheden in het aangrenzende gebied worden vrijgelaten.

Algemene vogels: geen directe schade

Omdat er geen vogelnesten in het plangebied aanwezig zijn, is schade aan vogelnesten, eieren of jonge vogels uitgesloten. Er hoeft bij de verdere planvorming daarom geen rekening te worden gehouden met het broedseizoen.

Vleermuizen: buitenverlichting niet op houtsingel richten

De houtsingel rondom het plangebied dient mogelijk als vaste vliegroute voor vleermuizen. Vaste vliegroutes van vleermuizen worden in de Flora- en Faunawet gezien als vaste rust- en verblijfplaats en zijn daarom streng beschermd. Doordat de houtsingel behouden blijft, en er overdag zal worden gewerkt, zijn er geen schadelijke effecten op vleermuizen te verwachten. Om verstoring van de mogelijk aanwezige vliegroute te voorkomen, mag er geen op de houtsingel gerichte buitenverlichting worden aangebracht. Indien er volgens deze aanbeveling wordt gewerkt is aanvullend onderzoek naar vleermuizen en een eventuele ontheffingsaanvraag niet nodig.

Stand van zaken augustus 2019

De situatie is onveranderd ten opzichte van het eerste rapport uit 2012. Ook de wijzigingen in de wetgeving hebben geen gevolgen voor het oordeel. Het rapport is daardoor nog steeds relevant. Het is wel van belang om de aanbevelingen uit het onderzoek op te volgen.

Conclusie

Vanuit het aspect flora en fauna zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Externe veiligheid

Besluit externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen. Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi (Besluit externe veiligheid) gedefinieerd als “het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij en gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.”. Het groepsrisico is gedefinieerd als “de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.”.

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De verbonden risico's moeten beperkt blijven. Hierdoor worden de volgende normstellingen gehanteerd:

  • 1. Het plaatsgebonden risico (PR) is vooral gericht op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • 2. Het groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. In het Bevi is vastgesteld dat voor iedere toename in het groepsrisico een verantwoordingsplicht geldt, ongeacht of er door de wijziging een norm wordt overschreden.

Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare. Het Bevi bevat eisen voor plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situatie. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.

Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)

Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vanaf 1 april 2015 vastgelegd in de Wet Basisnet en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Voor ruimtelijke ordening in relatie tot transportroutes is er het Besluit externe veiligheid transportroutes. Dit besluit is gebaseerd op de Wro en de Wm. Volgens het Bevt mag op grond van een ruimtelijk besluit geen kwetsbaar object in de veiligheidszone worden toegestaan. Het Bevt gaat ook in op de hoogte van het groepsrisico. Wanneer het aannemelijk is dat het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt, is een verantwoording van het groepsrisico niet verplicht.

Inventarisatie risicobronnen

Voor de inventarisatie van de risicobronnen is gebruik gemaakt van de risicokaart van Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002464-1401_0014.jpg" Figuur 12 Uitsnede risicokaart.nl

Inrichtingen

De risicokaart (figuur 12) geeft aan dat binnen de planlocatie en in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn die de externe veiligheid beperken of risico's met zicht meebrengen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In de omgeving van het plangebied zijn de rijksweg A59 (>550 meter) en de spoorlijn 's-Hertogenbosch – Oss (>900 meter) gelegen. Voor de rijksweg A59 en de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Oss geldt dat de route of tracé geen PR-plafond, maar wel een GR-plafond hebben. De GR-plafond van de spoorlijn 's-Hertogenbosch – Oss is 29 meter en voor de rijksweg A59 is het GR-plafond 74 meter. Gezien de afstand tot het plangebied hebben de rijksweg en spoorlijn geen invloed op het planvoornemen.

Conclusie

Vanuit de externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het plan.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteits- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klick-melding in kaart gebracht.

Door het plangebied lopen geen bovenlokale leidingen of straalpaden. Derhalve zijn er geen leidingen of beschermingszones waar in het bestemmingsplan rekening mee moet worden gehouden.

Conclusie

Vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen. Wel moet bij de uitvoering een Klick-melding gedaan worden om de kleinere, lokale leidingen in kaart te brengen.

4.12 Geurhinder

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet is het beoordelingskader voor geurhinder bij milieuvergunningen en bestemmingsplannen.

Het aspect van geurhinder werkt tweeledig. Enerzijds mag realisering van een project niet leiden tot aantasting van vergunde rechten in milieuvergunningen van omliggende (agrarische) bedrijven. Anderzijds kan een project geen doorgang vinden indien geurbelasting van dien mate is dat niet kan worden gesproken van een goed woon- en verblijfsklimaat.

In de geurverordening van de voormalige gemeente Maasdonk is voor het plangebied Nuland-West in afwijking van de waarde (de geurnorm), genoemd in artikel 3, eerste lid onder a Wgv voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom (3,0 ouE/m3) voor dit gebied als waarde van toepassing 5 ouE/m3. Daarnaast blijkt uit de “Gebiedsvisie Maasdonk onderbouwing verordening wet geurhinder en veehouderij” dat zich geen knelpunten voordoen ter hoogte van het plangebied 'Duyn en Daelseweg naast nummer 14 te Nuland'.

De Duyn en Daelseweg 19 is het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf. Het betreft een bedrijf waarvoor een afstand van 100 meter ten opzichte van geurgevoelige bebouwing zoals woningen geldt. Gezien de afstand van ruim 250 meter ten opzichte van het plangebied vormt dit geen belemmering voor voorgenomen initiatief.

Conclusie

Op basis van bovenstaande is te concluderen dat de geurbelasting op de planlocatie voldoet aan de hiervoor geldende normen. Het aspect geur levert derhalve geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkelingen.

4.13 Duurzaamheid

In Nederland staan we voor een ingewikkelde opgaven. Niet alleen moeten we steeds meer mensen huisvesten, ook hebben we rekening te houden met klimaatverandering en een toenemende schaarste aan energie en grondstoffen. Ook ontwrichten hoosbuien steeds vaker de openbare ruimte.

Op dit moment wordt intensief gewerkt aan het verduurzamen van de gemeente 's-Hertogenbosch. Hierbij is 'energie' een belangrijk speerpunt binnen de gemeente. Enerzijds door het realiseren van duurzame energievormen (zoals windturbines, zonnepanelen, warmtepompen) en anderzijds door het energiezuinig (neutraal) laten bouwen. Ook oplossingen voor waterbeheer dragen bij aan de ontwikkeling van een duurzame (toekomstbestendige) gemeente.

Energie

Zoals hierboven aangegeven wordt, is energiebeheer een belangrijk speerpunt binnen duurzaamheidsambities van de gemeente 's-Hertogenbosch. De gemeente heeft doelen gesteld waaraan wordt gewerkt om te komen tot een klimaat neutrale gemeentelijke organisatie in 2020, een klimaat neutrale gebouwde omgeving in 2035 en een volledig klimaatneutraal 's-Hertogenbosch in 2050. Deze ambities zijn fors te noemen, waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel doet, maar dat ook de Bossche bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen en woningcorporaties hierin zullen moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en - doelstellingen zijn vastgelegd in het “energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020”, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017. Ook het recente bestuursakkoord (2018-2022) stelt dat de gemeente 's-Hertogenbosch een serieuze bijdrage levert om de klimaatverandering tegen te gaan, bijvoorbeeld via het opwekken van duurzame energie en het energiezuinig laten bouwen binnen de gemeente.

Woningen

Vanaf 1 juli 2018 mogen nieuwe woningen en andere nieuwe kleinverbruikers niet meer op aardgas worden aangesloten. Vanaf 1 januari 2020 moet nieuwbouw aan zogenaamde 'BENG-eisen' voldoen. BENG staat voor “Bijna Energie Neutraal Gebouw”. In de tussenliggende periode geldt voor woningen een EPC waarde van 0,4. Het gemeentelijk bestuursakkoord zet bij de ontwikkelingen in om vooruit te lopen op de landelijke norm (zoals deze zich nu laat zien).

Het ontwerp van de vier nieuwbouw woningen zal voldoen aan de 'BENG-eisen'. Daarnaast worden de woningen niet aangesloten op het aardgas.

Klimaatverandering

In Nederland krijgen we volgens de meest recente KNMI-modellen in de toekomst te maken met meer extreme weersomstandigheden zoals langere droge periodes, heftigere buien (met mogelijk meer onweer, neerslag, hagel en wind) en gemiddeld zal de temperatuur stijgen. Door hier tijdig op te anticiperen en aanpassingen door te voeren aan de fysieke leefomgeving van de stad en adaptief gedrag van haar inwoners te ondersteunen, blijft de stad van de toekomst veilig en leefbaar.

Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de waterparagraaf (paragraaf 4.3).

Conclusie

Het planvoornemen sluit aan bij de duurzaamheidsambities van de gemeente 's-Hertogenbosch.

4.14 Mer-beoordeling

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteiten voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-plichtig.

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elke besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.

Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit m.e.r.-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in Bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Beoordeling

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit de D-lijst van het Besluit m.e.r. overschrijd, de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

In het plangebied is sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een klein stedelijk ontwikkelingsproject. Het gaat in dit geval om een wijziging van een klein stedelijk gebied.

Het juridisch-planologisch mogelijk maken van deze ontwikkeling dient getoetst te worden aan activiteit D 11.2. uit de Bijlage m.e.r. Deze activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject. In het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 ha.

De ontwikkeling ligt ver beneden de drempelwaarden zoals opgenomen in het Besluit m.e.r.

Gevoelige gebieden

In onderdeel A van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied; een aangewezen gebied die beschermd wordt op basis van natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.

Het plangebied is in geen van dergelijke gevoelige gebieden gelegen.

Milieugevolgen

In de voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk zijn verschillende milieueffect beschouwd, zoals geluid, luchtkwaliteit etc. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake van nadelige milieugevolgen.

Conclusie

Er kan gezien bovenstaande gesteld worden te beslissen af te zien van het opstellen van een milieueffectrapport. Dit is als een afzonderlijk beslispunt in het collegevoorstel opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van juridische vertaling in regels van de voor het plangebied gewenste eindbeeld. Bij het opstellen van de verbeelding en planregels is uitgegaan van de bepalingen uit het Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012).

5.1 Verbeelding

Op de verbeelding is met behulp van de in de SVBP2012 bepaalde methode de bestemming van de gronden aangegeven. De bijbehorende bepalingen zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding visualiseert de planregels.

5.2 Planregels

De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende bepalingen, dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het artikel 'begrippen' waarin wordt toegelicht wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Het tweede artikel is 'wijze van meten' waarin wordt toegelicht hoe de benoemde maatvoering moet worden gemeten.
  • 2. Bestemmingsregels, in dit hoofdstuk worden de op de kaart aangegeven bestemmingen nader verklaard. Hierin wordt onder andere de maximale bebouwingshoogte bepaald. De gehanteerde bestemmingen worden in paragraaf 5.3 van dit hoofdstuk verder uitgewerkt.
  • 3. Algemene regels, in dit hoofdstuk worden regelingen opgenomen die zijn bedoeld voor meer dan één bestemming. De gehanteerde algemene regels worden nader toegelicht in paragraaf 5.3 van dit hoofdstuk.
  • 4. Overgangs- en slotregels, binnen de overgangsbepalingen wordt geregeld dat met het bestemmingsplan strijdige bouwwerken en plannen welke bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan mogen worden uitgevoerd, mits er geen veranderingen plaatsvinden in aard en omvang. In de slotregel wordt de officiële naam van het bestemmingsplan genoemd, welke moet worden gebruikt om te verwijzen naar het plan.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 begrippen

In dit artikel wordt een aantal in het plan gebruikte begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van de begrippen beperkt en daarmee de duidelijkheid en rechtszekerheid van het plan vergroot.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden – landschapswaarden

Het te handhaven weiland aan de voorzijde behoudt de bestemming Agrarisch met waarden – landschapswaarden.

Artikel 4 Groen
De landschappelijke inpassing aan de zijde van de Duyn en Daelseweg en aan de zijde van het sportveld heeft de bestemming Groen.

Artikel 5 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en wegverkeer, fiets- en voetpaden en langzaam verkeer, verblijfsgebied en verblijf, verkeersvoorzieningen en parkeervoorzieningen en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorziening zoals groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming 'Verkeer' is het niet toegestaan om gebouwen te bouwen. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 meter bedragen en voor een vlaggenmast geldt een maximum van 6 meter.

Artikel 6 Wonen - 1

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens, met bij behorende tuinen, erven en terreinen. Maar ook voor aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteiten en de huisvestiging in verband met mantelzorg. Daarnaast zijn aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en groenvoorzieningen, parkeer- en verkeersvoorzieningen toegestaan. De hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd en deze mag volledig bebouwd worden. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte is 3,5 meter en 8,5 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – dove gevel' dient op basis van een voorwaardelijke verplichting de gevel op de 2e woonlaag aan de zijde van de sportvelden als dove gevel uitgevoerd te worden en in stand te worden gelaten. Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om in overleg met de sportvereniging maatregelen aan de verlichting van het naastgelegen sportterrein te realiseren en in stand te houden, waardoor aan de wettelijke normen voor lichthinder wordt voldaan en een acceptabel woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Buiten het bouwvlak mag maximaal 75 m2 aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gerealiseerd. Met als uitzondering dat wanneer het bouwperceel groter is dan 750 m2 er 10% van dat oppervlakte mag worden gerealiseerd tot een maximum van 100 m2. De maximale goothoogte voor bijgebouwen is 3 meter en de bouwhoogte 5 meter.

De bouwdiepte voor alle gebouwen en bouwwerken is maximaal 3 meter diep.Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen waarmee wordt toegestaan om een bouwwerk te bouwen dat dieper ligt dan 3 meter beneden maaiveld. Hierbij is een zorgvuldige afweging verplicht, om te zorgen dat de risico’s voor de kwaliteit van het grondwater niet toenemen. Burgemeester en wethouders moeten, voordat zij de omgevingsvergunning verlenen, overleggen met gedeputeerde staten, omdat Gedeputeerde staten het eerste aanspreekpunt zijn, gelet op hun taak op het gebied van het grondwaterbeheer voor de openbare drinkwatervoorziening. Gedeputeerde staten zullen het drinkwaterbedrijf indien nodig vragen om te adviseren over de risico's van de werkzaamheden.

Artikel 7 Waarde – Archeologie 2 (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' beschermt eventueel aanwezige archeologische resten. Op het deel waar deze dubbelbestemming geldt mag alleen onder voorwaarden gegraven worden. Dit betekent dat bij ontgravingen groter dan 100 m² en/of dieper dan 50 cm onder het maaiveld aangetoond moet worden of er sprake is van de verstoring van archeologische resten en hoe hiermee wordt omgegaan indien dit het geval is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

In dit artikel is een regel opgenomen die voorkomt dat een al verleende bouwvergunning meegenomen wordt bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Artikel 9 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels worden regels gegeven voor overschrijding van de bouwgrenzen voor ondergeschikte bouwdelen en aan welke parkeernormering de omgevingsvergunning moet voldoen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het strijdig gebruik en de uitzonderingen hierop en aan welke parkeernormering het plan moet voldoen.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels zijn de regels opgenomen voor de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied'. Met deze aanduiding wordt de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening beschermt.

Artikel 12 Algemene procedureregels

In dit artikel is een regel opgenomen ten aanzien van de procedure bij voorbereiding van een besluit tot het toepassen van nadere eisen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind.

Artikel 14 Slotregel

Het laatste artikel “slotregel” geeft de officiële naam van het plan aan, wanneer naar het plan wordt verwezen. De planregels kunnen worden aangehaald onder de naam: 'Bestemmingsplan 'Duyn en Daelseweg ongenummer, naast nummer 14, Nuland''.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

De initiatiefnemer en de gemeente zijn een anterieure overeenkomst aangegaan waarin de voornoemde economische uitvoerbaarheid is vastgelegd. De gemeenteraad zal derhalve bij vaststelling van het bestemmingsplan tevens besluiten dat geen exploitatieplan wordt vastgesteld omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

Degene die meent schade te lijden door het vaststellen van een bestemmingsplan, kan een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade (Artikel 6.1 Wro). Eventuele kosten voortkomend uit de planschade zijn in eerdergenoemde overeenkomst meegenomen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het concept ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het zgn. 3.1.1. Bro is toegezonden naar de proivncie Noord-Brabant en waterschap Aa en maas, waarbij de gelegenheid is geboden een reactie te geven op het plan. Het concept ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van opmerkingen van het waterschap aangepast en voor de opmerkingen van de provincie gedeeltelijk.