Plan: | Zuiderparkweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002434-1401 |
Wij streven naar een inclusieve samenleving wat ook betekent dat passende woonzorgvormen realiseren voor kwetsbare doelgroepen. De opgave om te komen tot dit palet aan passende woonzorgvormen, doen we samen met regiogemeenten, zorgaanbieders en woningcorporaties.
In 2009 is op basis van besluitvorming van de gemeenteraad gestart met de voorbereiding van de realisering van een aantal hostels, gericht op het bieden van passende huisvesting met zorg voor-, begeleiding van- en toezicht op (dakloze) volwassenen met psychische problemen en verslavingsproblematiek.
De hostels leveren als woonzorgvoorziening een bijdrage aan de maatschappelijke doelstellingen van het voorbereiden van cliënten op het weer zelfstandig kunnen wonen en deelnemen aan de samenleving, het verbeteren van de openbare ruimte door het voorkomen van zwerfgedrag, verwervingscriminaliteit en/of overlast, en het bevorderen van de doorstroming in bestaande opvangvoorzieningen en klinieken.
Aan de Van Broeckhovenlaan (wijk Graafsepoort) is het eerste hostel gerealiseerd en in gebruik genomen. Voor de realisering van een tweede hostel aan de Zuiderparkweg (wijk Zuid) is overeenstemming bereikt met zorginstelling Reinier van Arkel en woningbouwcorporatie Zayaz. De ontwikkeling aan de Zuiderparkweg komt in de plaats van een eerder - niet doorgezette - opzet waarin ook de aanliggende locatie van sociaal-cultureel centrum “In de Roos” aan de Zuiderparkweg 282 was betrokken. Een tweede hostel is nodig omdat de doelgroep niet in één hostel op te vangen is.
Het voorbereidingsproces van het tweede hostel is getemporiseerd vanwege de behoefte om het totale zorglandschap te verkennen binnen het project 'Thuis in de Wijk'. Hieruit is gebleken dat er de komende jaren een nijpende behoefte is aan een woonzorgvoorziening (hostel) voor de hiervoor genoemde doelgroep. De inschatting is dat er aanvullend op het eerste hostel een behoefte is van tenminste 60 plaatsen, dit mede door de versterkte ambulantisering in de GGZ en de toenemende complexiteit in de samenleving. Zorgaanbieders Reinier van Arkel en Novadic Kentron onderschrijven dit. Dit beeld is ook besproken in het regionale Portefeuillehoudersoverleg Maatschappelijke Zaken en in dat verband is vastgesteld dat voor deze doelgroep met dubbele problematiek sprake is van onvoldoende plekken en uitbreiding met een tweede hostel noodzakelijk is.
De ontwikkeling wordt gecombineerd met de realisatie van een 20-tal appartementen in het sociale segment. De ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan. Met de voorliggende bestemmingsplanherziening wordt deze herontwikkeling planologisch mogelijk gemaakt. Verder wordt met deze bestemmingsplanherziening ook de planologische situatie van het perceel Zuiderparkweg 282 aangepast.
Het plangebied ligt in het zuiden van 's-Hertogenbosch. Het betreft de kadastrale percelen met nummer HTG00 N01554 en HTG00 N01555, beide percelen zijn in eigendom van Zayaz, het kadastrale pertceel HTG00 N01943 dat in eigendom is van Stichting Gemeenschapshuis De Meent en In de Roos en het kadastrale perceel HTG00 N01837 dat in eigendom is van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Plangebied
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Een korte planbeschrijving is te vinden in hoofdstuk 3. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 4. Vervolgens worden de verschillende milieu aspecten beschreven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de regels. De financiële haalbaarheid van het initiatief komt in hoofdstuk 7 aan de orde. Hoofdstuk 8 beschrijft de resultaten van inspraak en vooroverleg.
Het plangebied ligt in de wijk Zuid. De wijk Zuid kan grofweg worden opgedeeld in twee delen: het oostelijke gedeelte dat in de jaren '50 is gebouwd (Zuid 1e fase) en het westelijke deel dat met name in de jaren '60 en '70 tot stand is gekomen. Het plangebied ligt in de woonbuurt Bazeldonk. Dit is één van de twee buurten die zijn gerealiseerd in wat Zuid 1e fase wordt genoemd. Deze eerste fase kenmerkt zich door de ruime opzet van de woonbuurten met veel groen. Er is veel aandacht besteed aan de relatie tussen de inrichting van de openbare ruimte en de gebouwde omgeving. Dit wordt als een belangrijke karakteristiek gezien van Zuid.
Ook in Bazeldonk is deze wisselwerking tussen bebouwd en onbebouwd goed herkenbaar. Repeterende bebouwingsstempels geven de buurt bovendien een heldere en overzichtelijke structuur. De bebouwing op zich is divers in haar karakter. Stroken rijwoningen, appartementen, seniorenwoningen en vrijstaande woningen in hogere en lagere volumes, wisselen elkaar af. Kenmerkend is dat er veel aandacht is besteed aan de detaillering en materialisering. Enigszins willekeurig verspreid komen in de Bazeldonk ook enkele kantoorpanden voor.
Het plangebied is aan de zuidzijde van Bazeldonk gesitueerd. Hier grenst de woonbuurt aan het Zuiderpark en de Zuiderparkweg. Er staan momenteel twee gebouwen in het plangebied. Het ene gebouw is momenteel in gebruik door in de Meent en doet dienst als buurtcentrum. Het andere gebouw betreft een woning die gesloopt gaat worden ten behoeve van de voorliggende planontwikkeling. De bebouwing binnen het plangebied kan worden gezien als solitaire bebouwing zonder ruimtelijke samenhang met de directe omgeving.
Ten westen van het plangebied staat nog een derde gebouw. Het betreft een kantoorgebouw van drie verdiepingen. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door traditionele woningbouw van twee lagen met een kap. De rijwoningen grenzen met de achtertuinen aan het plangebied. De huidige bebouwing van het plangebied wordt aan een ventweg van de Zuiderparkweg ontsloten.
Voor het plangebied geldt voor het grootste deel het bestemmingsplan 'Zuiderparkweg'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2012. Het plangebied is hierin bestemd als 'Gemengd'. Binnen de bestemming 'Gemengd' is naschoolse opvang, onderwijs, openbare en maatschappelijke dienstverlening, praktijkruimte, religie, verenigingsleven, welzijnsinstelling, sociaal cultureel centrum, vergaderaccomodatie met een maximum bruto-vloeroppervlak van 550 m2 en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen toegestaan. Voor het linkerblok is een aanduiding 'gezondheidszorg' opgenomen; hier is tevens gezondheidszorg, waaronder mede een hostel wordt verstaan toegestaan. Voor het middelste blok en het rechterblok is een aanduiding 'kantoor' opgenomen; hier zijn tevens kantoren toegestaan. Voor het rechterblok is een aanduiding 'horeca' opgenomen; hier zijn tevens horecabedrijven met als hoofddoel het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke) met een maximum bruto-vloeroppervlak van 365 m2 toegestaan. Ten zuidoosten van het rechterblok is een aanduiding 'terras' opgenomen; hier is tevens een terras ten behoeve van een horecabedrijf toegestaan. Op de verbeelding staat de bouwhoogte aangegeven, die varieert van 4,5 meter tot 17 meter.
Voor een klein gedeelte in de noordoosthoek van het plangebied ter plaatse van de woning die gesloopt gaat worden, geldt het bestemmingsplan Zuid. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch op 17 mei 2011.
De nieuwe ontwikkeling past qua gebruik- en bouwvoorschriften niet in de vigerende bestemmingsplannen, daarom is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.
Uitsnede bestemmingsplan 'Zuiderparkweg' en bestemmingsplan 'Zuid'
Het voorliggende plan heeft betrekking op de nieuwbouw van 20 appartementen binnen het sociale segment en de realisatie van een woonzorgvoorziening (hostel), bestaande uit 34 eenheden met bijbehorende zorg-, verblijfs- en kantoorruimten. Het terrein achter de nieuw te realiseren bouwblokken wordt grotendeels ingericht voor parkeren, bergingen en groenvoorzieningen. Voor een efficiënte inrichting van het achter terrein wordt de bestaande woonbebouwing van de Henric Spieghelstraat 2a/b en 4 gesloopt. Verder wordt de planologische situatie van het perceel Zuiderparkweg 282 aangepast.
Appartementen
Er worden 20 appartementen voor het sociale segment gerealiseerd in het meest oostelijke blok van het plangebied op de hoek aan de Henric Spieghelstraat.
Hostel
Tussen het perceel Zuiderparkweg 282 en het appartementenblok komt een hostel. Het hostel biedt huisvesting aan maximaal 34 personen. Een psychiatrische aandoening en verslaving zijn onderdeel van het leven van de bewoners. Goede huisvesting, zorg en begeleiding in een hostel verbeteren de leefomstandigheden van dak- en thuislozen. De meeste mensen krijgen daardoor een stabieler leven en gebruiken minder drugs. De bewoners krijgen psychische hulp. Daarnaast krijgen ze ondersteuning bij algemene, dagelijkse dingen. Zij krijgen een zinvolle dagbesteding of werk aangeboden. Alle activiteiten zijn gericht op een betere lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Bewoners hebben een eigen woon- en slaapkamer met sanitair. Verder zijn er aparte groeps- en werkruimten en een centrale keuken. Zorgverleners (in deze De Reinier van Arkelgroep en Novadic-Kentron) leveren 24 uur per dag zorg, toezicht en begeleiding voor de hostelbewoners. Er zijn dan ook voorzieningen ten behoeve van begeleidend personeel aanwezig.
Beheer
In het kader van het omgevingsbeheer heeft de beheergroep haar werkzaamheden weer opgepakt. Het doel van de beheergroep is het voorkomen en bestrijden van overlast, het behouden van veiligheid en leefbaarheid en het goed functioneren van een hostel in de wijk. Deze beheergroep bestaat uit omwonenden van een hostel, instellingen die met het hostel te maken hebben (Novadic-Kentron, GGZ, Reinier van Arkelgroep, de gemeente en de politie) en gebruikers van de omliggende voorzieningen (notaris/scholen/kinderdagverblijf/winkeliers). Kortom: iedereen die te maken heeft met het hostel.
In de Meent (Zuiderparkweg 282)
Met het vigerende bestemmingsplan 'Zuiderparkweg' is in 2012 voor het perceel Zuiderparkweg 282 planologisch een hostel mogelijk gemaakt. Omdat het voorliggende bouwplan uitgaat van een hostel op het naastliggende blok is het niet meer noodzakelijk om voor het perceel Zuiderparkweg 282 planologisch de mogelijkheid voor een hostel te behouden. De mogelijkheid voor een hostel zal voor het perceel Zuiderparkweg 282 verwijderd worden met deze bestemmingsplanherziening.
Impressies hostel en appartementen
Al in de eerdere planvorming was sprake van het realiseren van een samenhangende bouwmassa met een hoogte van ca. 17 meter en een diepte van de bouwstrook van 22 meter ten opzichte van de vanuit het aanliggende notariskantoor doorgetrokken voorgevelrooilijn.
De nieuwbouw in twee blokken kent maximaal vier bouwlagen en laat voldoende ruimte voor licht en lucht tussen de beide gebouwen en voldoende afstand tot de aanliggende percelen. De afstand van de nieuwbouw tot de achtergevels van de woningen aan de Van der Nootstraat bedraagt nergens minder dan ca. 40 meter.
Ruimtelijke opzet oorspronkelijke planvorming
Eén van de ruimtelijke uitgangspunten is dat de nieuwbouw - het hostel en de appartementen - één duidelijke architectonische eenheid moeten gaan vormen. Voor de massa en korrelgrootte voor de verschillende componenten dient het kantoor op de hoek Zuiderparkweg-Geert Grootestraat als referentie. De nieuwe bebouwing bestaat dan ook uit vier bouwlagen.
De ontwikkelingslocatie aan de noordzijde van de Zuiderparkweg ligt in het gebied tussen het Zuiderpark en de Zuiderpassage, waarin naast woningbouw ook ruimte is gemaakt voor zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, alsmede daaraan gerelateerde horeca.
De entree van het hostel krijgt een oriëntatie op de Zuiderparkweg. De entree van de appartementen komt aan de Henric Spieghelstraat te liggen. De hooggewaardeerde omgevingskwaliteiten van het Zuiderpark kunnen binnen dit streven als basis dienen. Lucht, ruimte, rust en een natuurlijke omgeving zijn hierin kernwaarden.
Ontsluiting
De locatie is gelegen aan de Zuiderparkweg. De Zuiderparkweg is een 50-km per uur weg, die ligt tussen de Gestelseweg en de Pettelaarseweg. De Gestelseweg en de Pettelaarseweg zijn belangrijke wegen voor de stad. De Zuiderparkweg heeft een ontsluitende functie voor de wijken Bazeldonk en Zuid. De Zuiderparkweg is een gebiedsontsluitingsweg. Ter hoogte van de nieuwe ontwikkelingen heeft de Zuiderparkweg een parallelweg. De parallelweg ontsluit het bestaande kantoor, de nieuwe ontwikkeling en wordt gebruikt voor parkeren. Het nieuwe parkeerterrein zal ontsloten worden via de parallelweg van de Zuiderparkweg en de Henric Spieghelstraat.
Fietsparkeren
Bij het hostel komt een fietsenstalling. De bewoners van de appartementen krijgen een eigen berging.
Parkeren
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de "Nota Parkeernormering 2016" dat op 21 september 2016 is vastgesteld. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. Het plangebied ligt volgens de "Nota Parkeernormering 2016" in zone 3: overig bebouwde kom 's-Hertogenbosch.
Uitgaande van de nu bekend zijnde gegevens van het hostel betreft het 34 eenheden voor maatschappelijke opvang voor bewoners met psychische problemen en verslavingsproblematiek. De specifieke functie hostel komt niet voor in de aangegeven functies in de nota Parkeernormen noch in die van het CROW.
De bewoners van het hostel hebben nagenoeg nooit de beschikking over een auto. Het personeel is de belangrijkste gebruiker van de parkeerplaatsen. De reguliere bezetting wordt als uitgangspunt genomen waarbij er een overlapmoment tussen de verschillende diensten bestaat. Gezien het aantal verschillende diensten, vroege, late en een tweetal nachtdiensten, wordt er vanuit gegaan dat er gemiddeld 8 à 10 medewerkers tegelijk aanwezig zouden kunnen zijn. In vergelijkbare voorzieningen in Nederland, bijvoorbeeld de domushuizen in Nijmegen, wordt een parkeernorm van 0,3 parkeerplaats per eenheid gebruikt. Dit is op basis van ervaringscijfers. Omdat in het bestemmingsplan naast de hostelfunctie ook andere vormen van 24uurs zorg mogelijk worden gemaakt, wordt voor de hostelfunctie gerekend met een parkeernorm van 0,6 per eenheid.
Voor de 20 woningen geldt een parkeernorm van 1,2 per woning; 20 x 1,2= 24 parkeerplaatsen. Voor 34 eenheden voor het hostel zijn 34 x 0,6 = 20,4 parkeerplaatsen nodig.
Het is echter niet noodzakelijk om de benodigde parkeerplaatsen van de verschillende functies bij elkaar op te tellen als de parkeerbehoefte van verschillende functies niet samenvalt in de tijd. De onderlinge uitwisselbaarheid is afhankelijk van het aanwezigheidspercentage: het aandeel medewerkers en bezoekers dat op een zeker moment van de dag daadwerkelijk aanwezig is. Op basis van het aanwezigheidspercentage kan het aantal parkeerplaatsen gegeven worden voor elk deel van de dag, voor een koopavond en voor zaterdag.
De avondperiode is voor deze functies maatgevend en heeft de hoogste parkeerbehoefte. De verschillende functies kennen op dat moment tezamen de grootste behoefte, te weten 34,26 parkeerplaatsen. Met toepassing van dubbelgebruik en rekening houdend met aanwezigheidspercentages is de parkeerbehoefte afgerond op hele parkeerplaatsen in totaal 35 parkeerplaatsen. In het plan zijn 35 parkeerplaatsen voorzien op eigen terrein. Op onderstaande inrichtingstekening wordt aangegeven waar deze parkeerplaatsen gerealiseerd gaan worden.
Concept inrichtingstekening
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:
Het laatstgenoemde nationaal belang houdt in dat bij stedelijke ontwikkelingen de ladder van duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) dient te worden gemotiveerd.
Toetsing van het initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en overig rijksbeleid
Eén van de dertien nationale belangen heeft betrekking op 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen'. Het rijk behartigt dit belang met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als proces vereiste vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):
'De toelichting bij een ruimtelijke procedure dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Actuele regionale behoefte
De gemeente 's-Hertogenbosch moet voorzien in de groeiende woningbehoefte en veranderende woonwensen. Op 3 april 2017 heeft de gemeenteraad 's-Hertogenbosch de Woonagenda 2017-2018 vastgesteld. De Woonagenda formuleert een ambitie waar de stad komende jaren op in zet. De ambitie is vertaald in meerdere hoofdopgaven. Een van de opgaven is het versnellen van de woningproductie. Gemeente moet actief inzetten op vergroting van de woningproductie gericht op de grote vraag naar woningen. Gemeente gaat daarbij uit van een productie van 8.000 woningen tot en met 2025 om in de woningbehoefte te kunnen voorzien. De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2017 van de provincie Noord-Brabant (vastgesteld in mei 2017) onderstrepen deze woningbehoefte. De woningvoorraad in 's-Hertogenbosch moet van 70.255 groeien naar 78.110 in 2030 en 82.195 in 2040 in het lage scenario. In het hoge scenario moet de woningvoorraad zelfs groeien naar 79.345 in 2030 en 83.425 in 2040. Daartoe was met het vaststellen van de Woonagenda 2017/2018 niet voldoende potentiële plancapaciteit beschikbaar. De opdracht was dan ook om nieuwe locaties te zoeken voor 1.500 tot 2.000 woningen. Deze nieuwe locaties zijn gevonden op diverse binnenstedelijke locaties (denk aan locaties Kop van 't Zand, Orthenpoort Zuid en EKP in de Spoorzone en de stedelijke knoop rondom station Oost). Samen met de al bestaande potentiële plancapaciteit, kan hiermee een gevarieerd woningaanbod ontwikkeld worden wat betreft identiteit, (prijs)segmentering en doelgroepen. In lijn met de principes van de compacte, complete en contrastrijke stad, zoals vastgelegd in de Ruimtelijke Structuurvisie (zie ook pararaaf 4.3.1). De locatie Zuiderparkweg is overigens al lang onderdeel van de potentiële plancapaciteit. In het bestemmingsplan zijn ook een tweetal wijzigingsbevoegdheden opgenomen om reguliere woningen te realiseren. Het plan draagt dan ook bij aan het realiseren van de gemeentelijke woningbouwopgave.
Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit besluit stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang:
Het plangebied ligt niet in één van de bovengenoemde gebieden.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Sinds de vaststelling in 2010 hebben de Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. De structuurvisie behelst de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 met een doorkijk naar 2040. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Op de Structurenkaart ligt het plangebied binnen het 'zoekgebied verstedelijking'. Binnen de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
De uitwerking van het beleid ten aanzien van onderhavige ontwikkeling is opgenomen in de Verordening ruimte 2014. Deze verordening vormt de basis voor het dagelijks handelen van de Gedeputeerde Staten en dus voor de inzet van de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Verordening Ruimte Noord-Brabant
De Verordening Ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. De Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 14 maart 2014 een partiële herziening Verordening ruimte vastgesteld die op 19 maart 2014 in werking is getreden. Op 10 juli 2015 heeft de Provinciale Staten de Verordening 2014 opnieuw vastgesteld. Deze is op 15 juli in werking getreden. In deze verordening zijn alle vastgestelde wijzigingen van het afgelopen jaar van regels en kaarten verwerkt, inclusief de wijzigingen vanwege het in procedure gebrachte ontwerp "Wijziging Verordening ruimte 2014, veegronde regels 2". De wijzigingen zijn beleidsarm en zijn hoofdzakelijk technisch van aard. De verordening is een uitwerking van de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening en bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
Figuur 5: Kaart Verordening Ruimte provincie Noord-Brabant
Op de themakaart 'stedelijke ontwikkeling' van de Verordening Ruimte is de locatie als 'stedelijk concentratiegebied' aangewezen. Artikel 4.1 van de verordening is hierop van toepassing. Hierin is opgenomen dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen alleen mogelijk gemaakt mogen worden in bestaand stedelijk gebied. Het initiatief voldoet hieraan. De ruimtelijke ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.
Omgevingsvisie
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En er worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het 'ruimtelijk motto' van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.
De in dit plan besloten ontwikkeling betreft het ontwikkelen van woningbouw. Het plangebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied. Dit sluit daarmee naadloos aan op het ruimtelijk motto van compacte stad. Er wordt geen nieuw ruimtebeslag aangesproken. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke structuurvisie.
Op 3 april 2017 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Woonagenda 2017/2018 vastgesteld. Deze Woonagenda is geen structurele aanpassing, maar een actualisatie van het woonbeleid van de Nota Wonen. De belangrijkste speerpunten en doelstellingen uit de Nota Wonen 2012 zijn daarin nog steeds van toepassing. De Woonagenda speelt in op nieuwe ontwikkelingen en formuleert een ambitie waar de stad komende jaren op inzet. De ambitie is vertaald in vier hoofdopgaven namelijk:
De eerste opgave heeft vooral betrekking op de woningproductie en is in deze relevant. In de opgave gaat het zowel om de kwantiteit (8.000 nieuwe woningen bouwen in de periode 2017 t/m 2025), maar ook om de kwaliteit. Uitgangspunt voor het gemeentelijk nieuwbouwprogramma is minimaal 25% sociale huur, 15% middeldure huur en/of sociale koop en 60% overig. Voor grotere particuliere bouwprojecten wordt met ontwikkelaars afgesproken dat zij minimaal 25% van het bouwprogramma in de sociale sector realiseren. Per locatie kan dit percentage verschillen en van maatwerk kan sprake zijn.
Voor dit bestemmingsplan gaat het om 20 sociale huurwoningen en 34 appartementen voor het hostel. Hiermee voldoet het plan aan de Woonagenda.
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de "Nota Parkeernormering 2016" dat op 21 september 2016 is vastgesteld. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. Het plangebied ligt volgens de "Nota Parkeernormering 2016" in zone 3: overig bebouwde kom 's-Hertogenbosch In paragraaf 3.3 wordt ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling op het aspect parkeren ingegaan.
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r. plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd. In paragraaf 5.14 wordt ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling op het aspect archeologie ingegaan.
In het besluit 'Hostels, vastgesteld op 27 januari 2009, heeft de gemeenteraad ingestemd met de realisatie van hostels in de gemeente. De uitgangspunten voor het Plan van aanpak, de tijdsplanning, de kaders voor het locatiekeuzetraject en het opstellen van een convenant omgevingsbeheer zijn hierbij tevens vastgesteld.
De noodzaak van een tweede hostel is door de gemeentebesturen in de regio Meierij en Bommelerwaard nogmaals bevestigd in de Regiovisie Beschermd Wonen & Maatschappelijke- en verslaafdenopvang 2016-2020.
Bijzondere doelgroep
Dit tweede hostel past in het toekomstige zorglandschap. Het huidige zorglandschap voorziet onvoldoende in aanbod dat mensen met dubbeldiagnostiek ofwel verslavingsproblematiek én psychiatrische problematiek de gewenste hulp en ondersteuning biedt. Daarbij moet het gaan om mensen met een perspectief op door- en uitstroom naar zelfstandig(er) wonen en leven. Op basis van een analyse samen met Reinier van Arkel is ons uitgangspunt dat er een voldoende grote groep is om een tweede hostel te rechtvaardigen. Hun huidige verblijfssituatie heeft drie ongewenste maatschappelijke gevolgen:
Uit woonbehoeftenonderzoeken en diverse gesprekken met zorg- en welzijnsinstellingen blijkt dat deze doelgroep langdurig behoefte heeft aan 'beschermd wonen', dat wil zeggen huisvesting met 24-uurs zorg, intensieve begeleiding en toezicht. Een dergelijke vorm van 'huisvesting met zorg' voor patiënten met een dubbele diagnose kan worden geboden in een hostel.
Doel
De hostels leveren een bijdrage aan persoonlijk herstel en aan de volgende drie maatschappelijke doelstellingen:
Met het vestigen van het hostel op onderhavige locatie wordt uitvoering gegeven aan bovenstaand beleid voor deze doelgroep.
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggend plan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.
Een hinderlijke situatie wordt niet verwacht en de bedrijven zullen door de komst van woon appartementen, danwel hostel, niet in hun belangen worden geschaad.
Milieuzonering zorgt voor voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling wordt rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te garanderen naast de zorg dat er voor bedrijven voldoende ruimte voorhanden is om de bedrijfsactiviteiten duurzaam en binnen aanvaardbare voorwaarden (normen) uit te kunnen voeren.
Bij het beoordelen van omliggende bedrijvigheid en/of bestemmingen, is gebruik gemaakt de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering”. De VNG brochure is een richtlijn, vormt geen wettelijk kader maar heeft als gevolg van jurisprudentie de status van pseudo-wetgeving gekregen. Deze richtlijn biedt kaders – vaak in de vorm van afstanden - om milieuzonering goed mogelijk in ruimtelijke plannen af te wegen.
Aan de westzijde - grenzend aan het plangebied - zijn de gronden bestemd voor kantoren. Dergelijke voorzieningen zijn in de regel weinig milieubelastend en kunnen zich prima nabij en naast woningen bevinden in deze 'gemengde omgeving'. Een hinderlijke situatie vanwege de bestaande kantoorfunctie is niet aannemelijk.
Ten oosten van het plan bevindt zich een complex met een centrum-bestemming. Hier zijn lichte bedrijfsmatige activiteiten mogelijk zoals detailhandel, dienstverlening en kantoorfuncties. Dergelijke functies zijn weinig milieubelastend, zodat hier woningen direct boven deze functies mogelijk en reeds aanwezig zijn. De reeds bestaande woningen – op kortere afstand dan de geplande nieuwe appartementen en hostel – zijn reeds bepalend en beperkend voor een eventuele hinderuitstraling van deze bedrijfsmatige activiteiten.
Ter plaatse van de nieuwe gevoelige bestemmingen is hinder als gevolg van de nabije bedrijfsmatige functies niet aannemelijk. Belangen van de aanwezige en bestemde bedrijfsmatige functies zullen – met de komst van nieuwe gevoelige bestemmingen – niet worden geschaad.
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een “goed woon- en leefklimaat”. Het aspect geluid kent voor geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) afhankelijk van typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen (als woningen) grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Wettelijk kader
Langs alle wegen bevinden zich conform de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, met uitzondering van wegen op woonerven en 30 km/uur-straten. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) aan wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluids-onderzoeks-zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De beoogde ontwikkeling ligt binnen de zone van 200 meter van de Zuiderparkweg. Voor de geluidsbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van deze weg geldt een ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB. Onder voorwaarden is een hogere waarde mogelijk tot 63 dB.
Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor zulke maatregelen wordt onderstaande volgorde aangehouden:
Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten een hogere (geluid)waarde verlenen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie en dus het woon- en leefklimaat bij de gevoelige objecten. Hiervoor heeft gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting en het type gebied waarin het plan zich bevindt. Per gebiedstype geldt een ambitie voor wat betreft de geluidsbelastingen. Zo wordt bijvoorbeeld in een (normaliter rustig) buitengebied een lager geluidsniveau nagestreefd dan in een rumoerig gebied langs een drukke snelweg met verhoogde geluidsbelastingen. Een hogere waarde mag – zoals gezegd - de maximale geluidsbelasting van 63 dB niet overschrijden. Voorwaarden voor een vast te stellen hogere waarde zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van een geluidsluwe (rustige) zijde en een geluidsniveau in de buitenruimte (zoals achtertuin/balkon) dat voldoet aan de ambitie voor het betreffende gebied. Voor geluidsbelastingen op gevels meer dan 63 dB kan formeel geen ontheffing worden verleend.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens de geluidsbelasting inzichtelijk gemaakt van de omliggende niet-zoneringsplichtige 30 km/h straten Erasmusstraat, Henric Spieghelstraat en de parallelweg van de Zuiderparkweg.
Naast het toetsingskader en wettelijke eisen van de Wgh dienen er altijd zodanige gevelmaatregelen te worden genomen dat wordt voldaan aan de maximale geluidsbinnenwaarde op grond van het Bouwbesluit. Deze maximale geluidsbinnenwaarde is ten gunste van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in betreffend object. Met de aanvraag om omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat deze binnenwaarde wordt voldaan.
Plan
Binnen het plangebied worden diverse geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het betreft een appartementen-wooncomplex alsook een hostel voor 24-uurs zorg. Het te realiseren hostel is beoordeeld als een geluidgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Voor deze gevoelige bestemmingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit de Wet geluidhinder. (Aveco de Bondt, Akoestisch onderzoek Zuiderparkweg te 's-Hertogenbosch, 18 juli 2019, nummer 19.1145). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de beide woonobjecten als gevolg van het wegverkeer van de zoneplichtige Zuiderparkweg aan de zuidzijde worden belast met maximaal 50 dB, waardoor de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met 2 dB wordt overschreden. De noord-, oost- en westzijde van deze objecten voldoen aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Er zijn maatregelen onderzocht om de geluidbelasting aan de zuidzijde te reduceren. De resultaten staan in het akoestisch onderzoek. De mogelijke maatregelen blijken – gezien de omvang van het project - financieel niet doelmatig, danwel uit stedenbouwkundig of verkeerskundig oogpunt niet wenselijk en realiseerbaar.
Voor deze nieuwe geluidgevoelige bestemmingen is het college van burgemeester en wethouders voornemens om – onder voorwaarden - hogere geluidswaarden te verlenen. De voorwaarden zijn ten gunste van het woon- en leefklimaat van de bewoners en betreffen onder meer het realiseren van een geluidsluwe zijde ter plaatse van een belast woonobject, danwel een alternatieve voorziening om een verblijfs-, woon- en/of slaapruimte natuurlijk en luw (rustig) te kunnen ventileren zonder hinder van het wegverkeer.
De wooneenheden in het appartementengebouw welke aan de zuidzijde met meer dan 48 dB zijn belast – en waarvoor een hogere geluidswaarden voor dient te worden verleend - bezitten allen ten minste één verblijfsruimte die zich bevindt of grenst aan een oost- of westzijde die als luw kan worden beschouwd (belasting < 48 dB), zodat ze via deze luwe (rustige) zijde geventileerd kan worden.
Voor wat betreft de aanwezige buitenruimtes in het appartementengebouw voldoen deze aan de ambitie-waarde van onderhavig plangebied. De gebiedstypering “groen stedelijk” is hier van toepassing. De ambitiewaarde en bovengrens die hierbij worden gekwalificeerd (voor wegverkeerslawaai) zijn respectievelijk “redelijk rustig” (44-48 dB) en “onrustig” (49-53 dB). Aangezien alle balkons zich bevinden aan de luwe zijde, wordt op de buitenruimtes (balkons) voldaan aan de gewenste ambitie-waarde.
De individuele kamers aan de zuidgevel in het hostel die met meer zijn belast dan 48 dB – en waarvoor een hogere geluidswaarde dient te worden verleend – worden middels een alternatieve voorziening voorzien van een geluidsluwe ventilatie-zijde. De voorziening zal worden gecreëerd via een speciaal glasscherm (Metaglas SilentAir of gelijkwaardig) voor een te openen raam, waardoor de geluidbelasting op het (daar achter liggende) te openen raam lager is dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Op deze wijze kan iedere individuele kamer aan de belaste zuid-zijde op een natuurlijke wijze en geluidsluw (rustig) worden geventileerd. De gemeenschappelijke woonkamer – die grenst aan de noord- en oostzijde bezit zonder voorzieningen direct geluidsluwe zijdes.
Gezien de optredende geluidsbelastingen en bovenstaande voorzieningen zal sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.
De gecumuleerde geluidbelasting exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt ten hoogste 58 dB.
Naast het toetsingskader en wettelijke eisen van de Wgh dienen er altijd zodanige gevelmaatregelen te worden genomen dat wordt voldaan aan de maximale geluidsbinnenwaarde (van 33 dB) op grond van het Bouwbesluit. Deze maximale geluidsbinnenwaarde is ten gunste van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in betreffend object. Met de aanvraag om omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat aan deze binnenwaarde wordt voldaan.
Bij trillingen in het ruimtelijk spoor gaat het vrijwel altijd om bescherming tegen trillinghinder bij personen. Weg- of railverkeer en bepaalde industriële activiteiten kunnen trillingen in de bodem veroorzaken. Aangezien het spoor, bijzonder drukke (rijks)wegen en industrie zich niet in de directe nabijheid bevinden (<100 meter afstand), is het aspect trillingen hier niet relevant.
Kunstmatige verlichting kan hinder geven. Er zijn veel functies met kunstmatige verlichting, zoals (autosnel)wegen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouwbedrijven en sportterreinen. Hinder door licht hangt af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. Maar ook door de kans op blootstelling. Bij onderhavig plan is lichthinder – vanwege de afwezigheid van dergelijke lichtbronnen, anders dan straatverlichting – hier niet relevant.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's – met het voldoen aan normen – aanvaardbaar zijn en wanneer ze verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit". Hiervoor geldt een belangrijke (harde) grenswaarde.
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Hiervoor geldt een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht.
In de nabijheid van het plan bevinden zich géén risicovolle activiteiten of opslagen die relevant zijn voor dit aspect. De dichtst bijzijnde risicobron bevindt zich op 600 meter afstand (LPG-tankstation aan de Gestelseweg). Het invloedsgebied van dit LPG-station betreft 150 meter. Het plan ligt ver buiten deze afstand. Ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de belangrijke grenswaarde voor het PR en op het huidige GR heeft dit plan geen invloed. Een verantwoording van het GR is derhalve niet aan de orde. De externe veiligheid levert geen belemmeringen voor onderhavig plan.
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; PM2,5 fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. De grenswaarden voor luchtkwaliteit kunnen beperkend zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen en plannen. Uitgangspunt is dat een ruimtelijke plan (een project) niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Van onderhavig plan is duidelijk dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) zal bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het omslagpunt voor wel/niet 'in betekenende mate' ligt bij circa 1350 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Deze aantallen zullen nimmer worden gehaald vanwege onderhavig plan. Vanwege NIBM is een wettelijke toets aan de grenswaarden en een luchtkwaliteits-onderzoek hier niet aan de orde. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”.
Zoals gezegd is een formele toets aan de kwaliteitsnormen en een luchtkwaliteits-onderzoek hier niet aan de orde. Echter, is in het kader van 'goede ruimtelijke ordening' de luchtkwaliteit wel beschouwd. Uit de landelijke Monitoringstool blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van de relevante stoffen NO2 (stikstofdioxide), PM10 (fijn stof) en PM2,5 (ultra fijn stof) in dit gebied (omgeving Gestelseweg) onder de geldende grenswaarden liggen. De luchtkwaliteit vormt geen knelpunt vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Bij plannen en ontwikkelingen, het daarvoor opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. In 2017 is de bodemsituatie hier onderzocht (Aveco de Bondt, nummer 170841, dd 15 mei 2017). Uit dit onderzoek blijkt dat de bodemsituatie past bij de voorgenomen bestemming 'wonen'.
Vanwege de afwezigheid van geur-producerende industrie, alsook de afwezigheid van agrarische bedrijvigheid, is geur hier geen relevant aspect te noemen.
Voor hoogspanningslijnen – hier niet aanwezig – wordt (sinds 2005) een voorzorgsbeleid gehanteerd ten aanzien van elektromagnetische velden. Er zijn namelijk aanwijzingen (geen wetenschappelijk bewijs) dat langdurig verblijf in deze elektromagnetische velden effecten kan hebben op de gezondheid van kinderen. Ook bij andere bronnen van elektromagnetische velden, zoals transformatorhuisjes, hanteren we in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' uit voorzorg een bepaalde afstand bij nieuwe gevoelige objecten, hoewel de wetenschappelijke inzichten alleen voor bovengrondse hoogspanningslijnen bekend zijn. Een transformatorhuis is bron van elektromagnetische velden. Uit onderzoek (2009) van het Rivm blijkt dat op een afstand van 4 meter van een transformatorhuis wordt voldaan aan een elektromagnetisch veld van 0,4 microTesla, de waarde die ook uit voorzorg bij hoogspanningslijnen wordt aangehouden. Aan deze afstand kan worden voldaan.
Bij ruimtelijke plannen en ingrepen houden we rekening met gevolgen van klimaatverandering, namelijk hevige neerslag en extreme droogte. Hiertoe worden alle voorkomende waterhuishoudkundige aspecten vroegtijdig in het ruimtelijk planproces betrokken. Waterbelangen worden meegewogen en meegenomen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.
Gemeente 's-Hertogenbosch gaat voor een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem. Het hemelwaterbeleid is verankerd in de gemeentelijke 'Verordening Hemelwater en Grondwater 2017'. Alle plannen en omgevingsvergunningen dienen te worden uitgevoerd conform deze verordening. Volgens de hemelwaterverordening geldt een bergingsopgave voor het hemelwater van ten minste 60 mm per m2 nieuw of vernieuwd hard oppervlakteoppervlak. Hiermee wordt enerzijds voorkomen dat bij hevige neerslag wateroverlast ontstaat of dat de rioolwaterzuivering onnodig wordt belast met schoon hemelwater. Anderzijds wordt het hemelwater vastgehouden en geïnfiltreerd in de bodem; de grondwaterstand wordt aangevuld en is beschikbaar voor groen.
In totaal zal de ontwikkeling naar schatting een verharding betekenen van 2.800 m2. De totale bergingsopgave van hemelwater is daarmee 168 m3. De initiatiefnemer heeft ervoor gekozen om berging te realiseren in de vorm van infiltratiekratten en oppervlakkige berging op parkeerplaatsen en in groenstroken. Er is niet gekozen voor groene daken. Voldoen aan de 'gemeentelijke hemelwaterverordening' is een voorwaarde voor het verkrijgen van de nodige 'omgevingsvergunning'.
In de omgeving van het plangebied ligt nu een gemengd rioolstelsel. In de nieuwe situatie wordt het hemelwater afgekoppeld en zal het overtollig hemelwater gescheiden van het huishoudelijk afvalwater aangeboden worden bij de perceelgrens. Hiermee wordt voorbereid op een (later) aan te leggen gescheiden stelsel.
Energiezuinigheid is een belangrijk speerpunt binnen de duurzaamheids-ambities van de gemeente 's-Hertogenbosch. De gemeente heeft doelen gesteld waaraan wordt gewerkt om te komen tot een klimaat neutrale gemeentelijke organisatie in 2020, een klimaatneutrale gebouwde omgeving in 2035 en 's-Hertogenbosch volledig klimaatneutraal in 2050. Deze ambities zijn fors te noemen, waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel doet, maar ook de Bossche bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken.
De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het “Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020”, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017. Ook het recente bestuursakkoord (2018-2022) stelt dat we als gemeente een serieuze bijdrage leveren om de klimaatverandering tegen te gaan, bijvoorbeeld via het opwekken van duurzame energie en het energiezuinig laten (ver)bouwen in onze gemeente. In stappen werken we toe naar een aardgasvrije gemeente. Voor nieuwbouw is de lijn dat we vooruit lopen op de landelijke norm.
Vanaf 1 juli 2018 jongstleden mogen nieuwe woningen en andere nieuwe kleinverbruikers niet meer op aardgas worden aangesloten. De nieuwbouw zal derhalve aardgasloos zijn. Voor wat betreft energiezuinig bouwen, zal vanaf 1 juli 2020 nieuwbouw moeten voldoen aan zogenaamde 'BENG-eisen'. BENG staat voor “Bijna Energie Neutraal Gebouw”. Aangezien BENG de eerst volgende energieprestatienorm is, zullen – conform het bestuursakkoord - beide nieuwe panden tenminste aan de uitgangspunten van BENG voldoen.
De voorgenomen herontwikkeling van het plangebied leidt niet tot negatieve significante effecten ten aanzien van Natura 2000 en Natuurnetwerk Brabant. Verdere toetsing in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling is derhalve niet aan de orde.
Het plangebied vormt in beperkte mate geschikt leefgebied voor algemeen voorkomende zoogdiersoorten zoals de egel. Hiervoor geldt een provinciale vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming. Wel dient men rekening te houden met de algemene zorgplicht voor deze soorten, wat inhoudt dat men deze niet opzettelijk mag doden of schade toe brengen.
De woning binnen het plangebied is potentieel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De woning heeft enkele open stootvoegen die toegang bieden tot de spouw van het gebouw. Aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in de woning en het gebruik van de aanwezige vleermuiskasten kon niet op voorhand worden uitgesloten. Uit aanvullend onderzoek blijkt dat er geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen zijn. Aan de woning hangen enkele kleine vleermuiskasten die gedurende het vleermuisonderzoek niet door vleermuizen in gebruik waren. De ingreep leidt derhalve niet tot een aantasting van voortplantings- of rustplaatsen van vleermuizen. Het plangebied fungeert niet als essentieel foerageergebied of vliegroute van vleermuizen. De voorgenomen ingreep leidt derhalve niet tot een aantasting van essentieel foerageergebied of vliegroute van vleermuizen. De voorgenomen activiteit leidt niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van vleermuizen. Voor de voorgenomen activiteit is derhalve geen ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk voor vleermuizen.
Aanwezigheid van voortplantings- of rustplaatsen van andere beschermde soorten of nestplaatsen van vogels met een jaarrond beschermd nest zijn niet in het plangebied aanwezig. In de begroeiing rondom de bebouwing kunnen wel algemeen voorkomende zangvogels broeden. Broedvogels en in gebruik zijnde vogelnesten zijn beschermd, vernietiging en verstoring dient voorkomen te worden.
Via een berekening is inzichtelijk gemaakt of het plan bijdraagt in een toename van stikstofdepositie in (nabijgelegen) Natura 2000-gebieden. Uit de berekening volgt dat de voorgenomen herontwikkeling voor zowel de 'aanlegfase' als de 'gebruiksfase' niet leidt tot een significante toename van stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De berekening (uitgevoerd door Aveco de Bondt, Aerius berekening Zuiderparkweg in 's-Hertogenbosch, 10 oktober 2019, kenmerk 19.3608) is bijgevoegd.
Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente is het ontwikkelingsgebied aangemerkt als een gebied met een lage verwachting archeologische waarden.
Een en ander houdt verband met de relatief lage ligging van de oorspronkelijke bodem van het gebied, waardoor dat in het verre verleden te nat was voor bewoning. Omdat het nieuwbouwproject geen bouwlaag onder maaiveld kent is de kans op verstoring van waardevolle elementen in de bodem ook vanuit die optiek op voorhand al zeer minimaal.
Ook boven maaiveld kent de ontwikkelingslocatie geen cultuurhistorisch waardevolle elementen.
Het bestemmingsplan 'Zuiderparkweg' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen van een woonzorgcomplex, en het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het plangebied.
De juridisch-planologische regeling van het voorliggende plan is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
Op de verbeelding zijn de bestemming en de aanduidingen met kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken aangegeven. De kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken dienen in samenhang met de regels te worden gelezen. Een onderdeel van de in het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde eisen betreft de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van een bestemmingsplan. Door de uniformering en standaardisering zijn de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding verschillend van een 'traditionele' analoge plankaart. Met de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding wordt beoogd bestemmingsplannen als een interactief plan raadpleegbaar te maken (op internet). Deze wijze van beschikbaarstelling is per 1 januari 2010 wettelijk verplicht.
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken, te weten:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels;
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
Hoofdstuk 3: Algemene regels;
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
De artikelen in hoofdstuk 1 van de planregels hebben betrekking op de toepassing van de planregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. In dit geval wordt het peil bepaald aan de hand van de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw. De goot -en bouwhoogten worden vervolgens weer bepaald op basis van dit peil.
Hoofdstuk 2 van de regels omvat een toelichting op de in het plangebied voorkomende bestemmingen. In het plangebied komen de bestemmingen 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Gemengd', 'Maatschappelijk' en 'Wonen' voor.
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Binnen deze bestemming is de reeds aanwezige nutsvoorziening in het plangebied ondergebracht. Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter. Kleinere bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn (ook) binnen de bestemming toegestaan.
Artikel 4 Gemengd
Binnen de bestemming Gemengd worden een aantal functies toegestaan, te weten: maatschappelijke voorzieningen, een sociaal-cultureel centrum en vergaderaccommodatie met een maximum bruto-vloeroppervlak van 550 m2. Verder is een aantal ondergeschikte functies toegestaan.
Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de hoofdbebouwing dient te worden opgericht. Ook is op de verbeelding de maximale bouwhoogte van het gebouw aangegeven. Gebouwen van ondergeschikte aard, zoals bergingen zijn buiten het bouwvlak toegestaan en in oppervlak en hoogte gelimiteerd en zijn bovendien slechts toegestaan achter de achtergevellijn.
Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar reguliere gestapelde woningen. Hierbij dienen onder meer het bouwvlak en de maximale bouwhoogte van dit bestemmingsplan te worden aangehouden.
Artikel 5 Maatschappelijk
Het middelste bouwblok heeft de bestemming Maatschappelijk gekregen. De gronden binnen de bestemming Maatschappelijk zijn bedoeld ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast is een aanduiding gezondheidszorg opgenomen, waaronder mede een hostel wordt verstaan. Tevens is een aantal ondergeschikte functies toegestaan. Voor het achterste deel van het perceel is een aanduiding parkeerterrein opgenomen. In combinatie met de aanduiding parkeerterrein die binnen de bestemming Wonen is opgenomen, worden binnen beide aanduidingen 'parkeerterrein' alle parkeerplaatsen gerealiseerd voor deze twee bestemmingen.
Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de hoofdbebouwing dient te worden opgericht. Aan de voorzijde geldt een maximale bouwhoogte van 13 meter en aan de achterzijde geldt een bouwhoogte van 10 meter. Gebouwen van ondergeschikte aard, zoals bergingen zijn buiten het bouwvlak toegestaan en in oppervlak en hoogte gelimiteerd en zijn bovendien slechts toegestaan achter de achtergevellijn.
Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar reguliere gestapelde woningen. Hierbij dienen onder meer het bouwvlak en de maximale bouwhoogten van dit bestemmingsplan te worden aangehouden.
Artikel 6 Wonen
Het rechterbouwblok met de appartementen heeft de bestemming Wonen gekregen. Binnen de woonbestemming is ook de uitoefening van een aan huis verbonden beroepsactiviteit toegestaan, mits deze ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent onder meer dat maximaal 35% van de oppervlakte van de begane grond van de opstallen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit. Daarnaast zijn aan het wonen gerelateerde ondergeschikte functies als parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen e.d. toegestaan. Aan de noordkant van het perceel is een aanduiding bijgebouwen opgenomen, waarbinnen de bergingen voor de appartementen gerealiseerd gaan worden. Voor het achterste deel van het perceel is een aanduiding parkeerterrein opgenomen. In combinatie met de aanduiding parkeerterrein die binnen de bestemming Maatschappelijk is opgenomen, worden binnen beide aanduidingen parkeerterrein alle parkeerplaatsen gerealiseerd voor deze twee bestemmingen.
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd. Het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd. In totaal zijn 20 woningen toegestaan. Op de verbeelding staat de maximale bouwhoogte van het gebouw aangegeven.
In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze algemene regels gelden voor het gehele plan.
Dit vierde en laatste hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Met initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten.
De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd. Daarnaast is het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk en is het ook niet nodig om locatie-eisen te stellen. Gelet op het voorgaande en gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.
Gemeente, Zayaz en Reinier van Arkel trekken samen op in de communicatie. Op 27 maart 2019 heeft er een inloopavond plaatsgevonden om omwonenden en geïnteresseerden te informeren over de laatste stand van zaken rondom de ontwikkelingen aan de Zuiderparkweg. Meer dan 800 adressen hebben een uitnodiging gehad voor het informatiemoment. De avond is door 100-130 belangstellenden bezocht. Dat waren omwonenden, de wijkraad, de beheergroep en andere geïnteresseerden. Zij hebben zich laten informeren over de stand van zaken en verdere planning en proces. Er zijn vragen gesteld over onder andere de buitenruimte bij het bouwplan. Er zijn zorgen geuit wat een hostel aan negatieve effecten voor een buurt zal geven. Op de avond is ook aangegeven dat er binnenkort een bestemmingsplanprocedure wordt opgestart.
Het voorontwerpbestemmingsplan Zuiderparkweg heeft op grond van de Inspraakverordening van 's-Hertogenbosch ter inzage gelegen van 6 mei 2019 tot en met 17 juni 2019. Gedurende de inspraaktermijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een inspraakreactie bij het college van burgemeester en wethouders naar voren brengen. Op 15 mei 2019 heeft een inloopavond plaatsgevonden over het plan. De terinzagelegging is bekendgemaakt in het Gemeenteblad van 3 mei 2019. Omwonenden zijn ook met een huis-aan-huisbrief en/of nieuwsbrief over de terinzagelegging geïnformeerd.
Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezondenaan de vooroverlegpartners. Het waterschap Aa en Maas heeft per mail op 20 mei 2019 schriftelijk aangegeven dat het betreffende bestemmingsplan geen directe waterbelangen mogelijk maakt.
Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn drie inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan, zie bijlage 'Eindverslag vooroverleg en inspraak voorontwerpbestemmingsplan Zuiderparkweg'.
Het ontwerpbestemmingsplan en de ontwerp omgevingsvergunningen Zuiderparkweg hebben van 28 november 2019 tot en met 8 januari 2020 ter inzage gelegen. Er zijn gedurende de terinzagelegging drie zienswijzen ingediend. In de 'Nota Zienswijzen' zijn de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het plan.