direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rompertweg 7, Rosmalen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002392-1401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

De heer Hamers (vanaf hier: de initiatiefnemer) exploiteert op het adres Rompertweg 7 te Rosmalen een intensieve veehouderij in de vorm van een varkenshouderij. De initiatiefnemer is voornemens om de intensieve veehouderij te beëindigen en voort te zetten als regulier bedrijf met een bedrijfsverzamelgebouw (max. cat. 2) en een gebouw ten behoeve van statische opslag.

Het bedrijfsperceel is in het bestemmingsplan 'Buitengebied noord en Kloosterstraat' bestemd als 'Agrarisch bedrijf' en nader aangeduid als 'intensieve veehouderij' en als 'extensiveringsgebied'. De realisatie van een (regulier) bedrijfsperceel is niet direct bij recht toegestaan binnen deze bestemming. Het bestemmingsplan bevat echter een wijzigingsbevoegdheid om onder voorwaarden het agrarische bedrijfsperceel te herbestemmen naar de bestemming 'Bedrijf'.

Door de ligging in het 'extensiveringsgebied' (het provinciale 'beperkingen veehouderij') is het beleid in dit gebied erop gericht om de ontwikkelingen van (intensieve) veehouderijen te beperken. Met voorliggend plan wordt hieraan invulling gegeven.

Ten behoeve van de voorgenomen wijziging is een principeverzoek ingediend. Naar aanleiding van dit principeverzoek heeft de gemeente besloten in principe medewerking te verlenen. Het voornemen wordt juridisch-planologisch verankerd door middel van een wijzigingsplan. Het wijzigingsplan bestaat naast de voorliggende toelichting uit een set regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding betreffen het juridisch bindende deel. De voorliggende rapportage, de toelichting, bevat een beschrijving van het plan en de verantwoording daarvan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente 's-Hertogenbosch, ten noorden van de kern Rosmalen. De locatie ligt vrij in het buitengebied, de nieuwbouwwijk De Groote Wielen wordt op korte afstand van het plangebied tot ontwikkeling gebracht (zie figuur 2.1). Het bedrijfsperceel grenst aan de noordzijde aan de Rompertweg (met aan de overzijde agrarisch gebied in de vorm van grasland). Aan alle overige zijden grenst het plangebied direct aan agrarisch gebied in de vorm van landbouwgrond. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Rosmalen, sectie I, nummers 4011, 4013, 4014 en 4412.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0002.png"

Figuur 2.1: ligging van het plangebied

2.2 Huidige situatie

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een agrarisch bedrijfsperceel. Het bedrijfsperceel biedt plaats aan een intensieve veehouderij in de vorm van een varkenshouderij. Daarnaast worden hobbymatig paarden gehouden. Het oppervlak van het bouwvlak bedraagt 5.270 m² (0,53 hectare) en biedt plaats aan vijf gebouwen waarvan één bedrijfswoning en vier bedrijfsgebouwen. Drie bedrijfsgebouwen zijn in gebruik als dierenverblijf. Het vierde gebouw is in gebruik als werktuigenloods (zie onderstaande figuur in combinatie met de luchtfoto in figuur 2.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0004.png"

Figuur 2.2: indeling en (globale) begrenzing van het huidige plangebied

Voor het overige deel bestaat het bedrijfsperceel uit verhardingen (in de vorm van manoeuvreerruimte, opslag en paden), voedersilo's, buitenbak, mestplaat, mestbassin, twee propaantanks (waarvan één met aftappunt voor derden), tuin, landschappelijke inpassing in de vorm van erfsingels en uit perceelsloten die het bedrijfsperceel gedeeltelijk omsluiten. Het bedrijfsperceel wordt door middel van twee op-/afritten ontsloten naar de Rompertweg.

Diersoorten en aantallen

Het bedrijf beschikt over een milieuvergunning uit 2007 voor het houden van de onderstaande dieren:

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0005.png"

2.3 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer is voornemens de intensieve veehouderij definitief te beëindigen. De bestemming intensieve veehouderij wordt verwijderd, de ammoniakrechten worden ingeleverd en een gedeelte van de stallen wordt gesloopt. Er wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.5.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied noord en Kloosterstraat') om de agrarische bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf'. Eén van de voormalige varkensstallen wordt verbouwd tot bedrijfsverzamelgebouw (max. cat. 2 bedrijven) en gebouw 7 wordt gebruikt ten behoeve van statische opslag. De bedrijfswoning blijft behouden.

Bedrijfswoning (1)

De bedrijfswoning blijft behouden.

Varkensstallen (2 en 3)

Varkensstal 2 wordt vrijwel geheel gesloopt (475 m2). Aan de voorzijde, ter plaatse van de bedrijfswoning, blijft een klein stalgedeelte met de onderliggende mestput behouden. Deze put is verbonden met de bouwconstructie van de woning en kan niet worden verwijderd zonder aantasting van de bouwconstructie van de woning.

Varkensstal 3 wordt geschikt gemaakt als bedrijfsverzamelgebouw. Het deel ter plaatse van de gang wordt gesloopt (82 m2) waarmee een hogere goothoogte wordt verkregen zodat aan deze zijde deuren geplaatst kunnen worden.

Werkplaats (4)

De werkplaats achter het woonhuis wordt geheel gesloopt (44 m2).

Stalgedeelte (5)

Het gebouw wordt geheel gesloopt (341 m2). Het achterste gedeelte van het gebouw blijft in eerste instantie behouden als paardenstal. Middels een uitsterfregeling, welke is opgenomen in de regels bij dit plan, dient dit gedeelte gesloopt te worden bij beëindiging van het gebruik.

Paardenstal (6)

Het gebouw wordt gesloopt.

Werktuigenloods (7 & 8)

De werktuigenloods blijft ongewijzigd en wordt aangewend voor het toekomstige bedrijf. Het deel ter plaatse van nummer 8 is nooit gerealiseerd. Dit deel wordt ook niet gebouwd.

Mestbassin (9)

Het mestbassin wordt geheel verwijderd. De mestplaat wordt indien noodzakelijk met enkele meters ingekort zodat het binnen het bouwvlak komt te liggen.

Propaantanks (10)

De propaantank aan de oostzijde van de oprit wordt verwijderd. De andere propaantank blijft behouden voor het eigen bedrijf en de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0006.png"

2.3.1 Nieuw bestemmingsvlak

Conform het bestemmingsplan en de provinciale verordening moet het bouwvlak worden verkleind tot maximaal 0,5 hectare. Deze verkleining wordt verkregen door aan de westzijde een strook van het bouwvlak af te halen. De blauwe lijn in figuur 2.3 geeft het toekomstige bouwvlak weer.

2.3.2 Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering

Van belang is dat kwaliteitsverbetering optreedt, de belevingswaarde wordt verhoogd en het zicht wordt verbeterd. In overleg met de gemeente is voor onderhavig plan een landschappelijke inpassing opgesteld. Hierbij is ook rekening gehouden met de uitgangspunten van de Landschapsinvesteringsregeling van de regio Brabant Noordoost.

Door de sloop van een deel van de bebouwing wordt een compacte opzet gerealiseerd en ruimte gecreëerd om het perceel een kwaliteitsimpuls te geven. Door de efficiënte opzet van de bebouwing en hoogkwalitatieve groene rand aan de oostzijde van het perceel wordt de bestaande stal aan het zicht onttrokken.

Onderhavige ontwikkeling is een zogenaamde categorie 3 ontwikkeling waarbij de basisinspanning voor kwaliteitsverbetering wordt genormeerd in geld op basis van forfaitaire bedragen. Minimaal 20% van de waardevermeerdering van de gronden dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van het landschap.

In de nieuwe situatie krijgt het perceel een bestemming 'Bedrijf' met een bestemmingsvlak van 5.000 m2. Zoals blijkt uit onderstaande berekening wordt voldaan aan de investeringseis zoals opgenomen in de regionale Landschapsinvesteringsregeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0007.png"

In deze paragraaf is uitsluitend de verbeelding en een korte beschrijving van de landschappelijke inpassing opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0008.png"

Figuur 2.4: Landschappelijke inpassing Rompertweg 7

De bedrijfsgebouwen worden verzacht door korte knotwilgenrijtjes en een laan bestaande uit Zwarte elzen. Een notenboom verkleint de grote wei aan de wegzijde. De laan maakt van de bedrijfsweg een entree met verzorgd uiterlijk. Het zorgt niet alleen voor een net beeld, maar maakt ook de toegang duidelijk.

Openheid en doorzichten komt tegemoet aan de wens van de eigenaar om overzicht over het erf te houden. Gezien de ligging bij drukke woonwijken is het van belang onderscheid te kunnen maken tussen gewenste en ongewenste bezoekers.

De bestaande knotwilgenrij wordt herhaald en samen met de elzenlaan geeft deze beplatingsstructuur diepte en ruimtelijkheid.

Hoofdstuk 3 Toets aan beleid en regelgeving

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. De bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland dient met de nieuwe structuurvisie gekeerd te worden. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte richt zich op de volgende 13 nationale belangen behoren onder de voorname drie streefdoelen:

Vergroten van de concurrentiekracht van Nederland

1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren (nationaal belang 1);

2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie (nationaal belang 2);

3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen (nationaal belang 3);

4. Efficiënt gebruik van de ondergrond (nationaal belang 4).

Verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid

5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen (nationaal belang 5);

6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem (nationaal belang 6);

7. Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen (nationaal belang 7).

Waarborgen kwaliteit leefomgeving

8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's (nationaal belang 8);

9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling (nationaal belang 9);

10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten (nationaal belang 10);

11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten (nationaal belang 11);

12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten (nationaal belang 12);

13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13).

Conclusie

Het onderhavige plan behoort niet tot 1 van de 13 belangen waarvoor decentrale overheden geen beleidsvrijheid hebben. Het beleid inzake de omvorming van een bestaande agrarische bestemming naar de bestemming 'Bedrijf' en de daarvoor noodzakelijk bouwvlakverkleining wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 1 oktober 2012 is aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarin rijksregels ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn verzameld, een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat onder andere om de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen.

Conclusie

Het Barro bevat geen relevante regels die invloed uitoefenen op het onderhavige plan.

3.2 Provinciaal beleid en regelgeving

Structuurvisie en Verordening ruimte

De Verordening biedt bindende regels waar ruimtelijke ontwikkelingen aan moeten voldoen. Deze regels zorgen ervoor dat de beleidsonderwerpen uit de provinciale structuurvisie (die niet bindend is voor private partijen) worden uitgevoerd. In de Verordening is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen.

Omdat juist de regels uit de verordening bindend zijn voor burgers en er bovendien voor moeten zorgen dat het beleid uit de structuurvisie wordt uitgevoerd of wordt beschermd, wordt het onderhavige plan in voorliggende toelichting aan deze regels getoetst. De verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening bevat regels voor:

  • • stedelijke ontwikkeling;
  • • cultuurhistorie;
  • • agrarische ontwikkeling en windturbines;
  • • water;
  • • natuur en landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0009.png"

Het plangebied wordt in de Verordening aangeduid als 'Gemengd landelijk gebied' en als 'Beperkingen veehouderij'. Onderstaand is de voor het onderhavige plan relevante regelgeving getoetst.

Artikel 3 Bevordering ruimtelijke kwaliteit

3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit

    • 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat:

a. het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid;
b. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

    • 1. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat:

a. een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied gebruik maakt van een bestaand bouwperceel, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald;

b. uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;

c. ingeval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking);

d. en bestemmingsplan buiten bestaand stedelijk gebied bepaalt dat gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen binnen het bouwperceel worden opgericht en daarbinnen worden geconcentreerd.

    • 1. etc.

3.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap

1. Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;

2. etc.

Motivatie

Om te kunnen voldoen aan de eisen omtrent 'Bevordering ruimtelijke kwaliteit' wordt het bedrijfsperceel geheel landschappelijk ingepast. Ten behoeve van het onderhavige plan is een landschappelijke inpassing opgesteld in samenwerking met de gemeente en een onafhankelijke landschapsarchitect. De landschappelijke inpassing is opgenomen in paragraaf 2.3.2 en in de bijlage. Daarnaast is sprake van zorgvuldig ruimte gebruik. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaand bedrijfsperceel, overtollige bebouwing wordt gesloopt en het bedrijfsperceel wordt verkleind tot 0,5 hectare.

Artikel 7 Gemengd landelijk gebied

7.1 Beschrijving gemengd landelijk gebied

1. Een bestemmingsplan gelegen in gemengd landelijk gebied onderscheidt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening gebieden waar:

a. een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;

b. een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen.

2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording waaruit blijkt dat:

a. het aanwijzen van bestemmingen, als bedoeld in het eerste lid, een uitwerking is van de voorgenomen ontwikkeling en het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied en tevens bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in artikel 3.1;

b. het aanwijzen van bestemmingen in het gebied als bedoeld in het eerste lid, onder b geen afbreuk doet aan de ontwikkeling van de agrarische economie.

7.10 Niet-agrarische functies

1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in gemengd landelijk gebied kan voorzien in een vestiging van een niet-agrarische functie, anders dan bepaald in de artikelen 7.7 tot en met artikel 7.9 mits:

a. de totale omvang van het bouwperceel van de beoogde ontwikkeling ten hoogste 5.000 m² bedraagt;

b. dit bijdraagt en past binnen de beoogde ontwikkeling van gemengd landelijk gebied als bedoeld in artikel 7.1;

c. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;

d. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;

e. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;

f. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;

g. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m²;

h. is aangetoond dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de op grond van deze verordening toegestane omvang;

i. de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling.

Motivatie

Na beëindiging van het intensieve bedrijf wordt het bedrijfsperceel voortgezet als 'niet-agrarisch bedrijf'. De verordening biedt deze mogelijkheden in artikel '7.10 Niet-agrarische functies'. Het bedrijfsperceel wordt verkleind tot 0,5 hectare en overtollige bebouwing en voorzieningen worden verwijderd. Het voort te zetten bedrijf behoort maximaal tot milieucategorie 2. Het bedrijf betreft geen kantoor met baliefunctie. Kortom, het plan wordt conform artikel 7.10 van de provinciale Verordening Ruimte gerealiseerd.

Artikel 25 Beperkingen veehouderij

25.1 Beperkingen veehouderij

1. In afwijking van artikel 5.1, eerste lid onder c (bescherming ecologische hoofdstructuur), artikel 6.3 en artikel 7.3 (veehouderij) bepaalt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Beperkingen veehouderij' dat:

a. uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet zijn toegestaan; I. etc.

Motivatie

Onderhavig plangebied ligt binnen de zone 'Beperkingen veehouderij'. Het beleid in deze gebieden is erop gericht om intensieve veehouderijen geen ontwikkelingsmogelijkheden meer te bieden. In onderhavig verzoek wordt de bestaande intensieve veehouderij geheel opgeheven. Hiermee wordt invulling gegeven aan het beleid van de provincie.

Conclusie

Het onderhavige verzoek wordt conform het provinciale beleid gerealiseerd. Het provinciale beleid vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

3.3 Gemeentelijk beleid en regelgeving

De gemeenteraad heeft op 12 juli 2016 het beleidskader voor nieuwe functies op voormalige agrarische bedrijfslocaties in het buitengebied vastgesteld. In het beleidskader staan de onderdelen waaraan wordt getoetst. Met daarbij een toelichting op welke wijze de gemeente toetst. Een omschakeling naar een niet-agrarisch past binnen de functieomschrijving van het beleidskader. Het betreft een kleinschalige activiteit die behoort tot milieucategorie 1 of 2 uit de bedrijvenlijst van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering. Het bouwvlak wordt verkleind en overtollige bebouwing gesloopt. Hierdoor wordt kwaliteitsverbetering gecreëerd waaraan ook de landschappelijk inpassing een bijdrage levert. Het voorliggend initiatief past binnen het beleidskader.

3.3.1 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van de locatie vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied noord en Kloosterstraat'. De locatie heeft in dit bestemmingsplan de volgende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen:

• Bestemming: 'Agrarisch';

• Bestemming: 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf';

o Aanduiding: 'intensieve veehouderij';

• Deels de dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie – 3';

• Deels de dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie – 1';

• Gebiedsaanduiding: 'extensiveringsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0011.png"

Het voornemen om een niet-agrarisch bedrijf te starten aan Rompertweg 7 is niet direct bij recht toegestaan binnen de vigerende agrarische bestemming. Het bestemmingsplan bevat echter wel een wijzigingsbevoegdheid om de agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijf'. Om van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te mogen maken dient het onderhavige plan aan de bijbehorende voorwaarden te voldoen. Onderstaand wordt het onderhavige plan aan deze voorwaarden getoetst. Uitsluitend de voor het onderhavige plan relevante regels zijn overgenomen.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

4.5.4 Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voor zover deze niet is gelegen binnen de gebiedsaanduiding "reconstructiewet zone - landbouwontwikkelingsgebied" wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van kleinschalige vormen van bedrijvigheid, agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf, onder voorwaarde dat:

a. het hergebruik qua aard en omvang past bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving

Het plangebied ligt in het buitengebied op de grens van het stedelijk gebied van Den Bosch en grootschalig open agrarisch productie gebied. Aan de zuid- en westzijde ligt het stedelijke gebied. De noord- en oostzijde bestaat uit het grootschalige en open landbouwgebied. Het gebied kenmerkt zich door de grootschalige agrarische bedrijfspercelen. De ruimtelijke verschijningsvorm zal niet afwijken van de omliggende bedrijfspercelen en past derhalve bij de aard en omvang van de omgeving.

b. het hergebruik geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen

In de omgeving ligt slechts één bedrijf (inclusief bedrijfswoning) dat mogelijk hinder kan ondervinden als gevolg van de herbestemming van het bedrijfsperceel. Op circa 120 meter afstand ligt aan de Rompertweg 9 een agrarisch bedrijf (een intensieve veehouderij).

Geur: Als gevolg van de herbestemming van 'Agrarisch' naar 'Bedrijf' mag de intensieve veehouderij aan de Rompertweg 9 niet in de bedrijfsvoering worden belemmerd. Conform Artikel 3, lid 2b (Wgv) dient de afstand tussen een intensieve veehouderij (Rompertweg 9) en een gevoelig object dat deel uitgemaakt heeft van een veehouderij (Rompertweg 7) in het buitengebied minimaal 50 meter te bedragen. Gezien de feitelijke afstand tussen de 2 bedrijfspercelen van 120 meter, wordt deze afstand niet overschreden. Daarnaast kan het bedrijf aan Rompertweg 9 niet meer in de richting van Rompertweg 7 uitbreiden als gevolg van de ligging in 'beperkingen veehouderij'. Er is geen sprake van belemmering.

Bedrijven en milieuzonering: Als gevolg van de herbestemming van het plangebied mogen in de omgeving liggende woningen geen last ondervinden. Met de wijzigingsbevoegdheid worden echter slechts bedrijven in categorie 1 en 2 van de bedrijvenlijst mogelijk gemaakt. De bijbehorende aan te houden richtafstand tot in de omgeving liggende woningen bedraagt maximaal 30 meter. Binnen deze afstand liggen geen woningen. De meest dichtstbijzijnde woning betreft de agrarische bedrijfswoning aan de Rompertweg 9 op een afstand van 130 meter.

c. de activiteit qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;

d. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit

Het plangebied sluit aan op de Rompertweg. De Rompertweg betreft een rustige geasfalteerde weg die direct in verbinding staat met de ontsluitingswegen van Rosmalen en de nieuwbouwwijk De Groote Wielen. De capaciteit van deze wegen wordt niet beïnvloed door het onderhavige plan.

e. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden

Het bedrijfsperceel biedt voldoende ruimte om parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Aan de achterzijde van het bedrijfsverzamelgebouw zijn parkeervakken gecreëerd.

f. het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers

Onderhavig initiatief betreft een kleinschalig bedrijf met maximaal enkele werknemers.

g. de milieubelasting niet groter is dan die van activiteiten als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst

Het bedrijfsperceel gaat plaats bieden aan een bedrijfsverzamelgebouw met diverse kleinschalige bedrijvigheid. Dit betreffen categorie 1 / 2 functies. Daarnaast is in dit plan deze maximale milieucategorie verankerd en is een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in de regels.

h. detailhandel alleen is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;

i. buitenopslag niet is toegestaan

Detailhandel en buitenopslag vinden niet plaats.

j. overtollige gebouwen worden gesloopt

Overtollige bebouwing wordt gesloopt. Daarnaast worden ook de propaantank en het mestbassin verwijderd.

k. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag nooit meer bedragen dan 0,5 ha. en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is;

Het in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingsvlak van het bedrijfsperceel is 0,5 hectare.

l. in afwijking van het bepaalde onder m mag de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak van een agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf, nooit meer bedragen dan 1,5 ha. Deze wijzigingsmogelijkheid geldt niet voor bedrijven die zijn gelegen in gebieden met de dubbelbestemming Waarde - groenblauwe mantel

Er is geen sprake van een agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf. Deze voorwaarde is dan ook niet van toepassing.

m. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is

Als gevolg van onderhavig verzoek wordt een intensieve veehouderij beëindigd. De bijbehorend milieucontouren worden hiermee opgeheven. Hiervoor in de plaats komen functies zonder noemenswaardige milieucontouren. Er is derhalve sprake van een verbetering van de milieuhygiënische situatie. Eén en ander is verder uitgewerkt in de milieuparagraaf.

n. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving

In het kader van de te volgen juridisch-planologische procedure is in samenspraak met de gemeente Den Bosch een landschappelijke inpassing opgesteld. Daarnaast wordt overtollige bebouwing gesloopt en het bedrijfsperceel verkleind. Als gevolg van onderhavig plan wordt de beeldkwaliteit en de kwaliteit van het landschap uitsluitend verbeterd.

Conclusie

Gezien het bovenstaande voldoet het initiatief aan de voorwaarden behorend bij de in het huidige bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Ecologie

4.1.1 Flora en fauna

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Wet natuurbescherming en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland (NNN)), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de Structuurvisie en Verordening Ruimte is vastgelegd. Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht.

In het onderhavige plan wordt een aantal bestaande schuren gesloopt. Het betreft bebouwing waarin flora en fauna een beperkte rol speelt. Te meer omdat de stallen tot voorkort nog in gebruik waren voor het houden van vee en het gesloten bebouwing betreft zonder spouwmuren en kruipruimten.

Om te onderzoeken of de voorgenomen ingreep leidt tot het overtreden van verbodsbepalingen is een flora en fauna onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport in bijlage 2.

Uit dit onderzoek blijkt dat de werkzaamheden binnen het plangebied geen significant negatief effect hebben op de natuurwaarden binnen het plangebied.

Omdat er verwacht wordt dat geen strikt beschermde flora en fauna in het plangebied verblijven, zal de ingreep geen negatief effect hebben op deze soorten en hun omgeving. Voor het merendeel van de aanwezige of te verwachten beschermde soorten zijn de effecten gering.

4.2 Archeologie

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden (indien de gemeente archeologisch beleid heeft vastgesteld). Het Verdrag is vertaald in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met name de Monumentenwet is door de Wamz aangepast en gaat concreet in op de bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplannen.

Aan het plangebied is deels de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 3' en deels de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 1' toegekend. Het gedeelte waarin de te slopen bebouwing is gesitueerd is aangewezen als 'Waarde – Archeologie – 3'. In de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied noord en Kloosterstraat' is opgenomen dat binnen deze dubbelbestemming geen bouwwerkzaamheden toegestaan zijn, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100 m2 en meer dan 50 cm beneden maaiveld evenals grondwerkzaamheden, groter dan 200 m2 en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

Onderhavig plan voorziet enkel in de sloop van bestaande bebouwing op reeds geroerde grond. Er vinden naar aanleiding van het plan verder geen bouwwerkzaamheden plaats.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.3 Bodem

Bij de verkenning van mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk om te beoordelen of de grond geschikt is voor de beoogde functie. Er mogen namelijk geen nieuwe gevoelige functies op een zodanig verontreinigd terrein worden gerealiseerd, dat schade is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.

Op basis van het bouwbesluit dient een onderzoek te worden uitgevoerd indien een gebouw wordt gerealiseerd waarin mensen gaan verblijven. Algemeen aanvaarde richtlijn is echter dat geen onderzoek uitgevoerd hoeft te worden indien geen verblijfplaats wordt gerealiseerd waar langer dan 2 uur per dag mensen verblijven. Onderhavig plan leidt niet tot de oprichting van nieuwe gevoelige objecten waarin mensen gaan verblijven. Daarnaast kan gesteld worden dat de functie 'Bedrijven' geen gevoeligere functie betreft dan de functie 'Intensieve Veehouderij'.

Conclusie

Zowel in het kader van de ruimtelijke procedure als in het kader van het bouwbesluit is een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.4 Geur

De 'Wet geurhinder en veehouderij' (Wvg) vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de 'Wet milieubeheer', waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren (voorgrondbelasting). Daarnaast heeft de wet als input gediend voor de 'Handleiding geurhinder en veehouderij' in verband met de zgn. 'omgekeerde werking' in het kader van een 'goed woon- en leefklimaat' (achtergrondbelasting) dat zijn juridische basis vindt in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Naast wetgeving is ook de gemeente bevoegd om nadere regelgeving vast te stellen in een geurverordening. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft hiervan gebruik gemaakt en een eigen geurverordening vastgesteld.

Het plan als bron van geurcontouren

In het onderhavige plan wordt een bestaande veehouderij opgeheven en middels een functiewijziging een bedrijfsverzamelgebouw (max. cat. 2) opgericht. Deze nieuwe functie heeft geen geurcontour. Dit aspect vormt derhalve geen belemmering.

Het plan als gevoelig object (ontvanger)

De Wgv biedt normen die gelden voor ontwikkelingen van veehouderijbedrijven. De wet maakt onderscheid in veehouderijbedrijven waarvoor een geuremissie factor is vastgesteld en in veehouderijbedrijven waarvoor deze niet is vastgesteld. Voor de soort bedrijven waarvoor wel een factor is vastgesteld dienen de geurcontouren te worden berekend door middel van het programma V-Stacks. Voor bedrijven waarvoor geen factor is vastgesteld zijn vaste afstanden opgenomen.

Het plangebied ligt in het buitengebied. Gesteld kan worden dat de woning aan de Rompertweg 7 een woning betreft behorende bij een voormalige veehouderij. Vanuit de Wgv behoeft enkel getoetst te worden aan de vaste afstand van 50 meter die is opgenomen.

Het meest nabijgelegen veehouderijbedrijf ligt aan de Rompertweg 9. De afstand tussen de bouwvlakken bedraagt ruim 100 meter. Er wordt voldaan aan de afstandseis uit de gemeentelijke geurverordening. Dit betekent dat omliggende agrarische bedrijven als gevolg van het initiatief niet worden belemmerd.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.  

4.5 Water

Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water in de ruimtelijke plan- en besluitvorming. Daarvoor is overleg nodig met de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium. Het gaat bij de watertoets niet zozeer om een toets achteraf maar om vroegtijdige en actieve inbreng van de waterbeheerder. Met de watertoets wordt ernaar gestreefd om het reeds bestaande waterhuishoudkundig en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren; het is niet de bedoeling dat er met de watertoets nieuw beleid wordt gemaakt.

Het plan dient te voldoen aan het beleid van het 'Waterschap Aa en Maas'. Het waterschap hanteert met ingang van 1 maart 2015 een nieuwe Keur. Hierin is bepaald dat, indien het verharde oppervlak als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling toeneemt met minder dan 2.000 m², er geen retentie van hemelwater vereist wordt binnen het plangebied. In onderhavig plan vindt de ontwikkeling plaats binnen de bestaande bebouwing, door middel van herbestemming. Door de sloop van bebouwing vindt een afname plaats van verhard oppervlak. Dit heeft een positief effect op de waterhuishouding.

De gemeente 's-Hertogenbosch heeft in het Waterplan 2016 het waterbeleid vastgelegd. Het doel van het Waterplan is uitvoeringbeleid te geven waarmee het watersysteem in 's-Hertogenbosch robuust, mooi en klimaatbestendig is. Het Waterplan is het 'koepelplan' dat richting geeft aan de activiteiten van de waterpartners op het gebied van water(beheer) in 's-Hertogenbosch. In 2016 is het Beleidsplan Openbare Ruimte ook vastgesteld. De uitgangspunten voor het beleid en financiering van het GRP worden afgestemd met andere beleidsvelden die raken aan de openbare ruimte in dat plan. In het Waterplan staan deze uitgangspunten verwoord.

De nadruk bij ruimtelijke ontwikkelingen, zoals onderhavig plan, ligt bij het hemelwaterbeleid. Het doel van het hemelwaterbeleid is het op een doelmatige wijze inzamelen en verwerken van hemelwater is. Uitgangspunt hierbij is dat niet wordt afgewenteld naar het benedenstrooms watersysteem. Doelmatig inzamelen betekent het hemelwater minder en vertraagd afvoeren naar het regionale systeem en sluit aan bij de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren'.

Zoals hierboven reeds omschreven neemt het verhard oppervlak af en vinden de activiteiten plaats in bestaande bebouwing. Een wateropgaaf is in dit kader niet noodzakelijk. In de bestaande waterhuishoudkundige situatie wordt het bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard geloosd op het gemeentelijk riool. Voor het overige wordt er uit de inrichting enkel niet-verontreinigd hemelwater geloosd. Dit hemelwater is afkomstig van regenwater dat op de daken en erfverharding valt. Gemiddeld valt er jaarlijks 0,8 m3 niet-verontreinigd hemelwater per m2 verhard oppervlak. Dit hemelwater wordt door middel van afschot van daken en erfverharding geïnfiltreerd in de bodem. Op het bedrijf wordt aandacht besteed aan het schoonhouden van het verhard oppervlak. Er is sprake van good-house-keeping management. De erfverharding en de daken worden zo vaak als voor de goede orde noodzakelijk is schoon gehouden. Op het bedrijf vinden geen bijzondere activiteiten plaats die ertoe kunnen leiden dat er stoffen in aanraking kunnen komen met het hemelwater. Het niet-verontreinigde hemelwater kan dus zonder problemen worden geloosd in de bodem.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.  

4.6 Luchtkwaliteit

Hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet

milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit voldoet aan gestelde grenswaarden.

Grenswaarden luchtkwaliteit

• Stikstofdioxide (NO2)

o De jaargemiddelde concentratie bedraagt maximaal 40 µg/m³;

o De uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m³, overschrijding is maximaal 18 maal per kalenderjaar toegestaan (niet relevant voor agrarische bedrijven)

• Fijn Stof (PM10)

o De jaargemiddelde concentratie bedraagt maximaal 40 µg/m3:

o Daggemiddelde concentratie van 50 µg/m³, overschrijding is toegestaan op niet meer dan 35 dagen per jaar

• Fijn Stof (PM2,5)

o De jaargemiddelde concentratie bedraagt maximaal 25 µg/m3

'Niet In Betekenende Mate'

In het kader van vereenvoudiging van regelgeving zijn de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM. De nieuwe regels maken onderscheid in projecten die wel en 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Als een project NIBM aan de luchtkwaliteit bijdraagt, hoeft geen uitgebreid luchtonderzoek meer uitgevoerd te worden.

Luchtverontreiniging als gevolg van toename van verkeersbewegingen

In het besluit zijn enkele projecten opgenomen (woningbouw, kantoorlocaties, etc.). Landbouwbedrijven zijn niet opgenomen in de categorieën die automatisch NIBM zijn. Conform de NIBM-tool van Rijkswaterstaat worden de grenswaarden pas overschreden indien een project meer dan 1.283 motorvoertuigbewegingen per weekdag extra genereert. In het plan is sprake van een kleinschalig bedrijfsverzamelgebouw. Indien 3% vrachtwagens worden meegerekend kunnen nog altijd 908 extra voertuigbewegingen worden gegenereerd voordat de normen worden overschreden. In het onderhavige plan wordt het agrarisch bedrijf beëindigd. Als gevolg daarvan zal minder groot vrachtverkeer de inrichting betreden. De verwachting is dat het aantal motorvoertuigbewegingen iets toeneemt maar dat dit voornamelijk licht wegverkeer betreft (bedrijfsbusjes en personenauto's). Het is echter uitgesloten dat de aantallen die onderstaand in de tabel zijn opgenomen worden gegenereerd. Er kan derhalve gesteld worden dat het plan, wat betreft motorvoertuigbewegingen, 'niet in betekende mate' bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002392-1401_0012.png"

Voor de emissie van PM2,5 zijn geen emissiefactoren gepubliceerd. De concentraties PM10 en PM2.5 hangen sterk samen. In de praktijk blijkt dan ook dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook de grenswaarde van PM2,5 wordt nageleefd. Om dit verder te onderbouwen heeft RIVM eind 2015 een nadere analyse uitgevoerd. Door de analyse is beter inzicht verkregen in de statistische relatie tussen de jaargemiddelde concentraties PM10 en PM2.5. Uit bovenstaande blijkt dat het plan voor wat betreft PM10 niet in betekende mate bijdraagt. Hiermee is het aannemelijk dat ook wordt voldaan aan de gestelde grenswaarde van 25 µg/m3 voor PM2,5.

Conclusie

De normen ten aanzien van uitstoot van fijn stof en stikstofdioxide worden niet overschreden. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het plan.  

4.7 Geluid

Geluid afkomstig van wegen, spoor en industrieterreinen

In de Wet geluidhinder is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg) verkeerslawaai, een akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

• wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;

• wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Het plangebied ligt binnen de invloedszone van de Rompertweg, waar het (maximum)snelheidsregime hoger is dan 30 km/u. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeer is op basis van de Wet geluidhinder noodzakelijk indien in een plan een geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder wordt gerealiseerd. In het onderhavige plan wordt geen geluidsgevoelig object gerealiseerd. Daarnaast genereert het plan geen dusdanige grote aantallen motorvoertuigbewegingen dat andere gevoelige objecten buiten het bedrijfsperceel worden blootgesteld aan een forse toename aan geluidsoverlast. Een 'akoestisch onderzoek, wegverkeer' is conform de Wet geluidhinder niet noodzakelijk.

Geluid afkomstig vanuit de inrichting

Het Activiteitenbesluit biedt aan een beperkt aantal objecten bescherming. Het gaat om gevoelige gebouwen (waaronder woningen) en gevoelige terreinen. Het Activiteitenbesluit sluit hierbij aan bij het begrippenkader uit de Wet geluidhinder.

In algemene zin biedt het Activiteitenbesluit bescherming tegen het geluid veroorzaakt door de:

  • in de inrichting aanwezige installaties en toestellen;
  • in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en;
  • laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting.

Om niet alle nieuwe inrichtingen te moeten toetsen is in de vorm van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' een pseudowetgeving gecreëerd (pseudowetgeving is geen wetgeving maar algemeen door de rechter aanvaarde methode). De eerste toets aan 'geluid afkomstig vanuit de inrichting' wordt aangesloten bij deze systematiek en is weergegeven in paragraaf 'Bedrijven en milieuzonering'. Indien deze toets wordt doorstaan hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.  

4.8 Bedrijven en milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

Richtafstandenlijsten

Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven in de

VNG-publicatie. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Twee omgevingstypen

De richtafstanden in de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Rustig buitengebied wordt in de uitgave geschaard onder het beleid van een rustige woonwijk.

Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente 's-Hertogenbosch, nabij de bebouwde kom. In de omgeving is geen sprake van functiemenging. Dergelijke gebieden kunnen niet worden aangewezen als 'gemengd gebied'. De richtafstanden kunnen derhalve niet met één stap worden verkleind.

Ontvanger en/of bron?

In het plan wordt een bedrijfsverzamelgebouw in gebruik genomen met kleinschalige bedrijvigheid in categorie 1 of 2. Deze bedrijven zijn voor sommige aspecten ook een gevoelig object (bijvoorbeeld geur). Dat betekent dat ook beoordeeld moet worden of het bedrijf als 'ontvanger' last kan ondervinden van activiteiten/bedrijven in de omgeving die mogelijk hinder veroorzaken.

De bedrijven hebben zelf ook milieucontouren. Onderhavig plan is derhalve aan te wijzen als een 'bron' die in potentie hinder kan veroorzaken voor in de omgeving liggende gevoelige objecten

Het plan als bron van milieuzoneringen:

Conform de 'richtafstandenlijst' van de VNG uitgave behoort bij een categorie 2 bedrijf een maximale richtafstand van 30 meter.

Het aspect 'stof' (fijnstof) is reeds verantwoord in de paragraaf 'Luchtkwaliteit'. Voor het aspect geluid vormt de VNG-uitgave wel het eerste toetsingskader voor geluidsgevoelige objecten.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen gevoelige objecten gelegen. Het dichtstbijzijnde gevoelig object betreft de woning aan de Rompertweg 9 op een afstand van ruim 120 meter vanaf de grens van het bouwvlak. De richtafstand wordt derhalve niet overschreden. Bovendien vinden alle ontwikkelingen op een grotere afstand plaats.

Conclusie

De richtafstanden worden niet overschreden. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.  

4.9 Mobiliteit en parkeren

De ontsluiting van de locatie verloopt via de Rompertweg. Het betreft een weg voor fiets- en autoverkeer zonder fysieke scheiding. Het profiel van de weg bestaat uit asfalt en grasbermen, grotendeels begeleid met een bomensingel. Via deze weg wordt eenvoudig aangesloten op de regionale wegenstructuur.

De nieuwe bedrijfsfunctie heeft een beperkte verkeersaantrekkende werking. Hierbij moet gedacht worden aan bevoorrading van materialen of personeel dat op deze locatie aanwezig moet zijn. De hoeveelheid verkeersbewegingen als gevolg van het plan zijn daarmee beperkt te noemen en inpasbaar in het lokale verkeersbeeld.

Op eigen terrein is voldoende ruimte om te parkeren. Dit kan op het verharde gedeelte voor het bedrijfsverzamelgebouw en in de parkeervakken achter het bedrijfsverzamelgebouw. Daarmee kan voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en is er geen overlast te verwachten.  

4.10 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op de beperking en/of beheersing van de risico's als gevolg van de opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een basis beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet in relevante situaties de kans op een groot ongeluk met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord zijn binnen het invloedsgebied.

Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi) van belang. Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden. Daarnaast is het toetsingskader voor de omgeving van transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgelegd in de "Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb).

Risicobronnen

In de nabijheid van de inrichting (700 meter) liggen geen belastende bedrijven/activiteiten.

Conclusie

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.  

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De procedures voor de vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

Wettelijk (voor)overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het concept plan is voorgelegd aan deze partijen. Er zijn overlegreacties ontvangen van de provincie Noord-Brabant, Tennet, Gasunie, en het waterschap. Uit de reacties blijkt dat alle vooroverlegpartners zonder nadere aanpassingen kunnen instemmen met het plan.

Ook is het concept plan besproken met de bewoners van het directe buurperceel. Gelet hierop, en op het feit dat het plan een uitvoering betreft van de wijzigingsbevoegdheid uit het moederplan en voldoet aan het beleidskader Voormalige Agrarische Bedrijfslocaties, is besloten geen inspraakprocedure voor dit plan te voeren.

Ontwerp

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 3 april 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is één zienswijze ontvangen. De zienswijze is samengevat en beantwoord in de bij dit bestemmingsplan behorende "Nota zienswijzen ontwerp wijzigingsplan Rompertweg 7, Rosmalen". De zienswijze is ongegrond.

5.2 Financiële uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De initiatiefnemer, die eigenaar van de betreffende gronden is, fungeert als financiële drager van het onderhavige project en heeft voor de uitvoering de benodigde financiële middelen gereserveerd. De gemeente beperkt zich tot het verlenen van planologische medewerking aan de uitvoering van het plan. Voor het overige zijn er geen gemeentelijke financiën met het project gemoeid. Overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening is voor voorliggende ontwikkeling geen exploitatieplan noodzakelijk. Kostenverhaal vindt plaats via leges.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Standaardisering en digitalisering

Het wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied en is juridisch bindend. Dit wijzigingsplan is opgezet conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals deze per 1 juli 2008 gelden. Het plan is vergezeld van een verbeelding. Uitgangspunt is door het stellen van heldere toelichting en een duidelijk leesbare verbeelding, een zo goed mogelijke handhaafbaarheid te realiseren. De toetsingscriteria in de regels vormen een toetsingsgrond voor omgevingsvergunningen, afwijkingen, nadere eisen en wijzigingen.

6.2 Planopzet en systematiek

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een regeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding (plankaart) heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

Inleidende regels

In de inleidende regels worden de begrippen voor dit wijzigingsplan gedefinieerd, en de wijze van meten in dit plan aangeduid.

Bestemmingsregels

In dit wijzigingsplan zijn vier bestemmingen opgenomen, waarvan twee dubbelbestemmingen, en waarbij de bedrijfsbestemming de hoofdbestemming is.

Agrarisch

In de bestemming Agrarisch zijn activiteiten ten behoeve van agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie toegestaan met bijbehorende voorzieningen.

Bedrijf

In de bestemming Bedrijf worden bedrijven in de categorieen 1 tot en met 2 mogelijk gemaakt, zoals vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een maximum vloeroppervlak van 1.000 m². Daarnaast is ook statische binnenopslag toegestaan, het hobbymatig houden van maximaal 6 paarden en maximaal één bedrijfswoning.

De bedrijfswoning, inclusief bijgebouwen, mag maximaal 750 m³ bedragen. Bedrijfsgebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak, met verschillende maximale goot -en bouwhoogten. Het maximaal bebouwd oppervlak binnen het bouwvlak bedraagt 1.350 m².

Binnen de bestemming Bedrijf is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarin is opgenomen dat het gebruik van de gronden met de te handhaven bebouwing alleen is toegestaan indien de overtollige bebouwing is gesloopt. Ook is geborgd dat uiterlijk binnen 12 maanden na vaststelling van het voorliggende wijzigingsplan de landschappelijke inpassing gerealiseerd is, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels. Tot slot is ook een uitsterfregeling opgenomen voor een paardenstal. Dit bouwwerk en het gebruik ervan is alleen toegestaan zolang geen andere persoon de paarden houdt dan de persoon die ten tijde van inwerkingtreding van dit wijzigingsplan was ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie voor perceel Rompertweg 7.

Tot slot is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ook andere bedrijfsactiviteiten die niet vermeld zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten toe te kunnen staan, mits deze naar aard en omvang gelijk te stellen zijn.

Waarde - Archeologie 1 en 3

Op de gronden zijn ook dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 en 3 opgenomen, ter bescherming van de aanwezigheid van eventuele archeologische waarden.

Algemene regels

In de algemene regels zijn de voor de gemeente gebruikelijke algemene bouw, gebruiksregels en afwijkingsregels opgenomen. Hierin is onder meer geregeld dat de parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd conform de gemeentelijke parkeernormennota.

Voorliggend wijzigingsplan is gebaseerd op de regels uit het moederplan (het bestemmingsplan 'Buitengebied noord en Kloosterstraat').