Plan: | Lindenlaan 28, Vinkel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002387-1401 |
Huisartsenpraktijk Vinkel heeft het plan opgevat om haar activiteiten te verplaatsen naar het perceel van de Lindenlaan 28 in Vinkel. In de huidige situatie is de praktijk gevestigd aan het adres Weerscheut 71 in Vinkel. Beide locaties liggen dicht bij elkaar aan het Pastor Vogelsplein in Vinkel. Dit is weergegeven in onderstaand figuur 1 (paarse marker is huidige locatie, blauwe marker nieuwe locatie). Overigens is de praktijk recentelijk verhuisd naar een tijdelijke locatie - Brugstraat 72B (westkant van Vinkel) - in afwachting van de planvorming en procedure voor de definitieve locatie (dit plan).
Figuur 1: Huidige en nieuwe locatie huisartsenpraktijk Vinkel
Om een levensvatbare huisartsenpraktijk voor Vinkel te behouden moet deze verder door kunnen groeien om de veranderingen als gevolg van de toenemende zorgvraag (vergrijzing) en het uitgebreide takenpakket voor de eerstelijns zorg (rolverschuiving van ziekenhuizen naar huisartsen) op te kunnen vangen. De huisarts heeft, gelet hierop, plannen om de huidige praktijk uit te breiden. Deze uitbreiding is niet mogelijk op de huidige locatie. Zodoende is de Lindenlaan 28 in beeld gekomen. Aan de Lindenlaan 28 staat momenteel een woning die al geruime tijd leegstaat.
Voorliggend bestemmingsplan motiveert de verplaatsing van de huisartsenpraktijk en de realisatie van appartementen op de verdieping.
Het geldende bestemmingsplan voor de locatie is bestemmingsplan "Kom Vinkel". Dit bestemmingsplan is op 24 oktober 2017 vastgesteld.
De gronden binnen het plangebied Lindenlaan 28 hebben de bestemming 'Wonen', waarbij een maximale goothoogte van 5,5 meter en bouwhoogte van 9 meter is toegestaan. Binnen het bouwvlak is een vrijstaande woning toegestaan.
Het plan voor vestiging van de huisartsenpraktijk met woningen past dan ook niet in het bestemmingsplan, aangezien er uitsluitend één woning is toegestaan. Daartoe wordt met voorliggend document een bestemmingsplanherziening doorlopen.
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 3. Een korte planbeschrijving is te vinden in hoofdstuk 4. Vervolgens worden de verschillende milieu -en omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de regels. De haalbaarheid van het initiatief komt in hoofdstuk 7 aan de orde.
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit het perceel Lindenlaan 28 in Vinkel, zoals weergegeven in figuur 1. In het plangebied is op dit moment een vrijstaande woning met bijbehorende tuin aanwezig. Het betreft een relatief groot perceel.
Figuur 2: Begrenzing plangebied Lindenlaan 28
Lindenlaan 28 ligt centraal in het dorp Vinkel (zie figuur 3). De locatie is onderdeel van het historische dorpslint, dat begint bij de Brugstraat aan de westkant van het dorp en vervolgens overgaat in de Lindenlaan richting het oosten. Het perceel zelf grenst aan de west- en zuidzijde aan woonbebouwing. Aan de noordzijde van het perceel ligt het Pastoor Vogelsplein; aan de oostzijde ligt de Onze Lieve Vrouw van de Rozenkranskerk (Lindenlaan 26).
Lindenlaan 28 is dus een centraal gelegen locatie in Vinkel, evenals de huidige locatie van de praktijk gelegen aan de Weerscheut. Dit is een belangrijke vereiste geweest bij de locatiekeuze voor de huisartsenpraktijk, om zo de bewoners van Vinkel het meest efficiënt te kunnen bedienen. De locatie is onderdeel van het concentratiegebied voor winkels en centrumvoorzieningen voor Vinkel. De concentratiegebieden zijn goed bereikbaar in het dorp en goed zichtbaar voor de consument en kennen een mix aan functies: wonen, detailhandel, horeca, dienstverlening, (para)medische- en andere voorzieningen.
Figuur 3: Ligging Lindenlaan 28 in Vinkel
Figuur 4: Ligging aan het Pastoor Vogelsplein
3.1.1 Algemeen
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR heeft het rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
3.1.2 Duurzame verstedelijkingsladder
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.
Voor dit plan aangesloten op het principe van de ladder, aangezien in bestaand stedelijk gebied een reeds bebouwd perceel wordt getransformeerd. Onder provinciaal en gemeentelijk beleid wordt ingegaan op de behoefte.
3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014
Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening vastgesteld. Met deze structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijke beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. In 2014 hebben Provinciale Staten een partiële herziening van de structuurvisie vastgesteld.
Stedelijke structuur
De provincie onderscheidt binnen de stedelijke structuur twee ontwikkelingsperspectieven: stedelijk concentratiegebied en kernen in het landelijk gebied. Vinkel, waar de planlocatie is gesitueerd, behoort tot de tweede categorie, zoals weergegeven in figuur 5 met de oranjerode kleur. Binnen de stedelijke concentratiegebieden liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Binnen de stedelijke structuur wil de provincie het volgende bereiken:
Figuur 5: Uitsnede kaart Verordening Ruimte (Rood/oranje: Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied; blauwe marker betreft het plangebied)
Twee aspecten van die stedelijke structuur hebben een directe relatie met dit project.
Concentratie van verstedelijking
Concentratie van verstedelijking is één van de dertien provinciale belangen. De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen enerzijds de steden en anderzijds de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied om zo bij te dragen aan een onderscheidend leef- en vestigingsklimaat ter versterking van de kenniseconomie in Brabant.
Het op peil houden van het voorzieningenniveau is daarbij een belangrijk aandachtspunt. De fysieke leefomgeving levert een bijdrage aan de gezondheid, bijvoorbeeld door goed toegankelijke voorzieningen, een groene leefomgeving, water, een veilige infrastructuur en biedt ruimte voor vrijetijdsbesteding. Door de verstedelijking te concentreren zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen. Dat gebeurt rond goed ontsloten gebieden, zoals in dynamische stadscentra en op knooppunten van infrastructuur.
Het onderhavige plan past goed binnen dit beleidsstreven, doordat het bijdraagt aan een vitaal voorzieningenniveau in het dorp, en binnen bestaand stedelijk gebied ligt. De locatie heeft tevens een goede bereikbaarheid, door de centrale ligging aan het Pastoor Vogelsplein aan de doorgaande weg Lindenlaan.
Zorgvuldig ruimtegebruik
De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Het 'aansnijden van nieuwe ruimte' voor verstedelijking wordt in samenhang bezien met deze mogelijkheden. Zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte betekent ook dat er aandacht is voor de kwalitatieve vraag naar woon- en werklocaties; het is soms nodig nieuwe ruimte aan te snijden om in de kwalitatieve vraag te voorzien. Door meer aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen.
Het plan snijdt geen nieuwe ruimte aan, aangezien het gebruik maakt van een bestaand bouwperceel. Daarmee past het plan goed binnen dit beleidsstreven. Het voorliggende plan past binnen het principe van bundeling van verstedelijking en zorgvuldig ruimtegebruik.
3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014 (geactualiseerd 2018)
In de Verordening Ruimte 2014 vertaalt de provincie Noord-Brabant de kaderstellende elementen uit haar beleid en rijksbeleid, waaronder het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte 2014 is in maart 2014 vastgesteld en wordt jaarlijks geactualiseerd.
De verordening stelt eisen ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Gezien hetgeen beschreven is onder paragraaf 3.2.1, voldoet dit plan aan de principes van zorgvuldig ruimtegebruik. Met dit plan wordt immers geen nieuw ruimtebeslag aangesproken, maar wordt een bestaand bouwperceel binnen het dorp benut. Het plangebied valt volledig onder 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'.
Daarnaast dient nieuwbouw van woningen te worden verantwoord in relatie tot de beschikbare plancapaciteit en regionale afspraken. In voorliggend geval hebben de gemeenten gelegen in Noordoost-Brabant gezamenlijk een Regionale Agenda Wonen opgesteld (sep 2017). In deze visie zijn zes richtinggevende principes neergelegd:
Conform de bijbehorende actualisering van de bevolking -en woningbouwbehoefteprognose van de provincie Noord-Babant (2017), geldt er voor de gemeente 's-Hertogenbosch in de periode 2017-2029 een forse woningbouwopgave, met een bandbreedte van 7.855 tot 9.090 woningen te bouwen in deze periode. Overeenkomstig de Verordening ruimte is deze ‘programma-indicatie’ richtinggevend voor de (sub)regionale woningbouwplanning en -programmering en de hierover te maken regionale afspraken. Gemeentelijke bestemmingsplannen, die voorzien in de nieuwbouw van woningen of anderszins leiden tot een (netto) toename van de woningvoorraad, dienen te passen binnen dit regionale afsprakenkader.
Met het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling (3 appartementen) wordt op een binnenstedelijke locatie voorzien in de behoefte aan nieuwe woningen. Het initiatief draagt daarmee bij aan deze woningbouwopgave, en tevens past het naadloos in de bovengenoemde principes.
Het voornemen is daarnaast tevens in overeenstemming met de gemeentelijke woonvisie. Voor de toetsing van het initiatief aan de woonvisie wordt kortheidshalve verwezen naar subparagraaf Woonbeleid in paragraaf 3.3. Geconcludeerd wordt dat het bouwen van drie woningen in bestaand stedelijk gebied in overeenstemming is met hetgeen bepaald in regionaal verband en hiermee hetgeen bepaald in artikel 4.3 en artikel 39.4 van de Verordening Ruimte.
Gezien bovenstaande, past het voorliggend plan binnen de uitgangspunten van de Verordening Ruimte 2014 (geactualiseerd 2018).
3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie 's-Hertogenbosch
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 a 20 jaar.
De Ruimtelijke Structuurvisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Het is een integratiekader voor sectoraal beleid en is een toetsingskader en leidraad voor ruimtelijke plannen van de gemeente, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De ruimtelijke structuurvisie hanteert de provinciale lagenbenadering bij verdere ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Daarbij wordt gestreefd naar een compacte, contrastrijke en complete stad.
De kern Vinkel was in 2014 nog geen onderdeel van de gemeente 's-Hertogenbosch, en daarmee nog niet opgenomen in de structuurvisie. Dit plan, gelegen in Vinkel, past echter goed in de algemene beleidsuitgangspunten ten aanzien van compacte stad, het voorzien in voldoende woningen, en het streven naar voldoende voorzieningen.
3.3.2 Stedenbouwkundige Visie Vinkel
In 2005 was er voor de kern Vinkel een woningbouwopgave van ongeveer 133 woningen. De gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kernen Maasdonk op 14 februari 2006 het college de opdracht gegeven een nader onderzoek met betrekking tot de mogelijkheden in relatie met de ruimtelijke aspecten voor een uitbreiding Vinkel. In dit onderzoek moesten ook de initiatieven van inbreiding en herstructurering, die tijdens de bestemmingsplanprocedure waren ingediend, op al hun ruimtelijke aspecten worden onderzocht. Dit heeft geresulteerd in de stedenbouwkundige visie Uitbreiding Vinkel, die op 18 april 2008 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk is vastgesteld.
De visie geeft een wensbeeld waarin Vinkel zich door middel van inbreiding/herstructurering en uitbreiding verantwoord kan ontwikkelen. Uitgangspunt is dat eventuele ontwikkelingen binnen de kern de bestaande stedenbouwkundige structuur niet mag aantasten. Ook moeten de ontwikkelingen gepaard gaan met een kwaliteitsslag. Dit vergt maatwerk. Bij de vaststelling van de visie werd geconcludeerd dat voor inbreiding en herstructurering de gemeente in Vinkel afhankelijk is van particulieren. Bovendien werd de ruimte binnen de bestaande structuur van Vinkel als te klein beschouwd om stedenbouwkundig verantwoord de totale opgave te kunnen ontwikkelen. Daarom heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk op basis van deze visie ook gekozen voor een uitbreiding. Op 22 september 2009 besloot de gemeenteraad uiteindelijk de uitbreiding aan de noordoostzijde van de kern Vinkel (de huidige Vinkelse Slagen) te laten plaatsvinden.
Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op de realisatie van een huisartsenpraktijk op een inbreidingslocatie aan het lint van Vinkel. Deze herontwikkeling draagt bij aan de vitaliteit van het dorpslint, en vervangt het al jarenlang leegstaande pand met een passende nieuwbouw. Voor een beschrijving voor de inpassing in de stedenbouwkundige structuur, wordt verwezen naar paragraaf 4.2.
3.3.3 Woonbeleid
Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Deze ambitie is in de Nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten.
De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is dan als volgt:
Daarnaast is in april 2017 de Woonagenda 2017/2018 door de gemeenteraad vastgesteld. Het betreft de actualisatie van het woonbeleid zoals geformuleerd in de Nota Wonen. De belangrijkste uitgangspunten van de Woonagenda zijn:
Onder het versnellen van de woningproductie wordt specifiek uitgegaan van een productie van 8.000 woningen in de koop -en huursector tot en met 2025.
In dit plan wordt een bestaande woning vervangen door maximaal drie nieuwe woningen (appartementen). Dit draagt bij aan de bovengenoemde woningbehoefte en het versnellen van de woningbouwproductie. Ook ondersteunt het de uitvoering van diverse andere onderdelen van de Woonagenda en het woonbeleid, zoals betaalbaar en bereikbaar wonen.
3.3.4 Detailhandel en voorzieningenbeleid
Op 11 juli 2017 heeft de gemeenteraad het detailhandels en voorzieningenbeleid voor Vinkel en Nuland vastgesteld. Hierin is een aantal uitgangsunten geformulerd voor Vinkel, zoals
Concentratiegebieden
In het centrale deel van het dorp Vinkel wordt gestreefd naar concentratie van winkels en voorzieningen, zoals geformuleerd in het detailhandelsbeleid voor Vinkel en Nuland. In dit beleid is voor dit gebied een zone concentratiegebied voor winkels en voorzieningen opgenomen, zoals weergegeven in figuur 6.
Figuur 6: Concentratiegebied winkels en voorzieningen Vinkel (paarse strip), met blauwe marker ligging
Lindenlaan 28
De concentratiegebieden zijn ingesteld om winkels en voorzieningen zoveel mogelijk te concentreren en zo van elkaars aanwezigheid te laten profiteren. Dit vergroot het perspectief voor de ondernemers en versterkt de leefbaarheid en ontmoetingsfunctie voor de bevolking. Vestiging van nieuwe initiatieven of verplaatsingen van detailhandel en centrumvoorzieningen, vindt daarom in deze gebieden plaats.
De concentratiegebieden liggen aan de doorgaande routes in beide dorpen en bestaan uit (clusters van) winkels en/of dorpsvoorzieningen, die door hun functie, omvang of stedenbouwkundige ligging, structuurbepalend zijn. De concentratiegebieden zijn goed bereikbaar en goed zichtbaar voor de consument. De loopafstanden tussen winkels of voorzieningen zijn klein. In de concentratiegebieden is een mix aan functies aanwezig: wonen, detailhandel, horeca, dienstverlening, (para)medische- en andere voorzieningen. Als bestaande niet-woonfuncties structuurbepalend zijn, houdt de gemeente vast aan deze centrumfunctie.
Voor Vinkel bestaat het concentratiegebied uit: de supermarkt Coop e.o., het Pastoor Vogelsplein, het Kerkplein e.o. en de verbindende Brugstraat. Lindenlaan 28 ligt middenin dit concentratiegebied, zoals weergegeven is met de blauwe marker in figuur 6. Het verplaatsen van de huisartsenpraktijk met fysiotherapieruimte en appartementen naar deze locatie sluit naadloos aan op het genoemde detailhandel -en voorzieningenbeleid voor Vinkel. Het draagt bij aan het versterken van het voorzieningenniveau binnen het concentratiegebied, en daarmee het leefbaar en vitaal houden van Vinkel.
3.3.5 Welstand
Op 11 oktober 2016 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch besloten om de Maasdonkse Welstandsnota in 2017 en verdere jaren in afwachting van de implementatie in het kader van de Omgevingswet in stand te houden. Voor Vinkel geldt derhalve nog steeds het welstandsbeleid van de voormalige gemeente Maasdonk, "Welstandsnota gemeente Maasdonk" uit 2004.
Het centrale dorpslint van Vinkel vormt het historische dorpsgebied van de kern. Het gebied kenmerkt zich door een grote diversiteit in verschijningsvorm. De bebouwing in het gebied is gerealiseerd in diverse perioden. Naast de woonfunctie komen verspreid ook andere functies voor als kleinschalige bedrijven, horeca en dergelijke. Centraal in Vinkel zijn achter het lint enkele woonbuurten gelegen. Zowel in westelijke als oostelijke richting wordt de dichtheid van het lint minder en zijn op plaatsen doorzichten aanwezig naar het achterliggende buitengebied. De bebouwing in het gebied bestaat uit 1 of 2 bouwlagen en is voorzien van een kap. In het gebied komen verschillende kapvormen voor. De nokrichting is over het algemeen evenwijdig aan de straat gelegen. De daken zijn overwegend voorzien van een antracietkleurig pannendek. Sporadisch komen eveneens daken voor die voorzien zijn van rode dakpannen en rieten kappen. De bebouwing is opgetrokken uit lichtbruine tot roodbruine baksteen.
Voor het historisch lint van Vinkel ('deelgebied 1c') is welstandsniveau 1 van toepassing. Op pagina 45 van de welstandsnota zijn de daarbijbehorende welstandscriteria opgenomen.
Het planinitiatief is begin 2018 in de gemeentelijke welstandscommissie besproken. De welstandscommissie oordeelde positief en heeft de hoofdopzet hierin akkoord bevonden voor verdere uitwerking. Vervolgens is het definitieve bouwplan in de welstandscommissie van 28 november 2018 nader behandeld als onderdeel van de vergunningsaanvraag (bestemmingsplan en omgevingsvergunning worden gecoordineerd in procedure gebracht). In deze bespreking is ingestemd met het bouwplan.
3.3.6 Waterbeleid
Het doel van het Waterplan (januari 2017) is het bereiken van een 'klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem' in en om 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. Het waterplan bevat een uitvoeringsprogramma met concrete projecten. Dit uitvoeringsprogramma is aan de hand van de volgende tien speerpunten samengesteld:
In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op de betekenis voor het plangebied.
3.3.7 Bomen -en groenbeleid
Het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch is door de gemeenteraad op 26 januari 2010 vastgesteld en van kracht per 1 september 2010. In het Bomenbeleidsplan worden de belangrijkste bomen van de stad ingedeeld in drie categorieën: monumentale bomen, structuurbomen en sfeerbomen. Eind 2017 zijn een nieuw bomenbeleidsplan en verordening vastgesteld, maar deze zijn nog niet in werking getreden. Het Bomenbeleidsplan uit 2010 is daarmee nog steeds het geldende beleidskader.
Het groenbeleid is op 12 december 2017 door de gemeenteraad geactualiseerd vastgesteld in het Uitvoeringsplan Groene Delta 2, met bijbehorende Ecologische Stadsvisie. Het doel van de Groene Delta is het ontwikkelen van een hoogwaardige natuurrijke groenstructuur in en rond de stad ’s-Hertogenbosch, die bijdraagt aan een duurzame, (be)leefbare en toekomstbestendige stad.
Ten behoeve van het plan moet één boom, die midden op het perceel zelf staat, verwijderd worden omdat hier het nieuwe gebouw komt. Daarnaast staat er nog een boom op het oostelijk deel van het eigen terrein, die eveneens niet behouden kan worden in verband met de nieuwbouw. De twee bomen staan op particulier terrein, maar zijn ook geen monumentale, waardevolle -of sfeerbomen. De derde boom op het perceel kan echter wel ingepast worden, en blijft daarom behouden. Dit gaat om een boom aan de voorzijde van het perceel.
In verband met het creëren van een voldoende groene inpassing, wordt het behoud van de bestaande haag aan de oostelijke perceelsgrens met een instandhoudingsverplichting in dit bestemmingsplan verzekerd. Ook wordt de gehele ruimte rondom de nieuwbouw groen ingericht. Dit initiatief draagt daarmee bij aan de doelstellingen van het groenbeleid.
Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het groenbeleid, het bomenbeleidsplan, en geen monumentale of waardevolle bomen aantast.
3.3.8 Nota Parkeernormen
Op 21 september 2016 stelde de raad van 's-Hertogenbosch de 'Nota Parkeernormering 2016' vast. Om te bepalen hoeveel parkeerplaatsen bij een ontwikkeling benodigd zijn, heeft de gemeente parkeernormen geformuleerd. De nota dient ook als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarvoor een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of waarvoor een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt aangevraagd.
Paragraaf 4.3 gaat hier nader op in.
Huisartsenpraktijk Vinkel heeft het plan opgevat om haar activiteiten te verplaatsen naar het perceel van de Lindenlaan 28 in Vinkel. In de oude situatie tot aan december 2018 was de praktijk gevestigd aan het adres Weerscheut 71 in Vinkel; sinds dat moment heeft de praktijk tijdelijk intrek genomen aan de Brugstraat 72B in Vinkel. De oude en nieuwe locatie liggen dicht bij elkaar aan het Pastoor Vogelsplein in Vinkel.
Om een levensvatbare huisartsenpraktijk voor Vinkel te behouden moet deze verder door kunnen groeien om de veranderingen als gevolg van de toenemende zorgvraag (vergrijzing) en het uitgebreide takenpakket voor de eerstelijnszorg (rolverschuiving van ziekenhuizen naar huisartsen) op te kunnen vangen. De huisarts heeft, gelet hierop, plannen om de huidige praktijk uit te breiden. Deze uitbreiding was niet mogelijk op de oude locatie aan de Weerscheut. Zodoende is de Lindenlaan 28 in beeld gekomen. Een centraal gelegen plek in het dorp, waar nu nog een woonhuis op een groot kavel staat.
Op het kavel zal een huisartsenpraktijk worden gevestigd met 5 behandelkamers voor de huisartsenpraktijk, 2 behandelkamers voor paramedici (waarvan één kamer voor de fysiotherapeut, die al op het plein aanwezig is). Op de verdieping worden drie appartementen gerealiseerd.
Om dit mogelijk te maken wordt de bestaande woning aan de Lindenlaan 28 gesloopt, en nieuwbouw gerealiseerd voor de genoemde functies. De nieuwbouw zal een groter bouwvolume kennen dan de woning, maar wat betreft hoogte niet hoger zijn dan hetgeen is toegestaan in het geldende bestemmingsplan (5,5 meter goothoogte, 9 meter nokhoogte).
Figuur 7: Inrichtingstekening nieuwe situatie Lindenlaan 28
In figuren 8 en 9 is weergegeven hoe de ruimtes in de nieuwe situatie verdeeld worden. Op de begane grond zijn de kamers voor de huisarts en paramedici voorzien, met de bijbehorende wachtruimten, toiletgroep, teamkamer, backoffice, berging, gangen en entree voor de verdieping. Op de verdieping zijn drie appartementen gepland, variërend in grootte van circa 115 tot 125 m2.
Aan de voorzijde van pand worden zes parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd (aan de voorzijde). Ook worden aan de oostzijde van het perceel (Beukenlaan, kerkzijde) fietsenrekken geplaatst.
De haag langs de Beukenlaan blijft in stand, alsmede een bestaande boom aan de voorzijde van het perceel. Langs de perceelsgrens aan de westzijde van het perceel (grenzend aan Lindenlaan 30) worden leilindes aangeplant.
Figuur 8: Plattegrond begane grond en indeling ruimtes huisartsenpraktijk
Figuur 9: Plattegrond verdieping (appartementen)
Figuur 10: Luchtfoto Pastoor Vogelsplein met aanliggende bebouwing, waaronder plangebied Lindenlaan 28
Het centrale dorpslint van Vinkel is het eigenlijke historische dorpsgebied van de kern. Het gebied kenmerkt zich door een grote diversiteit in verschijningsvormen. Rond de kerk is de dichtheid aan bebouwing het grootst. De bebouwing bestaat hier veelal uit tweelaagse woonbebouwing met een kap evenwijdig aan de weg; alleen de kerk kent een gedraaide kap.
Figuur 11: Luchtfoto met kavel plangebied nieuwbouw en bouwvolumes ingetekend
Het bouwplan heeft een relatief groot grondvlak (voor de voorzieningen in vergelijking tot de omliggende kavels) op deze centrale plek in het dorp. Er is veel aandacht aan het behoud van de groene randen van het kavel. De bestaande bomen en de haag aan de zijde van de kerk blijven behouden.
De voorgevel van het gebouw (aan de Lindenlaan) wordt uitgevoerd met een langskap, passend in het straatbeeld. De hoogte van het pand wordt afgebouwd richting de buurpercelen.
De nieuwbouw is opgeschoven naar de hoek van het perceel. Zo ligt de huisartsenpraktijk echt aan het plein en blijft de impact op de buurpercelen tot een minimum beperkt.
Het bouwprogramma bestaat strikt genomen uit 2 lagen. Vanwege de hogere verdiepingshoogte van de praktijk en het werken met steilere “schijnkappen” op verdieping, is de totale hoogte vergelijkbaar met de naastgelegen 3 laagse woonbebouwing. De ramen en balkons op de eerste verdieping doorsnijden de goot(lijn) en steken iets uit voor de gevels, waardoor een eigentijds beeld ontstaat, binnen een traditionele opzet van een gebouw met baksteenarchitectuur en kappen.
Figuur 12: Visualiatie voorgevel
Figuur 13: Visualiatie linker zijgevel
Om het gebouw beter bij de dorpse omgeving aan te laten sluiten is gewerkt met (schijn)kappen. Aan de plein- en de kerkzijde zijn deze hoger, zodat de bebouwing zich duidelijk laat zien vanaf het openbaar gebied. Ook worden zo de installaties en zonnepanelen op het achtergelegen platte dak uit het zicht gehouden. Deze twee gevels vormen de twee voorkanten van het gebouw. De belangrijkste voorgevel (met de hoofdentrees en de hoogste kap 9 meter) ligt duidelijk aan de Lindenlaan en oogt zodoende als hoofdvolume. De voorgevel aan de Beukenlaan “kapt hierop aan” en is ondergeschikt (is lager, namelijk 8 meter en grotendeels achter de bestaande haag), vergelijkbaar met de opbouw van de hiërarchie van bebouwing zoals gebruikelijk in het lint.
Figuur 14: Visualiatie rechter zijgevel
Figuur 15: Visualiatie achtergevel
Aan de west -en zuidzijde van het kavel liggen aangrenzende buurpercelen met woonbebouwing. Aan deze zijden wordt de bebouwing van de nieuwbouw lager uitgevoerd. Aan de zuidzijde wordt een nokgevel aan de straat/voortuinzijde zichtbaar en wordt een lagere kap voorzien met nokhoogte van 7,5 meter en goothoogte van maximaal 5 meter. Door de uitvoering met kap wijkt de noklijn van het buurperceel af. Aan de westzijde is het pand kaploos uitgevoerd. Hier heeft het nieuwe pand, op de twee kopgevels na, een hoogte van maximaal 7 meter (huidige ontwerp 6,7 meter). Om de installaties aan het zicht te onttrekken wordt hier de gevel doorgetrokken tot een hoogte van 7,3 meter. Aan deze zijde ligt ook de galerij, die de drie appartementen ontsluit. Bovenop de borstwering is hier een melkglazenscherm geplaatst tot 5,5 meter hoogte, die het zicht vanaf de galerij en de achtergelegen appartementen op het naastgelegen perceel ontneemt.
Bij de herontwikkeling worden de groene randen in ere gelaten (zie figuur 8). De groene erfafscheiding aan de zuidzijde van het perceel en de haag aan de kerkzijde blijven behouden en worden ingepast in het nieuwe terreinontwerp. Aan de westzijde langs het perceel van Lindenlaan 30 wordt de erfafscheiding versterkt door de aanplant met leilindes. Aan de noordzijde en bij de entree staat de nieuwbouw bewust stijf op de verharding, waarmee het gebouw ruimtelijk gezien aan het plein komt te liggen.
Op deze versteende voorruimte aan het Pastoor Vogelsplein worden 6 haaksparkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de bovengelegen appartementen. Deze parkeerplaatsen zijn niet als zodanig toegewezen en zullen niet worden afgezet. Bij de entree van de huisartsenpraktijk (zijde Beukenlaan) is ruimte voor fietsparkeren voor bezoekers. Bewoners en personeel zetten hun fietsen in de bijbehorende bergingen of ook aan zijde Beukenlaan. Het zij - en achtererf, achter de voorgevelrooilijn van de Lindenlaan, rondom de nieuwbouw wordt verder groen ingericht.
Op dit moment geldt een woonbestemming voor het perceel Lindenlaan 28, waarin één vrijstaande woning is toegestaan. Dit vertegenwoordigt een behoefte van 2 parkeerplaatsen. Deze behoefte wordt in de huidige situatie op eigen terrein opgevangen.
Met dit plan, waarin een huisartsenpraktijk met fysiotherapie en appartementen wordt gerealiseerd, verandert de parkeerbehoefte voor de locatie. Hieronder wordt op deze behoefte ingegaan.
Op 21 september 2016 stelde de raad van 's-Hertogenbosch de 'Nota Parkeernormering 2016' vast. Om te bepalen hoeveel parkeerplaatsen bij een ontwikkeling benodigd zijn, heeft de gemeente parkeernormen geformuleerd. De nota dient ook als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarvoor een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of waarvoor een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt aangevraagd.
Normen
De totale behoefte van het plan komt daarmee op 24 parkeerplaatsen.
Het parkeren voor de appartementen op de eerste verdieping is volledig op eigen terrein voorzien: er worden 6 parkeerplaatsen aan de voorzijde op eigen terrein gerealiseerd. Daarnaast worden in de noodzakelijke fietsenberging in het pand voorzien, en worden fietsenrekken bij het pand geplaatst.
De parkeerbehoefte van de zorgfuncties kan door een gebrek aan ruimte niet op eigen terrein worden voorzien. Om te onderzoek of deze behoefte in de openbare ruimte kan worden opgevangen, is daarom een parkeerdrukmeting uitgevoerd. Uit dit onderzoek 'Parkeeronderzoek Lindenlaan eo Vinkel', juli 2017, zoals opgenomen in bijlage 1, blijkt dat in de openbare ruimte op loopafstand voldoende capaciteit is om de extra parkeerbehoefte van dit plan op te vangen.
Opgemerkt wordt ook dat de huidige bezetting op het Pastoor Vogelsplein, die nu is meegeteld in het parkeerdrukonderzoek, grotendeels wordt gevormd door de parkeerbehoefte van de huidige huisartsenpraktijk. Deze moet in de bezettingsberekening worden meegeteld, omdat de huidige bestemming Centrum voor de huidige locatie van de huisarts in de toekomst opnieuw kan worden ingevuld met andere centrumfuncties. De behoefte van die functies blijft derhalve planologisch aanwezig, en zijn daarom meegenomen in de parkeerdrukbeschouwing.
In het onderzoek blijkt een bezetting van 27 parkeerplaatsen (gemiddelde van 2 dagen) in de openbare ruimte, op een capaciteit van 79 parkeerplaatsen (34% bezettingsgraad). Uit de bovengeschetste parkeerbehoefteberekening, blijkt dat de behoefte van het plan 18 parkeerplaatsen in de openbare ruimte vraagt.
In de nieuwe situatie is er dus sprake van een behoefte van (27 + 18 =) 45 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Dit betreft op de capaciteit van 79 parkeerplaatsen een 57% bezettingsgraad in de nieuwe situatie. Dit voldoet ruimschoots aan het uitgangspunt uit de parkeernormennota, waarin parkeerdruk in de openbare ruimte opgevangen kan worden mits de parkeerdruk in de nieuwe situatie niet hoger is dan 80%. In de planregels wordt toegestaan dat maximaal 100 m2 op de verdieping kan transformeren naar een fysiotherapie, in plaats van het nu geplande apartement. Dit zou een extra parkeerbehoefte kunnen opleveren van afgerond 4 parkeerplaatsen (+ 3 kamers fysio - 1 woning). Ook het toestaan van een fysiotherapie is derhalve aanvaardbaar (bezettingsgraad van 62%).
De daadwerkelijke parkeerdruk zal naar verwachting bovendien zelfs aanzienlijk minder zijn, want:
Gelet op bovenstaande, voldoet het plan aan het gemeentelijk parkeernormenbeleid, en vormt dit aspect geen belemmering voor het initiatief.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.
Gezondheid wordt ook steeds nadrukkelijker meegewogen. Het plangebied ligt binnen een afstand van 2 km van een geitenhouderij. Uit landelijk onderzoek blijkt dat er binnen 2 km van geitenhouderijen iets meer longontsteking voorkomt dan daarbuiten (200 van de 1650 gevallen van longontsteking op de 100.000 inwoners per jaar worden toegeschreven aan een geitenhouderij op minder dan 2 kilometer). De GGD-Brabant heeft hierover in een advies haar zorgen geuit en mede daarom heeft de provincie sinds juli 2017 uit voorzorg, tot meer bekend is, een bouwstop voor geitenhouderijen afgekondigd. Omgekeerd zou dit kunnen betekenen dat nieuwe ontwikkelingen binnen 2 km van een geitenhouderij deze risico's niet ten goede komen. Naast de verhoogde gezondheidsrisico's kan een geitenhouder zich ook benadeeld voelen bij ontwikkelingen binnen 2 km van zijn geitenhouderij. Op dit moment zijn er geen wettelijke normen of landelijke richtlijnen voor deze problematiek. Het is een aspect waarnaar nader onderzoek wordt verricht. Meer duidelijkheid over mogelijke maatregelen aan de bron wordt pas over 1 à 2 jaar verwacht. Over de huidige stand van zaken hebben wij initiatiefnemers geïnformeerd. Zij zijn hiervan door ons in kennis gesteld en aanvaarden het procesrisico.
Alles wat te maken heeft met maatschappelijk verantwoord leven, milieu, ecologie en toekomstgericht denken wordt onder duurzaamheid geschaard. Kortom, duurzaamheid kijkt naar de huidige behoefte die de mensen op de aarde hebben en hoe dit in de toekomst ontwikkeld kan worden zonder dat de mensen, het milieu of de economie in gevaar komt.
Bij duurzame ontwikkeling is sprake van een ideaal evenwicht tussen ecologische, economische en sociale belangen. Alle ontwikkelingen die op technologisch, economisch, ecologisch, politiek of sociaal vlak bijdragen aan een gezonde aarde met welvarende bewoners en goed functionerende ecosystemen zijn derhalve duurzaam.
In het kader van duurzaam bouwen gelden bij de ontwikkeling en realisering van gebouwen de navolgende randvoorwaarden:
Een belangrijke ambitie in de uitontwikkeling is het thema 'energie'. De eisen die hieraan gesteld zijn/worden steeds verder aangescherpt, al dan niet via wettelijke regelgeving (bijvoorbeeld het Bouwbesluit). Daarnaast heeft de gemeenteraad ambities geformuleerd, die sterk sturend zijn voor de verdere uitwerking op wijk- en woningniveau. Een speerpunt van het gemeentelijk beleid richt zich dan ook op energie.
Vanaf 2021 zal naar verwachting in regelgeving zijn vastgelegd dat alle nieuwbouwproductie in de woning- en utiliteitsbouw in Nederland energieneutraal dient te worden uitgevoerd. Deze ambitie is al grotendeels wettelijk verankerd. Het Bouwbesluit stelt namelijk dat per januari 2021 nieuwbouw in Nederland bijna energieneutraal (BENG) moet zijn.
De laatste concrete aanscherping van het Bouwbesluit wat energieambitie voor nieuwbouwwoningen betreft dateert van januari 2015 (EPC max. 0,4). Tot 2021 is vooralsnog geen sprake van een extra aanscherping van de EPC. In 2021 wordt overigens hoogstwaarschijnlijk, vanuit Europese regelgeving, met een andere eenheid gerekend.
De energievisie voor de nieuwbouw van een huisartsenpraktijk met appartementen kan worden opgesplitst in twee aspecten: technische installatie en materialisatie. In het ontwerp is uitgegaan van zonnepanelen (pv-panelen), Warmte Terug Winning (WTW) op mechanische ventilatie, warmtepomp installatie, LED-verlichting en hoogwaardige isolatie (vloer, spouw, dak en glas). Deze installaties worden getoetst volgens een EPN berekening op het bouwbesluit. Daarnaast wordt onderzocht of de toepassing van Biobased materialen geschikt is. Biobased materialen zijn gemaakt van hernieuwbare grondstoffen. De term Biobased zegt enkel iets over de oorsprong van het materiaal.
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Langs alle wegen bevinden zich conform de Wgh geluidszones, met uitzondering van wegen op woonerven en 30 km/uur-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) aan wettelijke geluidsnormen te voldoen.
Onderhavig plan voorziet in de nieuwbouw van een huisartsenpraktijk met woningen op de verdieping. Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een weg. De geplande ontwikkeling ligt aan wegen met een maximale snelheid van 30 km/uur met voornamelijk bestemmingsverkeer. De Wet geluidhinder is hier niet van toepassing omdat er geen zones gelden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het geluid als gevolg van het wegverkeer wel beschouwd.
Voor de aanwezige 30 km/uur wegen nabij het plangebied geldt dat de geluidbelasting op gevels van de nieuwe woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. Het betreft hier een geluidbelasting tussen de 55 en 59 dB (geluidbelastingkaart 's-Hertogenbosch). De maximale waarde van 63 dB in stedelijk gebied wordt echter nergens overschreden. Daarom is er sprake van een goede ruimtelijke ordening en zijn er geen beperkingen voor het plan. Wel is het plan nog beschouwd in relatie tot het gemeentelijk beleid.
Het toepassen van een gesloten balkonscherm (zoals in het plan aanwezig) zorgt voor een afname van circa 7 dB. Uitgaande van een geluidbelasting van 55 tot 59 dB zal er op de balkons van de appartementen een geluidbelasting zijn tussen 48 tot 52 dB. Conform het gemeentelijke beleid dient een buitenruimte van een appartement te voldoen aan de ambitiewaarde van het betreffende gebied. In dit geval betekent dit een maximale geluidbelasting van 48 – 53 dB. Alle appartementen voldoen aan dit beleid.
Tot slot dienen voldoende juiste geluidwerende materialen en maatregelen in het plan worden toegepast, om het wettelijk vereiste binnenniveau van 33 dB te garanderen. Met inachtneming van bovenstaande, is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden).
Het huidige perceel wordt reeds deels gebruikt voor de functie wonen. Op de locatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd vanwege de uitbreiding van het bouwvlak (zie bijlage 2, Inpijn-Blokpoel, datum 22 februari 2018, documentnummer 14P002415-ADV01). De locatie is gezien de historie als onverdacht beoordeeld. Uit het onderzoek blijkt dat er in de bovengrond licht verhoogde gehalten zware metalen en PAK zijn aangetroffen. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen. In het grondwater zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. De aangetroffen gehalten zijn een gevolg van de verhoogde achtergrondwaarde ten gevolge van diffuse bodemconcentraties. De betreffende gehalten worden regionaal vaker zonder aanwijsbare bron in grond en grondwater aangetoond.
Uit de asbestanalyses blijkt dat in het zintuiglijk onverdachte bovengrond een 'gewogen' asbestgehalte van 4,4186 mg/kg is gemeten. Het gemeten asbestgehalte ligt ruim beneden de restconcentratienorm en interventiewaarde van 100 mg/kg. Ook de grenswaarde voor nader bodemonderzoek, 50 mg/kg wordt niet overschreden. De aanname dat de locatie verdacht is voor de aanwezigheid voor asbest dient te worden aangenomen, het uitvoeren van een nader onderzoek is echter niet aan de orde.
Opgemerkt dient te worden dat asbestbodemonderzoek niet meer is dan steekproefsgewijs onderzoek. Met name bij bijmengingen met puin is sprake van heterogeniteit. Er is derhalve altijd een zeker restrisico op het onverwacht aantreffen van asbesthoudend materiaal.
De milieuhygiënische bodemkwaliteit van de locatie vormt geen belemmering voor de geplande nieuwbouw. Bij eventueel grondverzet valt vrijkomende grond onder de bepalingen van het besluit Bodemkwaliteit.
Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. In januari 2017 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het waterplan 'Waterstad 's-Hertogenbosch' vast. Het doel van dit waterplan is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het projectgebied is gelegen in het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het Waterbeheerplan van het waterschap beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Voor ruimtelijke ontwikkelingen hanteert het waterschap acht uitgangspunten:
De hemelwaterberging van de nieuwbouw van een huisartsenpraktijk met appartementen zal geschieden volgens het door de Gemeente 's-Hertogenbosch opgesteld Waterplan 2016 (vastgesteld januari 2017). Voor iedere m2 verharding die wordt vervangen of opnieuw aangelegd geldt de eis van 60 mm hemelwaterberging. Er zal 60 mm water geborgen en geïnfiltreerd moeten worden binnen het projectgebied.
Aan de hand van deze richtlijnen zal 60 liter per vierkante meter verhardoppervlak worden geborgen in infiltratiekratten. In de berekening wordt uitgegaan van 415 m² bebouwd oppervlak, 50 m² verhard oppervlak (tuin / entree personeel) en 172 m² verhard oppervlak (parkeren + entree). Dit geeft een totaal van 637 m² x 60 liter/m² = 38220 liter dat wordt verdeeld over infiltratiekratten op eigen perceel.
Mogelijk posities voor de plaatsing van de infiltratiekratten is onder de parkeerplaatsen en/of tuin. Het geheel zal op eigen terrein moeten worden opgelost. Hierbij aandacht voor een bovengrondse noodoverlaat, bladvangers en aanbrengen van zandvangers. De exacte afmetingen en/of diepte zal in overleg met toekomstige installateur worden besproken.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige bestemmingen verstaan. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering van de VNG. Deze afstanden worden als basis gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast zo laag mogelijk gehouden.
De bedrijvigheid in het gebied betreft met name activiteiten in de lagere milieucategorieën. De aard van de bestaande en toelaatbare bedrijvigheid wordt passend geacht in deze gemengde omgeving van de kern Vinkel. De hinder door bedrijvigheid zal nihil zijn en de kwaliteit van de leefomgeving wordt niet verstoord.
Projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven op grond van het 'Besluit niet in betekenende mate (NIBM)' niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de Regeling niet in betekenende mate zijn bijdragen (luchtkwaliteitseisen) categorieën van gevallen aangewezen die per definitie niet in betekenende mate bijdragen. Voor deze categorieën van gevallen hoeft geen onderzoek plaats te vinden of hoeft niet aannemelijk gemaakt te worden dat ze niet in betekenende mate bijdragen.
Eén van deze categorieën van de Regeling niet in betekende mate, betreft de bouw van 1.500 woningen, waarbij is uitgegaan van een verkeersgeneratie van ten minste 7.500 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De verkeersaantrekkende werking ligt ruim beneden deze 7.500 motorvoertuigbewegingen per etmaal en valt dus niet onder de Regeling niet in betekenende mate bijdragen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet ook aandacht worden besteed aan de blootstelling van bewoners en bezoekers aan luchtverontreinigende stoffen. Beschouwd zijn de huidige situatie en de situatie 10 jaar na realisatie. Uit deze beschouwing kan worden geconcludeerd dat:
Ook de actuele waardes zijn ruim beneden de grenswaarden. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor dit plan.
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen als gevolg van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten. De belangrijkste zijn:
Binnen de beleidskaders en wetgeving (besluiten) voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Voor het PR geldt een harde grenswaarde van 10-6. Dit betekent dat de kans niet groter mag zijn dan eens in de miljoen jaar om op die plek te overlijden als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Het GR groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Hiervoor geldt een oriënterende waarde van maximaal 1. Voor het GR geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging van het GR met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Met het voldoen aan de gangbare normen voor PR en GR wordt een afdoende basis-bescherming gehaald.
Tot slot wordt – indien relevant - in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit.
De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid. Zo worden in de beleidsvisie gebieden aangeduid met kleuren groen, oranje en rood waarin bepaalde objecten niet (rood), mogelijk via maatwerk (oranje) of zonder meer wel (groen) worden toegelaten.
Doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen.
In het plangebied en de directe omgeving zijn geen transportroutes of buisleidingen voor gevaarlijke stoffen aanwezig. Daarnaast liggen in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet Natuurbescherming en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Wet Natuurbescherming (voorheen Flora en Faunawet).
Wat betreft gebiedsbescherming, is het plangebied niet gelegen aan een Natura 2000 gebied of EHS-gebied, en daarmee heeft het geen negatieve invloed op dergelijke gebieden.
Wat betreft de soortbescherming is de Wet Natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.
Ten behoeve van het planvoornemen is een natuurtoets uitgevoerd door Ecoresult (december 2017, zie bijlage 3).
Huismus
De voorgenomen ontwikkelingen kunnen leiden tot een negatief effect op potentieel aanwezige voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen en functioneel leefgebied van de huismus. Aanvullend veldonderzoek is nodig in de periode 1 april - 15 mei, om deze effecten nader te bepalen, en vast te stellen of een ontheffing benodigd is.
Gierzwaluw
De voorgenomen ontwikkelingen kunnen leiden tot een negatief effect op potentieel aanwezige voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen van de gierzwaluw. Aanvullend veldonderzoek is nodig in de periode 1 juni – 15 juli om deze effecten nader te bepalen, en vast te stellen of een ontheffing benodigd is.
Niet jaarrond beschermde nesten
Het plangebied is geschikt voor voortplantingsplaatsen van vogelsoorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn. In gebruik zijnde nesten mogen in principe nooit worden verstoord. Door buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart – 15 juli) te werken zijn schadelijke effecten op nesten van vogels met niet jaarrond beschermde nesten te voorkomen.
Algemene vogels
Het plangebied is geschikt voor voortplantingsplaatsen van algemene vogelsoorten. In gebruik zijnde nesten mogen in principe nooit worden verstoord. Door buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart – 15 juli) te werken zijn schadelijke effecten op nesten van algemene vogels te voorkomen.
Vleermuizen
De sloop van de bebouwing binnen het plangebied kan leiden tot schadelijk effecten op potentieel aanwezige voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis). Aanvullend onderzoek was daarom nodig in de periode 15 mei tot en met 15 juli en 15 augustus tot 1 oktober middels 5 bezoeken. De resultaten daarvan zijn hieronder te lezen.
Naar aanleiding van de bevindingen van de natuurtoets, is nader veldonderzoek uitgevoerd naar de soorten gierzwaluw, huismus en vleermuis (Aanvullen onderzoek vleermuizen, huismus en gierzwaluw Lindenlaan 28, Ecoresult, 2 augustus 2018, zie bijlage 4). Hieronder de resultaten per soort.
Huismus
In het plangebied zijn voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen en (essentieel) functioneel leefgebied van huismus afwezig. De buiten het plangebied aangetroffen nestplaatsen van huismus bevinden zich buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Negatieve effecten treden niet op. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Gierzwaluw
In het plangebied zijn voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van gierzwaluw afwezig. Negatieve effecten treden niet op. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Vleermuizen
In het plangebied is één zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aanwezig. De zomerverblijfplaats zal verdwijnen als gevolg van de sloop van de bebouwing. Er is derhalve een ontheffing nodig van de Wet Natuurbescherming om de ruimtelijke ingreep te kunnen toestaan. Onderdeel van die ontheffing zijn mitigerende maatregelen, die noodzakelijk zijn om de functionaliteit van het gebied voor vleermuizen te blijven behouden.
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten, is eind september 2018 een ontheffingsaanvraag Wet natuurbescherming ingediend bij de provincie Noord-Brabant. Onderdeel van de ontheffing was onder meer een Activiteitenplan en het aanvullende onderzoek. Tevens zijn reeds in augustus vleermuiskasten opgehangen ten behoeve van de gewenningsperiode van de vleermuizen.
De ontheffing is verleend op 17 december 2018.
Aan de hand van het aanvullende onderzoek is vastgesteld dat er uitsluitend één zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis is geconstateerd; de overige beschermde soorten waarnaar onderzoek is gedaan, huismus en gierzwaluw, zijn niet aangetroffen. Andere beschermde dier en plantensoorten waren in de natuurtoets al uitgesloten.
Ten behoeve van de aangetroffen vleermuisverblijfplaats, is een ontheffingsaanvraag ingediend en zijn mitigerende maatregelen genomen om effecten op de vleermuis te voorkomen. De ontheffing is inmiddels verleend.
Met inachtneming van het bovenstaande, vormt de Wet Natuurbescherming geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.
Op grond van de Monumentenwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Monumentenwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
In dit plan wordt de bestaande woning vervangen door een huisartsenpraktijk met woningen op de verdieping.
Ten behoeve van het planvoornemen heeft Transect b.v. in november 2017 een archeologisch bureauonderzoek (BO) en Inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in een plangebied aan de Lindenlaan 28 (zie bijlage 5).
Het plangebied heeft volgens het centraal archeologisch informatiesysteem (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geen archeologisch wettelijk beschermde status en is ook niet opgenomen op de Archeologische MonumentenKaart (AMK). Er staan in Archis ook geen vondsten of onderzoeken binnen het plangebied geregistreerd. Binnen het gemeentelijk beleid heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting vanwege de ligging op een dekzandrug.
De bodemopbouw in het plangebied bestaat uit dekzand met hierop een oud bouwlanddek (hoge enkeerdgrond). Tussen de top van het dekzand en het oud bouwlanddek zijn in een aantal boringen menglagen vastgesteld die mogelijk op esgreppels wijzen. Dit betekent dat het dekzand in banen is doorgespit. Het archeologisch relevante bodemniveau bestaat uit de top van het dekzand. Fossiele akkerlagen en cultuurlagen onder het oud bouwlanddek ontbreken.
Het dekzand is tot in de C(g) horizont vergraven i.c. verspit. Alleen in boring 3 is een – restant van de – Bs-horizont nog bewaard gebleven. Naar schatting is de bovenste circa 30 tot 50 cm van het dekzand vergraven of verspit, daar de A- en E-horizont ontbreken (in het geval van een veldpodzol). Het archeologisch relevante bodemniveau is dus niet meer intact. Er is alleen een kans op restanten ('onderkanten') van diepe grondsporen, zoals van waterputten en diepe paalkuilen.
De kans op intacte vondstconcentraties in het plangebied is nihil, zodat de archeologische verwachting voor de periode Laat Paleolithicum B t/m Mesolithicum naar beneden moet worden bijgesteld, omdat voor deze periode vindplaatsen hoofdzakelijk uit vondstconcentraties bestaan. De kans op intacte cultuur- en nederzettingslagen uit de resterende onderscheiden periodes (Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd-Romeinse tijd) is ook nihil, al was het alleen maar omdat deze niet in de boringen zijn waargenomen. Blijft een kleine kans bestaan op grondsporen en dan met name op diepe grondsporen, zoals waterputten/waterkuilen en diepe paalkuilen.
Uit het archeologisch vooronderzoek blijkt dat de kans op behoudenswaardige vindplaatsen in het plangebied gering is. De top van het dekzand is grotendeels tot in de C-horizont geroerd. In feite is voor wat betreft het plangebied alleen sprake van een lage archeologische verwachting op diepe grondsporen. Daarbij komt dat de top van het dekzand en hiermee het potentieel archeologisch niveau ter hoogte van het nieuwe bouwvlak op circa 1,10 tot 1,40 m -Mv ligt, dus dieper dan deverwachte maximaal benodigde ontgravingsdiepte voor de bouwput. Ter hoogte van de voorzijde ligt de top van het dekzand ondieper, namelijk op 75 cm -Mv, maar hier zijn parkeerplaatsen gepland.
Gezien de geringe kans op intacte archeologische waarden, worden geen archeologische vervolgmaatregelen geadviseerd. Een nader onderzoek naar archeologie is niet nodig en dit aspect vormt daarmee geen belemmering voor het planinitiatief.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Met ingang van 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft niet gepubliceerd te worden.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een huisartsenpraktijk en twee nieuwe woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarden. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' van toepassing is.
Het project bestaat uit de realisatie van een huisartsenpraktijk met drie appartementen op het perceel waar in de huidige situatie één woning aanwezig is. Het project wordt gerealiseerd op een binnenstedelijke locatie en met een duurzaam ontwerp met zo min mogelijk energieverbruik. Uit de milieuparagraaf van dit bestemmingsplan blijkt dat de ruimtelijke ontwikkeling geen significante milieubelemmeringen oplevert.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., zoals beschreven in hoofdstuk 4 van dit plan), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde, die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Dit blijkt tevens uit de milieuparagraaf van dit bestemmingsplan (hoofdstuk 5). Het bevoegd gezag besluit derhalve dat geen milieueffectrapportage hoeft te worden gemaakt.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen. Het bestemmingsplan 'Lindenlaan 28, Vinkel' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken binnen het plangebied. Het bestemmingsplan maakt het gebruik en de bouw van de huisartsenpraktijk inclusief wonen op de verdieping en bijbehorende parkeervoorzieningen op het huidige woonperceel van Lindenlaan 28 mogelijk. Het definitieve bouwplan van de herontwikkeling dient te passen binnen de mogelijkheden van dit bestemmingsplan.
Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de gemeentelijke bestemmingsplannen, meer in het bijzonder bij het voor het plangebied nu geldende en voor de omgeving straks nog steeds geldende bestemmingsplan 'Kom Vinkel'. Onder paragraaf 6.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de opzet van de planregels. Het bestemmingsplan omvat een drietal bestemmingen: 'Verkeer', 'Groen', en 'Centrum'. Deze bestemmingen worden hier besproken, waarbij wordt aangegeven hoe de ontwikkeling is opgenomen binnen deze bestemmingen.
Paragraaf 1 Inleidende bepalingen
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012), zijn overgenomen in de regels.
Paragraaf 2 Bestemmingsbepalingen
Verkeer
Deze gronden zijn primair bestemd voor voorzieningen van verkeer en verblijf. Wegen, parkeerplaatsen, fiets- en voetpaden, groen en bouwwerken ten behoeve van de functie mogen binnen deze bestemming worden gerealiseerd. De regels van de bestemming sluiten aan bij de regeling van de bestemming 'Verkeer' van het bestemmingsplan 'Kom Vinkel'. Binnen deze bestemming zijn gebouwen tot ten hoogste 30 m2 mogelijk met een maximale hoogte van 5 meter, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Groen
Binnen deze bestemming zijn in hoofdzaak groen en groenvoorzieningen, alsmede water en watervoorzieningen toegestaan. Ook fiets- en voetpaden zijn binnen deze bestemming toegelaten. Expliciet is daarnaast het bouwen van gebouwen uitgesloten binnen deze bestemming en daarmee samenhangend ook het gebruik als erf zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit Omgevingsrecht.
Met deze regeling zijn de mogelijkheden voor vergunningsvrije bouwmogelijkheden voor Lindenlaan 28 aan de zijden van Lindenlaan 30 en Beukenlaan 1 weggenomen. De reden is dat in dit geval op deze manier kan worden geborgd dat deze twee aangrenzende woonpercelen voldoende privacy en bezonning behouden, als onderdeel van het woon -en leefklimaat. Dit wordt vanuit het belang van een goede ruimtelijke ordening wenselijk geacht.
Centrum
Functies
Voor het perceel is een bestemming Centrum opgenomen, conform de methodiek van bestemmingsplan Kom Vinkel, en gelet op de ligging aan het concentratiegebied voor winkels en voorzieningen. De centrumfuncties die zijn toegestaan, zijn naast maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, cultuur en ontspanning, recreatie en recreatieve voorzieningen, sport en sportvoorzieningen, wonen en ongebouwde parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. De centrumfuncties zijn, met uitzondering van wonen en maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond toegestaan. De maatschappelijke functie is zowel op de begane grond als verdieping toegestaan. De centrumfuncties, met uitzondering van wonen en maatschappelijke voorzieningen, zijn ook alleen toegestaan in categorie A en B voor zover deze zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.
De functie wonen is juist uitsluitend toegestaan op de verdieping. Hierbij is tevens de uitoefening van een aan huis verbonden beroepsactiviteit toegestaan, mits deze ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent onder meer dat maximaal 20% van de vloeroppervlakte van de woningen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit.
Daarnaast zijn aan de centrumfuncties ondergeschikte functies als watervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen ook toegestaan.
Van belang is daarnaast dat een specifieke instandhoudingsplicht is opgenomen voor de bestaande haag aan de oostzijde van het perceel. Het gebruik van de gronden binnen de bestemming is uitsluitend toegestaan indien een groenvoorziening in de vorm van een haag in stand wordt gehouden.
Ook is een specifieke gebruiksregel opgenomen die voorkomt dat de gehele verdieping in gebruik wordt genomen voor maatschappelijke voorzieningen; namelijk maximaal 100 m2. Om toch de gehele verdieping in gebruik te kunnen nemen voor maatschappelijke voorzieningen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Die kan worden toegepast indien wordt aangetoond dat de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeer - en parkeersituatie.
Bouw en gebruiksregels
De bouwmogelijkheden zijn terug te vinden op de verbeelding in samenhang met de regels. Het bouwen van hoofdgebouwen is uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken.
Ook is voor verschillende vlakken de maximale goot -en bouwhoogte van het hoofdgebouw op de verbeelding aangeduid, en is opgenomen dat maximaal 3 wooneenheden zijn toegestaan. Voor het toestaan van de vluchttrap aan de westzijde, is een specifieke bouwaanduiding - 1 opgenomen. Met een aanduiding 'groen' is geborgd dat de bestaande haag aan de oostzijde van het plangebied in stand dient te worden gehouden.
Tot slot zijn binnen de bestemming wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om in de toekomst mogelijk een detailhandel of horecabedrijf toe te staan. Dit is alleen mogelijk mits wordt aangetoond dat de voorwaarden die in de wijzigingsbepalingen zijn opgenomen kunnen worden ingevuld.
Paragraaf 3 Algemene regels
In de algemene bepalingen komen de anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels aan de orde. Specifiek zijn regels over het voldoen aan de parkeernormeringen opgenomen. Deze bepalingen gelden voor het gehele bestemmingsplan.
Paragraaf 4 Overgangs- en slotbepalingen
In deze paragraaf zijn tot slot de overgangs- en slotregels opgenomen, die voor het gehele bestemmingsplan gelden.
Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg toegestuurd naar de daarvoor in aanmerking komende instanties. Hieruit is gebleken dat alle vooroverlegpartners konden instemmen met het plan.
Het voorontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken is gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode had een ieder de gelegenheid om een inspraakreactie in te dienen op het voorontwerpbestemmingsplan. In deze periode is één inspraakreactie ontvangen. Deze wordt hieronder nader toegelicht en beantwoord.
Woongenot
Inspreker stelt dat het bouwplan leidt tot aantasting van het woongenot.
Privacy
Zo wordt de privacy aangetast. In de nieuwe situatie kijkt men vanuit het complex in op het perceel van inspreker. Dat vormt een enorme inbreuk op de bestaande situatie en een ernstige aantasting van privacy.
Wat betreft de aantasting van privacy het volgende. Bij de planvorming is vanaf het begin eventuele impact op de direct aanliggende percelen zorgvuldig meegewogen. Daartoe is een aantal maatregelen in het plan getroffen.
Zo is het bouwvlak en de bestemming van de huisartsenpraktijk minimaal 3 meter van de perceelsgrenzen afgelegd. Doordat vanaf de perceelsgrens tot aan het bouwvlak een bestemming Groen geldt, kunnen ook geen gebouwen, aanbouwen of bouwwerken worden opgericht in deze zone, ook niet vergunningsvrij.
Daarnaast is aan de zijde van inspreker bewust een zo laag mogelijke hoogte aangehouden. Alleen aan de voor –en achterzijden zijn kappen gepositioneerd. Ook is met de inrichting van het plan zodanig rekening gehouden dat de eventuele inkijk op omliggende percelen tot een minimum beperkt zal zijn. De balkons zijn bewust aan de zijde van de kerk gepland; hier zijn geen woningen. Daarnaast wordt eventuele inkijk vanaf de verdieping weggenomen door de balustrade van 5,5 meter hoog, en doordat melkglas wordt aangebracht in de daar aanwezige ramen. Bovendien worden leibomen op de erfgrens geplaatst. Door al deze maatregelen zal van inkijk vanaf de verdieping geen sprake zijn. Op de begane grond zal door de erfafscheidingen ook geen mogelijkheid tot inkijk zijn. Gelet op bovenstaande, is er niet of nauwelijks sprake van aantasting van privacy tengevolge van dit plan.
Geluidsoverlast
Ook wordt gevreesd voor veel geluidsoverlast door de geringe afstand van het plan tot de woning van inspreker. De komst van het plan leidt tot een toename van bezoekers en gebruikers met alle geluidsoverlast van dien. In het plan is de geluidsbelasting en daarmee het woon- en leefklimaat op de woning van inspreker niet beoordeeld.
De huisartsenpraktijk wordt bouwkundig afgescheiden gebouwd ten opzichte van Lindenlaan 30. Het plan is daarmee qua hinder passend in de gemengde omgeving van de kern Vinkel en wordt via de milieuwetgeving gereguleerd. Rekenend met de huidige intensiteiten op de Lindenlaan wordt er een geluidbelasting op de gevels van de aangrenzende bebouwing van 50 tot 54 dB (inclusief 5 dB wettelijke aftrek) berekend (geluidsbelastingkaart 's-Hertogenbosch). De verkeersintensiteit zal, door de komst van een gezondheidscentrum met daarbij 3 appartementen, beperkt toenemen.
Dit is een toename van enkele procenten. Ter vergelijking zorgt een toename van 50% voor 1,5 dB. Een toename van enkele procenten extra verkeer zal dus voor een toename van enkele tienden dB's zorgen. Er is dan ook geen sprake van een (voor het menselijke oor) akoestische verslechtering ten opzichte van de huidige situatie. Er is en blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat aan de Lindenlaan.
Uitzicht en schaduwhinder
Ook wordt opgemerkt dat het plan voorziet in een afwijking van de huidige rooilijnen; het gebouw komt verder naar voren, waardoor het uitzicht voor inspreker wordt aangetast. Dit is een grote inbreuk op de bestaande situatie en een onaanvaardbare beperking.
Verder zal het gebouw schaduwhinder veroorzaken op het perceel van inspreker. Het plan zorgt voor een beperking van inval van zonlicht. Inspreker is van mening dat onvoldoende is onderzocht wat de gevolgen zijn wat betreft inval en schaduwwerking.
Het is juist dat de rooilijn van de nieuwbouw licht naar voren schuift ten opzichte van de huidige rooilijn. Dat is noodzakelijk om, vanuit het belang van omwonenden, voldoende ruimte tot aan de perceelsgrens aan de achterzijde te waarborgen. Stedenbouwkundig is de verschuiving naar voren aanvaardbaar.
Wat betreft uitzicht door het verschuiven van de rooilijn het volgende.
De rooilijn van de nieuwbouw komt licht naar voren, waardoor het uitzicht op het plein en de straat inderdaad iets wordt verminderd. Deze vermindering beperkt zich enkel tot de (kleine) zijramen van de woning. Op de verdieping vanuit de slaapkamer is deze impact groter te noemen dan op de begane grond. Het zijraam aan in de woonkamer zit namelijk aan de voorzijde van de gevel. Van hieruit blijft het uitzicht op de bestaande omgeving in stand (straat/plein inclusief de bestaande boom). Derhalve is hier slechts sprake van een beperkte vermindering van uitzicht en daarmee van een aanvaardbare situatie.
Wat betreft de zorgen over schaduwhinder het volgende. Bij de planontwikkeling is een bezonningsstudie opgesteld. Uit de visualisaties blijkt dat de bezonning op het perceel van inspreker slechts in geringe mate verandert door dit plan. Uitsluitend in de vroege ochtend komt meer schaduw in de tuin van inspreker (er is geen effect op de woning zelf). De overige tijdstippen vindt er geen verslechtering plaats. Hiermee blijft er sprake van een goed woon -en leefklimaat.
Aanpassingen
Desondanks heeft de initiatiefnemer ervoor gekozen om het plan op een aantal aspecten aan te passen, om aan de zorgen van de inspreker tegemoet te komen:
Gelet op bovenstaande is de gemeente van mening dat het plan voldoet aan de vereisten van een goede ruimtelijke ordening.
Flora en fauna
Inspreker merkt op dat uit de onderbouwing van het plan niet kan worden afgeleid dat negatieve effecten op aanwezige flora en fauna niet uit te sluiten zijn. De effecten zijn onvoldoende onderzocht, en het is onvoldoende waarborgen dat schade aan flora en fauna wordt voorkomen, aldus inspreker. Zij is van mening dat nader onderzoek op dit aspect dient te worden verricht.
Er is inmiddels nader onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen, huismus en gierzwaluw.
Uit het nadere onderzoek blijkt dat in het plangebied geen voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van de gierzwaluw of de huismus aanwezig is in het plangebied; en dat negatieve effecten op deze soorten niet optreden. Wel is in het plangebied één zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aangetroffen.
Om deze zomerverblijfplaats te kunnen wegnemen is een ontheffing flora en fauna aangevraagd bij de provincie Noord-Brabant. De verwachting is dat deze ontheffing op korte termijn verleend wordt. Aan de hand van mitigerende maatregelen wordt ervoor gezorgd dat de geplande ontwikkeling niet leidt tot een afbreuk op de gunstige staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis.
Met inachtneming van het bovenstaande, vormt de Wet Natuurbescherming geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.
Verkeer en parkeren
Inspreker stelt dat het plan leidt tot een onevenredige toename van de verkeersdruk. Ook zal er een onveilige verkeerssituatie ontstaan doordat het zicht op de weg van rechts wegvalt. Er zouden al meerdere ongelukken zijn gebeurd op de locatie. Er zal een onaanvaardbare verkeersonveilige situatie ontstaan, aldus inspreker.
Daarnaast zijn volgens hem problemen te verwachten met parkeren. Op dit moment is al te weinig parkeerruimte, en er is geen ruimte om de parkeerbehoefte voor dit plan op te vangen. Het plan voorziet in een beperkt aantal plaatsen, dit is volstrekt onvoldoende om de behoefte van het plan te kunnen opvangen, aldus inspreker. Dit leidt tot parkeeroverlast in de buurt. Hierbij wordt een aantal argumenten aangedragen. Ook wordt gesteld dat de parkeerdrukmeting geen afspiegeling is van de werkelijke situatie en dat het plan voldoet niet aan het gemeentelijk beleid.
De toename van de hoeveelheid autoverkeer als gevolg van dit plan is beperkt. De toename is marginaal ten opzichte van de huidige intensiteit. De straten zoals de Lindenlaan kunnen volgens de CROW richtlijnen een intensiteit van 4 á 5.000 motorvoertuigen verwerken zonder dat daarbij op voorhand sprake is van een onevenredige aantasting van de verblijfskwaliteit. De huidige intensiteit van de Lindenlaan overstijgt volgens inschatting de 2.500 motorvoertuigen niet. Een lichte toename van autoverkeer is, gelet op bovenstaande, prima en veilig op deze weg te verwerken.
Naar de mening van de gemeente is er geen reden om aan te nemen waarom het zicht naar rechts zou wegvallen, c.q. waarom het slechter zou worden dan het in de huidige situatie is. Hoewel er geen sprake is van een trottoir, is er wel sprake van een duidelijk herkenbare strook naast de rijbaan waarop zich geen rijdende voertuigen bevinden. Mocht in de praktijk blijken dat sprake is van een onvoorziene onveilige situatie als gevolg van parkeergedrag, zal de gemeente maatregelen treffen om de oorzaak weg te nemen.
De totale behoefte van het plan bedraagt 24 parkeerplaatsen. Het parkeren voor de appartementen op de eerste verdieping is volledig op eigen terrein voorzien: er worden 6 parkeerplaatsen aan de voorzijde op eigen terrein gerealiseerd. Daarnaast worden in en bij het pand in de noodzakelijke fietsenbergingen voorzien.
De parkeerbehoefte van de zorgfuncties kan door een gebrek aan ruimte niet op eigen terrein worden voorzien. Om te kunnen vaststellen dat deze behoefte in de openbare ruimte kan worden opgevangen, is een parkeerdrukmeting uitgevoerd. Uit dit parkeerdrukonderzoek blijkt dat in de openbare ruimte ruimschoots voldoende ruimte is om in de extra parkeerbehoefte te voorzien. In de nieuwe situatie, dus inclusief de parkeerbehoefte van de huisartsenpraktijk, is er sprake van een behoefte van 45 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Dit betreft op de capaciteit van 79 parkeerplaatsen worst case een 57% bezettingsgraad in de nieuwe situatie. Dit voldoet aan het uitgangspunt uit de parkeernormennota, waarin parkeerdruk in de openbare ruimte opgevangen kan worden mits de parkeerdruk in de nieuwe situatie niet hoger is dan 80%. Dit percentage zal in de werkelijkheid bovendien lager liggen zoals omschreven in paragraaf 4.3 van het bestemmingsplan.
Het uitgevoerde parkeerdrukonderzoek houdt wel rekening met de werkelijke situatie - namelijk de functies die nu parkeren op het plein. De tijdelijke bezetting van parkeerplaatsen door enkele marktkramen of uitvaarten en diensten van de kerk of de jaarlijkse kermis zijn hierbij ook beschouwd en doen hier niet aan af.
Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd in het kader van de zienswijzenperiode. Gedurende de termijn is een zienswijze ingediend. De zienswijze is echter ingetrokken nadat initiatiefnemer tot een vergelijk is gekomen met reclamant.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente 's-Hertogenbosch. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.