Plan: | Woningbouw Brugstraat 61A |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002379-1401 |
Transportbedrijf H. van den Berg heeft jarenlang een transportbedrijf gehad op het perceel Brugstraat 61A. Recentelijk heeft het bedrijf haar activiteiten op de locatie beeindigd. De eigenaar van het perceel, MVDB Holding, heeft tegelijkertijd bij de gemeente verzocht het perceel te herontwikkelen naar woningbouw. Het plan bestaat uit de realisatie van 8 grondgebonden woningen, een kantoor met maatschappelijke voorziening en appartement, omzetting van bedrijfswoning naar reguliere woning en aanleg van een landschappelijke inpassing.
Voorliggend bestemmingsplan motiveert herontwikkeling van de locatie.
Figuur 1: Ligging plangebied in Vinkel
Het geldende bestemmingsplan voor de locatie is bestemmingsplan "Kom Vinkel". Dit bestemmingsplan is op 24 oktober 2017 vastgesteld.
De gronden binnen het plangebied Brugstraat 61A hebben de bestemming 'Bedrijf', waarin bedrijven in categorieën A en B uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn toegestaan, alsmede een transportbedrijf (via de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf').
Rondom het bedrijfsperceel zijn op de aangrenzende gronden een bestemming Natuur en Agrarisch met waarden opgenomen.
Het plan voor woningbouw past dan ook niet in het bestemmingsplan, aangezien er uitsluitend bedrijfsfuncties zijn toegestaan. Derhalve wordt met voorliggend document een bestemmingsplanherziening doorlopen.
Figuur 2: Vigerend bestemmingsplan Kom Vinkel
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 3. Een korte planbeschrijving is te vinden in hoofdstuk 4. Vervolgens worden de verschillende milieu -en omgevingsaspecten beschreven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de regels. De financiële haalbaarheid van het initiatief en de resultaten van inspraak en vooroverleg komen in hoofdstuk 7 aan de orde.
Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat het perceel van Brugstraat 61A, zoals weergegeven in figuur 3. Het perceel, dat zich in de tweede lijn breed uitstrekt, is op dit moment volledig verhard. Er is echter alleen bebouwing aanwezig aan de voorzijde in de vorm van een kantoor en schuur. Rondom de verharding ligt een groene zone met jonge bomen en struiken.
Een klein deel van het perceel van Brugstraat 63 maakt ook deel uit van het plangebied; omdat hier ook een bedrijfsbestemming op zit. Deze zal worden bestemd tot Wonen.
Tot slot maakt ook het perceel van Brugstraat 61, dat aan het lint ligt, deel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan, omdat de bedrijfswoning op dit perceel verandert naar reguliere woning. Dit dient ook te worden aangepast wat betreft bestemming (van Bedrijf naar Wonen).
Figuur 3: Begrenzing plangebied en omgeving
De locatie bevindt zich aan het dorpslint in het zuidwestelijk deel van Vinkel. Het perceel grenst aan de oostzijde direct aan het landelijk gebied. Op een kleine afstand staat de Vinkelse Molen, die in opbouw is. Ook is de uitbreidingswijk Vinkel-Zuid zichtbaar vanaf de planlocatie (zie figuur 3 en 4).
Figuur 4: Luchtfoto Vinkel
Aan het lint bevindt zich een verscheidenheid aan woningen, horeca, detailhandel en bedrijvigheid. Wel wordt de boventoon gevoerd door woningbouw.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR heeft het rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het rijksbeleid staat niet in de weg voor het voorliggende plan.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.
Voor dit plan wordt volledig aangesloten op de principes van de ladder, aangezien in bestaand stedelijk gebied een bedrijfsterrein wordt getransformeerd. Zo wordt nieuwe ruimtebeslag voorkomen, terwijl tevens het plan landschappelijk ingepast wordt met een goede overgang naar het landelijk gebied. Hierdoor is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Onder provinciaal en gemeentelijk beleid wordt ingegaan op de behoefte.
Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening vastgesteld. Met deze structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijke beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. In 2014 hebben Provinciale Staten een partiële herziening van de structuurvisie vastgesteld.
Stedelijke structuur
De provincie onderscheidt binnen de stedelijke structuur twee ontwikkelingsperspectieven: stedelijk concentratiegebied en kernen in het landelijk gebied. Vinkel, waar de planlocatie is gesitueerd, valt binnen de stedelijke structuur en onder de tweede categorie 'kernen in het landelijk gebied', zoals weergegeven in figuur 5 met de rood-oranje kleur. Binnen de stedelijke concentratiegebieden liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Binnen de stedelijke structuur wil de provincie het volgende bereiken:
Figuur 5: Uitsnede kaart Verordening Ruimte (blauwe maker betreft het plangebied)
Twee aspecten van die stedelijke structuur hebben een directe relatie met dit project.
Concentratie van verstedelijking
Concentratie van verstedelijking is één van de dertien provinciale belangen. De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen enerzijds de steden en anderzijds de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied om zo bij te dragen aan een onderscheidend leef- en vestigingsklimaat ter versterking van de kenniseconomie in Brabant.
Het onderhavige plan draagt bij aan het principe van concentratie van verstedelijking, aangezien het wordt ontwikkeld binnen een reeds verstedelijkt gebied.
Zorgvuldig ruimtegebruik
De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Het 'aansnijden van nieuwe ruimte' voor verstedelijking wordt in samenhang bezien met deze mogelijkheden. Zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte betekent ook dat er aandacht is voor de kwalitatieve vraag naar woon- en werklocaties; het is soms nodig nieuwe ruimte aan te snijden om in de kwalitatieve vraag te voorzien. Door meer aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen.
Het plan snijdt geen nieuwe ruimte aan, aangezien het gebruik maakt van een bestaand bouwperceel. Daarmee past het plan goed binnen dit beleidsstreven. Het voorliggende plan past binnen het principe van bundeling van verstedelijking en zorgvuldig ruimtegebruik.
In de Verordening Ruimte 2014 vertaalt de provincie Noord-Brabant de kaderstellende elementen uit haar beleid en rijksbeleid, waaronder het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte 2014 is in maart 2014 vastgesteld en wordt jaarlijks geactualiseerd.
De verordening stelt eisen ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Zo stelt artikel 4.2 dat een stedelijke ontwikkeling uitsluitend in bestaand stedelijk gebied ligt. Dat is het geval - zoals weergegeven in figuur 5. Ook worden eisen aan zorgvuldig ruimtegebruik gesteld. Gezien hetgeen beschreven is onder paragraaf 3.2.1, voldoet dit plan aan de principes van zorgvuldig ruimtegebruik. Met dit plan wordt immers geen nieuw ruimtebeslag aangesproken, maar wordt een bestaand bouwperceel binnen het dorp benut. Het plangebied valt volledig onder 'Bestaand stedelijk gebied' (Kern in Landelijk gebied).
Daarnaast dient nieuwbouw van woningen te worden verantwoord in relatie tot de beschikbare plancapaciteit en regionale afspraken (artikel 4.3 en 39.4). In voorliggend geval hebben de gemeenten gelegen in Noordoost-Brabant gezamenlijk een Regionale Agenda Wonen opgesteld (d.d. 8 december 2016). In dit document zijn de woningbouwcontingenten voor de periode 2017-2027 onderverdeeld. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft te maken met de grootste woningbouwopgave, te weten 7.365 nieuwe woningen. Dit aantal betreft de netto toename van de woningvoorraad, exclusief vervangende woningbouw door sloop. De harde plancapaciteit betreft circa 4.000 woningen. Met het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling wordt op een binnenstedelijke locatie voorzien in de behoefte aan nieuwe woningen. Het project is ook onderdeel van de regionale woningbouwplanning.
Het voornemen is daarnaast tevens in overeenstemming met de gemeentelijke woonvisie. Voor de toetsing van het initiatief aan de woonvisie wordt kortheidshalve verwezen naar subparagraaf Woonbeleid in paragraaf 3.3. Geconcludeerd wordt dat het bouwen van 9 woningen in bestaand stedelijk gebied in overeenstemming is met hetgeen is bepaald in regionaal verband en hiermee hetgeen bepaald in artikel 4.2, 4.3 en artikel 39.4 van de Verordening.
Geconcludeerd wordt dat de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant verwoorde en in de Verordening Ruimte 2014 verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 a 20 jaar.
De Ruimtelijke Structuurvisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Het is een integratiekader voor sectoraal beleid en is een toetsingskader en leidraad voor ruimtelijke plannen van de gemeente, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De ruimtelijke structuurvisie hanteert de provinciale lagenbenadering bij verdere ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Daarbij wordt gestreefd naar een compacte, contrastrijke en complete stad.
De kern Vinkel was in 2014 nog geen onderdeel van de gemeente 's-Hertogenbosch, en daarmee nog niet opgenomen in de structuurvisie. Dit plan, gelegen in Vinkel, past echter goed in de algemene beleidsuitgangspunten ten aanzien van compacte stad en het voldoen aan de woningbouwopgave.
In 2005 was er voor de kern Vinkel een woningbouwopgave van ongeveer 133 woningen. De gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kernen Maasdonk op 14 februari 2006 het college de opdracht gegeven een nader onderzoek met betrekking tot de mogelijkheden in relatie met de ruimtelijke aspecten voor een uitbreiding Vinkel. In dit onderzoek moesten ook de initiatieven van inbreiding en herstructurering, die tijdens de bestemmingsplanprocedure waren ingediend, op al hun ruimtelijke aspecten worden onderzocht. Dit heeft geresulteerd in de stedenbouwkundige visie Uitbreiding Vinkel die op 18 april 2008 de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk is vastgesteld.
De visie geeft een wensbeeld waarin Vinkel zich door middel van inbreiding/herstructurering en uitbreiding verantwoord kan ontwikkelen. Uitgangspunt is dat eventuele ontwikkelingen binnen de kern de bestaande stedenbouwkundige structuur niet mogen aantasten. Ook moeten de ontwikkelingen gepaard gaan met een kwaliteitsslag. Dit vergt maatwerk. Bij de vaststelling van de visie werd geconcludeerd voor inbreiding en herstructurering de gemeente in Vinkel afhankelijk is van particulieren. Bovendien werd de ruimte binnen de bestaande structuur van Vinkel als te klein beschouwd om stedenbouwkundig verantwoord de totale opgave te kunnen ontwikkelen. Daarom heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk op basis van deze visie ook gekozen voor een uitbreiding. Op 22 september 2009 besloot de gemeenteraad uiteindelijk de uitbreiding aan de noordoostzijde van de kern Vinkel (de huidige Vinkelse Slagen) te laten plaatsvinden.
Het voorliggende plangebied is in de Visie nog niet specifiek genoemd als inbreidingslocatie (immers uit 2007). Transformatie van bedrijven naar woningbouw aan de Brugstraat was daarbij in beperkte mate mogelijk in de eerste lijn direct aan de Brugstraat. Het beleid aangaande woningbouw in onder andere Vinkel is geactualiseerd naar aanleiding van het Woonwensenonderzoek van 2015. Voor de Brugstraat, waar meerdere transformatieopgaven spelen, betekent dit dat omvangrijkere transformatieaanvragen per geval worden beoordeeld. In sommige gevallen zijn deze transformaties mogelijk mits het gebouwd volume niet toeneemt en de ruimtelijke kwaliteit verbetert. Bouwen in de tweede lijn is daarmee niet langer een onmogelijkheid.
Bij de planvorming en transformatie wordt voldaan aan de volgende aspecten van landschappelijke kwaliteitsverbetering:
- opheffen van de volledige bedrijfsbestemming en sloop van overtollige opstallen
- verbreding van de doorgang / verbetering zicht naar achteren
- vergroening van het achterterrein (buiten provinciaal verstedelijkingsgebied)
- groene overgang/inrichting naar het achterliggende landschap
- afwisselende woningbouw (rooilijnen, kappen, lengte)
Gelet op bovenstaande, past het plan goed in het gemeentelijk stedenbouwkundig en ruimtelijk beleid.
Nota Wonen 2012
Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Deze ambitie is in de Nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten. Daarbij wordt onder andere de nadruk gelegd op realiseren van betaalbare woningen, en het vergroten van de woningdifferentiatie en –variatie in wijken en buurten waardoor enerzijds het soms eenzijdige woningaanbod in buurten wordt doorbroken en anderzijds de keuzemogelijkheden voor woonconsumenten worden vergroot.
Woonagenda 2017/2018
Daarnaast is in april 2017 de Woonagenda 2017/2018 door de gemeenteraad vastgesteld. Het betreft de actualisatie van het woonbeleid zoals geformuleerd in de Nota Wonen. De belangrijkste uitgangspunten van de Woonagenda zijn:
Speerpunten woonagenda 2019/2020
Op 2 april 2019 heeft de raad de Speerpunten woonagenda 2019/2020 vastgesteld. Het betreft een aantal accenten in het woonbeleid, waarbij de ambitie en opgaven uit de woonagenda 2017/2018 gecontinueerd worden. Er zijn voor deze periode 8 speerpunten benoemd, waaronder
Doorwerking plan
Voorliggend initiatief past op meerdere manieren goed in het geldend woonbeleid. Het initiatief draagt bij aan de woningproductie, wat één van de speerpunten van het woonbeleid is. Het woningbouwprogramma omvat een diversiteit aan grondgebonden woningen, waaronder 4 starterswoningen. Op die manier draagt het plan ook bij aan het verbeteren van de betaalbaarheid en bereikbaarheid voor starters en middeninkomens in de dorpskern Vinkel. De ruimere patiowoningen en vrijstaande woningen zijn zo ingericht, dat er ook beneden een slaapkamer is. Dat zorgt voor leefbare woningen, ook voor ouderen op de langere termijn. Op die manier maakt dit plan langer thuis wonen mogelijk.
Conclusie
Onderhavig plan sluit aan bij c.q. doet geen afbreuk aan de ambities en de (beleids)doelstellingen en -uitgangspunten zoals verwoord in de Nota Wonen 2012, de Woon-agenda 2017/2018 en de Speerpunten Woonagenda 2019/2020.
De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch heeft op 8 mei 2012 het beleid 'Ontmoeten in de wijk' vastgesteld. Samengevat kenmerkt het beleid zich door:
Onderhavig plan voorziet in een wijk/dorpshuis met een ontmoetingsruimte voor omwonenden. Dit past derhalve goed in het bovengenoemde beleid, en draagt bij aan de levendigheid van Vinkel.
Op 11 oktober 2016 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch besloten om de Maasdonkse Welstandsnota in 2017 en verdere jaren in afwachting van de implementatie in het kader van de Omgevingswet in stand te houden. Voor Vinkel geldt derhalve nog steeds het welstandsbeleid van de voormalige gemeente Maasdonk, "Welstandsnota gemeente Maasdonk" uit 2004.
Het centrale dorpslint van Vinkel vormt het historische dorpsgebied van de kern. Het gebied kenmerkt zich door een grote diversiteit in verschijningsvorm. De bebouwing in het gebied is gerealiseerd in diverse perioden. Naast de woonfunctie komen verspreid ook andere functies voor als kleinschalige bedrijven, horeca en dergelijke. Centraal in Vinkel zijn achter het lint enkele woonbuurten gelegen. Zowel in westelijke als oostelijke richting wordt de dichtheid van het lint minder en zijn op plaatsen doorzichten aanwezig naar het achterliggende buitengebied. De bebouwing in het gebied bestaat uit 1 of 2 bouwlagen en is voorzien van een kap. In het gebied komen verschillende kapvormen voor. De nokrichting is over het algemeen evenwijdig aan de straat gelegen. De daken zijn overwegend voorzien van een antracietkleurig pannendek. Sporadisch komen eveneens daken voor die voorzien zijn van rode dakpannen en rieten kappen. De bebouwing is opgetrokken uit lichtbruine tot roodbruine baksteen.
Voor het historisch lint van Vinkel ('deelgebied 1c') is welstandsniveau 1 van toepassing. Op pagina 45 van de welstandsnota zijn de daarbijbehorende welstandscriteria opgenomen.
Het planinitiatief is op 4 juni 2018 in de gemeentelijke welstandscommissie besproken. De commissie was positief over de stedenbouwkundige opzet, maar merkte wel op dat het een verkavelingsstudie betrof die nader uitgewerkt diende te worden. Deze uitwerking zal bij de omgevingsvergunningsprocedure plaatsvinden, waarbij het nadere ontwerp in de subcommissie zal worden beoordeeld.
Watertoets algemeen
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd de watertoets van toepassing verklaard op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
In ruimtelijke plannen wordt de waterhuishouding beschreven in de zogenaamde 'waterpragraaf'. Belangrijk in de waterparagraaf is de omgang van de vuilwater en hemelwater.
Hemelwaterbeleid
De gemeente 's-Hertogenbosch wil een klimaatbestendige gemeente worden en blijven. Dat betekent dat hemelwater duurzaam wordt benut en niet tot onnodige schade mag leiden, nu en in de toekomst. Het beleid is vormgegeven met het Waterplan 2016, "beleidsplan voor een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem", d.d. 31 januari 2017. Bebouwing en verharding zorgen ervoor dat hemelwater niet meer de natuurlijke route kan volgen en in de bodem wegzakken. Dit hemelwater zal in plaats daarvan te snel en ongebruikt wegstromen of blijven staan op lage delen. Het benutten, vasthouden en vertragen van hemelwater heeft meerdere voordelen die we graag willen benutten. Zo wordt het grondwater aangevuld met hemelwater (het tegengaan van zogeheten 'verdroging') en krijgen bomen, gewassen en andere planten weer water beschikbaar. Verder verbetert het de efficiëntie van de rioolwaterzuivering. Deze werkt namelijk beter als het vuile afvalwater niet verdunt is met schoon hemelwater. Ook wordt overbelasting van de riolering en de rioolwaterzuivering vermeden. Bij overbelasting wordt het teveel aan water afgevoerd via nooduitlaten, waardoor verdund, maar ongezuiverd rioolwater vrijkomt.
Het benutten, vasthouden en vertragen van hemelwater van bebouwing en verhardingen is daarom noodzakelijk. Dat doen we binnen de wettelijke kaders, waarbij de gemeente een zorgplicht heeft én er een taak ligt bij de perceeleigenaar. De aanpak om hemelwateroverlast te beperken en hemelwater ter plekke duurzaam te verwerken, is verankerd in dit hemelwaterbeleid. Daarmee vragen we eenieder die nieuw verhard oppervlak aanlegt of bestaand verhard oppervlak aanpast om een voorziening te realiseren voor het hemelwater.
In paragraaf 5.9 wordt nader ingegaan op de betekenis voor het plan.
Het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch is door de gemeenteraad op 26 januari 2010 vastgesteld en van kracht per 1 september 2010. In het Bomenbeleidsplan worden de belangrijkste bomen van de stad ingedeeld in drie categorieën: monumentale bomen, structuurbomen en sfeerbomen. Eind 2017 is een nieuw bomenbeleidsplan en verordening vastgesteld, maar deze beleidsstukken zijn nog niet in werking getreden.
In het plangebied komen geen monumentale of waardevolle bomen voor, en ook is er geen sprake van gemeentelijke bomenstructuur.
Ten behoeve van het plan hoeven naar verwachting geen bomen gekapt te worden. In verband met het creeëren van een voldoende groene inpassing, wordt het behoud van de bestaande groenstrook met bomen met een instandhoudingsverplichting in dit bestemmingsplan verzekerd.
Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het bomenbeleidsplan, en geen monumentale of waardevolle bomen aantast.
Op 21 september 2016 stelde de raad van 's-Hertogenbosch de 'Nota Parkeernormering 2016' vast. Om te bepalen hoeveel parkeerplaatsen bij een ontwikkeling benodigd zijn, heeft de gemeente parkeernormen geformuleerd. De nota dient ook als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarvoor een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of waarvoor een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt aangevraagd.
Paragraaf 4.2 gaat hier nader op in.
Aan de Brugstraat in Vinkel is sinds jaar en dag het transportbedrijf van Van den Berg gevestigd geweest. Door schaalvergroting is de locatie te klein geworden en heeft het bedrijf zich inmiddels elders gevestigd.
Het bestaande bedrijfsterrein wordt in zijn geheel getransformeerd naar een bescheiden woningbouwlocatie met 8 nieuwbouwwoningen in een dorpse opzet en één appartement. Het plan gaat uit van een divers woningbouwprogramma, met zowel twee-onder-eenkapwoningen, (vrijstaande) patiowoningen en rijwoningen. De woningen krijgen allen één laag met een kap, behalve de woning op de hoek van de nieuwe ontsluitingsweg - die zal twee lagen krijgen.
Met de ontmanteling van het bedrijf wordt de loods aan de voorzijde van het terrein verwijderd en wordt de bestaande bedrijfswoning aan de Brugstraat omgezet naar een reguliere burgerwoning. De bestaande kantine achter deze woning wordt wel gehandhaafd als buurtfunctie; hierboven wordt het genoemde appartement gerealiseerd. Ten behoeve van de ontsluiting van de wijk, wordt een weg aangelegd, die aansluit op de Brugstraat.
Het buurthuis gaat om een particulier initiatief voor ontmoeting, en betreft het voortzetten van een bestaande situatie die al jarenlang bestaat. Het is een huiskamerfunctie voor de buurt die is ontstaan in het voormalige bedrijf.
Het voornemen is deze functie te handhaven gelet op de sociaal-maatschappelijke waarde die zij nu heeft. Het buurthuis sluit goed aan bij de kern van het gemeentelijk sociaal beleid: bewoners die zoveel mogelijk op eigen kracht doen. Zij organiseren samen activiteiten en stimuleren initiatieven zoveel mogelijk. Het heeft daarmee nadrukkelijk een maatschappelijk karakter.
Figuur 6: situatietekening Woningbouwplan Brugstraat 61A
Opzet en positionering
Het gebied wordt ontsloten via een nieuw te realiseren weg over het terrein, met de bestaande bouw aan de noordzijde en de nieuwe dorpse woonbebouwing aan de zuidzijde. Doordat de bestaande loods aan de Brugstraat wordt verwijderd en de nieuwe weg hier deels wordt gerealiseerd, ontstaat een breed zicht vanaf de Brugstraat over de nieuwe weg richting het achtergelegen landschap.
In de noordoosthoek van het perceel buigt de weg af naar het zuiden. Hier worden de meeste nieuwe woningen gerealiseerd met uitzicht over het landschap en de molen in aanbouw. Door deze opzet hebben de nieuwe woningen hun achtertuin op het westen (in de zon en uit het zicht) en een representatieve gevel richting het landschap. De overgang tussen de weg en het omliggende landschap kenmerkt zich door bomen en struiken.
Verschijningsvorm
Het woningbouwprogramma bestaat uit woningen van hoofdzakelijk één laag met een kap afwisselend in de langs- danwel de dwarsrichting. Doordat is gewerkt met de afwisseling van woningtypen (twee tweekappers, twee vrijstaande woningen en een woningrij) in wisselende rooilijnen is een afwisselend beeld ontstaan. Het plan kent verschillende soorten gevel- en dakbedekkingsmaterialen en kleurstellingen. Het geheel geeft een dorpse aanblik, wat past bij de afwisselende bebouwing langs de Brugstraat zelf.
Inrichting terrein
Bij de herontwikkeling wordt de bestaande inrichting van de groene randen zoveel mogelijk in ere gelaten. De bomen langs de noord- en oostzijde van het terrein grenzend aan het landschap blijven zoveel mogelijk gespaard. De bestaande sloot aan de westzijde, langs de achtertuinen van de woningen aan de Brugstraat blijft zijn waterafvoerende functie behouden. Hoewel de grond aangrenzen aan de sloot in dit plan wordt uitgegeven, moet deze ten alle tijden bereikbaar blijven voor onderhoud. De grondwal in de zuidelijke punt van het terrein, wordt afgegraven, daar deze zijn functie heeft verloren.
De nieuw aan te leggen weg wordt openbaar gebied. Langs deze weg is een deel van het parkeren gerealiseerd. Bij de entree van het gebied, bij de buurtfunctie en het appartement, vindt dit nog plaats in vakken. Vanaf de Brugstraat naar de buurtvoorziening ligt een voetpad en naast het pand wordt een fietsenstalling (in de vorm van een rek) geplaatst. Het deel van de weg om de bocht langs het landschap heeft ruimte voor parkeren op de rijweg, mogelijk wordt dit apart aangegeven in een afwijkend deel van de bestrating, maar er worden geen specifieke vakken aangegeven. De oplossing blijft low profile, passend bij een klein zijstraatje in een dorp. Op het eind van de weg is een verbreding om eventueel te kunnen keren.
De individuele kavels worden in ieder geval bij de begrenzingen met het openbaar gebied ingeplant met hagen. Deze dragen bij aan een groene beleving van het gebied.
In het plan worden een aantal functies mogelijk gemaakt. De parkeerbehoefte dient volgens het parkeernormenbeleid binnen het plangebied opgelost te worden. Dit is vastgelegd in de Nota Parkeernormering 2016. Het gaat om:
Woningen
Aan de hand van het meest recente plan, wordt de volgende parkeerbehoefte berekend:
4 starterswoningen 80-150 m2: 1,8
2 vrijstaande patiowoningen 80 – 150 m2: 1,8
2 twee-onder-een-kapwoningen 80 m2 tot 150 m2: 1,8
Totale woningbehoefte: 14,4 parkeerplaatsen.
De worst case behoefte voor de 8 woningen is daarmee 15 parkeerplaatsen. Indien de woningen groter worden dan 150 m2, is er een norm van 2 parkeerplaatsen per woning, en stijgt de behoefte naar 16 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte voor de 2 vrijstaande woningen en 2 twee-onder-een-kapwoningen (8 parkeerplaatsen) wordt op eigen terrein opgelost. De overige behoefte van de vier starterswoningen (7 parkeerplaatsen), is voorzien op de nieuwe weg die de woningen zal ontsluiten.
Daarmee wordt in dit plan in voldoende parkeergelegenheid voorzien.
De behoefte van de bedrijfswoning die wordt omgezet naar een reguliere woning, is al op eigen terrein opgelost.
Gemengde bestemming
Hierin worden een kantoor, maatschappelijke functie, dienstverleningsfunctie en wonen mogelijk gemaakt. Het bouwvolume op de begane grond waarin deze eerste drie functies kunnen komen, is ca. 120 m2.
Kantoor: 2,4 parkeerplaatsen per 100 m2. Dat betekent een behoefte van 3 parkeerplaatsen over 120 m2.
Dienstverlening: 2,85 parkeerplaatsen per 100 m2. Dat betekent een behoefte van 3,4 parkeerplaatsen over 120 m2.
Buurtfunctie: hier geldt geen norm vanuit de huidige parkeernormennota. Daarom wordt aansluiting gezocht bij de norm uit de vorige parkeernormennota. Voor de categorie 'verenigingsgebouw / sociaal cultureel centrum' geldt een norm van 4,2 parkeerplaatsen per 100 m2. Dat betekent een behoefte van 5 parkeerplaatsen over 120 m2. Dit is daarmee de maatgevende parkeerbehoefte binnen deze bestemming.
Op de verdieping wordt 1 appartement a 80-150 m2 mogelijk gemaakt, met een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats, dus een behoefte van 2 parkeerplaatsen.
De totale behoefte van de Gemengde bestemming is daarmee 7 parkeerplaatsen. Aan de overzijde van de weg, maar ook naast het pand, worden daarom 7 parkeerplaatsen aangelegd (zie figuur 6).
Verkeer
De verkeersgeneratie van het plan is aanzienlijk lager dan de geldende planologische situatie, waarin een transportbedrijf was toegestaan. Er is dus een forse afname in verkeersbewegingen in de nieuwe situatie, waarmee er sprake is van een planologische verbetering.
Conclusie
Gelet op bovenstaande, voldoet het plan aan de Nota Parkeernormering 2016, en wordt volledig voorzien in de parkeerbehoefte voor het plan. Daarnaast is er sprake van een afname in verkeersbewegingen.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om nieuwe milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten in voorkomen worden.
Op de locatie is een verkennend en naderbodemonderzoek uitgevoerd (BODEX, BM.0917343/VBO/msc.01, 14 december 2017, zie bijlage 1). De locatie is gezien de historie als deels verdacht beoordeeld. Hieronder worden de resultaten van dit onderzoek beschreven.
Verdachte locatie
Op basis van de resultaten en zintuiglijke waarnemingen kan gesteld worden dat de aangetroffen bodemverontreiniging met minerale olie voldoende horizontaal (binnen de onderzoekslocatie) en verticaal is afgebakend. De totale omvang van deze verontreiniging met minerale olie met gehalten boven de interventiewaarde, wordt ingeschat op circa 50 m3.
De verontreiniging hangt vermoedelijk samen met de voormalige bedrijfsactiviteiten. In 1996 heeft er al een sanering van een minerale olieverontreiniging plaatsgevonden. Het transportbedrijf is sinds circa de jaren '70 van de vorige eeuw actief geweest. Het terreindeel waar de verontreiniging met minerale olie is aangetroffen is in het verleden in gebruik geweest als opstelplaats voor vrachtwagens.
Gezien de mate en omvang van de verontreiniging (meer dan 25 m3 grond verontreinigd met gehalten tot boven de interventiewaarde) kan gesteld worden dat in deze conform de Wet bodembescherming (Wbb) sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met daaraan gekoppeld saneringsplicht. Hiervoor dient een BUS-melding mobiele grondverontreiniging te worden ingediend bij het bevoegd gezag (de gemeente). Op basis van een nog in te dienen evaluatieverslag van de sanering zal het bevoegd gezag een beschikking nemen ter goedkeuring.
Bij de sanering dient rekening gehouden te worden met de kwaliteit van de bodem ten westen van de aangetoonde sterke verontreiniging met minerale olie. Hoewel de grond ten westen van de sterke verontreiniging conform de Wbb ten hoogste licht verontreinigd is, wordt deze conform de Bbk (indicatief) geclassificeerd als niet toepasbaar (traject 0,40 – 1,00 m-mv). Naar verwachting wordt circa 200 m3 ((circa 50 m2 x gem. 1,0 m) + ( circa 250 m2 x gem 0,60 m)) geclassificeerd als niet toepasbaar. Bodemsanering is dus noodzakelijk en zal tijdig worden uitgevoerd. De benodigde financiële middelen zijn hiervoor gereserveerd.
Overig deel van het terrein
Zintuiglijk is een puinlaag waargenomen. Dit is aangebracht als funderingsmateriaal in 2008. Van het puin is een certificaat aanwezig; het is daarom onverdacht op asbest.
Verder is zintuiglijk minerale olie aangetroffen. Ook zijn PCB en PAK verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarden. In het grondwater zijn minerale olie, barium, xylenen en naftaleen barium boven de streefwaarden aangetroffen.
De bodemkwaliteit op het overige terrein vormt geen belemmering voor ontwikkeling of herbestemming. Wel geldt dat bij grondverzet er rekening gehouden moet worden met beperkte hertoepasbaarheid van de grond, conform de regels van Besluit bodemkwaliteit.
Conclusie
Met inachtneming van bovengenoemde sanering, vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.
Algemeen
Het Rijk heeft ambitieuze klimaatdoelen gesteld die via diverse convenanten en akkoorden (zowel met het bevoegd gezag, bedrijfsleven en marktpartijen) zijn geborgd. Deze doelen zijn vast gelegd in het 'nationaal energiebeleid' en komen voort uit de afspraken die internationaal zijn vastgelegd in onder meer het Kyotoprotocol.
Ook binnen het gemeentelijk milieubeleid is ons klimaat- en energiebeheer een belangrijk speerpunt. De ambitie is om als stad tussen 2040 en 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit is een enorme ambitie waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstellingen betekenen dat we niet alleen als gemeente veel moeten doen, maar ook alle bedrijven, inwoners, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. Onze gemeentelijke energie-ambitie en doelstellingen zijn vast gelegd in het “Energietransitieprogramma 2016-2020 's-Hertogenbosch”.
Ruimtelijke plannen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bewust en zorgvuldig omgaan met energie. Daarbij zijn de principes van de Trias Energetica zeer goed bruikbaar. Dit houdt in dat eerst gekeken wordt naar de mogelijkheden voor het beperken van de energievraag (besparing). Vervolgens wordt gekeken in hoeverre de energie die toch nodig is op duurzame wijze kan worden opgewekt. De derde stap in de Trias Energetica is het streven naar een zo efficiënt mogelijke opwekking van energie uit de resterende fossiele brandstoffen. De ruimtelijke relevantie van het energiethema spitst zich toe op energiebesparing en de opwekking van duurzame energie. Opwekking van duurzame energie kan goed met andere functies gecombineerd worden.
Vertaling naar het plan
De ambities op het gebied van duurzaamheid zijn duidelijk geformuleerd. De eerste stap is de transformatie van een vervuilend bedrijventerrein naar een fijne woonomgeving. Het wordt een woongebied dat anticipeert op de energieagenda van Nederland. Het streven van initiatiefnemers is gericht op de realisering van BENG-woningen (bijna energie-neutraal) met een EPC waarde < 0,0 door middel van all-electric bouwen. Dit betekent onder andere dat de woningen geen gasaansluiting meer krijgen en dat het hoogwaardige energiezuinige woningen zullen worden. Dit zal bereikt gaan worden door de woningen te voorzien van een goede isolatieschil, de woningen te voorzien van een WTW-systeem met een lucht/water warmtepomp en de woningen te voorzien van de benodigde zonnepanelen.
Ook zal in de wijk het regenwater zoveel mogelijk via een infiltratieriolering en een waterbergende sloot worden opgevangen. Waar het zal bijdragen aan de vernatting en het verhogen van de natuurwaarden. Naast deze technische duurzaamheid speelt in het ontwerp ook de sociale en maatschappelijke duurzaamheid een belangrijke rol. Het creëren van een prettige leefomgeving waar jong en oud naast maar vooral ook met elkaar kunnen wonen. Het gebruik kunnen maken van een gemeenschappelijke ruimte is hier het sprekende voorbeeld van.
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een 'goed woon- en leefklimaat'. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het nieuwe ontwikkelingen in ruimtelijke plannen.
Geluid afkomstig van bedrijven
Het plangebied ligt aan de rand van de kern van Vinkel binnen de gemeente 's-Hertogenbosch. Naast vele woningen bevinden zich diverse functies als detailhandel, maatschappelijke organisaties, horeca, lichte en agrarische bedrijvigheid binnen dit gebied. Deze aanwezige functies zijn qua hinder passend in dit gemengde gebied en wordt via de milieuwetgeving gereguleerd. De nabij gelegen vrachtwagenparkeerplaats (Brugstraat 63) zal worden opgeheven. Ook zal de bedrijfsbestemming formeel worden aangepast.
Geluid afkomstig van wegverkeer
Conform de Wet geluidhinder heeft iedere weg een zone. Uitzonderingen daarop zijn wegen die in een 30 km/uur - zone zijn opgenomen en wegen die als woonerf bestemd zijn. Er liggen geen gezoneerde wegen in de buurt van het plangebied.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening zijn de 30 km/uur wegen, ter toetsing aan het woon- en leefklimaat, beschouwd. Als beoordelingscriterium worden daarbij de waarden uit de Wet geluidhinder gehanteerd. Uit onderstaand figuur blijkt dat de 8 nieuwe grondgebonden woningen aan de Brugstraat 61A vanwege de Brugstraat voldoen aan de voorkeursgrenswaarde (die formeel dus niet geldt).
Figuur 7: Geluidsbelasting van 30 km/uur weg Brugstraat nabij perceel Brugstraat 61A
Het te realiseren appartement ligt in een geluidzone van 50-54 dB (inclusief 5 dB aftrek). Gemeente 's-Hertogenbosch hanteert voor de invulling van de bevoegdheid om van voorkeursgrenswaarden af te wijken de Nota Hogere Grenswaarden Geluid. Deze nota beschrijft onder welke voorwaarden afgeweken kan worden van de ambitiewaarde. Deze nota wordt tevens gebruikt bij toetsing aan een goed woon- en leefklimaat bij 30 km/uur- wegen. Het gebied wordt getypeerd als 'groen stedelijk'. De ambitiewaarde voor dat gebiedstype is de geluidsklasse 'redelijk rustig' (tussen 48 en 53 dB) en de bovengrens is 'zeer onrustig' (58 dB). Uit de resultaten blijkt dat de hoogste geluidbelasting 54 dB bedraagt en dat de ambitiewaarde bij het appartement dus met 1 dB wordt overschreden. De bovengrens en de maximale waarde van 63 dB in stedelijk gebied wordt niet overschreden. Het appartement beschikt met de huidige opzet tevens over een geluidluwe gevel.
Het omzetten van Brugstraat 61 van bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning stuit niet op bezwaren. Er is immers geen wijziging van het wegprofiel. De verkeersintensiteit op de Brugstraat neemt zelfs af ten opzichte van de huidige bestemming waarin transportbedrijven toegestaan zijn. De geluidbelasting op de woning verandert niet.
Er zijn derhalve geen akoestische belemmeringen voor de bouw van de woningen. Er kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat en derhalve ook van een goede ruimtelijke ordening.
Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn – als om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze door vrijwel geen of een beperkte toename aan verkeer niet betekenisvol bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt op 1,2 ìg/m3. Voor dergelijke kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die mogelijk weinig effect zouden kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan luchtverontreiniging. De rekentool voldoet aan de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Het omslagpunt waarbij een project een bijdrage zou kunnen leveren aan de luchtkwaliteit ligt bij circa 1500 motorvoertuigen per etmaal. Deze aantallen voertuigbewegingen worden als gevolg van dit plan – met een zevental nieuwe woonobjecten - nimmer gehaald. Het plan draagt door de weinig optredende verkeersbewegingen niet in betekenende mate bij (NIBM) aan de luchtverontreiniging. Het plan is daarom niet afzonderlijk getoetst aan de Wet luchtkwaliteit, een apart luchtonderzoek is niet nodig.
Los van de formele toets, is wel de plaatselijke luchtkwaliteit beschouwd. Uit de landelijke luchtkwaliteitskaart (NSL Monitoringstool) blijken de huidige jaargemiddelde concentraties voor NO2 en PM10 (fijn stof) ter plaatse van deze locatie aan de Brugstraat respectievelijk op 15 en 19 microgram/m3 te liggen. Hiermee wordt ruim voldaan aan de geldende grenswaarde (van jaargemiddeld 40 microgram/m3) van deze stoffen. De jaargemiddelde concentratie ultrafijn stof (PM2,5) bevindt zich hier op 12 microgram/m3 (grenswaarde is 25 microgram/m3).
De optredende concentraties voldoen hier ruim aan de daarvoor geldende grenswaarden. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn er voor dit plan belemmeringen.
Algemeen
Ruimte maken voor water: dat is de kern van het nationaal waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd 'de watertoets' van toepassing verklaard op alle ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening.
Bij concrete ontwikkelingen vindt altijd een watertoets plaats. Een watertoets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd. De primaire waterbelangen gaan met name het waterschap Aan en Maas aan. Hiervoor hanteert het waterschap de “Keur”. De keur is een verordening met de regels die het waterschap hanteert bij ruimtelijke plannen voor de bescherming van waterzaken zoals waterkeringen, watergangen (sloten, beken en rivieren) en bijbehorende kunstwerken (gemalen, stuwen).
Verder dient bij ontwikkelingen het vigerend gemeentelijk hemelwaterbeleid en –verordening te worden gehanteerd. Het doel hiervan is om daarmee bij te dragen aan een klimaatbestendige gemeente via doelmatige inzameling en verwerking van het hemelwater. De ambitie daarbij is om schoon hemelwater niet via het riool af te voeren, maar ter plaatse te benutten of te bergen.
Naast de primaire waterbelangen, is het gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater een wettelijke verplichting ten gunste van een integraal en goed waterbeheer. Overigens ligt binnen het plangebied in het geheel een gemengd rioolstelsel. Bij eventuele ontwikkelingen zullen de stromen hemelwater en vuilwater gescheiden worden aangeboden tot aan de perceelgrens. Hierbij wordt geanticipeerd van een gescheiden rioolstelsel in de toekomst. Voor het gescheiden hemelwater is volgens het vigerend hemelwaterbeleid het algemeen uitgangspunt dat een deel van het hemelwater wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct wordt afgevoerd naar de riolering of het oppervlaktewater. Na berging is infiltratie in de bodem vaak gewenst. Met het vasthouden en infiltreren van hemelwater wordt in het algemeen bereikt dat de waterzuiveringsinstallaties beter functioneren, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater wordt voorkomen.
Vertaling naar het plan
Ontwerp hemelwaterafvoer
Voor de afwatering van de nieuwe verharding en woningen (2.600 m2) wordt een IT-riool met een diameter van 400 mm aangelegd. Hierop zijn alle kolken en percelen aangesloten. Het IT-riool heeft een lozingspunt op het beginpunt van de watergang die tegen het plangebied aan ligt. Vlak voor de uitstroomvoorziening wordt een overstortput aangebracht zodat het IT-riool volledig benut wordt voordat deze overstort in de watergang.
In de watergang wordt een stuw aangebracht om extra water in het noordelijke deel van de watergang te kunnen bergen. In deze stuw zit een doorlaat met een kleine diameter zodat de berging in het noordelijk deel van de watergang langzaam weer beschikbaar wordt.
Het IT-riool heeft een lengte van ca. 160 m en met een diameter van 400 mm komt dit uit op een inhoud van ca. 20 m3. Het IT-riool wordt met de minimale dekking van 0,90 m aangelegd zodat deze boven de GHG blijft liggen. De bodem is erg geschikt voor infiltratie en de ledigingstijd van het IT-riool is berekend op ca. 2,5 uur.
Figuur 8: Berging in watergang
De berging in het noordelijk deel van de watergang is met de volgende hoogtes berekend (zie figuur 8). Met een gemiddelde breedte van 3,5 m tussen de insteken komt dit neer op een doorsnede voor de berging van 1,4 m3/m. De lengte van de watergang tot aan de stuw is ca. 65 m. Hiermee kan er ca. 90 m3 worden geborgen in de watergang.
Naast de berging in het IT-riool en de watergang is er ook gerekend met waterberging op straat. De berging tussen de opsluitbanden van de rijbaan betreft 0,30 m2 per strekkende meter. Rekening houdend met een straatlengte van ca. 160m komt deze berging uit op ca. 48 m3.
In totaal komt de bergingsopgave, in het IT-riool, de watergang en op straat, uit op 20 + 90 + 48 = 158 m3. Dit komt neer op een berging van ca. 61 mm (158.000 liter / 2.600 m2).
Figuur 9: Waterbergingsoplossing
Extreme neerslag
Wanneer er meer neerslag valt dan er geborgen kan worden in het IT-riool en in de watergang zal dit overstorten op de bestaande watergang en wordt het water afgevoerd richting de waterloop “Grote Wetering” ten zuiden van het plangebied. De openbare verharding is zo ingericht dat er geen water in de woningen kan treden. Wanneer er water op straat komt te staan zal dit water eerder de watergang in kunnen stromen voordat het op particulier terrein schade zal veroorzaken.
Conclusie
Met het aanleggen van een IT-riool en een stuw in de watergang wordt voor de ontwikkeling een berging van 42 mm gerealiseerd daarbij komt de waterberging op straat van 19 mm, in totaal wordt dus 61 mm geborgen. Het betreft een ontwikkeling van een terrein wat in de huidige situatie bijna volledig verhard is. Er is dus een (sterke) afname van het verhard oppervlak. Door toch een berging van ca. 61 mm te realiseren wordt de hydrologische situatie in het plangebied sterk verbeterd t.o.v. de huidige situatie en voldoet dit ruim aan de eisen van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Aandachtspunten
Bij de aanleg van de woningen dienen er bladvangers te worden toegepast in de standleidingen. In de kolken en inspectieputten zal zandvang worden toegepast. Op deze manier wordt het IT-riool minimaal vervuild en blijft deze optimaal functioneren.
Over het beheer van de watergang dienen er afspraken gemaakt te worden met de aanliggende percelen. De watergang dient opgeschoond te blijven zodat de berging beschikbaar blijft.
Wanneer de bouwpeilhoogtes van de woningen hoger kunnen worden kan daarmee ook de openbare verharding hoger worden aangebracht. Dit heeft een positieve bijdrage op de dekking op het hoofdriool en daarnaast de kans op waterschade nog lager.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's die samenhangen met activiteiten en handelingen met gevaarlijke stoffen. Het kan hierbij gaan om inrichtingen (bedrijven) waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen, maar ook door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water, spoor of ondergrondse buisleidingen.
Toetsingskader
De normering van risico's is tweeledig, namelijk een grenswaarde (strikte wettelijke norm) voor het Plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde van het Groepsrisico (GR). Zowel het PR als GR zijn een maat voor de veiligheidsrisico's op de leefomgeving, waarbij het PR is te vertalen naar een veiligheidsafstand waarbij wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde van 1 kans op de 1 miljoen jaar dan men komt te overlijden als gevolg van een calamiteit of ramp met gevaarlijke stoffen. Het GR is daarentegen de kans dat grotere groepen slachtoffers vallen en is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR geldt een oriënterende waarde van 1. Een toename of overschrijding van de zogenaamde oriëntatiewaarde van het GR dient verantwoord te worden.
Bedrijven
Nabij het plangebied zijn geen bedrijven (meer) aanwezig die risicovol of relevant zijn met betrekking tot handelingen met gevaarlijke stoffen. Het bestemmingsplan Kom Vinkel laat de opslag en verkoop van LPG niet meer toe binnen het tankstation aan de Brugstraat 82. Dit bedrijf ligt in het zuidwesten aan de rand van het plangebied. De verkoop en opslag van het LPG-deel is gestaakt en de daarvoor nodige vergunningen voor het LPG-deel zijn ingetrokken. Het onderhavige tankstation valt daarmee niet meer onder het Bevi (Besluit risicovolle inrichtingen milieubeheer) en is voor wat betreft de externe veiligheid ook niet meer relevant te noemen. De aanwezige ondergrondse tanks voor benzine/diesel binnen dit tankstation bezitten geen PR-contour. Verder zijn geen andere inrichtingen aanwezig waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen die effect zouden kunnen hebben op het plangebied.
Transport
Buiten of binnen het plangebied bevinden zich in de nabijheid geen relevante transportroutes van gevaarlijke stoffen. Ook bevinden er zich in of in de directe nabijheid van het plangebied zich geen ondergrondse risicovolle buisleidingen die relevant zijn voor betreffend plan.
Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor het PR.
Groepsrisico
Aangezien risicobronnen afwezig zijn ligt het GR binnen het plangebied vanzelfsprekend onder de oriënterende waarde van 1. Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats die het GR zouden kunnen beïnvloeden. Derhalve hoeft geen onderzoek of verantwoording van het GR plaats te vinden. Een advies aan de Veiligheidsregio voor dit plan is niet relevant en derhalve ook niet gevraagd.
De externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
In de nabijheid van het plangebied zijn diverse bedrijfsmatige activiteiten bestemd. Het gaat hier om diverse lichte en agrarische bedrijvigheid, als ook enige detailhandel en maatschappelijke functies. De aard van de bestaande en toelaatbare bedrijvigheid wordt passend geacht in deze gemengde omgeving van de kern Vinkel. Daarbij gelden voor bedrijfsactiviteiten diverse regels en normen (volgens het “Besluit Algemene Regels voor inrichtingen milieubeheer”) om hinder en milieugevaar te voorkomen.
In het kader van geplande ontwikkelingen heeft BAAC een archeologisch bureau en booronderzoek uitgevoerd ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling van plangebied Brugstraat 61a te Vinkel, gemeente 's-Hertogenbosch (Putten, M.J. van, 2017. Archeologisch Bureau- en booronderzoek Brugstraat 61a te Vinkel Gemeente 's-Hertogenbosch. BAAC-Rapport V17.0256, zie bijlage 2)
Onderzoeksmethode
Het onderzoek bestond uit een bureau- en booronderzoek. Tijdens het booronderzoek zijn 6 boringen gezet met een edelman (7 cm).
Conclusie onderzoek
Op basis van het bureauonderzoek wordt aan het plangebied, overeenkomstig met de gemeentelijke verwachtingskaart, een hoge verwachting toegekend op het aantreffen van archeologische resten. Gezien de ouderdom van de dekzandafzettingen kunnen hier vindplaatsen vanaf het laat-paleolithicum aanwezig zijn. Uit het booronderzoek is echter gebleken dat de bodemkundige situatie ter plaatse deze verwachting niet onderbouwd. Uit de boringen blijkt namelijk dat het gehele plangebied bedekt is geweest met een dun veenpakket. Ook gedurende de periode voorafgaand aan de veenvorming is het terrein nat geweest. Er zijn namelijk geen aanwijzingen aangetroffen die kunnen duiden op bodemvorming ten tijde van voor de veenvorming. Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek mag worden geconcludeerd dat het plangebied niet gelegen is op de rand van een dekzandrug, maar eerder in een lokale depressie in het dekzandlandschap. Hiermee vormde het geen gunstig gebied voor bewoning. Men zocht liever de in de directe omgeving aanwezige hoger gelegen dekzandruggen op. De archeologische verwachting is derhalve op basis van het veldonderzoek voor het gehele plangebied naar beneden toe bijgesteld naar een lage verwachting.
Selectiebesluit
Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek wordt geen archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd. In zijn algemeenheid is men wel gebonden aan de wettelijk meldingsplicht. Indien men bij de graafwerkzaamheden archeologische vondsten aantreft, is men wettelijk verplicht deze te melden. Men kan hiervoor contact opnemen met de gemeentelijk archeoloog.
De Wet geurhinder en veehouderij vormt het toetsingskader voor de omgevingsvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (woningen). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. Voor dierencategorieën waarvoor geen factoren zijn vastgesteld, geldt een afstand van 50 meter.
In onderhavige situatie bevinden er zich binnen een straal van 50 meter géén geurgevoelige objecten. Er zijn geen agrarische bedrijven of ander geurveroorzakende functies met een geurcontour die geheel of gedeeltelijk over het plangebied zijn gelegen. Geur vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
Door Staro is in verband met het plan een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie bijlage 3, "Quickscan flora en fauna, Brugstraat 61a te Vinkel, november 2017).
Uit de quickscan blijkt het volgende.
Het plangebied is matig geschikt als broed- en foerageergebied voor vogels. De voorgenomen plannen zullen geen negatieve effecten hebben ten aanzien van foerageergebied. Indien vogels aan het broeden zijn, kan het verwijderen van bomen en struiken niet plaatsvinden zonder deze dieren te verstoren. Door bomen en struiken buiten het broedseizoen van vogels te verwijderen wordt voorkomen dat negatieve effecten zullen optreden ten aanzien van algemeen voorkomende vogelsoorten.
Het plangebied is vanwege de vele verharding marginaal geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De voorgenomen ontwikkeling zal geen negatief effect hebben op de functie van het plangebied als foerageergebied. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen garage kan redelijkerwijs worden uitgesloten. Zodoende zullen geen negatieve effecten optreden op verblijfplaatsen van vleermuizen.
De amfibiesoorten kleine watersalamander, gewone pad, bastaardkikker en bruine kikker (§3.3 wn) gebruiken de greppel mogelijk als voortplantingsgebied. De voorgenomen plannen hebben geen effect op de greppel in het plangebied, deze blijft behouden. De voorgenomen plannen hebben daardoor geen negatief effect op amfibieën. Indien toch werkzaamheden aan de greppel zullen plaatsvinden, dient met de uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met amfibieën. Onder de Wet natuurbescherming mag voor deze soorten gebruik worden gemaakt van een goedgekeurde gedragscode. In dit geval dient gewerkt te worden volgens de gedragscode flora en fauna voor Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de Vereniging Stadswerk Nederland. Voor het zorgvuldig handelen dienen speciale perioden van uitvoer van de werkzaamheden en werkwijzen te worden gehanteerd.
Gelet op bovenstaande, geldt er vanuit het aspect flora en fauna geen belemmering voor het plan.
Gezondheid wordt ook steeds nadrukkelijker meegewogen. Het plangebied ligt binnen een afstand van 2 km van een geitenhouderij. Uit landelijk onderzoek blijkt dat er binnen 2 km van geitenhouderijen iets meer longontsteking voorkomt dan daarbuiten (200 van de 1650 gevallen van longontsteking op de 100.000 inwoners per jaar worden toegeschreven aan een geitenhouderij op minder dan 2 kilometer). De GGD-Brabant heeft hierover in een advies haar zorgen geuit en mede daarom heeft de provincie sinds juli 2017 uit voorzorg, tot meer bekend is, een bouwstop voor geitenhouderijen afgekondigd. Omgekeerd zou dit kunnen betekenen dat nieuwe ontwikkelingen binnen 2 km van een geitenhouderij deze risico's niet ten goede komen. Naast de verhoogde gezondheidsrisico's kan een geitenhouder zich ook benadeeld voelen bij ontwikkelingen binnen 2 km van zijn geitenhouderij. Op dit moment zijn er geen wettelijke normen of landelijke richtlijnen voor deze problematiek. Het is een aspect waarnaar nader onderzoek wordt verricht. Meer duidelijkheid over mogelijke maatregelen aan de bron wordt pas over 1 à 2 jaar verwacht. Over de huidige stand van zaken hebben wij initiatiefnemers geïnformeerd. Zij zijn hiervan door ons in kennis gesteld en aanvaarden het procesrisico.
Beleid
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Met ingang van 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft niet gepubliceerd te worden.
Aanmelding en besluit
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 9 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' van toepassing is.
Het project bestaat uit de realisatie van maximaal 9 woningen, en betreft de herontwikkeling van een bedrijfsterrein. In het project wordt aandacht geschonken aan een duurzaam energiegebruik. Het betreft een ruimtelijke ontwikkeling die wat betreft hinder een verbetering betreft ten opzichte van de huidige toegestane functies in de vorm van meer hinderveroorzakende bedrijfsbestemming. Het project wordt gerealiseerd op een locatie binnen de Kern Vinkel. Uit de milieuparagraaf van dit bestemmingsplan blijkt dat de ruimtelijke ontwikkeling geen significante milieubelemmeringen oplevert.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., en de transformatie van bedrijventerrein naar woonbestemming), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde, die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Dit blijkt tevens uit de milieuparagraaf van dit bestemmingsplan (hoofdstuk 5). Het bevoegd gezag besluit derhalve dat geen milieueffectrapportage hoeft te worden gemaakt.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen. Het bestemmingsplan 'Woningbouw Brugstraat 61A' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken binnen het plangebied. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 8 grondgebonden woningen en een maatschappelijke voorziening met appartement op het perceel van Brugstraat 61A mogelijk. Het definitieve bouwplan van de herontwikkeling dient te passen binnen de mogelijkheden van dit bestemmingsplan.
Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de gemeentelijke bestemmingsplannen, meer in het bijzonder bij het voor het plangebied nu geldende en voor de omgeving straks nog steeds geldende bestemmingsplan 'Kom Vinkel'. Onder paragraaf 6.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de opzet van de planregels. Het bestemmingsplan omvat een vijftal bestemmingen: 'Gemengd', 'Groen', 'Natuur', 'Verkeer', en 'Wonen'. Deze bestemmingen worden hier besproken, waarbij wordt aangegeven hoe de ontwikkeling is opgenomen binnen deze bestemmingen.
Paragraaf 1 Inleidende bepalingen
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012), zijn overgenomen in de regels.
Paragraaf 2 Bestemmingsbepalingen
Gemengd
Voor het bestaande pand aan de voorzijde van het perceel is een bestemming Gemengd opgenomen. In de bestemmingsomschrijving is geregeld dat op de begane grond uitsluitend een kantoor, een buurthuis en dienstverlening is toegestaan. Op de verdieping is uitsluitend één woning toegestaan.
Groen
Binnen deze bestemming zijn in hoofdzaak groen en groenvoorzieningen, alsmede water en watervoorzieningen toegestaan. Ook fiets- en voetpaden zijn binnen deze bestemming toegelaten. Wat betreft bebouwing is een gebouw van maximaal 10 m2 toegestaan met een hoogte van maximaal 3 meter. Er is daarnaast ter plaatse van de 'functieaanduiding ontsluiting', een in/uitrit toegestaan voor het perceel van Brugstraat 63.
Natuur
Voor de zone rondom het nieuwe woongebied is een bestemming Natuur opgenomen. Met die bestemming wordt verzekerd dat de overgang naar het landelijk gebied voldoende ruimtelijke kwaliteit heeft en een groen karakter heeft.
Verkeer
Deze gronden zijn primair bestemd voor voorzieningen van verkeer en verblijf. Wegen, parkeerplaatsen, fiets- en voetpaden, groen en bouwwerken ten behoeve van de functie mogen binnen deze bestemming worden gerealiseerd. De regels van de bestemming sluiten aan bij de regeling van de bestemming 'Verkeer' van het bestemmingsplan 'Kom Vinkel'. Binnen deze bestemming zijn gebouwen tot ten hoogste 15 m2 mogelijk met een maximale hoogte van 3 meter, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Wonen
Functies
De bestemming Wonen maakt de realisatie van maximaal 8 grondgebonden woningen met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen en erven mogelijk in twee bouwvlakken. Hierbij is tevens de uitoefening van een aan huis verbonden beroepsactiviteit toegestaan, mits deze ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent onder meer dat maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de woningen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit. Er is daarnaast ter plaatse van de 'functieaanduiding ontsluiting', een in/uitrit toegestaan voor het perceel van Brugstraat 63.
Daarnaast zijn aan de woonfunctie ondergeschikte functies als watervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen ook toegestaan.
Bouw en gebruiksregels
De bouwmogelijkheden zijn terug te vinden op de verbeelding in samenhang met de regels. Het bouwen van hoofdgebouwen is uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken.
Ook is voor de verschillende bouwvlakken de maximale goot -en bouwhoogte van het hoofdgebouw op de verbeelding aangeduid, en is voor het grotere bouwvlak opgenomen dat maximaal 6 wooneenheden zijn toegestaan. In dat bouwvlak is ook een 'specifieke bouwaanduiding - vrij of twee-aaneen of aangebouwd' opgenomen; hierin zijn zowel vrijstaande, halfvrijstaande of aaneengebouwde (rijwoningen) toegestaan, waarbij maximaal 4 aaneengebouwde woningen zijn toegestaan.
Binnen het bouwvlak aan het begin van de wijk is uitsluitend een twee-onder-een-kapwoning toegestaan; en de bestaande vrijstaande woning Brugstraat 61 is tevens conform bestemd.
Ten behoeve van het bouwen en gebruik van de woningen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, om te borgen dat de landschappelijke waarden binnen de bestemming Natuur gerealiseerd en in stand worden gehouden.
Paragraaf 3 Algemene regels
In de algemene bepalingen komen de anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels aan de orde. Specifiek zijn regels over het voldoen aan de parkeernormeringen opgenomen. Deze bepalingen gelden voor het gehele bestemmingsplan.
Paragraaf 4 Overgangs- en slotbepalingen
In deze paragraaf zijn tot slot de overgangs- en slotregels opgenomen, die voor het gehele bestemmingsplan gelden.
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken is vanaf 4 juni 2018 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode zijn twee inspraakreacties ontvangen. In het Eindverslag inspraak Woningbouw Brugstraat 61A, zoals opgenomen in bijlage 4, is beschreven hoe is omgegaan met de inspaakreacties. Het heeft tot een aantal aanpassingen van het plan geleid. De goot –en bouwhoogtes van een vijftal woningen zijn verlaagd, en ook zijn aanpassingen gedaan op het bouwvlak (zowel verruiming als inperking). Enerzijds om het dorpse karakter sterker te verankeren, en anderzijds om tegemoet te komen aan de wensen van insprekers.
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de vooroverlegpartners.
Het waterschap Aa en Maas heeft op 22 juni 2018 aangegeven te kunnen instemmen met het plan en geeft tevens een aantal aandachtspunten mee met betrekking tot de lozing op de bestaande watergang.
De Gasunie en Tennet hebben op 4 en 6 juni 2018 laten weten dat de plannen geen invloed hebben op hun belangen.
De provincie Noord-Brabant heeft per brief van 25 juni 2018 laten weten dat het plan planologisch aanvaardbaar is. Wel wordt een suggestie gedaan wat betreft de oriëntatie van de beoogde bebouwing in het kader van de ruimtelijke kwaliteit. Er wordt gevraagd om te beschouwen of het mogelijk zou zijn de nieuwe ontsluitingsweg niet aan de buitenkant te leggen, omdat zo een harde, meer stedelijke rand en omkering van het lint naar buiten toe ontstaat. Het verzoek is om te kijken of de ontsluitingsweg meer naar binnen kan worden gelegd. Dit zal volgens de provincie ten goede komen van het dorpse karakter en van het onderhoud van de afvoersloot.
Wat betreft de reactie van de provincie het volgende. Op twee niveaus lichten we toe om welke redenen gekozen is voor woningen met voorkanten naar het landschap en de ontsluiting aan de buitenzijde (landschapsniveau en perceelsniveau).
Landschapsniveau
Perceelsniveau
De door de provincie gesuggereerde opzet is bij de planvorming aan bod gekomen. Ook op het perceelsniveau spelen argumenten die tot de huidige opzet hebben geleid.
Met inachtneming van bovenstaande, is naar onze mening voldoende motivering gegeven voor behoud en verbetering van de door de provincie gewenste ruimtelijke kwaliteit, en is er geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
Zienswijzenfase
Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelegen voor zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente 's-Hertogenbosch. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.