direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herziening fase 1 Pelgrimsche Hoeve Nuland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002371-1401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het bestemmingsplan "Nuland Oost" uit 2011 is de ontwikkeling voorzien van een nieuw woongebied genaamd de Pelgrimsche Hoeve. Voor de Pelgrimsche Hoeve is een stedenbouwkundige visie opgesteld, waarin een gefaseerde ontwikkeling van 275 woningen is opgenomen. In 2013 is het uitwerkingsplan voor de eerste fase van Pelgrimsche Hoeve vastgesteld, waarmee realisatie van 15 vrijstaande woningen en twee onder één kapwoningen en de aanleg van de hoofdontsluiting en twee brinken mogelijk is gemaakt. De eerste fase is vervolgens een jaar later in het uitwerkingsplan voor fase 1 en 2 meegenomen, omdat er nog geen ontwikkelingen waren op dat moment in de eerste fase.

Bij de gemeente is in het laatste kwartaal van 2016 een initiatief van een CPO-groep binnengekomen voor de bouw van 12 woningen in het gebied Pelgrimsche Hoeve fase 1. Hiertoe zijn gronden gereserveerd in de hoek Zandstraat - Hoekakker. Het uitwerkingsplan laat de bouw van maximaal 14 woningen toe in aan de westzijde van de Hoekakker en de Zandstraat. In deze fase zijn echter inmiddels 6 woningen gebouwd of zijn in aanbouw. Daarmee komt het totaal aantal woningen in fase 1 op 18 woningen, hetgeen in strijd is met het uitwerkingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002371-1401_0001.jpg"

Uitsnede uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 1 en 2 (www.ruimtelijkeplannen.nl)

Gezien de gewenste ontwikkeling van seniorenwoningen in CPO-verband op deze locatie is besloten een bestemmingsplan op te stellen waarmee fase 1 van de Pelgrimsche Hoeve wordt herzien en de bouw van de 12 woningen mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Visie Pelgrimsche Hoeve

Voor het totale woongebied Pelgrimsche Hoeve is een stedenbouwkundige visie opgesteld (zie bijlage 1). Op 22 oktober 2013 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk deze stuctuurvisie vastgesteld. De visie geeft een beschrijving van het gebied en gaat in op het beleidskader, de randvoorwaarden en uitgangspunten die een rol spelen bij de ontwikkeling van het woongebied, het stedenbouwkundig planconcept en diverse structuren daarbij, zoals de verkeersstructuur en de waterstructuur. In paragraaf 2.1 (stedenbouwkundige uitwerking) wordt nader ingegaan op de aangepaste gekozen vorm van de uitwerking.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft de noordzijde van het plangebied de Pelgrimsche Hoeve. Het plangebied is onderdeel van het vigerende uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 1 en 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002371-1401_0002.png"

Plangebied geprojecteerd in luchtfoto

1.4 Geldend bestemmingsplan

De gronden van fase 1 zijn gelegen binnen de plangrenzen van het vigerende uitwerkingsplan 'Nuland Oost, uitwerkingsplan Pelgrimsche Hoeve fase 1 en 2' dat op 3 juni 2014 door het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Maasdonk is vastgesteld.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 bevat de aanleiding voor voorliggend bestemmingsplan, alsmede de ligging van het plangebied en een weergave van het geldende bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 is een planbeschrijving meegenomen en wordt de gewenste stedenbouwkundige opzet besproken. In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders meegenomen. In hoofdstuk 4 worden milieutechnische en aanverwante aspecten besproken. In hoofdstuk 5 is de juridische bestuurlijke paragraaf meegenomen en in hoofdstuk 6 wordt de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Stedenbouwkundig plan

Zoals in de Visie Pelgrimsche Hoeve (zie bijlage 1) is omschreven is een belangrijk uitgangspunt voor de Pelgrimsche Hoeve dat er (vooral) wordt gebouwd voor het dorp: voor starters en ouderen. Dat betekent dat er met relatief kleine kavels wordt gewerkt. Woningen voor ouderen worden zo veel mogelijk tegen de bestaande kern aan gesitueerd om de afstanden tot voorzieningen zo klein mogelijk te houden. Het plangebied is gelegen op de hoek van de Zandstraat en de Hoekakker. De Zandstraat is een oorspronkelijk bebouwingslint en de Hoekakker vormt een nieuwe hoofdstructuur die de belangrijkste wegen rondom het plangebied ontsluit. De locatie vormt de entree van de Pelgrimsche Hoeve.

In de zone waar het plangebied onderdeel van uitmaakt zijn in het huidige bestemmingsplan 14 wooneenheden toegestaan. Deze woningen bestaan vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen. Qua bebouwingstypologie sluit dit aan op het dorpse karakter van de Zandstraat en wordt op deze wijze doorgezet langs de hoofdstructuren van de Pelgrimsche Hoeve. In de nieuwe, aangepaste stedenbouwkundige opzet blijft deze bebouwingstypologie gehandhaafd. Ook blijft de goot- en bouwhoogte zoals opgenomen in het huidige bestemmingsplan gehandhaafd. dit houdt in dat de bebouwing op de hoek Zandstraat/Hoekakker bestaat uit één of anderhalve bouwlaag met een kap. De goothoogte ligt op maximaal 4,50 m. en de bouwhoogte op maximaal 8,5 m.

Volgens het uitwerkingsplan zijn in de zone van het plangebied nog 8 wooneenheden toegestaan. Gelet op de grootte van het resterende plangebied (ca. 3000m²) heeft dit tot gevolg dat hier grote kavels moeten worden uitgegeven. Dit sluit niet aan op de vraag vanuit de markt en op de visie om in dit gebied met relatief kleinere kavels te werken.

Het initiatief gaat uit van in totaal 12 woningen, bestaande uit seniorenwoningen in de vorm van twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. Gelet op het projectmatige karakter van de bestaande woningen aan de Zandstraat is er voor gekozen om met name de twee-onder-een-kapwoningen hier op aan te laten sluiten. Op het hoekperceel ontstaat een hoekwoning die qua rooilijn voorbij de woningen aan de Hoekakker ligt en op die wijze de entree benadrukt. Aan de Hoekakker komt een afwisseling tussen vrijstaande en twee-onder-kapwoningen. De voorgestelde planopzet sluit aan op de oorspronkelijke stedenbouwkundige visie en doet recht aan het kleinschalige, dorpse karakter van de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002371-1401_0003.jpg"

Impressie planopzet hoek Zandstraat/Hoekakker

2.2 Infrastructuur en parkeren

Openbare ruimte

Het plangebied grenst voor een deel aan de Zandstraat en voor een deel aan de Hoekakker. De Zandstraat is een bestaande structuur. Kenmerkend voor de Zandstraat op dit gedeelte is de bomenstructuur die aan beide zijden van de weg aanwezig is en doorloopt richting het buitengebied. In tegenstelling tot het profiel meer richting het centrum, ligt er ter plaatse van het plangebied een vrijliggend voetpad. Het uitgangspunt is om het profiel en de bomenstructuur zoveel mogelijk te handhaven. Om de woningen goed te ontsluiten is er  voor gekozen om het voetpad te verleggen tegen de voorzijde van het perceel. Hierdoor ontstaat er een meer aangesloten groenstructuur die niet wordt verdeeld door het huidige voetpad. Gevolg hiervan is dat er een drietal bomen moeten worden gekapt. Dit betreft een tweetal bomen die relatief jong zijn en waarvan één zelfs zeer recent is geplant. Om de bomenstructuur te verbeteren zullen nieuwe bomen worden geplant in de groenstrook tussen de rijbaan en het voetpad. Op deze wijze ontstaat hetzelfde profiel als aan de Zandstraat voorbij de kruising met de Hoekakker, meer richting het buitengebied.

De openbare ruimte aan de Hoekakker zal in hetzelfde profiel van de Hoekakker worden doorgezet. Het toevoegen van extra woningen heeft dan ook geen invloed op het karakter van de openbare ruimte.

Parkeren

Voor deze herziening wordt de parkeernorm van het huidige bestemmingsplan overgenomen. Dit houdt in dat voor de vrije kavels en de 2 onder 1-kap woningen een parkeerplaats op eigen terrein is verplicht.

De parkeernormen zijn vastgesteld op:

  • Sociale huur: 1,7 parkeerplaats per woning (inclusief aandeel bezoekers: 0,3 parkeerplaats in openbaar gebied)
  • Sociale koop: 1,7 parkeerplaats per woning (inclusief aandeel bezoekers: 0,3 parkeerplaats in openbaar gebied)
  • Hoek / 2-1-kap: 1,9 parkeerplaats per woning (inclusief aandeel bezoekers: 0,3 parkeerplaats in openbaar gebied)
  • Vrije kavels: 2,2 parkeerplaats per woning (inclusief aandeel bezoekers: 0,3 parkeerplaats in openbaar gebied)

Aan de Zandstraat is er de mogelijkheid om een tweetal openbare parkeerplaatsen aan te leggen. Aan de Hoekakker blijft het principe bestaan dat er tenminste één parkeerplaats voor elke woning in de openbare ruimte kan worden aangelegd. Het aantal openbare parkeerplaatsen ten behoeve van het plangebied komt daarbij op 6. Volgens de normering moeten er 12 x 0,3 = 4 parkeerplaatsen worden in de openbare ruimte worden aangelegd. Het plan voldoet ruim aan deze norm. Gelet op de diepte van de voortuin en de afstand van de twee-onder-kapwoningen tot de zijdelingse perceelgrens,  is er de mogelijkheid om twee parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002371-1401_0004.png" Stedenbouwkundig plan herziening fase 1 Pelgrimsche Hoeve

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Wat betreft de verantwoordelijkheidstoedeling en bevoegdheidsverdeling zijn het Rijk, de provincies en de gemeenten verantwoordelijk voor hun eigen belangen. Er kan slechts sprake zijn van bemoeienis van Rijk of provincie met de gemeente als dat noodzakelijk is vanwege een nationaal, respectievelijk provinciaal belang. Rijk en provincies beschikken in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening over dezelfde bevoegdheden als gemeenten om hun eigen ruimtelijke belangen te kunnen uitvoeren.

Daarnaast kunnen het Rijk en de provincies algemeen verbindende regels uitvaardigen en aanwijzingen geven om hun belangen veilig te stellen.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.

Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Het hoofdthema van de SVIR is: "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig".

De structuurvisie geeft een visie voor Nederland tot het jaar 2040. Er zijn in de structuurvisie drie hoofddoelen opgenomen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Deze doelen zijn:

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • 2. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, is een nieuwe aanpak in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid geformuleerd. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en werkt aan eenvoudigere regelgeving. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.

Voor een goed werkende woningmarkt blijft het Rijk de rijks doelstellingen voor heel Nederland benoemen. Deze doelstellingen zijn: de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De programmering van verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en (samenwerkende) gemeenten. Gemeenten zorgen voor de (boven)lokale afstemming van woningbouw- programmering, binnen de provinciale kaders, en uitvoering van de woningbouwprogramma's. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren. De gebruiker staat centraal.

3.2.2 Ladder voor duurzame ontwikkeling

Eén van de dertien nationale belangen heeft betrekking op 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen'. Het rijk behartigt dit belang met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.'

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In dit geval gaat het om de toevoegen van vier nieuwe woning in bestaand stedelijk gebied. Het betreft hier geen stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het kader van de SVIR en geformuleerd in de Bro, artikel 1.1.1 onder punt i: “Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of een zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen” en tot uiting komt in jurisprudentie hierover. De ladder voor duurzame verstedelijking behoeft voor onderhavige ontwikkeling dan ook niet nader doorlopen te worden.

Met dit bestemmingsplan wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking, verder kent dit bestemmingsplan geen belemmeringen in het kader van de SVIR. Gesteld kan worden dat e.e.a. passend is binnen de SVIR.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Sinds de vaststelling in 2010 hebben de Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn vertaald in de 'Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014'. Provinciale Staten hebben niet een geheel nieuwe visie opgesteld, omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Onder anderen de 'Transitie van stad en platteland, een nieuwe koers', het intrekken van de reconstructie- en gebiedsplannen en de 'transitie naar een zorgvuldige veehouderij 2020' zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 weer, met een doorkijk tot het jaar 2040. De kwaliteiten binnen de provincie Noord-Brabant zijn sturend bij de te maken ruimtelijke keuzes. Deze ruimtelijke keuzes zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als:

  • Het versterken van regionale contrasten tussen klei, zand en veenontginningen;
  • Ontwikkeling van een vitaal en divers platteland;
  • Het creëren en behouden van een robuust water en natuursysteem;
  • Het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie;
  • De koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  • Het geven van ruimte voor duurzame energie;
  • De concentratie van verstedelijking;
  • Het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk: Brabantstad;
  • Het creëren van groene geledingszones tussen steden;
  • Het ontwikkelen van goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
  • Het ontwikkelingen van economische kennisclusters;
  • Internationale bereikbaarheid;
  • De beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

De structuurvisie is opgebouwd uit 2 delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen.

Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen.

Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B beschrijft de provincie 4 ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.

Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

Daarnaast bevat de Structuurvisie een aantal kaartbeelden, te weten:

  • Ontwikkelingsbeelden;
  • Structurenkaart;
  • Kenmerken en ambities van de gebiedspaspoorten;

De kaarten ondersteunen de visie van de provincie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant. Er gaat echter geen directe werking uit richting gemeentelijke besluitvorming. Als de provincie het van belang vindt dat een aanduiding doorwerkt naar gemeentelijke besluitvorming, dan wordt hiervoor het instrument verordening ingezet. Kaarten die deel uitmaken van een verordening hebben wel doorwerking naar gemeentelijke besluitvorming. De Structuurvisiekaarten geven een (abstracte) basis voor de aanduidingen op kaarten van de Verordening Ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002371-1401_0005.png"

Uitsnede Structurenkaart Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op de structurenkaart, welke onderdeel is van de structuurvisie worden alle gebieden in Noord-Brabant globaal aangeduid. Onderhavig plangebied is hierop aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. De structuurvisie incl. kaart is vertaald in een verordening welke aangeeft wat op welke plekken in Noord-Brabant wel en niet kan. Hieronder wordt daarover meer aangegeven.

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is nader uitgewerkt in de Verordening ruimte. De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie Noord-Brabant om onder andere kwaliteitswinst te realiseren. In de Verordening ruimte zijn kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid vertaalt in regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. De Verordening ruimte wordt hierna besproken.

3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

Provinciale Staten hebben de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014, hierna de Verordening ruimte genoemd, vastgesteld op 10 juli 2015. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.

De Verordening ruimte is een planologische verordening waarin eisen gesteld worden aan de door de gemeente op stellen bestemmingsplannen en beheersverordeningen.

Relatie met de structuurvisie

De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen

Onderwerpen van de Verordening ruimte zijn onder andere:

  • Bevordering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Stedelijke ontwikkeling;
  • Cultuurhistorie;
  • Agrarische ontwikkeling en windturbines;
  • Water;
  • Natuur en landschap.

Zoals de onderstaande figuur toont is het voorliggend plangebied gelegen binnen de zone aangeduid als bestaand stedelijk gebied, 'Stedelijk concentratiegebied (paars)'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002371-1401_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002371-1401_0007.png"

Uitsnede kaart provinciale Verordening ruimte 2014

Stedelijk gebied

De verordening stelt regels waaraan gemeentelijk bestemmingsplannen dienen te voldoen. Bestaand stedelijk gebied is gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies. Bestemmingsplannen gelegen in bestaand stedelijk gebied dienen met name nieuw ruimtebeslag of uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies te omvatten.

De provincie ziet de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden als ruimtelijk samenhangende verstedelijkte gebieden. Binnen deze gebieden liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Bij de begrenzing van de concentratiegebieden is aangesloten op bestaande, veelal historisch gegroeide, grote stedelijke concentraties alsmede de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

Het bundelingsbeleid heeft directe gevolgen voor de groeimogelijkheden in de kernen in het landelijke gebied. In en rondom deze kernen staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Voor deze kernen geldt in het algemeen dat er nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als dat nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Dat wil zeggen dat nieuwkomers in de kernen en vertrekkende huidige inwoners niet meetellen.

Voor het optimaal benutten van het bestaand stedelijk gebied ligt het accent op inbreiden en herstructureren.

In de onderhavig bestemmingsplan wordt de nieuwbouw van woningen mogelijk gemaakt. Blijkens artikel 3.1 juncto artikel 4.3 van de Verordening ruimte dient de toelichting bij een plan dat voorziet in nieuwbouw van woningen een verantwoording te bevatten over de wijze waarop de afspraken die daaromtrent in het regionaal ruimtelijk overleg zijn gemaakt worden nagekomen en dient gemeld te worden hoe de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot deze afspraken en tot de beschikbare harde plancapaciteit.

Het plan is gelegen in de bebouwde kom van Nuland. De bouw van de woningen past binnen de afspraken zoals deze gemaakt zijn in het regionale overleg en verhoudt zich niet op gespannen voet met de beschikbare harde plancapaciteit. De ontwikkeling is niet in strijd met de provinciale Verordening ruimte.

3.4 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt ingegaan op het gemeentelijk ruimtelijk beleid, de Nota Wonen 2012 en het beleid ten aanzien van Welstand. Verder wordt ingegaan op het integraal Dorpsontwikkelingsplan dat voor de kern Nuland is opgesteld.

3.4.1 Nota Wonen

Op 11 september 2012 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Nota Wonen 2012 vast. Conform deze nota streeft de gemeente naar een evenwichtige woningmarkt met voldoende, goede, betaalbare en passende woningen, nu en in de toekomst, en naar sterke en leefbare buurten waar mensen zich thuis voelen. In het licht van de economische omstandigheden ten tijde van de vaststelling en de verwachte groei van het inwonertal is de ambitie geformuleerd om de positie van 's-Hertogenbosch als een van de aantrekkelijkste woonsteden te behouden. Conform de Nota Wonen 2012 moeten tot 2030 nog zo'n 9.800 woningen worden toegevoegd (zie paragraaf 3.1; 'ladder voor duurzame verstedelijking').

De problemen op de woningmarkt ten tijde van de vaststelling van de nota kunnen alleen gezamenlijk worden aangepakt, samen met bouwbedrijven, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en met inwoners en bedrijven uit de stad. Dit is het belangrijkste uitgangspunt van de Nota Wonen 2012. In de nota zijn vier speerpunten geformuleerd: voldoende woningen bouwen, inzetten op betaalbaar wonen, inzetten op passend wonen en het maken van sterke en leefbare buurten. De vier speerpunten zijn vertaald in een aantal concrete doelen, waaronder:

  • een woningproductie van gemiddeld 700 woningen per jaar voor de periode tot 2030, met een bandbreedte van 500 tot 800 woningen per jaar;
  • minimaal 25% woningen in de sociale sector (huur en koop);
  • stimulering van het (collectief) particulier opdrachtgeverschap (C)PO;
  • herintroductie van de starterslening voor bestaande koopwoningen;
  • nieuwbouw, omzetting van bestaande verzorgingsplaatsen en ambulante zorgverlening ten behoeve van de groeiende behoefte aan woonzorgarrangementen voor ouderen en mensen met een beperking;
  • verbetering van de woningkwaliteit in buurten door onder meer renovatie, groot onderhoud en energiebesparende maatregelen.

De nota gaat in op het realiseren van nieuwe/extra woningen voor de huisvesting van de bevolking. In onderhavig plan is sprake van een toename in het aantal woningen met vier extra woningen. Het betreft het splitsen van een bestaande (voormalige) boerderij waarvoor al een woonbestemming op ligt.

In de Pelgrimsche Hoeve totaal zal een percentage van minimaal 25% sociaal worden gerealiseerd. Voor wat betreft deze ontwikkeling zullen middeldure koopwoningen (in totaal 12) worden gerealiseerd in de vorm van een collectief particulier opdrachtgeverschap. Met het oog op de Nota Wonen wordt geconcludeerd dat er geen belemmering bestaat onderhavig plan vast te stellen.

3.4.2 Beeldkwaliteit

Het plangebied ligt volgens de Gemeentelijke Welstandsnota in welstandsniveau 1. Dit betekent dat te zijner tijd de esthetische kwaliteit van de ingediende bouwplannen door de welstandscommissie moet worden beoordeeld.

Hoofdstuk 4 Milieutechnische en aanverwante aspecten

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden steeds meer naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde wijze (door afstand of bouwkundige maatregelen) gesitueerd worden. Enerzijds dient milieuzonering om hinder als gevolg van bedrijven te voorkomen en anderzijds dient het om bedrijven hun activiteiten te kunnen laten uitvoeren binnen de gangbare (hinder)normen. Om dit zorgvuldig af te wegen en te verantwoorden is de VNG-Handreiking “Bedrijven en milieuzonering” gehanteerd.

Met onderhavig plan wordt de bouw van 12 woningen mogelijk gemaakt. Tegenover het plangebied bevindt zich een maatschappelijke bestemming met bedrijfswoning. Binnen deze bestemming zijn diverse activiteiten (van maatschappelijke aard) mogelijk, echter met een zodanige (lage) milieubelasting dat deze prima kunnen worden uitgevoerd zonder dat hinder ontstaat of de nieuwe woningen de belangen van deze maatschappelijke bestemming kan schaden. Er bevinden zich overigens al bestaande woningen op een zelfde afstand van deze maatschappelijke bestemming die reeds bepalend en beperkend zijn voor de aanwezige dan wel mogelijke milieubelasting van deze bestemming.

Verder bevindt zich op 250 meter ten zuiden van het plangebied - nabij de A59 – een strook bestaande/bestemde bedrijvigheid in de categorie 2 en 3.1. Dit soort bedrijven hebben in de regel een indicatieve hindercontour van maximaal 50 meter tot aan een rustige woonwijk. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.

Op 200 meter ten oosten van het plan - aan het begin van het buitengebied - bevindt zich aan de Zandstraat 58 een veehouderij. Voor de uitwerking van een ander plan, namelijk plan 'Nuland Oost - Pelgrimsche hoeve Hoeve Fase 3' is hiervoor de hindersituatie, bedrijfsbelangen als ook het woon- en verblijfklimaat als gevolg van deze veehouderij onderzocht. Gebleken is dat de bedrijfsbelangen van de veehouderij niet worden geschaad en het woon- en leefklimaat er voor de nieuwe woningen acceptabel is. Voor onderhavige 12 woningen – die zich op grotere afstand van de veehouderij bevinden dan van genoemd ander plan - kan ten minste dezelfde conclusie worden getrokken.

Geconcludeerd kan worden dat nabije aanwezige bedrijvigheid geen hinder en geen belemmeringen geven voor onderhavig plan.

4.3 Geluid

Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Onderhavig bestemmingsplan maakt woonfuncties mogelijk in de vorm van 12 grondgebonden woningen in verschillende uitvoeringen. Aangezien de woonfuncties binnen de invloedssfeer van Rijksweg A59, de Schotsheuvel en de Zandstraat liggen is ten behoeve van de uitwerking van dit bestemmingsplan akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai uitgevoerd. Er zijn geen relevante 30 km-wegen met een relevante geluidbelasting op dit plangebied. Wel is de Zandstraat waarbij de snelheid deels 30 en deels 60 km per uur is, als gezoneerde weg beschouwd.

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidgevoelige functies aangemerkt en moeten voldoen aan de normen die zijn gesteld in de Wgh. Voor akoestisch onderzoek dient de geluidsbelasting te worden berekend met een tijdshorizon van tien jaar. Derhalve is gerekend met de (verkeers)gegevens voor het jaar 2028.

Deze paragraaf gaat achtereenvolgens in op het wettelijk kader en op de resultaten en conclusies (en dus nodige maatregelen) van het uitgevoerde akoestisch onderzoek. Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar het onderzoek van Sweco Nederland B.V. (Onderzoek wegverkeerslawaai, SWNL0211785. Het akoestisch onderzoek ligt met de stukken ter inzage (bijlage 2).

Wettelijk kader

Langs alle wegen bevinden zich conform de Wgh geluidszones, met uitzondering van wegen op woonerven en 30 km/uur-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) aan wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluids-onderzoeks-zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De beoogde ontwikkeling ligt binnen de zone van de Rijksweg A59, Zandstraat en Schotsheuvel. Voor de geluidsbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van zowel een Rijksweg als gemeentelijke wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Deze voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Voor zulke maatregelen wordt onderstaande volgorde aangehouden:

  • Bronmaatregelen (bijvoorbeeld aanpassing intensiteiten of soort wegdekverharding)
  • Overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld geluidsafscherming)
  • Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld aanbrengen extra geluidsisolatie gevel)

Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden een hogere waarde vaststellen. Voorwaarden die worden gesteld aan een te verlenen hogere waarde zijn ten gunste van de geluidsituatie en dus het woon- en leefklimaat bij woningen. Hiervoor heeft gemeente 's-Hertogenbosch een 'hogere waarde beleid' vastgesteld. De voorwaarden waaronder een eventuele hogere waarde wordt verleend zijn afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting en het type gebied waarin het plan zich bevindt. Per gebiedstype geldt een ambitie voor wat betreft de geluidsbelastingen. Zo wordt bijvoorbeeld in een (normaliter rustig) buitengebied een lager geluidsniveau nagestreefd dan in een druk gebied langs een snelwegen met reeds verhoogde geluidsbelastingen. Een hogere waarde mag in deze situatie (nabij Rijksweg) de maximale geluidsbelasting van 53 dB niet overschrijden. Voor de gemeentelijke wegen Zandstaat en Schotsheuvel is deze maximale geluidsbelasting 63 dB. Voorwaarden voor een vast te stellen hogere waarde zijn bijvoorbeeld een aanwezige geluidsluwe (rustige) zijde en een geluidsniveau in de buitenruimte (zoals achtertuin) dat voldoet aan de ambitie voor het betreffende gebied.

Naast het toetsingskader en wettelijke eisen ingevolge de Wgh dienen er altijd zodanige gevelmaatregelen te worden genomen dat wordt voldaan aan de maximale binnenwaarde van 33 dB op grond van het Bouwbesluit. Met de aanvraag om omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat deze binnenwaarde wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002371-1401_0008.png"

Stedenbouwkundige opzet 12 woningen

Resultaten

De geluidsberekeningen laten zien dat de geluidsbelasting vanwege de A59 op alle geplande woningen beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft. Vanwege de Hoekakker wordt de hoogste toelaatbare geluidsbelasting ook niet overschreden. Vanwege de Zandstraat wordt deze formele waarde op zeven woningen overschreden. De geluidsbelasting op deze woningen bedraagt maximaal 53 dB. De maximumsnelheid op de Zandstraat is 30 km/uur ter hoogte van het bouwplan. Omdat toetsing aan de normen uit de Wet geluidhinder niet vereist is voor wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, hoeven geen hogere grenswaarden te worden aangevraagd.

4.4 Luchtkwaliteit

Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn – als om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m3. De grens waarbij een plan als gevolg van extra verkeer niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ligt op meer dan 1500 vervoersbewegingen (van auto's) per etmaal. Het aantal vervoerbewegingen als gevolg van deze 12 woningen ligt beduidend beneden deze drempel van 1500 vervoerbewegingen en daarom draagt dit plan 'niet in betekenende mate bij' aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarom hoeft onderhavig plan niet wettelijk te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.

Wel is uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit binnen dit gebied beschouwd. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Uit het gemeentelijk lucht- en verkeersmodel 'Promil Spatial' blijken de concentraties voor NO2 en PM10 (fijn stof) ter plaatse van het plangebied voor beide stoffen beneden 30 microgram/m3 (jaargemiddeld) te liggen. (De grenswaarde van deze stoffen is jaargemiddeld 40 microgram/m3). De luchtkwaliteit is hiermee goed te noemen.

De luchtkwaliteit vormt geen knelpunt vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan.

4.5 Bodemkwaliteit

Bij het opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden).

Het is daarom van belang om de aanwezige bodemkwaliteit binnen het plangebied vast te stellen. Hiermee kan beoordeeld worden of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de (huidige en/of toekomstige) bestemming. In gebieden waar de bodemkwaliteit niet geschikt is voor het gebruik zullen maatregelen getroffen worden om de bodemkwaliteit geschikt te maken, zoals het saneren van de bodem, of het opleggen van gebruiksbeperkingen.

Bodemonderzoek

Voor de geplande ontwikkeling aan de Pelgrimsche hoeve is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de milieuhygiënische kwaliteit vast te stellen. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapportage (Verkennend bodemonderzoek, Pelgrimsche Hoeve te Nuland, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 8 mei 2013, documentnummer GM-0099487. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van de bijlagen (bijlage 3). Met het betreffende bodemonderzoek is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de locatie voldoende vastgelegd en vormt deze geen belemmering voor de geplande nieuwe bestemming (woningbouw). De vrijkomende grond valt, indien deze buiten de locatie hergebruikt gaat worden, onder regime van het Besluit Bodemkwaliteit.

Energie & Duurzaamheid

Zowel op mondiaal als op nationaal niveau zijn vele belangrijke afspraken gemaakt om ons klimaat en de energiehuishouding te verbeteren. Ook binnen het gemeentelijk milieubeleid is het klimaat- en energiebeheer een belangrijk speerpunt. De ambitie is om als stad in 2050 klimaatneutraal te zijn. In 2035 dient daartoe de bebouwde omgeving klimaatneutraal te zijn. Dit is een enorme ambitie waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstellingen betekenen dat we niet alleen als gemeente veel moeten doen, maar ook de bedrijven, inwoners, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. Onze gemeentelijke energie-ambitie en doelstellingen zijn vast gelegd in het “Energie-Transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020”.

Voor energie, als speerpunt van het gemeentelijk milieubeleid, wordt voor de nieuwbouw van woningen gestimuleerd deze te bouwen volgens de normen na 2020, namelijk BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw). De ambitie blijft natuurlijk volledig energieneutraal. Deze – en meer – afspraken staan beschreven in het energie-transitie programma 2016-2020. Op bouwplan niveau wordt bekeken in hoeverre wordt aangesloten bij de vastgestelde doelstellingen van energiezuinig bouwen. De ontwikkelaar/eigenaren zijn gestimuleerd en is bekend met de gemeentelijke doelstellingen voor nieuw te bouwen woningen.

4.6 Externe veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's die samenhangen met activiteiten en handelingen met gevaarlijke stoffen. Het kan hierbij gaan om inrichtingen (bedrijven) waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen, maar ook door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water, spoor of ondergrondse buisleidingen.

Toetsingskader

De normering van risico's ten aanzien van de externe veiligheid is tweeledig, namelijk een grenswaarde (strikte wettelijke norm) voor het Plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde van het Groepsrisico (GR). Zowel het PR als GR zijn een maat voor de veiligheidsrisico's op de leefomgeving, waarbij het PR is te vertalen naar een veiligheidsafstand waarbij wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde van 1 kans op de 1 miljoen jaar dan men komt te overlijden als gevolg van een calamiteit of ramp met gevaarlijke stoffen. Het GR is daarentegen de kans dat grotere groepen slachtoffers vallen en is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR geldt een oriënterende waarde van 1. Een toename of overschrijding van de zogenaamde oriëntatiewaarde van het GR dient verantwoord te worden.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch

De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid. Het uitgangspunt hierbij is verantwoord ontwikkelen nabij risicobronnen. De beoogde ontwikkeling voorziet in woningbouw. De bewoners worden als normaal zelfredzaam beschouwd. Woningen, niet zijnde bedrijfswoningen of verspreid liggende woningen, worden beschouwd als kwetsbaar object. In het Uitvoeringskader zijn – afhankelijk van aanwezige risicobronnen – zones (gebieden) aangegeven waarbinnen bepaalde objecten (kwetsbaar, dan wel beperkt of extra kwetsbaar) niet, of al dan niet met maatwerk zijn toegestaan. De beoogde ontwikkeling vindt plaats in een aangegeven groen gebied (buiten de 325 meter van het spoor en de wegen). Kwetsbare objecten zijn hierin toegestaan.

Beschouwing risicobronnen

Hieronder is een uitsnede opgenomen van de risicokaart. De indicatieve ligging van het plangebied is met een groen kader weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002371-1401_0009.png"

Figuur: uitsnede risicokaart juli 2017

Inrichtingen (bedrijven)

Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich een LPG-tankstation (Hoogstraat 1a). Het invloedsgebied van deze inrichting is 150 meter. De planlocatie ligt op circa 600 meter en valt ruimschoots buiten het invloedsgebied. Deze inrichting wordt daarom verder buiten beschouwing gelaten. Overige relevante inrichtingen zijn niet aanwezig in de nabijheid van het plan.

Transportroutes

Water

Er zijn geen relevante vaarwegen aanwezig waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt die van invloed zijn op het plangebied.

Spoorwegen

Op circa 1000 meter ten noorden van het plangebied ligt de spoorweg 's-Hertogenbosch – Nijmegen. Deze spoorweg maakt onderdeel uit van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit de Regeling basisnet volgt dat deze spoorweg geen PR 10-6 contour of plasbrandaandachtsgebied heeft. Er is wel een invloedsgebied aanwezig die over het plangebied reikt. Echter, gezien de grote afstand van het spoor tot aan het gebied (circa 1000 m), alsook dat deze 12 woningen geen significante invloed hebben op de hoogte van het GR en de gemaakte afspraak met de Veiligheidsregio om geen advies te vragen en aanvullende eisen te stellen bij plannen buiten 325 meter van een transportroute, is het GR niet nader beschouwd.

Buisleidingen

Ten oosten van het plangebied (op circa 975 meter) is een hoge druk aardgasleiding gelegen (rood gestippelde lijn in bovenstaand kaartje). Het invloedsgebied van deze buisleiding bedraagt circa 300 meter. Het plan ligt ver buiten dit invloedsgebied en daarom wordt deze buisleiding buiten beschouwing gelaten.

Wegen

Op circa 350 meter ten zuiden van het plangebied bevindt zich de A59. Deze weg is onderdeel van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit de Regeling basisnet blijkt dat dit traject van de A59 geen PR 10-6-contour en/of plasbrandaandachtsgebied heeft. Ook blijkt uit de gegevens van het Basisnet dat het GR in de bestaande situatie niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In de nieuwe situatie zal het GR vanwege de 12 woningen niet significant toenemen (< 10 procent). Het – toch al lage - GR is daarom niet nader beschouwd.

Veiligheidsregio

Met de Veiligheidsregio is afgesproken dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied buiten 325 meter van relevante transportroutes (wegen of spoorwegen) geen aanvullende eisen vanuit externe veiligheid meer worden gesteld. Tevens is in het kader van de verantwoording van het GR niet meer nodig is om voor dergelijke ontwikkelingen advies in te winnen bij de Veiligheidsregio. Dit is conform onze 'beleidsvisie externe veiligheid'. Een advies van de Veiligheidsregio is derhalve niet gevraagd en betrokken.

Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan de belangrijke grenswaarde voor het PR en aan de aanvullende kaders die zijn vastgelegd in het Uitvoeringskader externe veiligheid van de gemeente 's-Hertogenbosch. Uit het voorgaande blijkt dat het GR geen belemmering hoeft te zijn voor het plangebied. Aanvullende veiligheidseisen zijn conform de afspraken met de Veiligheidsregio niet nodig en niet gesteld gezien de grote afstanden van plangebied tot het spoor en de Rijksweg.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor onderhavig plan.

4.7 Water

Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de 'Startovereenkomst Waterbeheer' door verschillende overheden, is de watertoets van toepassing op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch vastgelegd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

De watertoets moet ingevuld worden als een procedure. Het omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.

De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 2016. Hierin staat dat we in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem willen creëren. In het Waterplan is het hemelwaterbeleid vastgelegd. De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd. In deze waterparagraaf is toegelicht hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichting in dit uitwerkingsplan. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen na diverse overlegmomenten tussen waterschap en gemeente. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

Uitgangspunten voor integraal waterbeheer

De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:

- Gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater;

- Voorkomen van vervuiling van water;

- Schoon hemelwater kan volgens de voorkeursvolgorde worden verwerkt:

1. Hergebruik

2. infiltratie/bergen

3. afvoer;

- Hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO), zodat een ontwikkeling niet leidt tot een hydrologische

achteruitgang zowel in als buiten het plangebied. Ook mogen er geen hydrologische knelpunten

ontstaan voor huidige en vastgelegde toekomstige landgebruiksfuncties. Dit betekent dat:

  • De afvoer uit het gebied niet groter wordt dan in de referentiesituatie;
  • De grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt;
  • Grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties;
  • (grond)waterstanden in het plangebied aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied;
  • Het plangebied zo wordt ingericht dat de hydrologische gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving niet leiden tot knelpunten in het plangebied.

Daarnaast zien we water als kans voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water. Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.

Waterbergingsopgave

Het hemelwater wordt gescheiden ingezameld en geborgen. Het totale plangebied is ongeveer 3000 m2 groot. Daarvan wordt circa 1265 m2 verhard oppervlak (vanwege daken en bestratingsmaterialen). Terwijl er in de uitgangssituatie geen verhard oppervlak was. Volgens ons hemelwaterbeleid is een hemelwaterberging nodig van 60 mm per m2 oppervlak die wordt verhard. Daarmee is de totale waterbergingsopgave 76 m3.

Hemelwater

De verwerking en berging van het hemelwater van de 12 woningen zal plaatsvinden binnen het gebied dat reeds is uitgewerkt als Pelgrimhoeve Fase II en III. Hiervoor is bij de uitwerking en inrichting van dat (grotere) plangebied al rekening mee gehouden. In samenspraak met het waterschap Aa & Maas, Brabant Water en de Omgevingsdients Brabant Noord is er binnen dit plangebied gekozen om de hemelwaterberging centraal te realiseren in openbaar gebied. In de Zandstraat wordt het hemelwater en vuilwater met een gemengd riool ingezameld. Het hemelwater van de voorzijde van de huizen wordt hier ondergronds gescheiden aangeleverd op de erfgrens. In de Hoekstraat wordt het hemelwater met aquaflow verwerk. Het hemelwater van de huizen en verhardingen wordt hier bovengronds aangeboden.Aquaflow is een systeem waarmee het hemelwater in de wegfundering wordt geborgen, waarna het vertraagd wordt afgevoerd dan wel infiltreert in de bodem.

Het afgekoppelde hemelwater aan de achterzijde van de woningen zal verwerkt (moeten) worden op eigen terrein, bijvoorbeeld door het te laten uitstromen over het gazon.

Aan de voorzijde van alle woningen– grenzend aan het openbare gebied, zal het afgekoppelde hemelwater via de afwaterende opritten op 2% afschot naar het openbaar gebied stromen, waarna het via aquaflow onder de wegen wordt geborgen en infiltreert. Omdat dit plan zich bevindt in het grondwaterbeschermingsgebied, zal een meet- en monitoringsprogramma worden opgesteld door de gemeente voor het aquaflow systeem. Hiermee zal worden gecontroleerd of aan de specifieke eisen wordt voldaan die dit gebied ten aanzien van de bescherming van het grondwater gelden.

Afvalwater

Het huishoudelijke afvalwater zal aangesloten worden op een vuilwater riool. Dit stelsel zal aangesloten worden op de reeds in eerdere fases gerealiseerde riolering. Dit water wordt via bestaande gemalen afgevoerd naar de RWZI Vinkel waar het gezuiverd zal worden.

Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater wordt bij de bouw afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (zoals zink en koper) in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen zoals goten en leidingen.

Grondwaterbeschermingsgebied

Omdat de project locatie gelegen is in een grondwaterbeschermingsgebied moeten specifieke afspraken gemaakt worden met de provincie Noord Brabant. Hiervoor is - voor de uitwerking van andere fases van Pelgrimshoeve - reeds vooroverleg geweest en dit zal middels een vergunning worden vastgelegd. Tevens is de zone - grondwaterbeschermingsgebied in de regels en in de verbeelding van dit plangebied meegenomen.

Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke aspecten

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van de herziening fase 1 van Pelgrimsche Hoeve juridisch is vertaald. Het juridisch bindende deel van het uitwerkingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. In dit hoofdstuk wordt de systematiek, de opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

5.2 Opzet van de planregels

Het bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken binnen het plangebied.

Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels.

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding (plankaart). De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide onderdelen moeten altijd in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

5.2.1 Bestemmingsregels

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels: hierin worden de begrippen toegelicht en de wijze van meten omschreven. Deze aspecten zijn belangrijk voor het toepassen en intrepeteren van de regels in de overige hoofdstukken.
  • 2. Bestemmingsregels: hierin zijn de regels verbonden aan de (dubbel)bestemming en aanduiding opgenomen. Deze regels geven per bestemming een doeleindeomschrijving, bouwregels, mogelijke afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden aan. Ook geven de regels onder (dubbel)bestemmingen bevoegdheden aan tot het stellen van nadere eisen en/of de plicht voor een werk, geen bouwwerk zijnde, een omgevingsvergunning aan te vragen.
  • 3. Algemene regels: in dit hoofdstuk staan de anti-dubbeltelregel en de algemene aanduidings- bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels; onder dit hoofdstuk zijn ook de regels opgenomen die gelden voor aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied';
  • 4. Overgangs en slotregels: in dit hoofdstuk zijn de gebruikelijke regels te vinden zoals de overgangsregels voor bouwwerken en gebruik en de citeertitel.

Bestemming Wonen

Juridische toelichting met betrekking tot de in het bestemmingsplan opgenomen woningbouw typologieën

Het bestemmingsplan maakt in de bestemming 'Wonen' onderscheid tussen verschillende woningtypologieën. Hiermee kan sturing worden gegeven aan de ruimtelijke impact van verschillende woningtypologieën op de omgeving. Deze ruimtelijke impact komt tot uiting in de bouwmassa (hoogte en situering), maar ook in het aantal woningen. De woningdichtheid is van invloed op de parkeerbehoefte en daarmee op de parkeerdruk en de leefbaarheid in de omgeving.

In dit bestemmingsplan zijn uitsluitend twee-aaneen woningen en vrijstaande woningen toegestaan.

Juridische toelichting met betrekking tot erfbebouwingsregeling van de bestemming 'Wonen'

Voor het realiseren van erfbebouwing op zijerven van hoekpercelen is een aparte afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen. Dit is gedaan omdat hoekpercelen met de daarop aanwezige hoofdbebouwing zeer (beeld)bepalend kunnen zijn voor de bebouwingskarakteristiek van de aanwezige stedenbouwkundige opzet. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de percelen overhoekst (van twee zijden) waarneembaar zijn en de bebouwing bijzonder van aard kan zijn. Verder geldt dat vanuit verkeersveiligheid erfbebouwing op hoekpercelen niet wenselijk kan zijn.

Onder een zijerf wordt verstaan een gedeelte van een perceel gelegen naast een woning en aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied. In het onderstaande figuur wordt met de oranje/bruine kleur het te bebouwen hoekperceel aangegeven in een standaard situatie.

Voorwaarden voor erfbebouwing op hoekpercelen:

  • de oppervlakte van de bebouwing mag maximaal 25 m² bedragen;
  • de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • de bebouwing dient te worden opgericht achter de denkbeeldige (verlengde) lijn die het snijpunt van de voorgevellijn en de zijgevellijn raakt en ligt onder een hoek van 45° ten opzichte van de voorgevellijn, maar niet door het bouwvlak van het betreffende hoofdgebouw heen gaat;
  • de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw dient evenwijdig te zijn aan de voorgevel van de hoofdbebouwing;
  • de breedte van een aangebouwd bijgebouw bedraagt maximaal 3 meter.

Naast de bovenstaande voorwaarden kunnen er nadere eisen worden gesteld aan de minimale afstand van het bijgebouw tot de naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens vanuit stedenbouwkundige opzet van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.

Op een hoekperceel is, net als voor woningen die niet op een hoekperceel zijn gelegen, een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen om onder voorwaarden voor de voorgevellijn te kunnen bouwen (bijvoorbeeld een erker).

Voorwaarden voor de afwijkingsmogelijkheid:

  • de oppervlakte van de bebouwing mag maximaal 25 m² bedragen;
  • de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • de stedenbouwkundige opzet van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.

De maximale oppervlakte van de bebouwing van 25 m² geldt voor het gehele voorerfgebied. Dit betekent dat de oppervlakte van alle bebouwing naast het hoofdgebouw (naast de zijgevellijn) en alle bebouwing voor de voorgevellijn tezamen niet meer dan 25 m² mag bedragen.

Aan huis gebonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn niet publieksaantrekkende aan huis gebonden beroepen en bedrijven die niet meldingsplichtig in het kader van het activiteitenbesluit Wet milieubeheer dan wel vergunningsplichtig zijn volgens artikel 2.1 lid 1 sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) direct toegestaan. Voorop staat dat de woonfunctie de overheersende functie binnen de bestemming 'Wonen' dient te blijven.

Voor andere aan huis gebonden beroepen en bedrijven is voor de toelaatbaarheid een (milieuhygiënische) afweging noodzakelijk. Daarom is in het bestemmingsplan voor de vestiging van meldingsplichtige aan huis gebonden beroepen en bedrijven een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Uitgangspunt is dat de activiteit het goede woon- en leefklimaat op aanliggende woonpercelen niet aantast.

Ook voor publieksaantrekkende aan huisgebonden beroepen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Uitgangspunt bij het toelaten van dergelijke activititeiten is dat het de parkeer- en verkeerssituatie ter plaatse niet onevenredig aantast.

Gebiedsaanduidingen

Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De 100-jaarszone rond het waterwingebied Nuland is aangegeven op de plankaart met de aanduiding milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied. Dit betreft een gebiedsaanduiding die is verwoord in de algemene aanduidingsregels. In het bestemmingsplan is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen in de algemene aanduidingsregels waarmee ingerepen in de bodem, die tot aantasting van de grondwaterkwaliteit zouden kunnen leiden, vergunningplichtig worden gesteld.

5.2.2 Algemene regels

In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels en gebruiksregels alsmede de algemene afwijkingsregels opgenomen. In deze regels is bijvoorbeeld de Nota Parkeernormering meegenomen voor wat betreft het realiseren en in stand houden van voldoende parkeergelegenheid conform de Nota Parkeernormering 2016. Als deze beleidsregels wijzigen, dan wordt met die wijziging rekening gehouden.

5.2.3 Overgangs- en slotbepalingen

In dit hoofdstuk zijn tot slot de bepalingen omtrent overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de slotregel verwoord.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het onderhavige plan maakt deel uit van het grotere plangebied Nuland oost. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan hiervoor, is de financiële haalbaarheid aangetoond. Het betreft een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij woningbouwkavels worden verkocht aan particulieren, ontwikkelaars en/of corporaties.

Het plandeel waarop deze herziening betrekking heeft, bestaat uit uitgeefbaar gebied dat volledig eigendom is van de gemeente. De oppervlakte van het gebied alsmede de opbrengst veranderen niet door deze wijziging. Voor de onderhavige grondexploitatie heeft deze herziening dan ook geen financiële gevolgen. Het plan blijft hiermee financieel uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

Vanwege de beperkte bestemmingsplanwijziging en de dringende behoefte aan seniorenwoningen is ervoor gekozen om geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Initiatiefnemer heeft in het kader van experimentele inspraak omwonenden per brief geïnformeerd over de stand van zaken en de gewenste ontwikkeling.

In juni is op initiatief van de CPO-groep een brief richting omwonenden verstuurd om hen bij te praten over de ontwikkelingen van het nieuwbouwproject Samen Bouwen in Nuland, Fase II. Ook is door de CPO-groep een informatieavond georganiseerd. In totaal hebben twee huishoudens gehoor gegeven aan de uitnodiging. Deze mensen waren tijdens de avond erg enthousiast. Op deze manier is gekozen voor een alternatieve vorm van inspraak.

6.2.2 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het plan op 25 juli 2017 doorgestuurd naar de betrokken vooroverlegpartners zijnde de Provincie Noord-Brabant en het Waterschap Aa en Maas. Beiden hebben geen reactie op het plan gegeven.

6.2.3 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 25 september 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend. Het plan wordt nu ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad.